KOM) SOEST DIJK. FEUILLETON Helga's beproeving ■H In een eentonige reeks gaan de dagen voorbij. Men wacht en doodt den tijd met allerhande spelletjes. Een medewerker schreef ons d.d. giste ren Er gaat een gerucht, dat een autobus ondernemer excursies gaat organiseeren naar het Badhotel. Heel prettig voor den charmanten ouden heer H. de Giaaff, directeur van het ho tel, die jarig is vandaag en deswege in de belangstelling van velen staat als de va der van een gioote familie. Maar overigens een onbegrijpelijk plan. De meest op den voorgrond tredende emotie van een kleinen jongen, die voor den eersten keer een dierentuin bezoekt, is, dat de wilde dieren eigenlijk toch maar heel tamme, in ieder geval onzegbaar luie en onverschillige exemplaren zijn, en dat .moge het al leerzaam zijn van hun af wijkende lichaamsvormen en huidkleuren kennis te nemen het toch wel erg te genvalt, dat ze zoo weinig verscheurend optreden. Indien de vergelijking niet oneerbiedig zou zijn jegens de vertegenwoordigers van de Koningin der Aarde, zou men de toe komstige indrukken van de toekomstige inzittenden van opgemelde autobus kunnen vergelijken met die van den eveneens voor noemden jongen. Ja, zelfs zullen deze toe komstige bezoekers, wanneer zij op uiter lijke kenteekenen zullen moeten afgaan in hevigen twijfel kunnen komen te verkee- ren, welke exemplaren, van de men- schelijke soort zij moeten beschouwen als behoorend tot de te bezichtigen categorie en welke tot de bezichti gende welk bezwaar in een dierentuin althans niet zoo ernstig wordt gevoeld. Slechts zeer goede opmerkers zullen onder het gezelschap van niets dan normale bur gers de vertegenwoordigers der internatio nale pers kunnen ontdekken, aan symp tomen van goede voeding gepaard aan een gebrek aan slaap en lichaamsbeweging, of aan de berustende kalmte, waarmede zij hun stoelen bezet houden, of aan de lang dradigheid van him gesprekken, of aan de keuze hunner vermaken als daar zijn scha ken, dammen en meer van dergelijk uren- vullend tijdverdrijf. De bezoeker moet het al bijzonder goed treffen, als hij een oogen- blik meemaakt, waarop in de conversatie zaal de al te rustige spanning zich even ontlaadt en een Engelschman, tot ergernis van rustende Nederlanders, loeiend een community song gaat leiden of een Neder lander, tot ergernis van rustende Engel- Bchen, in een paar seconden zich van zijn luidruchtigheid voer een paar dagen ont doet. De bezoeker zal dan echter tevens versteld staan van het flegma, waarmee de collega's reageeren, of liever, niet rea- geeren, op deze kortstondige ontladingen en hij zal zich verbazen over de gemelijke stilte, die dan plotseling weer pleegt te vallen. Wij journalisten beleven hier nu eenmaal dagen met ochtenden, middagen en avon den, en dan weer dagen met weer ochten den, middagen en avonden, in een een tonige reeks, welke alleen kan worden verbreken door den ochtend eens een keer voor den nacht te ruilen, overigens een nacht als alle andere nachten. Wat is Soestdijk? Een hotelkamer, waar wij slapen, een eetzaal waar wij eten, een conversatiezaal, waar wij zitten. Wij ken nen elkaar nu. De meesten van ons ken den elkaar reeds lang te voren, inbegrepen de Amsterdamsche rechercheurs, die hier zijn neergestreken. Wij zijn hier niet „uit", wij beleven niets, wij zien elkaar aan of wij hier altijd zijn geweest, wij zijn melig. Wij wachten, wachten op den plotselingen ommekeer, die komen moet, de ommekeer, die zich onweerstaanbaar aankondigt in de oranje bloemetjes op de tafeltjes, de oranje papiertjes aan de lampen, het oranje bloese-tje, dat een Engelsche journaliste heeft gekocht en de houten sinaasappeljes, waarmee de buitenlanders pronken. Maar de voornaamste symptomen van dien omme keer zijn nog afwezig. Wy bespieden eiken hofdignitaris en zijn bewegingen en raken gewend aan de serene rust en de onver stoorbare regelmaat van hun etenstijden en vermaken. Wij kijken eiken ochtend of de Prins uitrijdt en hij doet het met een regel maat zonder afwijkingen. Wij komen met even groote regelmaat aan de weet, dat Prinses Juliana des middags heeft gewan deld of een rijtoer heeft gemaakt. Wij" staan eiken dag voor het paleishek, dat er eiken dag precies zoo uitziet als den vori- gen. Bij avond branden telkens achter de zelfde ramen lichten, en zij worden steeds op hetzelfde uur gedoofd. Het weer is nu eens zonnig en dan weer regenachtig, doch wij hebben genoeg van klimatologische ly riek, van druipende boomtakken, weemoe dige dennebosschen en veelbelovende oranjezomietjes. Wij bespieden dr. De Groot en komen alleen te weten, dat hy vanmiddag rustig een uurtje is gaan kuie ren. Wij informeerden naar de aankomst van zuster Romke Vermeer, de nachl ver pleegster van de Prinses, doch vernemen, dat zij nog in Den Haag vertoeft. Zoo verstompt onze spanning tegen den blinden muur der onwetendheid. RECHTSZAKEN Voor-oorlogsche bankbiljetten der Duitsche Rijksbank. Kan uitbetaling in goud worden gevorderdf Kan de uitbetaling van Duitsche voor- oorlogsche bankbiljetten van de Duitsche Rijksbank in goud worden gevorderd? Deze vraag is de kern van een vorde ring, welke de heer Bruno Salzmann te Arn hem heeft ingesteld tegen de Duitsche Rijksbank om terugbetaling van een be drag van 9.437.715 R.M. in goud voor voor- oorlogsche bankbiljetten, in welke zaak gisteren voor het Arnhemsche gerechtshof pleidooien zijn gehouden. De Arnhemsche rechtbank, die in eerste instantie over deze zaak te beslissen kreeg, had eischer niet ontvankelijk in zijn vordering verklaard, o.m. op grond in de overweging, dat niet beyezen is, dat de geproduceerde bankbil jetten uiteraard deposito-bewijzen van goud zijn, terwijl evenmin bewezen is, dat acci denteel een of meer der geproduceerde bil jetten tegen overgifte van goud zijn uitge geven. Voor eischer trad op mr. J. W. Dekker uit 's-Gravenhage, voor gedaagde mr. H. G. W. Worst uit Amsterdam. Mr. Dekker wees er in zijn pleidooi op, dat het hier niet betreft een vordering tot uitbetaling van geld, doch om een vorde ring tot uitbetaling van gouden munten, zooals nadrukkelijk op de biljetten vermeld staat. Deze gouden munten zijn er en die zullen dus geleverd moeten worden. Een debiteur kan nog zoo insolvabel zijn, het recht van de vordering blijft voor de volle honderd procent bestaan. En al is de koers-- waarde van een obligatie gering, als de déconfiture der maatschappij voorbij is en de obligatie is goed, dan moet de obligatie- houder zijn geld hebben. Bij de Duitsche muntwet van 2 Augus tus 1914 hebben de Reichsbank-noten hun karakter behouden er werd toen slechts een faciliteit voor de Rijksbank verleend, nl. een uitstel om gouden munten te be talen. Bij de nieuwe Duitsche tankwet van 1924, is de verplichting tot betaling van goud hersteld. De Rijksbank zelf kan niet bepalen, dat haar plicht om de biljetten in te lossen is vervallen. Dat kan alleen door de wet gebeuren en de wet heeft het niet gedaan. Bovendien als deze biljetten geheel waar deloos zijn, waarom worden ze dan als de viezen beschouwd Spr. betoogde ten slotte dat de ontevre denheid over de houding der Rijksbank een internationaal karakter draagt en conclu deerde tot toewijzing van de vordering van eischer. Namens gedaagde pleitte vervolgens mr. H. G. W. Worst. Pleiter voerde aan dat het verklaarbaar is, dat Duitschland niet wil, dat nog veel van deze biljetten naar het buitenland gaan, omdat bekend is, dat er diverse combinaties zijn, die al deze biljet ten opkoopen in de hoop, dat de procedures nog eens succes zullen hebben. De vordering is niet ontvankelijk, omdat volgens de dagvaardiging betalen te Arn hem wordt gevorderd. Volgens de Duitsche bankwet behoeft de Rijksbank slechts te Berlijn of aan een van haar bijkantoren te betalen. De historische ontwikkeling van het bankbiljet doet niets ter zake. Het betreft eenvoudig de vraag of de biljetten waarde loos zijn of niet. Ket is algemeen bekend, dat ze inderdaad waardeloos zijn. Het doet er dus niet toe, welk recht de biljetten gaven toen ze nog niet waardeloos waren. Er kan geen vordering meer op worden gebouwd. Bij de bankwet van 1914 is de betalings plicht opgeschort. De bankwet van 1924 verplichtte de Rijksbank alle tot dusver uitgegeven bankbiljetten in te wisselen. Op 5 Maart 1925 heeft het bestuur der Rijks bank alle houders van bankbiljetten opge roepen om deze in te wisselen. Blijkens een publicatie van 15 April 1930 zijn alle bil jetten van vóór 5 Juli 1925, dus ook de vooroorlogsche „kraftlos'' geworden. Spr. concludeerde derhalve tot bevesti ging van het vonnis der rechtbank. Het vonnis van het Hof volgt later. De Mijdrechtsche millioenenzaak. Verzoek tot revisie. De Mijdrechtsche millioenenzaak, een strafzaak, die destijds veel stof heeft doen opwaaien, is nog niet ten einde. De beide verdedigers van den Mijdrechtschen kwee- ker J. B., mr. J. A. P. ten Bokkel en mr. L. J. Venhuizen, hebben namens hun cliënt een verzoek tot revisie ingediend bij den Hoogen Raad. Eenige jaren geleden overleed op hoogen leeftijd de weduwe van Wielingen te Mij drecht. De vrouw was een schatrijke land- eigenares en na haar dood heeft de kwee- ker aanspraken op haar erfenis doen gelden. Uit «en groot aantal door hem over gelegde stukken schuldbekentenissen, cessies en koopacten, die voor een groot deel reeds jaren geleden door hem geregi streerd waren zou moeten blijken, dal een belangrijk deel der erfenis aan hem toekwam. Men vermoedde echter, dat de stukken valsch waren en na een uitvoerig onderzoek, waarin verschillende schriftkun digen hun pro en contra lieten hooren, stond de man terecht wegens valschheid in geschrifte. Uiteindelijk veroordeelde het gerechtshof te Amsterdam hem tot vier jaar gevangenisstraf. Tijdens zijn gevan genschap legde hij in het civiele geding op nieuw stukken over, eveneens onderteekend door wijlen mevrouw van Wieringen. Op nieuw betwistte de tegenpartij de echtheid, wat ten gevolge had, dat een tweede straf vervolging tegen den kweeker werd inge steld. De rechtbank legde hem twee jaar op, doch na een langdurige hooger beroep- behandeling werd hij in dit tweede proces door het Hof tot één jaar veroordeeld, waarbij in aanmerking werd genomen, dat hij nog een deel van de eerste straf moest uitzitten. In October jl. hij had toen bij na vier-en-een half jaar in de strafgevan genis doorgebracht werd hem de rest van de straf kwijtgescholden. Thans vraagt deze man revisie van de beide veroordeelingen, daar volgens hem nieuwe feiten aan het licht zijn gekomen, die zijn onschuld zouden kunnen bewijzen. De zoogenaamde „super vertrouwensman", een groote onbekende, die in de processen een belangrijke rol speelde, is ontdekt, doordat hy zich bij de verdediging heeft aangemeld. De kweeker heeft steeds volge houden, dat hij de vertrouwensman was van de oude rijke weduwe en niet de Mij drechtsche notaris, die haar zaken behan delde. Kort voor haar dood was er echter een soort super vertrouwensman op het tooneel verschenen, een man, die -B. niet kende, doch van wiens bestaan hij meer dan eens uit den mond van mevrouw van W. gehoord had. Na de verschijning van dezen geheimzin- nigen persoon vertrouwde mevrouw van W. hem nog wel, doch minder dan vroeger. De groote onbekende was door haar met het opper 'cht balast. Die onbekende is tij dens de processen als zoodanig achter de schermen gebleven, omdat hij aannam, dat hij het zonder hem wel klaar zou spelen. Tijdens en na de veroordeeling liet, zoo vertelde hij aan den verdediger, het geval hem niet met rust, zoodat hij besloot zijn identiteit bekend t* maken. In 1931, zoo vertelde hij verder, had hij met mevr. van W. kennis gemaakt. Hij wist zich in haar vertrouwen te dringen en uit haar mond hoorde hij, dat de stuk ken, waarvan de echtheid later zou worden betwist, en die zouden leiden tot de veroor deeling van den kweeker, inderdaad echt waren. Hy had Geprobeerd B. uit het ver trouwen van de oude vrouw te stooten, doch dit was hem niet gelukt. Wel had de ze hem opgedragen tijdens haar leven en na haar dood e oogje op den kweeker te houden, en te zorgen, dat hij de legaten uit keer 'a, die zij had genoteerd op een lyst. In 1931, zoo vertelde deze geheimzinnige persoon verder, had hij by mevr. van W. een r»ak stukken gehaald en tevens een som geld ontvangen. Deze stukken, die alle liepen over de betrekking tusschen mevr. van W. en den kweeker, had hij later, zon der zich bekend te maken, aan de verdedi ging gestuurd. Aanvankelijk toen B. in de gevangenis vertoefde had de anony mus aangeboden te „praten" voor een be drag van vijftigduizend gulden. Nu zegt hij echter geen geld te willen hebben, daar het er hem slechts om te doen is zijn gewe ten te ontlasten. Deze anonymus was geen onbekende voor justitie en politie, doch de laatste jaren heeft hij zijn le ven gebeterd. Hij heeft indertijd een deel der terechtzittingen voor het Hof bijge woond, waar hij ook als getuige is opge treden, doch waar hij zorgvuldig over zijn rol als vertrouwensman heeft gezwegen. Een tweede grond, waarop deze revisie is aangevraagd betreft het volgende By de stuiken, die in de processen een rol ge speeld hebben, was een zg. acte van dé charge. Deze zo" door mevr. van Wierin gen geteekend zijn in het byzyn van den kwieker in het huisje van een landarbeider. Mevr. van W. deed namelijk liefst zoo ge heimzinnig mogelijk. Tijdens de besprekin gen was iemand de kamer binnengekomen, doch later de onderteekening had plaats op 31 December 1922 herinnerde de kweeker zich niet meer wie dat is ge weest. Thans is hij den man tegengekomen, die een oogenblik bij de besprekingen aan wezig is geweest en deze zou zich het feit, dat nu reeds vijftien jaar geleden gebeur de, nog herinneren. Ook dit is in het revi- sierequest opgenomen. MARINE EN LEGER Plaatsingen bij de Marine in Indië. Overgeplaatst van Hr. Ms. De Ruyter naar de marinekazerne Oedjong, kapitein ter zee P. A. Willemsenvan Hr. Ms. Soerabaja naar Hr. Ms. De Ruyter, de ka pitein-luitenant ter zee L. G. L. van der Kunvan het departement der marine naar Hr. Ms. Soerabaja, de kapitein-luite nant ter zee S. Woldringh van Hr. Ms. Willebrord Srellius naar Hr. Ms. Fiores de officier van gezondheid der 2e klas J. C. van Epen van Hr. Ms. Fiores naar Hr. Ms. Soerabaja de officier van gezondheid der le klas C. de Boer van Hr. Ms. Van Galen naar Hr. Ms. de Ruyter, de officier van gezondheid der 2e klas D. C. Oanne van Hr. Ms. De Ruyter naar Hr. Ms. van Galen de officier van gezondheid der 2e ki. H. J. E. J. de Ruyter de Wildt. Geplaatst bij ^de marinekazerne Oedjong do officier van gezondheid der 2e kl. J. W. Smeets, uit Nederland verwacht. Vergund om naar Nederland terug te keeren aan den luitenant ter zee der 2e klasse H. G. Brandt. SCHEEPVAARTBERICHTEN De „Westhinder" weer op zyn plaats. Het lichtschip „Westhinder" dat vier da gen geleden van zyn anker is geslagen, is gistere?, door de sleepboot „Zeehond" weer op zijn plaats gebracht. Om de scheepvaart niet in de wa~ te brengen, heeft het licht schip in de afgeloopen vier nachten zijn lichten niet ontstoken, doch thans zal het zijn taak hervatten. Scheepsongevallen in en naby Terneuzen. Het op weg van Duinkerken naar Sluiskil zijnde Zweedsche stoomschip „Ara" is gis teren in de haven van Terneuzen aangeva ren door het Engelsche stoomschip „Law- ping", meldt de N.R.Ct. Van de „Ara" werd een plaat aan stuurboordszijde ingedrukt terwyl de „Lawping" onbeschadigd bleef. De „Ara" zal te Terneuzen repareeren. Verder is tijdens de vaart op de Wester- schelde het uit zee komende en voor Ant werpen bestemde Zweedsche stoomschip „Capella" naby den Biezelingschen Ham omhoog gevaren en blijven zitten. Later is de „Capella" op eigen kracht vlotgekomen. Het schip bleef oogenschijnlijk onbescha digd. Tenslotte is de van Rieme (België) op weg naar Antwerpen zijnde Belgische stoomlichter „René" nabij de haven van Terneuzen omhooggevaren en blijven zit ten. Een viertal te Terneuzen gestation- neerd liggende sleepbooten heeft tever geefs getracht het schip in diep water te brengen. Een nader bericht meldt, dat de „René" by opkomend water met sleepbootbulp is vlot gekomen, waarna het schip, dat ver moedelijk lichte schade gekregen heeft, de reis heeft voortgezet. Het schip is geladen met slakkenmeel. Defect aan het roer. Gisterechtend passeerde te Terneuzen het van Leningrad voor Gent bestemde Russische stoomschip Ijora. Het schip had een defect aan het roer en is met behulp van twee sleepbooten naar Gent opgesleept. Vermoedelijk zal de schade aldaar of te Antwerpen hersteld worden. Kort na het vertrek van Leningrad was het defect ontstaan, schrijft de N.R.Ct. Tij dens het stormweer van deze week ge raakte het schip in een moeilijke positie. Het Russische stoomschip Turksib beeft de Ijora toen op sleeptouw genomen De Ijora is op eigen kracht van Vlissingen maar Terneuzen gestoomd. De „Damsterdijk" in aanvaring. Het aangevaren schip gezonken. Lloyds meldt uit Gravesend, dat het Ne- derlandsche motorschip „Damsterdyk" van de HollandAmerika Lijn in den vroegen ochtend bij de monding van den Theems in aanvaring is geweest met een onbekend zeilschip. Laatstgenoemd schip is gezonken. De bemanning wordt vermist. De „Damsterdyk" heeft zich naar het King George Fith dok begeven. Het is niet bekend of het Nederlandsche schip averij heeft opgeloopen. (By de directie van de HollandAmerika Lyn te Rotterdam was hieromtrent nog geen bericht ontvargen. Red.) 20) DOOR HANS HcUER „Daarmee is u nog niet geholpen, Gla zer. Maar u is toch een man. Ziet u dan niet iu, dat uw vrouw met dat naaien op den duur toch nooit genoeg verdienen kan Heb dan toch medelijden met haar Als u eens wist, hoe ellendig ze het vindt en hoe slecht het drinken voor u zelf is Denk aan uw vrouw, als men u opnieuw wil overhalen tot bezoek aan het café. Het geluk zou in uw woning terugkeeren, als u weer even oppassend zou leven als vroe ger. Laat anderen maar spotten en plagen. Daar moet a zich niets van aantrekken. U moet zorgen, dat uw eigen en uw gezins bei angen niet in het gedrang komen Helga sprak, alsof ze voor haar eigen geluk streed. Ze bemerkte, hoe onprettig het den man te moede werd. „U heeft wel gelijk, juffrouw Wendhus er. ik beloof u, dat ik het nog eens zal probeeren". „Neen, niet probeeren, Glazer Beloof mij nu met een handdruk, dat u deze week Vrijdagavond regelrecht naar huis zult gaan U zult zien, hoe goed u dat bevalt En ik weet dat u deze belofte houden zult. nietwaar Het meisje stak haar hand naar voren. Glazer aarzelde een paar seconden. Toen vatte hij de hem toegestoken meisjeshand en drukte die krachtig. Vol tact leidde Helga het gesprek nu in een andere richting. Ze vertelde, deelde hem verschillende voorvallen uit haar eigen leven mede, vertrouwelijk en open hartig. En Glazer vertelde haar van zijn beroep, van den tijd, waarin hij nog niet in de drukkerij aan den Alexandrinen- strasse werkzaam was. Toen juffrouw Glazer vanuit de keuken in de kamer terugkeerde, vond ze beide huisgenooten gezellig pratend aan de tafel zitten. Helga knikte haar toe, als wilde ze daarmee zeggen, dat ze hoopte, iets bereikt te hebben. Een pynlyk glimlachje speelde toen om den mond van juffrouw Glazer. Ze scheen nog niet heel zeker van de zaak te zijn. Hoe dikwijls had haar man al niet beloofd, dat het de laatste keer zou zijn. Maar ditmaal hield Glazer werkelijk woord. Het werd Vrijdag. Juffrouw Glazer zat aan haar naaimachine en probeerde tever geefs haar innerlijke onrust te verbergen tegenover Helga, die haar by haar werk zaamheden behulpzaam was. Het was kwart over vijven. Toen trad Glazer de woonkamer binnen, glimlachend, opgewekt en geheel nuchter Hij gaf Helga de hand, zyn vrouw een kus en zei „Is het zoo goed, lieveling?" Juffrouw Glazer glimlachte met tranen in de oogen en keek Helga aan met een blik, waaruit groote dankbaarheid sprak Intusschen zocht Helga Wendhus met grooten ijver naar een betrekking. Het scheen evenwel, dat ze thans nog minder geluk zou hebben als de eerste maal. Op haar brieven kreeg ze in den regel geen antwoord, een enkelen keer eens een mede- deeling, dat de keuze niet op haar gevallen was. En ook bij haar persoonlijke bezoeken aan zaken en kantoren, waar in een va cature voorzien moest worden, had ze geen succes. Men stelde eischen, waaraan ze niet kon voldoen en verlangde getuigen en refe renties, die ze niet had. Een enkele maal werd het Helga droef te moede. Maar juf frouw Glazer troostte haar dan, trachtte haar moed in te spreken. Al zou ze ook niet dadelijk iets vinden, dan behoefde ze zich nog geen zorgen te maken omtrent de betaling van do kamerhuur en het eten. Op hartelijken toon zei de vrouw tot haar „U hebt my geholpen, door met mijn man te spreken omgekeerd zal ik u, als u in nood verkeert, ook helpen." Helga ging er vol ijver mee door, alle mogelijkheden, die zich voordeden, te pro beeren. Op een dag, dien ze daartoe gescnikt oordeelde, bezocht ze de moeder van Ri chard Weghart. Deze was alleen tbuis, want Richard was in het conservatorium. In de eerste oogenblikken betreurde Helga dit, maar eigenlijk was het beter zoo. Ze dacht terug aan het uur in het ziekenhuis, waarin ze gezien had, welke gevoelens hij jegens haar koesterde. Als hij haar gedu rende eenigen tijd niet ontmoette, zou hij mogelijk wel weer tot andere gedachten komen. „Eigenlijk vind ik het jammer, juf frouw", zei mevrouw Weghart, „dat u al een kamer gehuurd heeft. Ik sprak er met Richard over. Wij hadden u graag in ons huis een aardig vriendelijk, opgeruimd ka mertje aangeboden. Richard houdt altijd maar vol, dat hy op de een of andere ma niet aan u zijn geluk te danken heeft. Het is begonnen, sinds hij u heeft leeren ken nen". „Ik vind het heel eigenaardig, dat uw zoon mij een zoo grooten invloed op zijn geluk toeschrijft, mevrouw Weghart", glimlachte Helga. „En voor uw aanbod van de kamer dank ik u allervriendelijkst, maar ik ben gelukkig toevallig heel goed onderdak Teen ze vertrok, moest ze beloven, spoe dig haar bezoek te zullen herhalen. Na haar visite bij mevrouw Weghart begaf ze zich naar het huis van Lotte Bach. Die was inmiddels ook weer uit het z.ekenhuis teruggekeerd en Helga verlang de er naar, haar weer eens te ontmoeten. Ook hier werd Helga alleraardigst ontvan gen. Hannelotte zei met een energiek stemmetje „Ik wil bij tante Helga op schoot zit ten". Lotte toonde een paar ansichtkaarten, die ze reeds van haar man uit Nervi had ontvangen. Nadat het gesprek eenigen tijd voortgezet was, stelde Lotte de voor Helga zeer onverwachts komende vraag „Helga, als je dan geen enkele betrek king kunt vinden, kom dan toch by rarj Ik vind het prettig, als ik tydens de afwe zigheid van myn man iemand bij mij heb en je kunt el dadelijk eenig zakgeld ver dienen, door mij te helpen in de strijkerij. Bovendien kun je dan bij mij wonen en eten. Zeg eens, wat zeg je van dit aan bod?" „Je meent het heel goed met mij, Lotte Maar je hebt den eersten tijd zeker genoeg met jezelf, je kind en je nieuwe zaak te doen en ik wil je daarbij niet in den weg loopen en financieel ten laste zijn". Juffrouw Bach hield aan, kon dan ook onmogelijk begrijpen, hoe Helga, die. zoo even nog haar nood geplaagd had, er toe kon komen, zulk een aanbod af te wijzen. Maar lachend antwoordde Helga, dat ze eerst nog wat wilde blijven zoeken en dat z\i wel komen zou, als ze den hongerdood nabij zou zijn. Het was reeds vry laat in den avond, toen Helga den terugweg begon. Door de Ritterstrasse voortloopend, bemerkte ze, dat ze reeds vanaf de Lindenstrasse af gevolgd werd door een jong uitziend heer. Ze gevoelde, dat ze telkens aandachtig aangezien werd dcor dezen onbekende. Dit was haar onaangenaam. En ze dachtAls hij my aanspreken durft, zal ik hem ge ducht van leer geven. Hij trad op haar toe, bleef staan, groette uiterst beleefd en sprak „Neem mij x:et kwalijk, dame, dat ik my veroorloof, u op straat aan te spreken. Maar ik ben filmregisseurUw gcz-cht bevalt mij u is van een type zooals ik juist zoek. Staat u mij toe, dat ik een eindwaegs begeleid om met u te spreken over mogelijkheden, welke er misschien be staan voer uw aanstelling bij onze film maatschappij". Helga Wendhus vergat geheel den onbe kende „geducht van leer te geven", zooals ze zich enkele oogenblikken geleden zoo stellig had voorgenomen. Ze kon thans een glimlach moeilijk onderdrukken. Waarom zou zij eigenlijk geen filmartiste kunnen worden Ze twijfel ie nog eenigszins aan de be doelingen van den heer, die zich voor film regisseur uitgaf... enfin, ze zou spoedig genoeg meer zekerheid hebben Ze nam bet haar toegestoken visite kaartje in de hand en las „Karl Silcher, filmregisseur, Berlin W., V.ilmersdorfer Strasse 96/97 Tel. Bism. 4421". (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1938 | | pagina 4