Dr. Colijn over de vooruit zichten in 1938 VLISSINGSCHE COURANT TWEEDE BLAD van Vrijdag 31 December 1937. No. 308 BINNENLAND Uit de Vlissingsche Courant van vóór 50 jaar. FEUILLETON Helga's beproeoing VAN DE De minister-president acht den toestand ongunstiger dan een jaar geleden ruggave der Duitsche koloniën. De oplos sing is moeilijk genoeg en daarom doen outsiders maar beter zich er heelemaal niet over uit te laten". Wat betreft de politieke positie van Ne derland, wees de minister er op, dat deze altijd dezelfde geweest is. Volkomen vrij van alle banden met wie ook geneigd om in vrede te leven met ieder, die ons met rust laat. Dat weet men in het buitenland sinds vele jaren en men waardeert dit standpunt. Het eenige zwakke punt in onze positie was wellicht, dat tot voor kort orze hulpmiddelen onvoldoende warea om zekerheid te verschaffen, dat onze zelf- standigheidspolitiek onder moeilijke om standigheden ook feitelijk kon worden vol gehouden. Na hetgeen intusschen in 1936 en 1937 reeds geschied is op het stuk der militaire voorzieningen en nu de minister van Defensie erin geslaagd is voor de, vóór de jongste verkiezingen gelegde, grondslagen voor verdere versterking der weermacht een belangrijke meerderheid in de Tweede Kamer te vinden (aan de goed keuring der Eerste Kamer behoeft niet ge twijfeld te worden), nu rust de zelfstan- digheid'spolitiek van Nederland op een ste- vigen grondslag, omdat wij de middelen zullen bezitten deze zoo naodig kracht by te zetten". „Op economisch gebied valt over den toestand van Nederland niets nieuws te zeggen. Invoer en uitvoer zijn beide be langrijk toegenomen, al hebben wij het peil van 1929 nog lang niet bereikt. Let men hierop alleen, dan is de toestand in December 1937 beter dan in December 1936. Waagt men zich eind 1937 aan be spiegelingen voor de toekomst, dan heb ik evenwel het gevoel, dat wij blij mogen zijn indien de lijn in 1938 van nu aan horizon taal blijft loopen. Maar men moet er aan denken, dat een minister geen profetische gaven bezit en er eiken dag dingen ge beuren, die zelfs wel gefundeerde verwach tingen overhoop werpen". Tot besluit roerde dr. Colijn nog even den economischen en politieken toestand van Nedérlandsch-Indië aan, opmerkend, dat de economische situatie in Indië zeer eterk is verbeterd al ziet het er momenteel lang zoo rooskleurig niet meer uit als enkele maanden geleden. Gelukkig zijn echter in de afgeloopen jaren enkele inter nationale regelingen voor sommige be langrijke stapelproducten tot stand geko men (tin, thee, rubber, suiker)die een terugval tot onremuneratieve prijzen zullen voorkomen. Dit zal in vele streken ook een ongunstigen terugslag op de bevolking voorkomen. De toestand is thans dus niet onbevredigend, al zullen de jaren van hoogconjunctuur als wij na den oorlog nu en dan hadden, naar de meening van den minister niet terugkeeren. „In politiek opzicht ia er niets bijzonders op te mer ken. De laatste tien elf jaar was het in Indië volkomen rustig en nu de econo mische toestanden verbeterd zijn is er geen enkele aanleiding iets anders dan orde en rust te verwachten". restant door twee politiebeambten per trein uit Nederland naar België gebracht. Bij aankomst te Antwerpen verklaarde Barmat ziek te zijn en niet in staat de reis verder te vervolgen. Hij werd door een geneesheer onderzocht en deze verklaarde, dat hij zijn weg zeer goed kon vervolgen. Omstreeks vier uur gistermiddag kwam hij in de Sint Gilles gevangenis te Brussel aan, waar hij onmiddellijk werd ingesloten. HET KOOPEN VAN GASMASKERS. De minister van sociale zaken vestigt de aandacht van hen, die thans wenschen over te gaan tot den aankoop van gasmaskers, bestemd voor bescherming tegen strijdgas sen, erop, dat het gasmaskerbesluit (staats blad 1937, no. 856) op grond van de waren wet (staatsblad 1935, no. 793), hetwelk eischen inhoudt omtrent de constructie en doelmatigheid van gasmaskers, op 1 Fe bruari 1938 in werking treedt. Het is be kend, dat thans gasmaskers worden aan geboden, welke zeer waarschijnlijk niet aan de gestelde eischen van deugdelijkheid en doelmatigheid met betrekking tot de be scherming tegen strijdgassen voldoen. De Minister voornoemd geeft belanghebbenden derhalve met nadruk in overweging zich, alvorens tot aankoop over te gaan, te over tuigen of de gasmaskers voldoen aan de gestelde eischen. Bij twijfel kan zulks, ou der opgave van merken en gegevens, schriftelijk worden gevraagd bij de afdee- ling volksgezondheid van zijn departement. Nè. 1 Februari 1938 zullen de goedge keurde maskers van een stempel zijn voor zien en kan worden aangenomen, dat gas maskers, welke niet voorzien zijn van dit stempel dat in de staatscourant van 16 December j.l. is gepubliceerd niet aan de gestelde eischen voor wat betreft het bie den van bescherming tegen strijdgassen voldoen. DE GEÏNTERNEERDE SPANJAARDEN. De regeeringspersdienst meldt Van de Spanjaarden, die in de Citadel kazerne te Gorinchem werden geïnterneerd, zijn thans de gehuwden, zoomede enkele andere, die hiervoor wegens ziekte of om bijzondere reden in aanmerking kwamen, voorloopig in vrijheid gesteld, onder de voorwaarden, waaronder zij voordien hier te lande vertoefden. De ongehuwden zullen vrijkomen, zoodra de terugkeer van de ontvuchte Spanjaar den naar Nederland verzekerd is. STOOMWASSCHERiJ „ZEELAND" Langevielesingef D197. Telef. 637, Middelburg Zarïe] per kit o en per stuk De te water gelaten bodem, welks bouw der Mij. „de Schelde" tot eer en aanbev.e* ling verstrekt, heeft een lengte van 331 Engelsche voet, bij een breedte van 36' 9" en een holte van 17 Eng. voet. Het schip heeft een waterverplaatsing van 2000 ton. De machine van het schip, welke van het quadruple compound systeem is, zal "■evoed worden door 2 stalen stoomketels, die ongeveer 200 Ind. paardekracht kunnen ontwikkelen. Deze machine is bijna geheel in de machinefabriek opgesteld, terwijl in de ketelmakerij eveneens de beide stoom ketels nagenoeg geleed staan, zoodat zoo wel machine als ketels binnen korten tijd in het schip zullen opgesteld kunnen wor den. Na den afloop is de „Bromo" bij het raadhuis tegen de beschoeiing vast geloo- pen en door het aflaten van het kanaal water tot zijn gewone peil, nog meer in de beschoeiing bekneld geraakt. Eerst 's Maan dagsmiddags is het gelukt het schip weder los te krijgen. Met genoegzame zekerheid wordt verondersteld, dat het schip niets zal geleden hebben en de schade zich alleen tot de beschoeiing bepalen zal. «99 In den ouderdom van 64 jaar is, na een ziekte van slechts enkele dagen overleden, de heer E. G. J. Stuart, sedert 1 Januari 1861 hoofd der openbare jongensschool voor uitgebreid lager onderwijs te Vlissingen. Na eerst eenigen tijd als waarnemer der destijds zoogenaamde Fransche school werkzaam te zijn geweest, was de heer Stuart van 1 Januari 1852 tot 1 Januari 1861 hoofd van een gesubsidieerde inrich ting' voor meer uitgebreid lager onderwijs in deze gemeente. r Te Vlissingen zijn, blijkens ingekomen op gaven, 1075 perceelen wier huurwaarde aan de bewoners het kiesrecht zal geven. Daaronder zijn echter circa 15Ó Belgische inwoners, die niet genaturaliseerd zijn. Er zijn aangiften van circa 40 lodgers ingekomen deze voegende bij de personen die 10 en meer grondbelasting betalen, zal hier het aantal kiezers nagenoeg 1000 beloopen. Onder de vorige wet kwamen in dit jaar voor 296 kiezers voor de Tweede Kamer en 491 voor den gemeenteraad. Aan den heer J. Stasse, kapitein der stoomboot „Zeelandia" is door Z. M. Leo- r old II het burgerkruis le klasse toegekend, voor de krachtdadige hulp door hem ver leend op 30 Oct. j- aan den Belgischen loodsboot no. 2, die zich bij stormweer, na ankers, kettingen en zeilen te hebben ver ben, met haar equipage in nood verkeerde nabij Borsselen. Voor ditzelfde feit is aan de verdere bemanning een geldelijke beloo ning geschonken. Van 17 tot 23 December vervoerden de mailbooten der Mij. „Zeeland" 1494 pas sagiers, nl. 836 uit Queenboro en 658 uit Vlissingen. 9 a» Minister-president dr. H. Colijn heeft in een onderhoud met den vertegenwoordiger van het Fransche dagblad „Agence Eco- nomique en Financière" te 's-Gravenhage zijn indrukken weergegeven ten aanzien van de belangrijkste problemen in verband met de vooruitzichten voor 1938 op poli tiek en economisch gebied in Nederland, Nederlandsch-Indië en de wereld. Ten aanzien van de internationale econo mische positie merkt Minister Colijn op, dat deze in vergelijking met die van einde 1936, was achteruitgegaan. Nadat de nog overgebleven goudlanden gedwongen wa ren geworden den gouden standaard los te laten, was er, hoe men ook verder over die wijziging moge denken, mede in verband met een verlevendiging der wereldcon junctuur, eenige reden om aan te nemen, dat op eenigszins ruime schaal zou worden overgegaan tot opheffing van handelsbe lemmeringen. Dit was zelfs in, uitzicht ge stéld. Die verwachting is niet vervuld in den tijd, dat de gunstige wereldconjunctuur zich bleef voortzetten (tot den zomer 1937) en zal dus ook wel niet vervuld worden nu de stijging in de conjunctuur tot staan kwam en zelfs in sommige opzichten het omgekeerde viel te zien. De hoop op een algemeene verbetering der conjunctuur is verzwakt en die op vermindering van han delsbelemmeringen is verdwenen. Daarom acht de Minister over het algemeen den toestand thans ongunstiger dan een jaar geleden. Antwoordend op de vraag of de handels belemmeringen in de wereld binnen af- zienbaren tijd zouden kunnen worden ver licht of opgeheven verklaarde dr. Co lijn „Inderdaad. Al le oude obstakels zijn gebleven en enkele nieuwe zijn er bij ge komen. Het streven naar nationale zelf voorziening neemt hier en daar op be slissende wijze toe en dit kan geen ander gevolg hebben dan dat het wereldgoede- renverkeer nog* meer zal worden afge- snoerd en de verarming der volkeren toe neemt". De internationale politieke toestand. Wat betreft den internationalen politie ken toestand verklaarde de heer Colijn, dat het voor een staatsman, die tot een der kleinere landen behoort, voorzichtig is om zich maar niet al te veel uit te spreken over de „groote politiek". Ook al omdat men slechts zeer ten deele ingelicht is over wat in de raadkamers der groote mogend heden behandeld wordt en dat men zich dus beperken moet tot wat men „gemeen plaatsen" pleegt te noemen. „Alweer vergelijkend met den toestand van een jaar terug, is er verslechtering te constateeren. De oude moeilijkheden zijn er alle nog. Geen een van beteekenis is opge ruimd. In Spanje houdt de burgertwist aan en de non-interventie doet haar naam eer aan. Er wordt tot nog toe in geen enkel opzicht geïntervenieerd. Het Abessijnsche geval staat nog altijd op de dagorde. De vraag van Duitschland naar koloniën wordt nog even luid, zoo niet luider, gehoord dan een jaar geleden." „En zoo is er meer. Maar naast de oude kwalen, die den patiënt kwellen, zijn er nog nieuwe en bijzonder pijnlijke bijgeko men. Pijnlijk vooral omdat de Oost-Aziati sche gebeurtenissen en het uittreden van Italië uit den Volkenbond wel als het over lijdensbericht van de collectieve veiligheid mogen worden beschouwd". Aangaande de beteekenis en de gevolgen van de beslissing van Italië op 11 Decem ber 1.1. vooral wat betreft den Volkenbond, vervolgde de Minister zijn exposé met er opnieuw op te wijzen, dat de collectieve veiligheid begraven was. „Al wat de laat ste jaren de hoop, dat de idee der collec tieve veiligheid gered kon worden al sterk verzwakt, nu naast Duitschland en Japan ook Italië den Bond den rug toekeerde, moet men de hoop nu geheel laten varen. Behalve Rusland zijn er nu nog maar twee groote mogendheden lid van den Bond. Be halve Amerika zijn er drie buiten den Bond. Indien er al menschen gebleven zijn, die, onder deze verhoudingen, nog geloof hechten aan collectieve veiligheid, dan zal het aantal verdwijnend klein zijn. I k behoor er in elk gevalniet toe. Zoolang Italië nog lid van den Bond was kon men nog een zwakke hoop koes teren, dat het been nog wel eens in het lid zou komen, maar nu Italië uit de te Genève aangenomen houding deze consequentie heeft getrokken, mag men hierop m.i. niet meer rekenen." „Men ziet de aanhangers van een be paalde staatkundige ideologiem steeds dichter elkaar naderen en wat nog meer zegt in zoodanige positie komen, dat zij door hunne verspreide ligging in twee we- relddeelen, een merkwaardig overheer- schende positie innemen. Dit is één kant van de zaak. De andere kant is, dat nu wel duidelijk gebleken is, dat een Volken bond, die rust op den in 1919 gelegden grondslag, geen levensvatbaarheid heeft. Dat te weten is intusschen misschien een voordeel, omdat daardoor de weg naar een beteren toestand kan worden geëffend." Het koloniën-vraagstuk. Daarna werd aangeroerd het probleem van een eventueele herverdeeling van man- daats- of koloniale gebieden en het grond- stoffenvraagstuk. Hieromtrent beperkte Minster Colijn zich tot de volgende opmer kingen i „Men moet zijn hand nimmer in een wespennest steken en dus moet een Neder- landsch minister-president zich niet men gen in dingen, die hem niet aangaan. Ne derland heeft niets verworven van wat vroeger aan Duitschland behoorde en dus staan wij buiten het probleem van de te JULIUS BARMAT AAN DE BELGISCHE REGEERING UITGELEVERD. Naar wordt vernomen heeft de Neder- landsche regeering het verzoek der Bel gische regeering tot uitlevering van Julius Barmat, toegestaan. Barmat is gistermorgen van uit het huis van bewaring te Amsterdam door de rijks politie per auto naar de Nederlandsch- Belgische grens nabij Wuest-Wezel ge bracht, waar hij door inspecteurs van de Belgische gerechtelijke politie is overge nomen en naar Brussel gebracht. Hg is aldaar in de gevangenis opgesloten en ter beschikking gesteld van den rechter van instructie van het parket te Brussel, die belast is met de zaak der mijnonderneming Flora. Julius Barmat werd als een gewoon ar 53e week 1887. Op 24 December is van de werf der Kon. Mij. „de Schelde" te water geloopen het Nederlandsche stoomschip „Bromo", geheel van staal gèboüwd voor rekening van de Rotterdamsche Lloyd en bestemd voor den maildienst en het vervoer van passagiers en goederen naar en van Nederlandsch- Indië. Bij het te water laten van dien kolossalen bodem waren o.m. aanwezig de minister van buitenlandsche zaken, jhr. mr. A. P. C. van Karnebeek de minister van koloniën, mr. J. P. Sprenger van Eijk de minister van financiën, J. C. Bloem, en de minister van marine, F. C. Tromp, benevens de Commissaris des Konings van Zeeland. De laatste beletselen werden weggenomen door den heer jhr. mr. W. A. van Karnebeek. Z. M. heeft ter vervanging van de aftre dende en niet herkiesbare leden van de ge neeskundige raden, tot leden dier raden benoemd voor Zeeland dr. J. C. de Man te Middelburg A. Walraven, heel- en vroed- meester te Nieuw- en St. Joosland dr. J. C. Bolle te Middelburg en dr. J. Hazenberg te Vlissingen. Beroepen bij de Ned. Herv. gemeente te Middelburg (vac. ds. Herfkens) dr. L. Hel dring te Zandvoort en in de vac. ds. Klaar hamer, ds. C. B. Oorthuis te Katwijk aan Zee. Op het drietal te Rotterdam komt o.a. voor dr. J. Riemens te Middelburg. Te Zoutelande, welke gemeente sedert 5 December 1869 vacant is, heeft men thans een beroep uitgebracht op den heer J. C. G. Gobius du Sart, candidaat te Nieuw- en St. Joosland. Ds. Jac. Dommisse te Gapinge heeft be dankt voor het beroep naar de Ned. Herv. gemeente te Heinkenszand. DOOR HANS HnUER 5) Wat een treurige gezichten hadden haar kennissen gezet. Rolf Raynard, die een voor name positie bekleedde brj de N.V. Wend- hus, had gezegd, dat hij de geheimzinnige wereldreis met haar wilde meemaken. Eric Kayserlingk, een bekwaam tennisspe ler, zei, dat hij zich heel ongelukkig zou gevoelen, als Helga afwezig was. Fred Karr, eveneens een bekend sportbeoefe naar, betreurde ook in sterke mate haar komende afwezigheid. Maar tenslotte was de bijeenkomst toch gezellig verloopen. Men had zelfs op en thousiaste wijze gezamenlijk aardige, oude liedjes gezongen. Maar nu was Helga Wendhus in een ge heel andere sleer. Ze was in haar huurka mer. Ze wierp een blik op haar horloge en schrok. Het was reeds tegen half acht Haastig maakte ze zich verder gereed. Ze had haar koffie koud laten worden. Ze at van de boterhammen, proefde toen van den koudgeworden morgendrank. Maar na een paar slokjes zette ze het kopje, onaan genaam verrast, weer op het schoteltje terug. Dat was toch geen koffie... het zag er wel naar uit, maar bij haar thuis had het toch altijd heel anders gesmaakt De tijd ontbrak haar, hier verder over na te denkenze nam haar handschoenen, haar taschje, ging toen haar zomermantel aantrekken, haar hoedje opzetten, Ze ver liet haar kamer. „Het is hoog tijd, juffrouw", zei juf frouw Llidtke vanuit de keuken. „Goedenmorgen, juffrouw klonk Hel ga's stem. Toen liep ze de trap af. Ze haastte zich omdat ze den eersten dag graag vroeg aanwezig wilde zijn op haar kantoor. Ze was verbaasd over de vele menschen, die zich in dit vroege morgenuur door de Köpenicker Strasse voortbewogen. Het wa ren mannen en vrouwen, jonge meisjes, jongens en kinderen... alles dooreen. Al deze menschen waren op weg naar fabrie ken, kantoren, magazijnen en scholen... op weg naar hun werk Ze bereikte andere straten, maar overal zag ze hetzelfde drukke verkeer. Trams bewogen zich met veel geraas over de kruising Prinzenstrasse voortauto's re den door de straten en over de pleinen. En Helga dachtEen symfonie van den arbeid l En zij, de bezitster van een onme telijk vermogen, was nu een van de dui zenden menschen, die aan het uur, waarop hun werkzaamheden begonnen, gebonden waren Een beetje buiten adem van het snelle loopen, bereikte ze de uitgeverszaak van de firma Randals, die gevestigd was in een oud, hoog, degelijk gebouwd huis zooals men er in oud Berlijn vele aantreft met smalle trappen en gangen. Ze bereikte de afdeeling, waar ze zich melden moest. De deur stond open en toen ze binnentrad, zag ze in een aangrenzend vertrek jongens en meisjes bezig met het inpakken van partijen boeken. In het kan toor zat een jong persoon, die opstond, toen hij haar zag. Hg stelde zich voor: „Mansfeld". Toen sprak hij verder: „Welkom, juf frouw Wendhusik hoop, dat wij in goede verstandhouding met elkander zullen om gaan Helga Wendhus gevoelde zich plotseling weer kalm. Ze glimlachte, gaf den heer Mansfeld de hand en keek hem aan. Hij had een knap, maar wat onbeteeker.end gezicht. Hij scheen met zichzelf ingenomen te zijn en had ook iets aanmatigends in zijn optreden. „Hier is uw plaats, juffrouw Wendhus tegenover mij Ik zal dus het genoegen hebben, u den heelen dag in mijn nabijheid te hebben Ach wat was deze jongeman naïef in zijn complimenten. Helga gevoelde zich wat verlegen jegens hem. Zich omwendend, zag ze een tweeden jongeman zitten. Zijn geheele houding ver ried een bovenmatige bescheidenheid, waar- schijnlijk schuchterheid. Hij stond op, toen ze in zijn richting keek. En Helga gevoel de, zonder dat ze wist, hoe dat eigenlijk kwam, medelijden met hem. Ze liep op hem toe en gaf ook hem de hand. „We hadden elkander nog niet begroet I" zei ze glimlachend. Een weinig verschrikt, keek het jong- mensch haar aan, bloosde en stotterde van verlegenheid. Helga was verbaasd over de uitdrukking van zijn oogen. Deze waren bijzonder mooi, bezaten een diepen, zwaar- moedigen glans en staken donker af tegen het bleeke, magere gelaat. Onbeholpen maakte hij een lichte bui ging, terwijl hij zijn hand in de hare ge legd had. En met moeite verstond Helga zijn naam Weghart. Toen hij zich weer omwendde en snel op zy'n plaats toeging bemerkte zij, dat hij een gebrekkigen voet had en dat zijn rech terbeen wat sleepte. Ze meende droefgees tigheid in zijn oogen te lezen en veronder stelde, dat de arme jongen zich ongelukkig gevoelde. Nadat ze hoed en mantel weggelegd had. legde de heer Mansfeld een aantal brieven voor baar neer en zei „Juffrouw Wendhus, er is hier veel werk voor u 1 Het is al eenige dagen vergaard, sinas uw voorgangster heengegaan is... of beter ontslagen is „Wat moet ik met deze brieven doen?" vroeg Helga, die den heer Mansfeld niet heel sympathiek vond. Deze lichtte in „Voor alle dingen vertalen, opdat onze baas, die zich in het Engelsch niet erg thuis voelt, ze beter begrijpen kan". Helga nam de Engelsche brieven voor zich en begon ze door te lezen. Het waren meest aanvragen, bestellingen, aanmanin gen tot snellere afleveringen en zoo meer. De uitgeverij Randals leverde in hoofdzaak bellettristiscne en wetenschappelijke wer ken aan Amerikaansche en Engelsche firma's. Helga verdiepte zich vol ijver in haar werk. Na een halve minuut stoorde Mans feld haar met de woorden „U behoeft niet onmiddellijk zooveel haast te maken. De baas komt eerst om negen uur. Tot dien tijd kunnen we wel wat praten. We moeten elkander toch leeren kennen, vindt u niet?" „Daar is toch nog gelegenheid genoeg voor. Ik wil mij graag zoo snel mogelijk in mijn werk verdiepen". „Is u familie van den overleden mil- lionair Wendhus?" „Neen Dit antwoord klonk bijna ruw. En Mans feld waagde het niet, het gesprek onmid dellijk voort t,e zetten. Na eenigen tijd pro beerde hij het opnieuw, maar hij kreeg steeds zulke korte en afwijzende antwoor den, dat hg plotseling een trotsch en be- leedigd gezicht zette, waar Helga bijna om moest lachen. Hij zweeg en boog zich over zijn werk. Ze begreep, dat hij dachtDom meisje Ze wil natuurlijk een wit voetje krijgen bij den baas En alsof hij een bliksemafleider noodig had, begon Mansfeld nu Weghart alle mo gelijke opdrachten te geven, hem heen en weer te jagen door het kantoor hij liet den armen jongen geen oogenblik rust. Misschien deed Mansfeld dit ook, om Helga te toonen, dat hij hier veel te zeggen nad, als de patroon er niet was. Helga gevoelde medelijden met Weghart en toen Mansfeld hem liet opstaan voor een brief, dien hij zelf onder handbereik bij zich had liggen, kon ze zich niet weer houden te zeggen „Maar mijnheer Mansfeld het was toch heelemaal niet noodig, daarvoor den beer Weghart te gebruiken Stom-verbaasd keek Mansfeld het tegen over hem zittende jonge meisje een oogen blik aan, bloosde bijna onmerkbaar onder haar verwijtenden blik, prevelde iets van „Dat wist ik niet..." Maar Richard Weghart werd niet langer onnoodig lastig gevallen. Terwijl Helga zich met de vertaling van de Engelsche brieven bezig hield, wierp Mansfeld af en toe een steelschen blik in haar richting. Hrj bewonderde haar slanke, welverzorgde handen en over het geheele wezen van het meisje lag iets buitenge woons. Hg meende dat onmiddellijk te her kennen Een meisje als zij was niet stor menderhand te veroveren XWordt venrolgdi'a

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1937 | | pagina 5