Dr. Colijn over de vooruit
zichten in 1938
VLISSINGSCHE COURANT
TWEEDE BLAD
van Vrijdag 31 December 1937. No. 308
BINNENLAND
Uit de Vlissingsche Courant
van vóór 50 jaar.
FEUILLETON
Helga's
beproeoing
VAN DE
De minister-president acht den toestand ongunstiger dan een
jaar geleden
ruggave der Duitsche koloniën. De oplos
sing is moeilijk genoeg en daarom doen
outsiders maar beter zich er heelemaal niet
over uit te laten".
Wat betreft de politieke positie van Ne
derland, wees de minister er op, dat deze
altijd dezelfde geweest is. Volkomen vrij
van alle banden met wie ook geneigd om
in vrede te leven met ieder, die ons met
rust laat. Dat weet men in het buitenland
sinds vele jaren en men waardeert dit
standpunt. Het eenige zwakke punt in onze
positie was wellicht, dat tot voor kort
orze hulpmiddelen onvoldoende warea om
zekerheid te verschaffen, dat onze zelf-
standigheidspolitiek onder moeilijke om
standigheden ook feitelijk kon worden vol
gehouden. Na hetgeen intusschen in 1936
en 1937 reeds geschied is op het stuk der
militaire voorzieningen en nu de minister
van Defensie erin geslaagd is voor de,
vóór de jongste verkiezingen gelegde,
grondslagen voor verdere versterking der
weermacht een belangrijke meerderheid in
de Tweede Kamer te vinden (aan de goed
keuring der Eerste Kamer behoeft niet ge
twijfeld te worden), nu rust de zelfstan-
digheid'spolitiek van Nederland op een ste-
vigen grondslag, omdat wij de middelen
zullen bezitten deze zoo naodig kracht by
te zetten".
„Op economisch gebied valt over den
toestand van Nederland niets nieuws te
zeggen. Invoer en uitvoer zijn beide be
langrijk toegenomen, al hebben wij het
peil van 1929 nog lang niet bereikt. Let
men hierop alleen, dan is de toestand in
December 1937 beter dan in December
1936. Waagt men zich eind 1937 aan be
spiegelingen voor de toekomst, dan heb ik
evenwel het gevoel, dat wij blij mogen zijn
indien de lijn in 1938 van nu aan horizon
taal blijft loopen. Maar men moet er aan
denken, dat een minister geen profetische
gaven bezit en er eiken dag dingen ge
beuren, die zelfs wel gefundeerde verwach
tingen overhoop werpen".
Tot besluit roerde dr. Colijn nog even
den economischen en politieken toestand
van Nedérlandsch-Indië aan, opmerkend,
dat de economische situatie in Indië zeer
eterk is verbeterd al ziet het er momenteel
lang zoo rooskleurig niet meer uit als
enkele maanden geleden. Gelukkig zijn
echter in de afgeloopen jaren enkele inter
nationale regelingen voor sommige be
langrijke stapelproducten tot stand geko
men (tin, thee, rubber, suiker)die een
terugval tot onremuneratieve prijzen zullen
voorkomen. Dit zal in vele streken ook
een ongunstigen terugslag op de bevolking
voorkomen. De toestand is thans dus niet
onbevredigend, al zullen de jaren van
hoogconjunctuur als wij na den oorlog nu
en dan hadden, naar de meening van den
minister niet terugkeeren. „In politiek
opzicht ia er niets bijzonders op te mer
ken. De laatste tien elf jaar was het
in Indië volkomen rustig en nu de econo
mische toestanden verbeterd zijn is er
geen enkele aanleiding iets anders dan
orde en rust te verwachten".
restant door twee politiebeambten per
trein uit Nederland naar België gebracht.
Bij aankomst te Antwerpen verklaarde
Barmat ziek te zijn en niet in staat de reis
verder te vervolgen. Hij werd door een
geneesheer onderzocht en deze verklaarde,
dat hij zijn weg zeer goed kon vervolgen.
Omstreeks vier uur gistermiddag kwam
hij in de Sint Gilles gevangenis te Brussel
aan, waar hij onmiddellijk werd ingesloten.
HET KOOPEN VAN GASMASKERS.
De minister van sociale zaken vestigt de
aandacht van hen, die thans wenschen over
te gaan tot den aankoop van gasmaskers,
bestemd voor bescherming tegen strijdgas
sen, erop, dat het gasmaskerbesluit (staats
blad 1937, no. 856) op grond van de waren
wet (staatsblad 1935, no. 793), hetwelk
eischen inhoudt omtrent de constructie en
doelmatigheid van gasmaskers, op 1 Fe
bruari 1938 in werking treedt. Het is be
kend, dat thans gasmaskers worden aan
geboden, welke zeer waarschijnlijk niet aan
de gestelde eischen van deugdelijkheid en
doelmatigheid met betrekking tot de be
scherming tegen strijdgassen voldoen. De
Minister voornoemd geeft belanghebbenden
derhalve met nadruk in overweging zich,
alvorens tot aankoop over te gaan, te over
tuigen of de gasmaskers voldoen aan de
gestelde eischen. Bij twijfel kan zulks, ou
der opgave van merken en gegevens,
schriftelijk worden gevraagd bij de afdee-
ling volksgezondheid van zijn departement.
Nè. 1 Februari 1938 zullen de goedge
keurde maskers van een stempel zijn voor
zien en kan worden aangenomen, dat gas
maskers, welke niet voorzien zijn van dit
stempel dat in de staatscourant van 16
December j.l. is gepubliceerd niet aan de
gestelde eischen voor wat betreft het bie
den van bescherming tegen strijdgassen
voldoen.
DE GEÏNTERNEERDE SPANJAARDEN.
De regeeringspersdienst meldt
Van de Spanjaarden, die in de Citadel
kazerne te Gorinchem werden geïnterneerd,
zijn thans de gehuwden, zoomede enkele
andere, die hiervoor wegens ziekte of om
bijzondere reden in aanmerking kwamen,
voorloopig in vrijheid gesteld, onder de
voorwaarden, waaronder zij voordien hier
te lande vertoefden.
De ongehuwden zullen vrijkomen, zoodra
de terugkeer van de ontvuchte Spanjaar
den naar Nederland verzekerd is.
STOOMWASSCHERiJ „ZEELAND"
Langevielesingef D197.
Telef. 637, Middelburg
Zarïe] per kit o en per stuk
De te water gelaten bodem, welks bouw
der Mij. „de Schelde" tot eer en aanbev.e*
ling verstrekt, heeft een lengte van 331
Engelsche voet, bij een breedte van 36' 9"
en een holte van 17 Eng. voet. Het schip
heeft een waterverplaatsing van 2000 ton.
De machine van het schip, welke van
het quadruple compound systeem is, zal
"■evoed worden door 2 stalen stoomketels,
die ongeveer 200 Ind. paardekracht kunnen
ontwikkelen. Deze machine is bijna geheel
in de machinefabriek opgesteld, terwijl in
de ketelmakerij eveneens de beide stoom
ketels nagenoeg geleed staan, zoodat zoo
wel machine als ketels binnen korten tijd
in het schip zullen opgesteld kunnen wor
den.
Na den afloop is de „Bromo" bij het
raadhuis tegen de beschoeiing vast geloo-
pen en door het aflaten van het kanaal
water tot zijn gewone peil, nog meer in de
beschoeiing bekneld geraakt. Eerst 's Maan
dagsmiddags is het gelukt het schip weder
los te krijgen. Met genoegzame zekerheid
wordt verondersteld, dat het schip niets zal
geleden hebben en de schade zich alleen
tot de beschoeiing bepalen zal.
«99
In den ouderdom van 64 jaar is, na een
ziekte van slechts enkele dagen overleden,
de heer E. G. J. Stuart, sedert 1 Januari
1861 hoofd der openbare jongensschool voor
uitgebreid lager onderwijs te Vlissingen.
Na eerst eenigen tijd als waarnemer der
destijds zoogenaamde Fransche school
werkzaam te zijn geweest, was de heer
Stuart van 1 Januari 1852 tot 1 Januari
1861 hoofd van een gesubsidieerde inrich
ting' voor meer uitgebreid lager onderwijs
in deze gemeente.
r
Te Vlissingen zijn, blijkens ingekomen op
gaven, 1075 perceelen wier huurwaarde
aan de bewoners het kiesrecht zal geven.
Daaronder zijn echter circa 15Ó Belgische
inwoners, die niet genaturaliseerd zijn. Er
zijn aangiften van circa 40 lodgers
ingekomen deze voegende bij de personen
die 10 en meer grondbelasting betalen,
zal hier het aantal kiezers nagenoeg 1000
beloopen. Onder de vorige wet kwamen in
dit jaar voor 296 kiezers voor de Tweede
Kamer en 491 voor den gemeenteraad.
Aan den heer J. Stasse, kapitein der
stoomboot „Zeelandia" is door Z. M. Leo-
r old II het burgerkruis le klasse toegekend,
voor de krachtdadige hulp door hem ver
leend op 30 Oct. j- aan den Belgischen
loodsboot no. 2, die zich bij stormweer, na
ankers, kettingen en zeilen te hebben ver
ben, met haar equipage in nood verkeerde
nabij Borsselen. Voor ditzelfde feit is aan
de verdere bemanning een geldelijke beloo
ning geschonken.
Van 17 tot 23 December vervoerden de
mailbooten der Mij. „Zeeland" 1494 pas
sagiers, nl. 836 uit Queenboro en 658 uit
Vlissingen.
9 a»
Minister-president dr. H. Colijn heeft in
een onderhoud met den vertegenwoordiger
van het Fransche dagblad „Agence Eco-
nomique en Financière" te 's-Gravenhage
zijn indrukken weergegeven ten aanzien
van de belangrijkste problemen in verband
met de vooruitzichten voor 1938 op poli
tiek en economisch gebied in Nederland,
Nederlandsch-Indië en de wereld.
Ten aanzien van de internationale econo
mische positie merkt Minister Colijn op,
dat deze in vergelijking met die van einde
1936, was achteruitgegaan. Nadat de nog
overgebleven goudlanden gedwongen wa
ren geworden den gouden standaard los te
laten, was er, hoe men ook verder over die
wijziging moge denken, mede in verband
met een verlevendiging der wereldcon
junctuur, eenige reden om aan te nemen,
dat op eenigszins ruime schaal zou worden
overgegaan tot opheffing van handelsbe
lemmeringen. Dit was zelfs in, uitzicht ge
stéld. Die verwachting is niet vervuld in
den tijd, dat de gunstige wereldconjunctuur
zich bleef voortzetten (tot den zomer 1937)
en zal dus ook wel niet vervuld worden nu
de stijging in de conjunctuur tot staan
kwam en zelfs in sommige opzichten het
omgekeerde viel te zien. De hoop op een
algemeene verbetering der conjunctuur is
verzwakt en die op vermindering van han
delsbelemmeringen is verdwenen. Daarom
acht de Minister over het algemeen den
toestand thans ongunstiger dan een jaar
geleden.
Antwoordend op de vraag of de handels
belemmeringen in de wereld binnen af-
zienbaren tijd zouden
kunnen worden ver
licht of opgeheven
verklaarde dr. Co
lijn „Inderdaad. Al
le oude obstakels zijn
gebleven en enkele
nieuwe zijn er bij ge
komen. Het streven
naar nationale zelf
voorziening neemt
hier en daar op be
slissende wijze toe en
dit kan geen ander
gevolg hebben dan
dat het wereldgoede-
renverkeer nog* meer zal worden afge-
snoerd en de verarming der volkeren toe
neemt".
De internationale politieke
toestand.
Wat betreft den internationalen politie
ken toestand verklaarde de heer Colijn,
dat het voor een staatsman, die tot een der
kleinere landen behoort, voorzichtig is om
zich maar niet al te veel uit te spreken
over de „groote politiek". Ook al omdat
men slechts zeer ten deele ingelicht is over
wat in de raadkamers der groote mogend
heden behandeld wordt en dat men zich
dus beperken moet tot wat men „gemeen
plaatsen" pleegt te noemen.
„Alweer vergelijkend met den toestand
van een jaar terug, is er verslechtering te
constateeren. De oude moeilijkheden zijn er
alle nog. Geen een van beteekenis is opge
ruimd. In Spanje houdt de burgertwist aan
en de non-interventie doet haar naam eer
aan. Er wordt tot nog toe in geen enkel
opzicht geïntervenieerd. Het Abessijnsche
geval staat nog altijd op de dagorde. De
vraag van Duitschland naar koloniën wordt
nog even luid, zoo niet luider, gehoord dan
een jaar geleden."
„En zoo is er meer. Maar naast de oude
kwalen, die den patiënt kwellen, zijn er
nog nieuwe en bijzonder pijnlijke bijgeko
men. Pijnlijk vooral omdat de Oost-Aziati
sche gebeurtenissen en het uittreden van
Italië uit den Volkenbond wel als het over
lijdensbericht van de collectieve veiligheid
mogen worden beschouwd".
Aangaande de beteekenis en de gevolgen
van de beslissing van Italië op 11 Decem
ber 1.1. vooral wat betreft den Volkenbond,
vervolgde de Minister zijn exposé met er
opnieuw op te wijzen, dat de collectieve
veiligheid begraven was. „Al wat de laat
ste jaren de hoop, dat de idee der collec
tieve veiligheid gered kon worden al sterk
verzwakt, nu naast Duitschland en Japan
ook Italië den Bond den rug toekeerde,
moet men de hoop nu geheel laten varen.
Behalve Rusland zijn er nu nog maar twee
groote mogendheden lid van den Bond. Be
halve Amerika zijn er drie buiten den
Bond. Indien er al menschen gebleven zijn,
die, onder deze verhoudingen, nog geloof
hechten aan collectieve veiligheid, dan zal
het aantal verdwijnend klein zijn. I k
behoor er in elk gevalniet
toe. Zoolang Italië nog lid van den Bond
was kon men nog een zwakke hoop koes
teren, dat het been nog wel eens in het lid
zou komen, maar nu Italië uit de te Genève
aangenomen houding deze consequentie
heeft getrokken, mag men hierop m.i. niet
meer rekenen."
„Men ziet de aanhangers van een be
paalde staatkundige ideologiem steeds
dichter elkaar naderen en wat nog meer
zegt in zoodanige positie komen, dat zij
door hunne verspreide ligging in twee we-
relddeelen, een merkwaardig overheer-
schende positie innemen. Dit is één kant
van de zaak. De andere kant is, dat nu
wel duidelijk gebleken is, dat een Volken
bond, die rust op den in 1919 gelegden
grondslag, geen levensvatbaarheid heeft.
Dat te weten is intusschen misschien een
voordeel, omdat daardoor de weg naar een
beteren toestand kan worden geëffend."
Het koloniën-vraagstuk.
Daarna werd aangeroerd het probleem
van een eventueele herverdeeling van man-
daats- of koloniale gebieden en het grond-
stoffenvraagstuk. Hieromtrent beperkte
Minster Colijn zich tot de volgende opmer
kingen i
„Men moet zijn hand nimmer in een
wespennest steken en dus moet een Neder-
landsch minister-president zich niet men
gen in dingen, die hem niet aangaan. Ne
derland heeft niets verworven van wat
vroeger aan Duitschland behoorde en dus
staan wij buiten het probleem van de te
JULIUS BARMAT AAN DE BELGISCHE
REGEERING UITGELEVERD.
Naar wordt vernomen heeft de Neder-
landsche regeering het verzoek der Bel
gische regeering tot uitlevering van Julius
Barmat, toegestaan.
Barmat is gistermorgen van uit het huis
van bewaring te Amsterdam door de rijks
politie per auto naar de Nederlandsch-
Belgische grens nabij Wuest-Wezel ge
bracht, waar hij door inspecteurs van de
Belgische gerechtelijke politie is overge
nomen en naar Brussel gebracht. Hg is
aldaar in de gevangenis opgesloten en ter
beschikking gesteld van den rechter van
instructie van het parket te Brussel, die
belast is met de zaak der mijnonderneming
Flora.
Julius Barmat werd als een gewoon ar
53e week 1887.
Op 24 December is van de werf der Kon.
Mij. „de Schelde" te water geloopen het
Nederlandsche stoomschip „Bromo", geheel
van staal gèboüwd voor rekening van de
Rotterdamsche Lloyd en bestemd voor den
maildienst en het vervoer van passagiers
en goederen naar en van Nederlandsch-
Indië.
Bij het te water laten van dien kolossalen
bodem waren o.m. aanwezig de minister
van buitenlandsche zaken, jhr. mr. A. P. C.
van Karnebeek de minister van koloniën,
mr. J. P. Sprenger van Eijk de minister
van financiën, J. C. Bloem, en de minister
van marine, F. C. Tromp, benevens de
Commissaris des Konings van Zeeland. De
laatste beletselen werden weggenomen door
den heer jhr. mr. W. A. van Karnebeek.
Z. M. heeft ter vervanging van de aftre
dende en niet herkiesbare leden van de ge
neeskundige raden, tot leden dier raden
benoemd voor Zeeland dr. J. C. de Man te
Middelburg A. Walraven, heel- en vroed-
meester te Nieuw- en St. Joosland dr. J.
C. Bolle te Middelburg en dr. J. Hazenberg
te Vlissingen.
Beroepen bij de Ned. Herv. gemeente te
Middelburg (vac. ds. Herfkens) dr. L. Hel
dring te Zandvoort en in de vac. ds. Klaar
hamer, ds. C. B. Oorthuis te Katwijk aan
Zee.
Op het drietal te Rotterdam komt o.a.
voor dr. J. Riemens te Middelburg.
Te Zoutelande, welke gemeente sedert 5
December 1869 vacant is, heeft men thans
een beroep uitgebracht op den heer J. C. G.
Gobius du Sart, candidaat te Nieuw- en St.
Joosland.
Ds. Jac. Dommisse te Gapinge heeft be
dankt voor het beroep naar de Ned. Herv.
gemeente te Heinkenszand.
DOOR
HANS
HnUER
5)
Wat een treurige gezichten hadden haar
kennissen gezet. Rolf Raynard, die een voor
name positie bekleedde brj de N.V. Wend-
hus, had gezegd, dat hij de geheimzinnige
wereldreis met haar wilde meemaken.
Eric Kayserlingk, een bekwaam tennisspe
ler, zei, dat hij zich heel ongelukkig zou
gevoelen, als Helga afwezig was. Fred
Karr, eveneens een bekend sportbeoefe
naar, betreurde ook in sterke mate haar
komende afwezigheid.
Maar tenslotte was de bijeenkomst toch
gezellig verloopen. Men had zelfs op en
thousiaste wijze gezamenlijk aardige, oude
liedjes gezongen.
Maar nu was Helga Wendhus in een ge
heel andere sleer. Ze was in haar huurka
mer. Ze wierp een blik op haar horloge
en schrok. Het was reeds tegen half acht
Haastig maakte ze zich verder gereed.
Ze had haar koffie koud laten worden. Ze
at van de boterhammen, proefde toen van
den koudgeworden morgendrank. Maar na
een paar slokjes zette ze het kopje, onaan
genaam verrast, weer op het schoteltje
terug. Dat was toch geen koffie... het zag
er wel naar uit, maar bij haar thuis had
het toch altijd heel anders gesmaakt
De tijd ontbrak haar, hier verder over
na te denkenze nam haar handschoenen,
haar taschje, ging toen haar zomermantel
aantrekken, haar hoedje opzetten, Ze ver
liet haar kamer.
„Het is hoog tijd, juffrouw", zei juf
frouw Llidtke vanuit de keuken.
„Goedenmorgen, juffrouw klonk Hel
ga's stem. Toen liep ze de trap af. Ze
haastte zich omdat ze den eersten dag
graag vroeg aanwezig wilde zijn op haar
kantoor.
Ze was verbaasd over de vele menschen,
die zich in dit vroege morgenuur door de
Köpenicker Strasse voortbewogen. Het wa
ren mannen en vrouwen, jonge meisjes,
jongens en kinderen... alles dooreen. Al
deze menschen waren op weg naar fabrie
ken, kantoren, magazijnen en scholen... op
weg naar hun werk
Ze bereikte andere straten, maar overal
zag ze hetzelfde drukke verkeer. Trams
bewogen zich met veel geraas over de
kruising Prinzenstrasse voortauto's re
den door de straten en over de pleinen.
En Helga dachtEen symfonie van den
arbeid l En zij, de bezitster van een onme
telijk vermogen, was nu een van de dui
zenden menschen, die aan het uur, waarop
hun werkzaamheden begonnen, gebonden
waren
Een beetje buiten adem van het snelle
loopen, bereikte ze de uitgeverszaak van
de firma Randals, die gevestigd was in
een oud, hoog, degelijk gebouwd huis
zooals men er in oud Berlijn vele aantreft
met smalle trappen en gangen.
Ze bereikte de afdeeling, waar ze zich
melden moest. De deur stond open en toen
ze binnentrad, zag ze in een aangrenzend
vertrek jongens en meisjes bezig met het
inpakken van partijen boeken. In het kan
toor zat een jong persoon, die opstond,
toen hij haar zag. Hg stelde zich voor:
„Mansfeld".
Toen sprak hij verder: „Welkom, juf
frouw Wendhusik hoop, dat wij in goede
verstandhouding met elkander zullen om
gaan
Helga Wendhus gevoelde zich plotseling
weer kalm. Ze glimlachte, gaf den heer
Mansfeld de hand en keek hem aan. Hij
had een knap, maar wat onbeteeker.end
gezicht. Hij scheen met zichzelf ingenomen
te zijn en had ook iets aanmatigends in
zijn optreden.
„Hier is uw plaats, juffrouw Wendhus
tegenover mij Ik zal dus het genoegen
hebben, u den heelen dag in mijn nabijheid
te hebben
Ach wat was deze jongeman naïef in
zijn complimenten. Helga gevoelde zich
wat verlegen jegens hem.
Zich omwendend, zag ze een tweeden
jongeman zitten. Zijn geheele houding ver
ried een bovenmatige bescheidenheid, waar-
schijnlijk schuchterheid. Hij stond op, toen
ze in zijn richting keek. En Helga gevoel
de, zonder dat ze wist, hoe dat eigenlijk
kwam, medelijden met hem.
Ze liep op hem toe en gaf ook hem de
hand.
„We hadden elkander nog niet begroet I"
zei ze glimlachend.
Een weinig verschrikt, keek het jong-
mensch haar aan, bloosde en stotterde van
verlegenheid. Helga was verbaasd over de
uitdrukking van zijn oogen. Deze waren
bijzonder mooi, bezaten een diepen, zwaar-
moedigen glans en staken donker af tegen
het bleeke, magere gelaat.
Onbeholpen maakte hij een lichte bui
ging, terwijl hij zijn hand in de hare ge
legd had. En met moeite verstond Helga
zijn naam Weghart.
Toen hij zich weer omwendde en snel op
zy'n plaats toeging bemerkte zij, dat hij
een gebrekkigen voet had en dat zijn rech
terbeen wat sleepte. Ze meende droefgees
tigheid in zijn oogen te lezen en veronder
stelde, dat de arme jongen zich ongelukkig
gevoelde.
Nadat ze hoed en mantel weggelegd had.
legde de heer Mansfeld een aantal brieven
voor baar neer en zei
„Juffrouw Wendhus, er is hier veel werk
voor u 1 Het is al eenige dagen vergaard,
sinas uw voorgangster heengegaan is... of
beter ontslagen is
„Wat moet ik met deze brieven doen?"
vroeg Helga, die den heer Mansfeld niet
heel sympathiek vond. Deze lichtte in
„Voor alle dingen vertalen, opdat onze
baas, die zich in het Engelsch niet erg
thuis voelt, ze beter begrijpen kan".
Helga nam de Engelsche brieven voor
zich en begon ze door te lezen. Het waren
meest aanvragen, bestellingen, aanmanin
gen tot snellere afleveringen en zoo meer.
De uitgeverij Randals leverde in hoofdzaak
bellettristiscne en wetenschappelijke wer
ken aan Amerikaansche en Engelsche
firma's.
Helga verdiepte zich vol ijver in haar
werk. Na een halve minuut stoorde Mans
feld haar met de woorden
„U behoeft niet onmiddellijk zooveel
haast te maken. De baas komt eerst om
negen uur. Tot dien tijd kunnen we wel
wat praten. We moeten elkander toch
leeren kennen, vindt u niet?"
„Daar is toch nog gelegenheid genoeg
voor. Ik wil mij graag zoo snel mogelijk in
mijn werk verdiepen".
„Is u familie van den overleden mil-
lionair Wendhus?"
„Neen
Dit antwoord klonk bijna ruw. En Mans
feld waagde het niet, het gesprek onmid
dellijk voort t,e zetten. Na eenigen tijd pro
beerde hij het opnieuw, maar hij kreeg
steeds zulke korte en afwijzende antwoor
den, dat hg plotseling een trotsch en be-
leedigd gezicht zette, waar Helga bijna om
moest lachen. Hij zweeg en boog zich over
zijn werk. Ze begreep, dat hij dachtDom
meisje Ze wil natuurlijk een wit voetje
krijgen bij den baas
En alsof hij een bliksemafleider noodig
had, begon Mansfeld nu Weghart alle mo
gelijke opdrachten te geven, hem heen en
weer te jagen door het kantoor hij liet
den armen jongen geen oogenblik rust.
Misschien deed Mansfeld dit ook, om Helga
te toonen, dat hij hier veel te zeggen nad,
als de patroon er niet was.
Helga gevoelde medelijden met Weghart
en toen Mansfeld hem liet opstaan voor
een brief, dien hij zelf onder handbereik
bij zich had liggen, kon ze zich niet weer
houden te zeggen
„Maar mijnheer Mansfeld het was toch
heelemaal niet noodig, daarvoor den beer
Weghart te gebruiken
Stom-verbaasd keek Mansfeld het tegen
over hem zittende jonge meisje een oogen
blik aan, bloosde bijna onmerkbaar onder
haar verwijtenden blik, prevelde iets van
„Dat wist ik niet..."
Maar Richard Weghart werd niet langer
onnoodig lastig gevallen.
Terwijl Helga zich met de vertaling van
de Engelsche brieven bezig hield, wierp
Mansfeld af en toe een steelschen blik in
haar richting. Hrj bewonderde haar slanke,
welverzorgde handen en over het geheele
wezen van het meisje lag iets buitenge
woons. Hg meende dat onmiddellijk te her
kennen Een meisje als zij was niet stor
menderhand te veroveren
XWordt venrolgdi'a