1000 500 300 25 De herziening van de Grondwet DINSDAG 16 JUNI No.l40 74e Jaargang: 1936 UitgaveFirma F. VAN DE VELDE Ir., Matraat 58-60, Vlissingen. Telei. 10. Postrekening 66287 Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zondag en algemeen erkende Christelijke Feestdagen Het rapport van de Staatscommissie. §el>eurlg«issen van «ten Jen «li «s STADS- EN PROVINCIENIEUWS VUSSINOSCHE COURANT ABONNEMENTSPRIJS: Voor alle gemeenten op Walcheren en waar agentschappen geves tigd zijn f2.20 per 3 maanden. Franco door het geheele rijk f2.50. Voor België, Duitschland en Frankrijk f3.40. Voor de overige landen bij wekel. verz. f3.20. Afzonderlijke nrs. 5 cent. ai ADVERTENTIEPRIJS: Van 1—5 regels fl.25; iedere regel meer 25 cent. Bij abonnement speciale prijzen. Reclames 50 ct. p. regel. Kleine advertenties van 15 regels 50 ct. Iedere regel meer 10 ct. (max. 10 regels). Bij 3 maal plaatsing van 1—5 regels f 1.—alles bij vooruitbetaling De abonné's in 't bezit eener Polis, zijn GRATIS verze kerd tegen ongelukken voor: gulden bij levens lange ongeschikt heid tot werken. gulden bij dood door een ongeluk. gulden bij verlies van een hand, voet of oog. gulden bij verlies van een duim. gulden bij verlies van een wijsvinger. gulden bij verlies van een anderen vinger. AANGESLOTEN BIJ HET BUREAU VOOR PUBLICITEITSWAARDE, INGESTELD DOOR DE VEREENIGING „DE NEDERLANDSCHE DAGBLADPERS* Dit nummer bestaat uit twee bladen. Eerste Blad. Verschenen is het verslag van de staats commissie, ingesteld bij Kon. besluit van 24 Januari 1936, aan welke is opgedragen de voorbereiding van een partieele herziening Van de grondwet. In het verslag wordt herinnerd aan de instelling der staatscommissie, wordt haar samenstelling vermeld en worden de punten opgesomd welke zij tot taak had, in haar Onderzoek te betrekken. Vrijheid van drukpers. Het recht, zijn gedachten en gevoelens door middel van de drukpers te openbaren, is ook volgens de commissie een onzer be langrijkste politieke rechten. Zij is gekant tegen een aantasting van dit recht door een voorafgaande goedkeuring te eischen van wat gedrukt zal worden. De commissie meent, dat de eerbiediging Van de vrijheid van de pers moet eindigen, waar die vrijheid in losbandigheid ontaardt. De aansprakelijkheid, zooals deze in onze wetgeving is geregeld, heeft de maatschap pij niet voldoende kunnen beschermen te gen grove verstoring van de orde door mid del van de pers. De commissie laat in het midden, of een Verscherping van de strafrechtelijke re pressie geboden is, zij waarschuwt echter tegen de illusie, dat hiermede het probleem zou zijn opgelost. Daarnaast acht zij in elk geval noodig het openen van de mogelijk heid in onze wetgeving om het verschijnen van bepaalde uitgaven, waardoor een grove inbreuk wordt gemaakt op de openbare or de, tijdelijk te verbieden. Over de vraag, of een verschijningsverbod in strijd zou zijn met artikel 7 der grondwet, bestaat in de commissie verschil van meening. De voorgestelde redactie laat uitdrukke lijk ruimte voor een verschijningsverbod, terwijl zij tevens de bevoegdheid van den wetgever, om dergelijke verboden mogelijk te maken, begrenst ten aanzien van den aard van het feit, dat daartoe aanleiding kan geven. De commissie is echter van oordeel, dat aan den wetgever kan worden Overgelaten te beslissen, of dat feit een Strafbaar feit zal moeten zijn en of de be voegdheid, de verschijning van een. uitgaaf tijdelijk te verbieden, alleen aan den rech ter zal moeten worden verleend, dan wel of ook in geval van grove verstoring der openbare orde, zonder dat deze nog een strafbaar feit zou behoeven op te leveren, of in geval van ernstige bedreiging van de openbare orde, de verschijning van een uit gave tijdelijk door de regeering of haar or ganen zou moeten kunnen worden verbo den. Volgens het voorstel der commissie wordt han artikel 7 der grondwet, luidende „niemand heeft voorafgaand verlof noodig, om door de drukpers gedachten of gevoe lens te openbaren, behoudens ieders verant woordelijkheid volgens de wet", een lid toegevoegd, luidende „de wet kan regels stellen, volgens welke eene bepaalde uitgave wegens nader bij de wet te omschrijven grove inbreuk op de openbare orde tijdelijk kan worden verbo den." Het rapport is vergezeld van een nota, onderteekend door de leden der staatscom missie, Albarda, G. van den Bergh, Joekes en Kranenburg. Zij zijn tegen herziening van art. 7 betreffende de vrijheid van druk pers. Het inkomen der Kroon. Voorgesteld wordt, dat de bedragen, vastgesteld voor het inkomen der Kroon, gewijzigd kunnen worden bij een wet, waar van het ontwerp in elke Kamer met een gequalificeerde meerderheid van twee der den van het aantal leden dier Kamer wordt aangenomen. In verband met de stijging van de koop kracht van het geld is het wenschelijk, ook het bedrag van het jaarlijksche inkomen uit 's rijks kas zoowel van den koning als van de koningin-weduwe te verlagen. •Een zoodanige verlaging behoort niet te worden toegepast op het jaarlijksche inkomen van den prins van Oranje en de dochter des konings, die de vermoedelijke erfgename is van de Kroon. De commissie acht het een leemte, dat in de grondwet geen jaarlijksch inkomen wordt verzekerd aan den gemaal van een regeerende koningin, alsmede aan den ge maal eener prinses, vermoedelijk troonop volgster. Zij geeft in overweging, hierin bij deze gelegenheid te voorzien. In verband met het voorgestelde jaarlijk sche inkomen van haar gemaal, behoort de bepaling uit de bestaande grondwet te ver vallen, dat het inkomen der prinses, ver moedelijk troonopvolgster, bij huwelijk, waartoe bij de wet toestemming is verleend, verdubbeld wordt. Artikel 22 der grondwet bepaalt het jaar lijksch inkomen van den koning ten laste van 's rijks kas op 1.200.000. De commis sie stelt voor om dit bedrag te brengen op 1.000.000. Voorts stelt zij voor f Artikel 26 wordt gelezen „De gemaal van eene regeerende konin gin geniet uit 's rijks kas een jaarlijksch inkomen van 200.000. Hij behoudt dit in komen na overlijden van de koningin gedu rende zijn staat van weduwnaar. Eene koningin geniet, na overlijden van den koning, uit 's rijks kas een jaarlijksch inkomen van 200.000 gedurende haar we- duwlijken staat". Artikel 28 wordt gelezen „De prins van Oranje geniet uit 's rijks kas een jaarlijksch inkomen van 200.000, te rekenen van den tijd, dat hij den ouder dom van achttien jaren heeft vervuld. Dit inkomen wordt gebracht op 400.000 na het aangaan van eèn huwelijk, waartoe bij de wet toestemming is verleend." Na artikel 28 worden twee artikelen in gevoegd, luidende artikel 28 a „De dochter des konings, die de vermoe delijke erfgename is van de Kroon, geniet uit 's rijks kas een jaarlijksch inkomen van 200.000, te rekenen van den tijd, dat zij den ouderdom van achttien jaren heeft ver vuld. Indien zij een huwelijk aangaat, waar toe bij de wet toestemming is verleend, ge niet haar gemaal uit 's rijks kas eveneens een jaarlijksch inkomen van 200.000. Hij behoudt dit inkomen na overlijden van de prinses gedurende zijn staat van weduw naar. Na het overlijden van haar gemaal geniet de prinses, zoolang zij ongehuwd blijft, een jaarlijksch inkomen van 400.000. De inkomens, bedoeld in dit artikel, blij ven bestaan, ingeval later een prins van Oranje geboren wordt. Schadeloosstelling en pensioen Tweede Kamer-leden. De verlaging van de schadeloosstelling, in artikel 90 vastgesteld voor de leden der Tweede Kamer, ware te stellen op 1000. De commissie meent, dat het bedrag in de grondwet behoort te worden gehand haafd, maar dat wijziging moet kunnen plaats hebben, zonder ontbinding van de beide Kamers, bij een wet, die in elke Ka mer met een gequalificeerde meerderheid van twee derden van het aantal leden dier Kamer wordt aangenomen. Het jaarlijksche pensioen ware van 150 per jaar te verlagen tot 120 en het maxi mum van 3000 tot 2400. De leden der commissie Van den Bergh, Van der Heyden en Kranenburg zijn van meening, dat met een vermindering met 1000 verder zal worden gegaan, dan het algemeen belang gedoogt. Zij meenen, dat het algemeen belang be ter zal worden gediend, als de schadeloos stelling, in plaats van tot 4000, tot 4500 wordt verlaagd. Ministers zonder portefeuille. De omstandigheid, dat de grondwet bij uitsluiting denkt aan ministers, hoofd van een departement van algemeen bestuur, sluit de mogelijkheid niet uit, dat ministers kunnen worden benoemd zonder portefeuil le. Onder de huidige grondwet echter zou den ministers zonder portefeuille niet, als ministers, hoofden der ministerieele depar tementen, volgens artikel 95 zitting heb ben in de kamers. In de eerste plaats doet zich de wensche- lijkheid van een ministerschap zonder por tefeuille voor ten aanzien van den voorzit ter van den raad van ministers. Daarnaast kan het wenschelijk zijn, dat vooraanstaande staatkundige figuren in een kabinet worden opgenomen, zonder dat zij worden belast met een portefeuille. Wanneer in bewogen tijden de behoefte wordt gevoeld; in het kabinet eenige per sonen op te nemen, zonder dat hun een mi nisterieel departement wordt toevertrouwd, dan is het; indien zij- uit de parlementsleden zouden worden gekozén, geenszins ondenk baar, dat zij lid zullen willen, blijven van de Kamer. Dè commissie zou dit met het oog op een zuivere werking der ministerieele verantwoordelijkheid een ongewenschten toestand achten. In art. 97 stelt de commissie voor, om het ministerschap en het kamerlidmaat schap onvereenigbaar te verklaren, maar tevens om te bepalen, dat een minister, bij een verkiezing tot lid der staten-generaal gekozen, ten hoogste drie maanden na zijn toelating het ambt van minister en het lid maatschap der staten-generaal vereenigen kan. Evenredige vertegenwoordiging. De commissie stelt geen andere wijziging voor dan eene, waardoor de gewone wet gever iets meer. armslag krijgt bij de uit werking van het evenredige kiesrecht, in dien zin, dat hij niet verplicht zal zijn, de wiskundige evenredigheid zoo dicht moge lijk te benaderen. Revolutionnaire vertegenwoordigers. In de latere jaren heeft zich in ruimeren kring de overtuiging gevormd, dat niet be hoort te worden geduld, dat een volksver tegenwoordiger onwettige middelen en we gen aanprijst en bevordert. De commissie meent, dat een lid der volksvertegenwoor diging, dat zich daaraan schuldig maakt, van zijn lidmaatschap moet kunnen worden vervallen Verklaard. De leden Albarda, van den Bergh, Joekes en Kranenburg geven in overweging, het door de commissie voorgestelde artikel 96, lid 2, niet in de grondwet op te némen. De algemeene rekenkamer. De commissie beantwoordt bevestigend de vraag, of het staatsbestuur schade zou lijden, indien de algemeene rekenkamer werd afgeschaft en de controle over de rijksinkomsten en -uitgaven in het depar tement van financiën werd geconcentreerd. VERDERE VOORSTELLEN DER COMMISSIE. Zittingsduur Kamers. Aan het derde lid van artikel 73 wordt een volzin toegevoegd, waardoor de zit tingsduur, voor de na een ontbinding ge kozen Kamers, voor de Tweede Kamer een termijn van vijf, voor de Eerste Kamer van zeven jaar niet overschrijden mag. Uitsluiting verkiesbaarheid lid der Tweede Kamer. De tegenwoordige redactie van artikel 85 sluit van de verkiesbaarheid voor het lid maatschap van de Tweede Kamer uit bede laars, landloop ers en gewoonte-dronkaards, maar laat toe personen, die wegens het be gaan van een ernstig misdrijf tot een vrij heidsstraf van meer dan een jaar zijn ver oordeeld. Van ieder aanstaand lid van een ver tegenwoordigend lichaam mag worden ver wacht, dat hij zich niet in een positie brengt, die tot het opleggen van een zoo zware straf aanleiding zou kunnen geven, onverschillig het meer of minder politiek karakter van de strafbare handeling. Wijziging van het artikel op dit punt wordt door de commissie voorgesteld. Geen staatssecretarissen. Bij artikel 95 beantwoordt de commissie ontkennend de vraag, of invoering van het ambt van staatssecretaris, lid van het mi nisterie, wenschelijk is. Wel stelt zij voor, in artikel 95 de ge legenheid te openen, dat niet alleen ambte naren, doch ook andere personen den mi nister in de Staten-generaal kunnen bij staan. Een gelijke verandering ware aan te brengen in artikel 11 ten aanzien van de regeeringscommissarrissen. De leden Aalberse, Albarda, van den Bergh, de Geer, Joekes, Kranenburg en Anema achten het gewenscht, in de grond wet de mogelijkheid open te stellen voor de benoeming. Zij stellen zich deze positie voor als die van onder-ministers. Zij behooren dus tot het ministerie, waarmee zij op- en aftreden. Zij kunnen dus ook, anders dan de direc teuren-generaal, door de Kroon naar wel gevallen worden ontslagen. Genoemde leden der staatscommissie ad- viseeren daarom, in de grondwet na ar tikel 77 op te nemen een artikel 77bis, al dus luidende „de koning kan aan een mi nisterieel departement staatssecretarissen benoemen en die naar welgevallen ontslaan. Hunne verantwoordelijkheid wordt gere geld door de wet", Zon of geen zon 7^ toch mooi bruin. Dat staat gezond en sportief en voorkomt tevens ver vellen en zonnebrand. 3 x inwrijven is gelijk aan 30 zonnebaden. Zurirve&uu'/ri cKPrr\p Flacon 9Öd,- Tu be 60ct, Doos 50 en 25 cl Opheffing parlementaire onschend baarheid. In art. 98 wordt voorgesteld, de parle mentaire onschendbaarheid voor ministers èn Kamerleden op te heffen ter zake van opruiing of schending van geheimen. De commissie teekent hierbij aan, dat zij zich de vraag heeft gesteld, of niet het tot uiting brengen in het parlement van een on wettig streven mede zou kunnen worden te gengegaan door opheffing van de parlemen taire onschendbaarheid. Voor opheffing achfc zij geen voldoenden grond aanwezig, maar betreffende opruiing en schending van ge heimen kan het optreden van den voorzitter niet zoo licht het gezag van de strafwet vervangen. Op dezen grond wil de commissie ter zake van opruiing of schending van geheimen een uitzondering maken op het beginsel van de parlementaire onschendbaarheid. Vervallenverklaring lidmaatschap Prov. Staten en gemeenteraad. In artikel 128 wordt voorgesteld, dat ook de leden der provinciale staten van hun lid maatschap vervallen kunnen worden ver klaard wegens een onwettig streven. Soortgelijke wijzigingen worden voorge steld in art. 143 (leden van den gemeente raad). Het langer onder de wapenen houden van dienstplichtigen. Artikel 187 wordt gelezen „Wanneer in geval van oorlog, oorlogs gevaar of andere buitengewone omstandig heden de dienstplichtigen door den koning geheel of ten deele buitengewoon onder de wapenen worden geroepen of gehouden, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de staten-generaal gedaan, om het onder de wapenen blijven dei' dienstplichtigen zooveel noodig te bepalen". Volgens art. 187 moet, wanneer in geval van buitengewone omstandigheden dienst plichtigen, die niet in werkelijken dienst zijn, door den koning geheel of gedeeltelijk buitengewoon onder de wapenen worden ge roepen, onverwijld een voorstel van wet aan de staten-generaal worden gedaan, om het onder de wapenen blijven zooveel noodig te bepalen. De regeering heeft zich in de ver gadering van de Tweede Kamer van 13 Maart j.l. op het standpunt gesteld, dat dit artikel niet betrekking heeft op het onder de wapenen houden van dienstplichtigen di/ wel in werkelijken dienst zijn. Van verschil lende zijden werd in de Tweede Kamer dit standpunt bestreden. Welke rechtsgrond voor de bepaling ook wordt aanvaard het geven van een zeke ren waarborg aan het dienstplichtig deel der bevolking of het binden aan bepaalde grenzen in het belang der burgerlijke vrij heid, van het recht der regeering om over de troepen te beschikken deze rechts grond geldt, zij het wellicht niet in gelijke mate, zoowel ten aanzien van het onder de wapenen roepen als van het onder de wape nen houden. In dien zin ware dan ook de be paling te wijzigen, dat zij op de beide geval len betrekking heeft. Kamer voor het bedrijfsleven. Door de instelling van een Kamer voor het bedrijfsleven als deel van de Staten- Generaal zou het historisch gegroeide ka rakter van het parlement worden gewij zigd. De Staten-Generaal, waarin de groo- te geestelijke stroomingen van het volk haar vertegenwoordiging vinden, hebben De herziening van de grondwet. Het rapport van de Staatscommissie. De stakingen in België beduidend uit gebreid. (Buitenland Laboratorium te Tallin in de lucht gevlogen vele slachtoffers. (Gemengd nieuws). Vele conservatieve Lagerhuisleden spreken zich uit vóór opheffing der sancties. (Oorlog Italië-Abessinië), Is het Arabisch-Joodsche vriendschaps* verdrag vervalschfc? (Buitenland), Veerpont op de Donau gekapseisd tientallen dooden. (Gemengd nieuws). Twee jachtvliegtuigen verongelukt in Italië. (Luchtvaart)', Noorsch passagiersvliegtuig tegen berg gevlogen en omlaag gestort. Zeven inzittenden gedood. (Laatste berichten.) De opening van de Waalbrug te Nijme gen. ZIE VERDER EVENTUEEL LAATSTE BERICHTEN onder meer tot taak mede te werken aan de algemeene rechtsvorming. Indien aan deze rechtsvorming deel zou krijgen een orgaan, dat in het bedrijfsleven zijn wortel vindt, zou dit een fundamenteele verande ring zijn in onze staatsinrichting. De com missie voor de grondwetsherziening acht zulk een verandering bedenkelijk. Zij acht de instelling van een kamer voor het bedrijfsleven naast de Eerste en Tweede Kamer bovendien een sprong ih het duister, omdat de desbetreffende denk beelden nog in wording zijn. Bijzonders organen van bedrijfsvertegenwoordiging zijn nog niet geschapen en een kamer voor het bedrijfsleven zou van zoodanige lagere openbare organen toch de overkapping' moeten zijn. Men zou zich dus moeten be* palen tot het openen van de mogelijkheid in de grondwet om een kamer voor het bedrijfsleven in te stellen. De grondwet echter behoort in breede trekken te geven een beeld van den Nederlandschen staats- bouw. Dit beeld zou een weergave der wer kelijkheid inboeten, indien het op een zoo gewichtig punt als het parlement geen concrete omlijning gaf. Wel acht de commissie goede gronden. aan te voeren voor het nader aanwijzen van een weg in de grondwet voor organen, die, blijvend op het eigen terrein van het bedrijfsleven, regelend zullen kunnen optre den. De behoefte aan bedrijfsregelingen wordt sterk gevoeld in steeds breederen kring. Zij hangt samen met de omstandig heid, dat de bedrijven meer en meer, naast privaatrechtelijke zijden, een openbaar ka* rakter gaan vertoonen, en in toenemende mate worden gezien als een maatschappe lijke factor van organischen aard, welke het algemeen belang dient. Door de jong ste ontwikkeling van het crisisrecht is dit proces nog versneld. Juist dit organische karakter maakt het wenschelijk, in de grondwet eenige voorschriften op te ne men. Juridisch zou het bestaande artikel 194 voor zulk een bouw reeds ruimte bieden. Echter is het artikel te onvolledig voor voldoende ordening van zoo groot maat* schappelijk belang. Deze regeling kan het best worden op genomen in een afzonderlijk hoofdstuk. Niet steeds eenstemmigheid. Sommige leden hebben bij afzonderlijks nota afwijkende meeningen doen blijken omtrent bepaalde onderwerpen. Uit het niet in afzonderlijke nota's neer* leggen van afwijkende meeningen ten aan* zien van andere onderwerpen mag niet worden afgeleid, dat daaromtrent eenstem migheid heeft geheerscht of dat alle leden zich bij de gevallen beslissing hebben neer* De „Statendam" op de reede» Hedenmorgen kwam de groote Oceaan* stoomer van de Holland-Amerika-lijn op de reede en ligt thans recht voor de bui tenhaven voor anker. Aan boord bevonden zich 350 dames en heeren behoorende tot hen, die deelnemen aan het zesde congres van de „Union in*

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1936 | | pagina 1