f
De „Vlissingsche Courant" en het cultureele leven
17
Kunst, amusement, publiek en pers.
De beteekenis en de plaats
van het dagblad in het gezin.
„Met jeugdige frischheid temidden
van het ontzaglijk gebeuren".
Dagblad en Cultuur.
A.G.O. wenscht geluk.
Pers en Film.
I
Door J. OTTE.
Onder hen, die in den loop der jaren de
bouwstoffen leverden, .waaruit nu reeds
driekwart eeuw de „Vlissingsche Courant"
werd samengesteld, wordt gewis wel' nie
mand gevonden, die steeds van iedereen,
die kennis nam van den inhoud van dit
dagblad, de volle instemming over zijn ar
beid kon verwerven.
En dit is gelukkig ook, vermits hieruit
blijkt, dat de courant, waarvan het pu
bliek verwacht, soms wil, dat zij iets zegt
er. er een eigen oordeel op nahoudt, mid
dels hare organen aan deze verwachtingen
heeft beantwoord c.q. aan deZen eisch
heeft voldaan voor zoover zulks volgens
menschelijke berekening en capaciteiten
mogelijk was.
Bij een gewestelijk blad nemen onder
deze werktuigen de recensenten wel een
voorname plaats in, daar zij de personen
zijn, die 'het publiek vertellen niet alleen,
wat het verloop van een gebeurtenis, voor
stelling, concert, uitvoering, e.d. was, maar
daar tevens nog een beschouwing invlech
ten of aan vastknoop en en zich daarbij
niet louter bepalen tot het goede en mooie,
maar naar hun beste weten ook de aan
dacht vestigen op datgene, wat niet of
minder door den beugel kon, omdat de
Pers naast haar functie van feitenvermel
ding nog een hoogere roeping heeft en wel
een cultureele taak heeft te vervullen in
het belang van den mensch en de mer.sch-
heid. En daarmede heeft de critiek haar
intrede gedaande critiek, welke soms
zeer veel stof kan doen opwaaien, al is zij
nog zoo goed bedoeld. Want nimmer neemt
een recensent zich voor, oin iemand of iets
te treffen steeds beoogt hij verbetering
van het gewraakte om daardoor iets bij te
dragen tot de beschaving en den ontwikke
lingsgang van het mensclidom. Toch heb
ben, wanneer eeii verslag niet meevalt, de
courant Of de verslaggever of beiden het
nóg al eens gedaan. De Redactie had het
niet mogen plaatsen en de recensent is
niet objectief geweest, heet het dan.
Nu blijft m.i. een verslag altijd subjec
tief. Ik althans heb er steeds naar ge
streefd een persoonlijke meening, een be
schouwing van mijzelf, te lanceeren, welke
in zooverre objectief bleef, dat mogelijke
bijkomstige factoren als bijv. de mooie
oogen van een zangeres geen gewicht in
de schaal legden of haar invloed deden
gelden bij de beoordeeling van haar zang
kwaliteiten. Ook tot het systeem om een
zaal af te grazen en bij diverse personen
te informeeren, teneinde te trachten uit al
die verklaringen een cocktail te mixen,
welke hèt oordeel van het publiek weergaf,
heb ik nimmer mijn toevlucht genomen.
Steeds heb ik me bepaald tot een „coup
la maison" en naar eerlijke overtuiging
geschreven, wat mij ervaren was, be
proefd mijn indrukken van geest en ge
moed weer te geven en in een goeden vorm
te gieten, daarbij, in verband met de
hooge waarde van de menschelijke persoon
lijkheid en daar niemand zijn meening bin
dend mag verklaren voor anderen, steeds
stilzwijgend ruimte latend voor anderen
cm er desnoods geheel contrarie over te
denken, echter onder beding, dat eenzelfde
standpunt van respect ook omgekeerd ten
opzichte van mij werd gehuldigd. Dit mooie
beginsel is door de Redactie nimmer prijs
gegeven tegenover hen, die zich nog niet
tot deze hoogte hadden opgewerkt.
Schoon gedragen door deze wetenschap,
valt het schrijven van een verslag lang
niet altijd gemakkelijk. Vóór alles moet
liet gebodene een recensent inspirecren.
Hier ontbreekt wel eens wat aan. Het
prestige en de waardigheid van het blad.
dat hij vertegenwoordigt, de zedelijke ver
antwoordelijkheid tegenover zijn Redactie,
het publiek enzijn eigen geweten,
brengen mede, dat een recensent boven
alles eerlijk blijft en zich nauwgezet hoe
den moet voor onbekookt geschrijf („Eer is
teer" placht onze oud-redacteur, de heer
D. A. P. de Zeeuw, dikwerf te zeggen),
hetwelk „de Koningin der Aarde" zoo licht
van haar aureool berooft.
Het uitgebreide terrein van kunst en
amusement, dat ondergeteekende zich reeds
vele jaren zag toegewezen, daar „De Vlis-
singer" zich binnen de grenzen der nor
male mogelijkheden steeds op het stand
punt stelde om aan alles op dit gebied vol
gens het beginsel der neutraliteit, dus on
geacht richting of kleur, zoowel aan het
werk van de eenvoudigen van geest als
aan dat 'van hooger plan, zoowel aan di
lettanten als kunstenaars, aandacht te
schenken, heeft hem wel eens voor moei
lijke problemen geplaatst, wier uiteinde
lijke oplossing wellicht minder aangenaam
was voor de daarbij betrokkenen. Prettig
heb ik dat zelf ook nimmer gevonden. In
tegendeel Om een beeld te gebruiken
het was me steeds een vreugde iemand
m gala of avondtoilet te kunnen steken
en het deed me oprecht leed, wan
neer als eenig omhulsel een ringvingerver
siering dreigde over te blijven. Men noude
zich echter overtuigd, dat, evenals Directie
en Redactie, ook ik steeds den vooruitgang,
de voortgaande beweging en bloei, heb
willen dienen.
Uit den aard der zaak kwam ik met,
alle lagen der bevolking, ook buiten Vlis-
singen, zoowel mondeling als schriftelijk,
in aanraking, waarbij mij meerdere malen,
is gebleken, dat de door mij gevolgde
wijze van werken over het algemeen in
stemming vond, ja zelfs door alleszins tot
oordeelen bevoegden werd geapprecieerd.
Deze mededeelingen zijn mij altijd spon
taan geworden, daar ik, mijn onvolmaakt
heid als mensch volkomen bewust en er
kennende, dat elk onderwerp door het pu
bliek terecht als door tallocze facetten
bekeken kan worden, nimmer om adhaesie
heb gevraagd.
Indien de in dit artikel neergelegde be
ginselen dan ook voor de toekomst richt
snoer blijven en, gegrondvest op de waar
heid, dat wij allen menschen zijn, wien
nists menschelijks vreemd is, aanvaard
worden in het complex kunst, amusement,
publiek en pers, dan twijfel ik in het laat
ste eeuw-kwart, hetwelk de „Vlissingsche
Courant" thans ingaat, niet aan een pret
tige verstandhouding, onderlinge waardee
ring en vruchtbare samenwerking.
Door J. MARIJS,
Voorzitter C.K.W.O.
Niemand zal in onzen tijd kunnen tegen
spreken, dat het dagelijks verschijnende
nieuwsblad in het leven der bevolking van
stad en gewest een voorname plaats in
neemt. Wij kunnen het ons nauwelijks in
denken, dat er een tijd is geweest dat de
bevolking van stad en land schier van alle
nieuws verstoken was en het dagen en
weken duurde, voor zelfs de belangrijkste
gebeurtenissen tot algemeene bekendheid
kwamen.
Hoe is de tijd in dit opzicht veranderd.
Telegraaf, telefoon, radio en in de laatste
jaren de telex, brengen de nieuwsberichten
in enkele minuten uit alle streken van den
aardbol op de redactie-bureaux der dagbla
den binnen.
Ook het dagbladbedrijf heeft in de laat
ste jaren een geweldige verandering onder
gaan en met name de service is enorm uit
gebreid.
Met de uitbreiding van het dagbladbe
drijf heeft ook de belangstelling van den
lezerskring in het dagelijksch gebeuren ge
lijken tred gehouden. De tijd is gelukkig
reeds lang voorbij dat de zgn. „gewone
man" in het gebeuren van allen dag geen
of maar nauwelijks belang stelde.
De sociale verheffing van den arbeiden
den stand heeft ook hieraan een krachti-
gen stoot gegeven, evenals de politieke
mondigheid, in ons land zelfs van mannen
èn vrouwen.
In gelijke mate is dit het geval geweest
op cultureel terrein. Groot is het aantal
cultureele vereenigingen, welke overal in
den lande zijn opgericht, die ten doel heb
ben de bevolking wetenschap en ontwikke
ling bij te brengen.
W\j behoeven hiervan geen nadere defi
nitie te geven in de ons hier beperkt toe
gemeten ruimte.
Wanneer wij ons bepalen tot onze goede
stad, is het voor iedereen duidelijk, op
welke vereenigingen wij hier het oog heb
ben. Voor eiken kring en levensrichting is
hier ter stede gelegenheid zich bij een der
gelijke veréeniging aan te sluiten.
Ongetwijfeld is de invloed van de „Vlis
singsche Courant" op de ontwikkeling van
het cultureele leven in ons gewest, van
niet geringe beteekenis. Als men de vele
jaargangen van ons dagblad nog eens na
slaat, bemerkt men hoe velerlei en toch
verscheiden recensies in den loop der jaren
de kolommen vulden.
Welke is de beteekenis. van een deskun
dig verslag en wordt er ook van de zijde
der betreffende vereenigingen en het lezend
publiek prijs op gesneld en rekening mede
gehouden
De groote beteekenis ligt o.m. wel in het
feit, dat in een objectieve bespreking van
een door een of andere cultureele vereeni-
ging gegeven uitvoering, ten goede komt
aan de vereeniging zélf. Men kan rekening
houden meteventueele 'opbouwende critiek
en zich daarnaar in de toekomst richten.
Het is niet in getallen uit te drukken,
doch wjj zijn -er van overtuigd, dat door de
geregelde uitvoerige verslagen van uitvoe
ringen die zich haast altijd, niet bepaal
den tot een uitsluitend critische beschou
wing in dé „Vlissingsche Courant", het
ledental der resp. vereenigingen ten goede
is be'in vloed.
Wij weten uit ervaring, dat, de besturen
de verslagen in de „Vlissingsche Courant"
steeds op hoogen prijs stellen, en daaraan
dan ook' de noodige waarde hechten.
En.de leden der resp. vereenigingen zelf?
Het is eigenaardig Het overgroote deel
heeft de lezing of uitvoering bijgewoond
is dus volledig op de .hoogte van hetgeen
op dien avond geboden is. Toch t kijkt men
verlangend uit naar'het oogenblik dat de
bezorger de courant in, de bus stopt en het
volgend oogenblik ligt het blad uitgespreid
op tafel en speuren vele oogén de rubriek
„Stadsnieuws" door om dan- te-blijven rus
ten op het gezochte en dit met intense be
langstelling door te lezen. Natuurlijk ge
beurt het soms wel, dat het verslag aan
leiding geeft tot commentaar. Of men
steeds tevreden is? Dit behoeft ook niet,
als het doel maar bereikt wordt opbou
wend en opvoedend werk te doen, hetwelk
de vereenigingen ten goede komt, doordat
men het geschrevene op zich in laat ver
ken.
Wij zouden niet gaarne willen beweren,
dat elke lezer der „Vlissingsche Courant"
voor zich persoonlijkelk nummer van a tot
z leest, doch zeker is, dat ieder zoo zijn
eigen interesse voor bepaalde rubrieken
heeft. Zoo is de „Vlissingsche Courant" bij
haar lezers en lezeressen een goede en
gaarne geziene bekende geworden, -die
eiken dag. met verlangen wordt verwacht.
Dit is niet te. bc-ud gesproken. Zie maar
een?, als de krant door een technische sto
ring in het bedrijf bijvoorbeeld, wat later
dan gewoonlijk,bezorgd wordt. De huisge-
nooten zeggen al spoedig tot elkaar „Wat
is de krant vanavond laat en „Waar
blijft de krant toch?" Zij loopen eens naar
de deur en kijken de straat langs cf de be
zorger nog niet in zicht is. En dan de
telefoontjes
Zoo leest ongetwijfeld ook een groot deel
van het lezerstal de cultureele verslagen
en deze zullen niet nalaten hun invloed ten
goede uit te oefenen op de toetreding tot
de resp. vereenigingen, al naar gelang de
richting, waartoe men zich aangetrokken
gevoelt.
Zoo vervult de „Vlissingsche Courant"
als dagblad haar cultureele taak, getrouw
aan het devies, hetwelk uitgevers en re
dactie zich hebben gesteld een betrouw
bare gids te zijn op velerlei terrein van het
rijk geschakeerde leven.
Moge dit ook in de komende jaren het
geval zijn en moge de band tusschen le
zers en krant bestendigd blijven.
Door M. A. VAN POPERING,
Voorzitter van het Instituut voor
Arbeiders-ontwikkeling, afdceling
Vlissingen
Gaarne voldoe ik aan Uw verzoek om
ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan
van Uw blad iets te vertellen over de erva
ringen, die wij als bestuur van het Insti
tuut voor Arbeiders-Ontwikkeling daarbij
mochten opdoen.
Uit den aard der zaak zal, waar ons
Instituut nog slechts een twaalftal jaren
bestaat, alleen over die periode iets verteld
kunnen worden.
Niettemin acht ik dit tijdperk, waarin de
omstandigheden op allerlei gebied zoo snel
wisselden en waarin veranderingen en ge
beurtenissen in een razend tempo zich aan
ons voordeden, wat aan de krant de hoogste
eischen stelde, van genoegzaam belang om
er hier de aandacht aan te wijden.
De Franschen zeggen „de krant is een
Heer". Deze uitdrukking is, gelukkig zou
ik zeggen, niet in alle opzichten juist.
Zeker gaat dit gezegde niet op wat den
leeftijd betreft. Indien dit zoo was, zou bij
een 75-jarige alléén van een terugzien op
een misschien nuttig besteed leven sprake
kunnen zijn. Immers onze dichter Da Costa
heeft eens beweerd, „dat een mensch
slechts eenmaal een periode van kracht en
ontwikkeling bereikt en daarna onverbidde
lijk den neergang volgt tot het einde
Als dus genoemd Fransch gezegde ook
in dit opzicht toepasselijk zou zijn, vrees ik
dat wanneer de periode van kracht en ont
wikkeling niet reeds voorbij was, ze spoe
dig zou. moeten aanbreken, waarbij de
kans op het eerste grooter zou zijn dan op
het laatste.
Ontegenzeggelijk zullen er kranten ge
weest zijn en waarschijnlijk zijn die er nog,
die het tempo van dezen tijd niet kunnen
volgen, welke aan de hooge eischen, die
aan een krant worden gesteld, niet kunnen
voldoen en aan verval van krachten ten
gronde gaan.
Ik meen, dat de grootste verdienste bo
het 75-jarig jubileum Uwer krant hierin
bestaat, dat geen ouderdoms-gebreken
moeten worden geconstateerd, integendeel
dat ze met jeugdige frischheid en ruimen
blik staat te midden van het ontzaglijk ge
beuren van de snel wisselende en geweldigc-
problemen van dezen tijd. Uiterlijk en
innerlijk goed verzorgd, met open oog voor
alles wat zich in engeren, maar ook ir>
breederen kring, afspeelt.
Het stemt tot voldoening, dat wij bij dit
jubileum mogen vaststellen dat ook onze
vereeniging, over de medewerking van Uw
blad bij de uitoefening van de cultureele
taak, niet heeft te klagen gehad. De betee
kenis hiervan mogen wij niet onderschatten.
Uw krant heeft, meen ik, aan zijn roe
ping bekendheid te geven aan alles wat
voorvalt op verschillend terrein des open
baren levens, ten zeerste voldaan.
Moge deze taak nog lange jaren zoo ver
staan blijven en de waardeering over 25
jaar, wanneer ge Uw eeuwfeest zult vieren
zal niet minder zijn dan nu het geval is bij
het 75-jarig bestaan.
Door J. P. VERMAAS,
Secretaris Nutsdepartement Vlissingen.
„Van grijsaard tot grijsaard" zou deze
bijdrage runnen luiden. En omdat het pret
tig is met tijdgenooten van gedachten te
wisselen, voldoet het Nut gaarne aan het
vriendelijk verzoek van Directie en Re
dactie van de „Vlissïhgsche Courant" voor
haar jubileum-nummer een bijdrage af te
staan en iets te vertellen over zijn erva
ringen met dit blad. Die taak is niet ge
makkelijk, misschien omdat zij è.1 te ge
makkelijk is. Niet gemakkelijk, omdat de
onderteekenaar van dit epistel niet 75 jaar
lang het secretariaat van het Nutsdeparte-
ment Vlissingen waarneemt en è.1 te ge
makkelijk, wijl er een merkwaardig samen
vallen van sfeer in de verhouding tusschen
„Vlissingsche Courant" en het Nut is.
Want wat willen beide?
De „Vlissingsche Courant" is een neu
traal blad. Men zegt, dat neutraliteit in
absoluten zin niet bestaanbaar is. Daarge
laten of deze stelling juist is de Spino
zist, Mr. Carp publiceerde een artikel,
waarin het begrip „neutraliteit" langs
wijsgeerige redeneering bestaan en inhoud
werd gegeven mag men zeggen, dat het
de Redactie steeds ernst is geweest in haar
streven naar objectiviteit.
De reeds in 1784 opgerichte Maatschappij
tot Nut van 't Algemeen nu wil niet an
ders. In artikel 3 van de Nutswet lezen wij
als doelstelling „algemeen volksgeluk te
bevorderen onafhankelijk van eenige ker
kelijke of staatkundige partij". In haar is
dus plaats voor ieder, zooals de neutrale
courant niet als handvest dezelfde wet
in haar kolommen geen voorkeur in
principieele zaken aan den dag legt.
In de opvoedende taak gaan dagblad en
het Nut hand in hand zelfs durf ik de
stelling aan, dat het dagblad men ver
gelijke den toestand van 1784 met dien van
1938 die taak voor een belangrijk deel
heeft overgenomen. En indien de doelstel
ling gelijk hier een en dezelfde is,
kan het niet anders of de verhouding tus
schen „Vlissingsche Courant" en Nutsde-
partement Vlissingen is steeds van de aan
genaamste soort geweest en zal ongetwij
feld aldus blijven. Boven spraken wij van
een opvoedende taak. Die is in onze dagen
moeilijk te volbrengen. In deze tijden van
oppervlakkige over-accentuatie vraagt men
wat anders, vraagt men ontspanning of
meer nog overspanning. Als het om de
concurrentie gaat zal het blad met de
groote koppen en zwaar verluchte artike
len het verder brengen dan dat met den
gedegen en rustigen, maar dieper grijpen-
den inhoud. En van het Nut vraagt men
wel eens of verlangt men al dan niet
uitgesproken ontspannings-, desnoods
amusements-vcreeniging te worden. Toch
moet het duidelijk zijn, dat men hiermede
bet vormende element geweld aandoet en
schijn voor wezen verlangt.
Daarom spreken wij de hoop uit, dat de
„Vlissingsche Courant" bij voortduring
voor ons werk de belangstelling aan den
dag blijft leggen, als tot dusver betoond,
opdat onze stem, d'e wij doen opklinken
van onzë Nutsavonden. maar bovenal ook
in ons Nutswerk ter plaatse (spaarbank,
fröbelschool, bibliotheek en voorschotbank)
beter en beter verstaan worde.
Een taak, die wij de „Vlissingsche Cou
rant", ter wille van haar eigen doelstelling,
toewenschen te volbrengen in dezelfde
mate van objectiviteit als zij gedurende
driekwart eeuw aan den dag heeft gelegd.
Door Mr. P. M. W. J. VAN DER SLIKKE,
Voorzitter Algemeene Geestelijke Ontwik-
keling.
Aan uw verzoek, een bijdrage te leveren
voor het jubileumnummer van uw blad,
hetwelk U zich voorstelt te doen verschij
nen ter gelegenheid van het 75-jarig be
staan van de „Vlissingsche Courant", vol
doe ik gaarne.
In de eerste plaats moge ik U, Directie
en Redactie van de „Vlissingsche Courant",
mijn gelukwenschen aanbieden bij dit jubi
leum, waarbij ik de hoop uitspreek, dat
Uw blad nog tal van jaren in voortdurend
toenemenden bloei en met zich voortdurend
uitbreidenden lezerskring, zal blijven voort
bestaan.
In verband met uw vraag, iets te willen
mededeelen over het contact, dat ik in
mijn qualiteit van voorzitter van A.G.O.
met uw blad heb gehad, kan ik beginnen
met de opmerking, dat dit contact slechts
zeer gering is geweest. Immers, het beeft
zich bepaald onzerzijds tot het opgeven
van mededeelingen en advertenties betref
fende de door onze vereeniging te geven
voorstellingen, en uwerzijds tot het in uw
blad opnemen van besprekingen onzer voor
stellingen. Eigenlijk is deze opsomming on
volledig, want ik verzuimde daarbij nog te
vermelden, dat uw vroegere tooneelver-
slaggever een trouwe comparant was op
onze ledenvergaderingen en daar vaak nut
tige wenken heeft gegeven voor de samen-
stélling van onze programma's. Wat de
door U gepubliceerde besprekingen onzer
voorstellingen betreftzelfs bij enkele ma
len voorgekomen verschil van waardeering
omtrent het gebodene, heeft de welwillende
en opbouwende toon uwer critieken het
bestuur van A.G.O. steeds aangenaam ge
troffen. Het -s nu eenmaal, ook op het ge
bied van tooneel e.d., niet mogelijk het
iedereen naar den zin te maken, en juist
daarom doet waardeerende critiek, als door
uwe verslaggevers geleverd, weldadig aan.
Ik moge dit schrijven besluiten met den
wènsch, dat ook in de toekomst de ver
houding van uw blad en de vereeniging
A.G.O. van den meest aangenamen aard
moge zijn,
^J\J
Door AD. METS Jr.,
Een der filmrecensenten van
ons dagblad.
Het recenseeren van films werd een klei
ne twintig jaren geleden een gebeurtenis in
de ontwikkeling van de „Vlissingsche Cou
rant". Hoe goed herinneren wij ons, dat de
eerste recensie, welke nu niet bepaald gun
stig uitviel, prompt gevolgd werd door een
absoluut toegangsverbod voor den film
recensent. Sedert hebben wij heel wat
.voetstappen in een onzer Vlissingsche bios
copen staan en hebben gedurende dezen
toch wel langen tijd, waarin zich op tilm-
gebied zoo'n groote evolutie voltrok, met
genoegen onze wekelijksche film-bijdrage
in ons blad geschreven.
Want de dreigende hand viel niet r-eer,
integendeel, werd een hoffelijk gebaar,dat
met nadruk de courant verzocht het meu-
we verschijnsel voldoende aandaent te
schenken. De toenmalige directeur van „Al-
hambra" was een te commercieel man om
niet een „feeling" te hebben voor de on
weerstaanbare, komende machten, welke
uit de filmexperimenten zouden groeien en
om niet te oegrijpen, dat voorlichting en
medewerking der Pers onafwijsbare voor
waarden waren om dezen gang te kunnen
gaan.
In verbluffend korten tijd is een film
vorm ontstaan, die zich met haar karakte
ristieke uitdrukkingsmiddelen tot alle
menschheid richt, en waarin men vrywel
eiken inhoud kan gieten. Zelden heeft een
middel tot verbreiding van algemeen men
schelijke behoeften der kennis en der over
tuiging zoozesr het bestaande overrompeld
er op den achtergrond gedrongen.
Zonder de Pers kon en kan de bioscoop,
die in een phenomenale ontwikkeling tot de
meest populaire en geliefde ontspannings-,
ontwikkeling^- en amusementsgelegerneid
gegroeid is, zeer zeker niet. Omgekeerd
had en heeft ook de Pers aan dit, uniek
zoowel als universeel, verschijnsel van on-