Vlissingsche Courant
TWEEDE BLAD
BINNENLAND
Vereetrpig tot verbetering van
het Geitenras in Zeeland.
FEUILLETON
YSTERIES
van de
van
Donderdag 16 Januari 1936. No. 13.
Pater Hyacinth Hermans
van „De Maasbode" en
A. B. Kleerekoper van
..Het Volk".
Polen, die elkaar aantrekken.
Onder bovenetaanden titel schrijft
©en onzer medewerkers een artikel,
waaraan wü gaarne plaats verleenen
om de sympathieke wijze waarop hier
in de aandacht gevestigd wordt op den
„mensch", die toch in lederen politie-
ken tegenstander schuilt en dien wu
Jtunnen waardeeren en hoogachten,
ook al is zijn levensbeschouwing de
onze niet.
op een hoek van mijn schrijfbureau lig
gen twee kranten op elkaar „De Maas
bode" en „Het Volksblad". Ze liggen er zóó
reeds twee maal 24 uur en nóg is er geen
zelfontbranding ontstaan gevaren blij
ken in theorie altijd grooter en heviger te
zijn dan in de practtfk.
Ik zou nog een éndere, gevaarlijker la
kende proef durven nemen, zonder dat ik
er ongelukken van vreesde. De populair
ste medewerker van „De Maasbode" is de
Dominicaner pater Hyacinth Hermans. Hij
pleegt zijn persoonlijke inzichten en gedach
ten bloot te leggen in een Zondagochtend
hoekje in zijn krant. „Weekpraatje" heet
daar zijn rubriek. Sinds jaar en dag is het
Zondagochtendwoord van den pater me een
geestelijk bad en een frissche ontspanning.
De populairste medewerker van „Het
Volk" (Volksblad) is A. B. Kleerekoper
de Oproerige Krabbelaar. Ook hij heeft een
eigen hoekje in zijn krant, nog wel een
dagelijksch hoekje. En ook hem lees ik ge
trouw. Ook hèm respecteer ik, aldoet-
ie me soms uit m'n vel springen. Ik hui
ver van zijn felheid, zijn bitterheid, van den
haat soms, welke hem blijkt te bezielen.
Maar altijd weer kom ik tot hem terug,
omdat ik onder en bóven alles uit, de eer
lijkheid van zjjn overtuiging proef.
Principieel staan beide journalisten
mijlen ver van elkaar af. En tóch dit is
de proef, waarop ik doelde zou ik ze bij
elkaar durven brengen, zooals ik mijn
„Maasbode" en mijn „Volksblad" bij elkaar
heb gebracht En er zouden geen ongeluk
ken van komen,
s<9
Nu moet ik bekennen, dat ik méér dan
één goede reden heb om een gunstigen
afloop van het experiment te verwachten,
want in het nummer van „Het Volksblad"
dat ik op den hoek van mijn bureau be
waarde, had de heer Kleerekoper zijn ge
dachten over pater Hermans reeds neerge
schreven, gedachten, welke ter gelegenheid
van diens zestigsten verjaardag op Zondag
j.l. werden geuit. De Oproerige Krabbe
laar schreef o.m. onder den titel „Ad muitos
annos"
„Deze priester-journalist toch is van
een breede verdraagzaamheid, van een
ruimte van kijk op de dingen, van een
open-oogigheid voor hetgeen er goed is in
de wereld, ook buiten zijn eigen kring, die
door geen van zijn geloofsgenootelijke lee-
ken-journalisten wordt overtroffen.
Als die leeken me wel eens uitkreten
voor anti-papist, belager des geloofs, blind
voor het Roomrch aspect der dingen, dan
kwam stee-vast de pater op zijn beurt
terug om mij doodleuk naar voren te halen,
als iemand, bereid en in staat de Roomsche
sfeer aan te voelen. Dan werd ik daar van
den weeromstuit clericaal van in den di-
rectsten zin en dacht„Waarom laten ze
hun kranten niet vol schrijven door pries
ters Want deze ervaring is algemeen.
Ook de A.J.C. bijvoorbeeld is er altijd beter
afgekomen bij de priesters dan bij de lee
ken".
Men ziet, hoe vriendelijk A. B. K. over
pater Hermans oordeelt en van den weer
omstuit over alle priesters. Dat is de uit
werking van een vriendelijk woord en een
warm menschelijkheidsgebaar. A. B. K. ver
geet er zelfs om, hoe hij vaakhevig
geopponeerd heeft tegen de z.i. schandelijke
schrijverij van geestelijken in parochie
blaadjes
Enfin, dat doet er thans niet toe. A. B.
K. moge dan wel eens wat hebben tegen
priesters als gelegenheidsschrijvers voor
parochieblaadjes, de combinatie van het
priester èn journalist zijn, schijnt hij toch
over het algemeen een zeer gelukkige te
achten.
Ik voel iets voor die redeneering. De
ware priester en nu denk ik in het al
gemeen aan al degenen, die ons in geeste
lijk opzicht vóórgaan zal in den regel
in navolging vanden Meester mild zijn in
het oordeel, begrijpend en vergevingsge
zind. Wanneer degenen, die leiden in het
openbare leven politici en journalisten
o.m. met méér begrip van deze deugden
eikaar tegemoet traden, dan zou er ondanks
alle verschil, grooter onderlinge waardee
ring wezen en samenwerking in vele op
zichten mogelijk zijn.
Het zou niet goed wezen, als alle Room
sche kranten slechts door priesters werden
volgeschreven. A. B. K. meent het zelf
niet, waar hij zulks beweert. Maar toch
versta ik zijn bedoeling. Iedere journalist
voor welke overtuiging hij ook staat, zou
zich óók een beetje priester moeten voelen
en betoonen. Wij bezitten allemaal soms
een beetje te veel van het vuur der waar
heid en missen te zeer den gloed der liefde.
Zelfs A.B.K, wel eens
In verdraagzaamheid kan pater Hyacinth
Hermans, de journalist, die 60 jaar werd,
ons allen een lichtend voorbeeld zijn.
Hij is van een kinderlijke tevredenheid
jegens God en de menschen.
In het „Weekpraatje", dat hij ter gele
genheid van zijn jongsten verjaardag
schreef, toont hij zich oprecht blij over al
het goede, dat het leven hem schonk. Hij
erkent dankbaar, dat zijn levenstent in de
zon heeft gestaan.
„Ik zal de laatste zijn om bitter den
ouden Hansjacob na te spreken „ich habe
weinig Glück gehabt im Leben".
Ik heb getracht wat Lamartine zoo schoon
heeft gezegd, mijn deur open te houden
op de aarde en tegelijk door mijn venster
naar den hemel te zien".
„Met Robert Lindhart zeg ik „ich liebe
das Leben und die Menschen, auch wo ich
sie nicht auf dem Weg zu Chrustus sehe"."
Wie naast zijn God zóó houdt van het
leven en. van de menschen, óók van dege
nen die deze liefde niet deelen, die
bouwt .bruggen over de diepste kloven van
verdeeldheid en helpt scheppen aan de ge
lukkige gemeenschap, welke, hoe verdeeld
ze ook moge blijven door inzicht en begin
sel, één zal wezen door verdraagzaam
heid.
A.B.K. schreef in zijn „Oproerige Krab
bel"
„De man met het witte habijt, en het
witte kopypapier is een model-exemplaar
van het gilde der Nederlandsche dagblad
schrijvers.
En htt moge hem tot schade noch on
eer zijn, dat de bewoner van dezen hoek
(van den Oproerigen Krabbelaar) hem van
harte de hand toesteekt en roeptNog
vele jaren1"
Bij welken wensch ik me van harte aan
sluit.
Burgemeester en lid der Tweede Kamer.
Mr. G. van Baren, burgemeester van
Delft, die prof. Hugo Visscher zal opvolgen
als lid van de Tweede Kamer, zal tot 1937
de functie van burgemeester en Kamerlid
combineeren.
Middenstand en landbouw-crïsissteun.
De staatscommissievan Loon heeft gis
teren mondeling overleg gepleegd met een
volledige vertegenwoordiging van alle be
trokken middenstandsvakorganisaties, over
de werking van den landbouwcrisissteun, bij
welk overleg de delegatie uit den Mïdden-
standsraad, bestaande uit de heeren mr.
F. J. H. Bach, F. L. van der Leeuw en W.
G. Scheeres, welke het permanent contact
tusschen de staatscommissievan Loon en
den Middenstand vormt, tegenwoordig was.
Naar wij vernemen, ligt het in de bedoe
ling, in de toekomst het houden van derge
lijke bijeenkomsten te bevorderen en het is
niet uitgesloten, dat de commissievan
Loon naast overleg met organisaties, be
trokken bij de distributie, ook in contact
zal treden met vertegenwoordigers uit het
industrieele leven.
Spoorwegpersoneel op 55 jaar pensioen?
Per 31' December heeft, volgens „Het
Volk", de directie der Ned. Spoorwegen aan
den Personeelraad een brief gezonden,
waarin zij voorstelt aan alle leden van het
ruim 35.000 man groote personeel pensioen
te verschaffen op 55-jarigen leeftijd, wan
neer de vakbonden hiermede acccord gaan.
De Personeelraad heeft op zijn beurt weer
advies gevraagd aan de vakbonden.
Groote uitbreiding Olympisch Stadion.
Naar de „Tel." verneemt zal er binnen
kort definitief een aanvang gemaakt wor
den met de uitbreiding van het Olympisch
Stadion te Amsterdam, dat zal vergroot
worden met 15 20.000 plaatsen. Het ligt
in de bedoeling, het vergroote Stadion nog
in den loop van dit jaar geheel gereed te
krijgen, en naar het zich laat aanzien, zal
men daar ook in kunnen slagen. Aanbe
stedingen hebben echter nog niet plaats
gehad.
De nieuwe indeeling van keuringsdiensten.
Naar gemeld wordt, ligt het in de be
doeling van den minister van sociale zaken
aan de Kroon een voorstel te doen tot een
nieuwe indeeling van het land in keurings
kringen, waarbij het aanbal keuringsdien
sten van waren van 21 wordt terugge
bracht tot 16 opgeheven worden de keu
ringsdiensten te Zwolle, Arnhem, Leiden,
Breda en Eindhoven. Bij de nieuwe orga
nisatie der keuringsdiensten zal als norm
voor de personeelsbezetting gelden een
ambtenaar op 30.000 inwoners, de direc
teuren van de diensten niet meegerekend.
Dr. L C. Henkes begraven.
Op de Algemeene Begraafplaats te
's-Gravenhaga is gistermiddag ter aarde
besteld het stoffelijk overschot van dr. I.
G. Henkes, een bekend nêus-, keel- en oor
arts daar ter stede.
Dr. Gerritsen, voorzitter van de afdeeling
Den Haag van de Mij. ter bevordering der
geneeskunst heeft aan de groeve het
woord gevoerd en gezegd, dat de afdeeling
rouwt cm het verlies van dit verdienstelijke
lid. Men heeft gevoeld dat een man is heen
gegaan, in wien veel verloren is. Spr. zeide
ervan overtuigd te zijn, dat niet alleen in
Den Haag, maar ook in Zeeland, waar hij
vroeger veel gewerkt heeft, de laatste da
gen veel aan den ontslapene is gedacht.
Voorts spraken nog een broeder van den
overledene en een zoon, welke laatste te
vens dank bracht voor de bewezen eer.
Woensdagmiddag hield bovengenoemde
verecniging haar jaarlijksche algemeene
vergadering in een der zalen van de „Een
dracht" te Middelburg onder voorzitter
schap van mr. P. Dieleman, die de talrijke
afgevaardigden van afdeelingen welkom
heette.
De vice-voorzitter, de heer Rottier, zei- 1
de, dat het bestuur des morgens mr. Diele
man opnieuw voor 3 jaar tot voorzitter
heeft gekozen en deze die benoeming heeft
aangenomen, waarmede spr. de vereeniging
gelukwenschte.
Mr. Dieleman dankte voor de bewijzen
van instemming en zeide te hopen, dat in
de volgende drie jaar de samenwerking
even aangenaam zal blijven.
De voorzitter zeide, dat de vereeniging
op 31 December jl. 3140 leden telde, en
daardoor de tweede plaats innam onder de
vereenigingen, alleen de Z.L.M. heeft er on
geveer 5500. Het aantal geiten steeg tot
5321, dit was in Zeeland in 1913 nog maar
2200, het is hier dus vooruitgegaan, maar
in heel Nederland ging het achteruit, van
21.200 tot 19.600. Daarbij is de kwaliteit
der dieren veel verbeterd. Er zijn nu 64 af
deelingen en sedert 1934 zijn er 1162 leden
en sindsdien nog eens 606 bijgekomen. In
57 plaatsen werden keuringen gehouden
waarop totaal 1514 dieren waren aange
voerd, de belangstelling was goed, evenals
de verhouding tusschen bestuur en leden.
Op het fokstation zijn de stallen veranderd
en is er meer ruimte gekomen. De gezond
heidstoestand van den veestapel is goed.
Dank bracht spr. aan den secretaris, den
heer J. Versluys Szn., te Serooskerke, voor
alles wat hij doet voor de vereeniging
dank ook aan de leden, de provincie en het
rijk voor de medewerking, maar zeer in het
bijzonder aan den heer Sietema voor zijn
passieve, volle medewerking.
Jaarverslag.
Hierna bracht de heer Versluys als se
cretaris het jaarverslag uit, waarin hij het
een bijzonderheid noemde dat de vereeni
ging werkgelegenheid heeft en daarbij re
sultaat en medewerking heeft verkregen.
Die medewerking kwam van alle vrienden
in de geheele provincie voor 100 Dank
baar is spr. God bovenal, die hem zulke
goede gezondheid en kracht schonk om het
werk te kunnen verrichten. Voor het ko
mende jaar zijn reeds 20 volbloedlammeren
aangevraagd. Goed is het gezien van den
Zeeuwschen werkman, dat bij versobering
der levensomstandigheden, andere factoren
worden ingeschakeld, die het levensonder
houd zoo belangrijk kunnen verstevigen.
Uit de reeds door den voorzitter genoem
de cijfers blijkt volgens spr., dat hij niet te
optimistisch was, toen hij voor 1934 een
toename met 150 leden en 1000 geiten raam
de dit werd 606 en 1409.
Een woord van dank brengt de secretaris
aan de heeren Zwagerman en Sietema, de
adviseurs en aan de volijverige commissie
van toezicht op het fokstation.
In de provincie waren in den dektijd om
streeks half October 90 dekbokken ge
plaatst. De vereeniging had toen nog 8
jonge en twee oudere dieren in reserve. De
bokkenstapel bestaat uit 100 dieren. Het
vorig jaar was dat 70. De klachten waren
zeer gering, al waren er enkele gegronde
onder. Over het algemeen is de verzorging
der bokken goeci, al zijn er ook hier uitzon
deringen. Vooral door te veel mais te voe
ren wordt een bok te vet en het gevolg is
dat hij ook te lui wordt. De secretaris uit
den wensch, dat de Heere den jeugdigen
heer P. Joziasse te Gapinge, lid der com
missie van toezicht op het Fokstation, die
reeds maanden ziek is, spoedig geheel her-
stelle tot blijdschap van zijn gezin en ook
van de vereeniging.
Van de 1514 dieren, die op de keuringen
werden aangevoerd, waren 1048 melkgei-
ten, 50 overloopers en 416 lammeren. Er
waren 1152 ongehorend en 362 gehorend
1094 wit en 426 van andere kleur.
De vrees dat de gehorende en gekleurde
richting zal predomineeren is voorloopig
wel iets voorbarig. In het Prov. stamboek
werden ingeschreven 47 melkgeiten, 481
aanbevelingskaarten voor de fokkerij wer
den uitgereikt, in het Prov. jong vee-regis
ter werden 123 volbloedlammeren inge
schreven. Tentoonstellingen vonden dit jaar
niet plaats, wel werden in Renesse en Oost
burg kringkeuringen gehouden. Melkcon-
tróle werd dit jaar zeer weinig uitgevoerd,
met het oog op de financiën der P. V. Het
ligt in de bedoeling om dit bet volgende
jaar weer voort te zetten voor alle nieuwe
bokkenmoeders. De secretaris hoopte, dat
de pogingen om den financieelen toestand
te verbeteren, resultaat zullen hebben.
Betreffende het fokstation wordt nog
medegedeeld, dat er dit jaar 6 melkgeiten
werden gehouden, van eigen geiten werden
9 bokjes, 5 geitjes en 5 kweeën geboren,
uit de provincie kocht de vereeniging 36
bokjes van de leden. Aan de leden werden
5 geitjes verkocht, waarvan later er een
een kwee bleek te zijn, het betrokken lid
krijgt nu gratis een ander geitje. Als door
gangshuis ontving het station 98 dieren en
er gingen er 35 uit.
Met dank aan den secretaris werd het
jaarverslag goedgekeurd.
Toezicht fokstation.
Het aftredende lid van de commissie van
toezicht op het fokstation, de heer J. Jobs©
uit Aagtekerke, gaf een uitvoerig verslag,
waarin van groote waardeering wordt ge
tuigd, maar daarin ook enkele opmerkingen
over zeer noodzakelijke verbeteringen wor
den gemaakt. De voorzitter zegde toe dat
het bestuur dit in overweging zal nemen.
In plaats van den heer Jobse benoemde
de vergadering in de commissie den heer J.
Poppe Wzn. te Nieuw en St. Joosland en
tot plaatsvervanger den heer YV. Wiskerke
te Nieuwdorp.
De beteekenis der geitenfokkerij
voor onzen tjjd.
De voorzitter, mr. P. Dieleman, hield
vervolgens een inleiding over genoemd on
derwerp.
Spr. wilde niet in een geschiedkundige
betrachting van de geit en de geitenteeit
zich al te diep begeven, nu de secretaris
dit reeds in een lezing op verschillende dor
pen deed en naar spr. hoopt ook nog zal
doen. De geit behoort tot de z.g. koolhoor-
nige, krachtige diersoort, oorspronkelijk
thuisbehoorend in hooger, reiner atmosfeer,
liefst klimmend en klauterend op de steil
ste ontoegankelijke rotsen. Is de geit, nu
als heerlijk huisdier voor zooveel gezinnen,
niet een beeld door haar soberheid, met
vaak koppige, nukkige eigenschappen en
snoepzucht, niet een beeld van de eigen-
schappen van het volk Zij wordt genoemd
de koe van den arbeider, en zij heeft dan,
ook oneindig veel belang voor den arbei
dersstand, zoowel een sociaal als een op-
voedingsbelang. Zij is in alles nuttig. Haar
melk, boter, kaas en vleesch zijn goed voor
het gebruik, haar huid is uitstekend te be
reiden en te gebruiken. In Spanje maakt
men kordriaan, saffiaan en het fijne boven
leer van de geitenhuiden. Het geitenhaar
dient voor kwasten en penseelen, of wordt
gesponnen in tapijt of gordijnen. De slecht©
economische toestanden werden ook in ons
land in de 19e eeuw hoe langer hoe on
houdbaarder voor den arbeidersstand en
nog gebruikt men onder het mom van be
hartiging van arbeidersbelangen, de arbei
ders slechts tot bereiking van eigen finan-
cieele voordeelen. Een der belangrijke maat
regelen tot verheffing en in standhouding
van den arbeidersstand, naast wat er ge
daan is en moet worden voor hun rechts
positie, is de geitenfokkerij. En als geheel
het platteland is ook deze fokkerij lang
verwaarloosd en uitgebuit door handeldrij
vend en industrieel Nederland. De loonea
der landarbeiders moesten gedrukt worden.
Zulks om in de steden de prijzen der le
vensmiddelen ook te drukken. De belangen
der landarbeiders worden dikwijls onderge
schikt gemaakt aan die der industrie en
stadsche arbeiders. Toen de nood meer ging
nijpen, trok de verwaarloosde geit, de aan
dacht hier in Zeeland o.a. door de stuw
kracht van mannen als Zwagerman en
Sietema, en ook als Versluijs. Spr. brengt
alle voorvechters een eeresaluut en komt
dan tot de vraag of het besluit der Prov.
Staten inzake het alleen mogen dekken van
goedgekeurde bokken niet te ingrijpend is
geweest. Aan de hand van 'n aantal gege
vens hem door den heer Sietema verstrekt*,
Ben geval uit de praktijk
van Inspecteur Sanders,
lid der Centrale Recherche
RONDOM „VREDELUST"
DOOR UDO VAN EWOUD
Villa „Vredelust".
Waarom de nog jonge rentenier, mr. Ru-
dolf Herbert van Opweeghen, juist deze,
vrij eenzaam gelegen villa aan den Amstel
als woonplaats had uitverkoren, was voor
menigeen een raadsel. Het min of meer
vervallen heerenhuis, dat uit een vorige
eeuw dateerde en waarschijnlijk oorspron
kelijk bestemd was geweest voor een rijk
met kinderen gezegende koopmansfamilie
uit die dagen, leek wel allerminst het ideale
„home" voor een levenslustigen celibatair
als Rudolf van Opweeghen, die tot dusver
nooit blijk had gegeven behoefte te hebben
aan de afzondering en de rust, welke deze
oude patriciërswoning den eigenaar wel in
zeer ruime mate moest bieden.
Den intiemen kennissen van mr. Van
Opweeghen echter was het bekend, dat de
jonge rentenier niet louter voor zijn genoe
gen op „Vredelust", zooals het huis heette,
zijn intrek- had genomen. Tot vóór eenige
jaren was de villa, welke eens tot de nala
tenschap van Van Opweeghen's vader be
hoorde, bewoond door een gepensionneerd
kolonel, die er, nadat zijn kinderen het
ouderlijk huis hadden verlaten om elders
een gezin te stichten, zijn laatste levens
dagen in vrede had gesleten. Na het over
lijden van den kolonel echter bleek het, ook
al door de waardedaling der onroerende
goederen, onmogelijk het huis tegen een
behoorlijken prijs te verhuren en daar Van
Opweeghen, hoewel gefortuneerd, het uit
een oogpunt van juist financieel beheer,
onverantwoordelijk vond om wellicht nog
eenige jaren te wachten tot er eens een
nieuwe huurder zou komen opdagen, be
sloot hij zijn geriefelijke flat in een der bui
tenwijken'van de hoofdstad vaarwel te zeg
gen om zich op „Vredelust" te installeeren.
Bijzonder veel moeite had dit besluit hem
r iet gekost, want Van Opweeghen behoor
de tot die gelukkigen, wier ruime middelen
hun veroorloven van tijd tot tijd het Ne
derlandsche klimaat te ontvluchten om el
ders in het oude Europa de geneugten te
zoeken, welke ons land den verwenden
mensch nu eenmaal niet vermag te bieden.
Hij voelde zich in Parrjs, Brussel, Weenen
en Berlijn even goed thuis als in Amster
dam de Rivièra, de Noorsche fjorden en
de badplaatsen langs de Oostzee-kust had
den voor hem geen enkel geheim meer en
onder de trouwe beoefenaars van de winter
sport in de Zwitsersche Alpen was liij een
even goede bekende als bij de croupiers van
de speelgelegenheden aan de Cóte d'Azur.
Zelden bleef hij .langer dan twee maan
den achtereen in zijn villa aan den Amstel
en in dat licht bezien, was het waarlijk niet
zoo heel vreemd, dat hij zich tevreden stelde
met een woning, welker egocentrische lig
ging en bescheiden inrichting wellicht niet
geheel in overeenstemming waren met de
middelen, waarover hij beschikte.
Van den overleden kolonel had hij zijn
huishoudster, juffrouw Elisabeth Keizer,
overgenomen, een brave ziel, aan wie het
huwelijksgeluk voorbij was gegaan, behept
met alle goede en slechte eigenschappen
van ongetrouwde dames-even-in-de-vijf tig
en met juist voldoende verstand om een
ongecompliceerd vrijgezellen-huishouden als
dat van mr. Van Opweeghen op behoorlijke
wijze te bestieren.
Öp dezen somberen Zaterdagmiddag in
de tweede helft van Januari maakte juf
frouw Keizer zich gereed de woning van
haar heer en meester te verlaten.
Van Opweeghen zelf vertoefde sinds het
begin van de week in Parijs, maar in afwij
king van zijn gewoonte, scheen hij ditmaal
zijn verblijf in de lichtstad niet al te lang
te willen rekken juffrouw Keizer had al
thans gisteren een telegram ontvangen,
waarin hij haar meedeelde, dg.t hij voorne
mens was Dinsdag terug te komen en
waarin hij haar voorts verzocht er voor te
willen zorgen, dat zijn auto, waaraan een
kleine reparatie moest worden verricht,
tegen dien tijd in orde zou zijn.
De plichtsgetrouwe huishoudster had on
middellijk haar maatregelen genomen. Zij
was persoonlijk naar de garage gegaan,
waar Van Opweeghen gewoonlijk kwam en
haar opdracht om een monteur te sturen
werd prompt uitgevoerd, want in het begin
van dezen middag vervoegde Hendrik Lam-
pe, die Van Opweeghen bij bijzondere ge
legenheden wel eens reed, zich aan „Vrede
lust" en nadat juffrouw Keizer hem den
sleutel van het oude koetshuis, dat als ga
rage dienst deed, ter hand had gesteld, was
hij onmiddellijk aan het werk getogen.
Nu maakte de huishoudster zich, zooals
gezegd, gereed om weg te gaan en het
wachten was nog slechts op Lampe, die
haar zoo juist had meegedeeld, dat hij di
rect klaar was. Dat bleek inderdaad het
geval, want nauwelijks had juffrouw Keizer
haar warmen wintermantel met den imita
tie bontkraag aangetrokken, of de monteur
trad, terwijl hij zich met een kouwelijk ge
zicht de paarse handen wreef, de keuken
binnen, waar de huishoudster zich direct
over hem ontfermde.
„Een kop thee, Hendrik?" vroeg ze en
er lag iets moederlijks in de wijze, waarop
ze, zonder zrjn antwoord af te wachten, naar
het gasfornuis slofte, om daarna behoed
zaam het deksel van den trekpot op te
lichten.
„Ze is nog warm
„Graag juffrouw zei Lampe, die nu ter
afwisseling met de voeten op den grond
stampte, waarschijnlijk ook al om de huis
houdster te overtuigen, dat een kop warme
thee aan hem wel besteed was.
,,'t Is gemeen koud", liet hij er ten over
vloede op volgen. „Als u 't mij vraagt, krij
gen we sneeuw, misschien vanavond nog.4'
Juffrouw Keizer was het met deze voor
spelling geheel eens.
„Ik voel het den heelen dag al in mijn
"roofd", zei ze. „Dat bedriegt nooit. Enfin,
nis het maar droog blijft tot ik bij mijn
zuster ben."
„Gaat u naar uw zuster?" vroeg de mon
teur, terwijl hij den dampenden kop aan«
nam, waarbij hij zijn getrappel even staak
te. „Waar woont die, als ik vragen mag?
Ik bedoelemisschien zou ik u
even weg kunnen brengen, ik moet toch nog
naar de stad."
„Als je zoo vriendelijk zou willen zijn",
ging juffrouw Keizer gretig op het aanbod
in. „M'n zuster heeft een banketbakkerij
in de P. C. Hooftstraat - een heel eind
om te trammen. Ik blijf er tot Maandag"*
„Dat treft", meende Lampe. „Ik moet op
de Weteringschans zijn een kleine moeite
om even door te rijden."
Tien minuten later verlieten beiden d©
villa, doch daarbij moest de monteur juf
frouw Keizer nogmaals zijn diensten aan
bieden, want toen de huishoudster de deur
wilde sluiten, bleek het slot te weigeren,
zoodat Lampe inderdaad alle krachten in
spannen moest om den sleutel in den ge-
wenschten stand te krijgen.
„Dat is me nog nooit overkomen", zei
juffrouw Keizer, maar toen Lampe op
merkte, dat het vochtige weer van den
laatsten tijd waarschijnlijk aan een en an
der debet zou zijn, was zij het intermezzo
spoedig vergeten en toen de monteur haar
ruim een kwartier later aan de woning van
haar zuster in de P. C. Hooftstraat afle
verde. c.acht zij nog slechts aan den vrijen
dag, welke haar wachtte en die haar alle
geneugten beloofde te zullen brengen0 van
een urenlang onderhoud met een haar na
aan het hart liggend familielid.
(YVordt vervolgd.)