Vlissingsche Courant TWEEDE BLAD BINNENLAND Vereetrpig tot verbetering van het Geitenras in Zeeland. FEUILLETON YSTERIES van de van Donderdag 16 Januari 1936. No. 13. Pater Hyacinth Hermans van „De Maasbode" en A. B. Kleerekoper van ..Het Volk". Polen, die elkaar aantrekken. Onder bovenetaanden titel schrijft ©en onzer medewerkers een artikel, waaraan wü gaarne plaats verleenen om de sympathieke wijze waarop hier in de aandacht gevestigd wordt op den „mensch", die toch in lederen politie- ken tegenstander schuilt en dien wu Jtunnen waardeeren en hoogachten, ook al is zijn levensbeschouwing de onze niet. op een hoek van mijn schrijfbureau lig gen twee kranten op elkaar „De Maas bode" en „Het Volksblad". Ze liggen er zóó reeds twee maal 24 uur en nóg is er geen zelfontbranding ontstaan gevaren blij ken in theorie altijd grooter en heviger te zijn dan in de practtfk. Ik zou nog een éndere, gevaarlijker la kende proef durven nemen, zonder dat ik er ongelukken van vreesde. De populair ste medewerker van „De Maasbode" is de Dominicaner pater Hyacinth Hermans. Hij pleegt zijn persoonlijke inzichten en gedach ten bloot te leggen in een Zondagochtend hoekje in zijn krant. „Weekpraatje" heet daar zijn rubriek. Sinds jaar en dag is het Zondagochtendwoord van den pater me een geestelijk bad en een frissche ontspanning. De populairste medewerker van „Het Volk" (Volksblad) is A. B. Kleerekoper de Oproerige Krabbelaar. Ook hij heeft een eigen hoekje in zijn krant, nog wel een dagelijksch hoekje. En ook hem lees ik ge trouw. Ook hèm respecteer ik, aldoet- ie me soms uit m'n vel springen. Ik hui ver van zijn felheid, zijn bitterheid, van den haat soms, welke hem blijkt te bezielen. Maar altijd weer kom ik tot hem terug, omdat ik onder en bóven alles uit, de eer lijkheid van zjjn overtuiging proef. Principieel staan beide journalisten mijlen ver van elkaar af. En tóch dit is de proef, waarop ik doelde zou ik ze bij elkaar durven brengen, zooals ik mijn „Maasbode" en mijn „Volksblad" bij elkaar heb gebracht En er zouden geen ongeluk ken van komen, s<9 Nu moet ik bekennen, dat ik méér dan één goede reden heb om een gunstigen afloop van het experiment te verwachten, want in het nummer van „Het Volksblad" dat ik op den hoek van mijn bureau be waarde, had de heer Kleerekoper zijn ge dachten over pater Hermans reeds neerge schreven, gedachten, welke ter gelegenheid van diens zestigsten verjaardag op Zondag j.l. werden geuit. De Oproerige Krabbe laar schreef o.m. onder den titel „Ad muitos annos" „Deze priester-journalist toch is van een breede verdraagzaamheid, van een ruimte van kijk op de dingen, van een open-oogigheid voor hetgeen er goed is in de wereld, ook buiten zijn eigen kring, die door geen van zijn geloofsgenootelijke lee- ken-journalisten wordt overtroffen. Als die leeken me wel eens uitkreten voor anti-papist, belager des geloofs, blind voor het Roomrch aspect der dingen, dan kwam stee-vast de pater op zijn beurt terug om mij doodleuk naar voren te halen, als iemand, bereid en in staat de Roomsche sfeer aan te voelen. Dan werd ik daar van den weeromstuit clericaal van in den di- rectsten zin en dacht„Waarom laten ze hun kranten niet vol schrijven door pries ters Want deze ervaring is algemeen. Ook de A.J.C. bijvoorbeeld is er altijd beter afgekomen bij de priesters dan bij de lee ken". Men ziet, hoe vriendelijk A. B. K. over pater Hermans oordeelt en van den weer omstuit over alle priesters. Dat is de uit werking van een vriendelijk woord en een warm menschelijkheidsgebaar. A. B. K. ver geet er zelfs om, hoe hij vaakhevig geopponeerd heeft tegen de z.i. schandelijke schrijverij van geestelijken in parochie blaadjes Enfin, dat doet er thans niet toe. A. B. K. moge dan wel eens wat hebben tegen priesters als gelegenheidsschrijvers voor parochieblaadjes, de combinatie van het priester èn journalist zijn, schijnt hij toch over het algemeen een zeer gelukkige te achten. Ik voel iets voor die redeneering. De ware priester en nu denk ik in het al gemeen aan al degenen, die ons in geeste lijk opzicht vóórgaan zal in den regel in navolging vanden Meester mild zijn in het oordeel, begrijpend en vergevingsge zind. Wanneer degenen, die leiden in het openbare leven politici en journalisten o.m. met méér begrip van deze deugden eikaar tegemoet traden, dan zou er ondanks alle verschil, grooter onderlinge waardee ring wezen en samenwerking in vele op zichten mogelijk zijn. Het zou niet goed wezen, als alle Room sche kranten slechts door priesters werden volgeschreven. A. B. K. meent het zelf niet, waar hij zulks beweert. Maar toch versta ik zijn bedoeling. Iedere journalist voor welke overtuiging hij ook staat, zou zich óók een beetje priester moeten voelen en betoonen. Wij bezitten allemaal soms een beetje te veel van het vuur der waar heid en missen te zeer den gloed der liefde. Zelfs A.B.K, wel eens In verdraagzaamheid kan pater Hyacinth Hermans, de journalist, die 60 jaar werd, ons allen een lichtend voorbeeld zijn. Hij is van een kinderlijke tevredenheid jegens God en de menschen. In het „Weekpraatje", dat hij ter gele genheid van zijn jongsten verjaardag schreef, toont hij zich oprecht blij over al het goede, dat het leven hem schonk. Hij erkent dankbaar, dat zijn levenstent in de zon heeft gestaan. „Ik zal de laatste zijn om bitter den ouden Hansjacob na te spreken „ich habe weinig Glück gehabt im Leben". Ik heb getracht wat Lamartine zoo schoon heeft gezegd, mijn deur open te houden op de aarde en tegelijk door mijn venster naar den hemel te zien". „Met Robert Lindhart zeg ik „ich liebe das Leben und die Menschen, auch wo ich sie nicht auf dem Weg zu Chrustus sehe"." Wie naast zijn God zóó houdt van het leven en. van de menschen, óók van dege nen die deze liefde niet deelen, die bouwt .bruggen over de diepste kloven van verdeeldheid en helpt scheppen aan de ge lukkige gemeenschap, welke, hoe verdeeld ze ook moge blijven door inzicht en begin sel, één zal wezen door verdraagzaam heid. A.B.K. schreef in zijn „Oproerige Krab bel" „De man met het witte habijt, en het witte kopypapier is een model-exemplaar van het gilde der Nederlandsche dagblad schrijvers. En htt moge hem tot schade noch on eer zijn, dat de bewoner van dezen hoek (van den Oproerigen Krabbelaar) hem van harte de hand toesteekt en roeptNog vele jaren1" Bij welken wensch ik me van harte aan sluit. Burgemeester en lid der Tweede Kamer. Mr. G. van Baren, burgemeester van Delft, die prof. Hugo Visscher zal opvolgen als lid van de Tweede Kamer, zal tot 1937 de functie van burgemeester en Kamerlid combineeren. Middenstand en landbouw-crïsissteun. De staatscommissievan Loon heeft gis teren mondeling overleg gepleegd met een volledige vertegenwoordiging van alle be trokken middenstandsvakorganisaties, over de werking van den landbouwcrisissteun, bij welk overleg de delegatie uit den Mïdden- standsraad, bestaande uit de heeren mr. F. J. H. Bach, F. L. van der Leeuw en W. G. Scheeres, welke het permanent contact tusschen de staatscommissievan Loon en den Middenstand vormt, tegenwoordig was. Naar wij vernemen, ligt het in de bedoe ling, in de toekomst het houden van derge lijke bijeenkomsten te bevorderen en het is niet uitgesloten, dat de commissievan Loon naast overleg met organisaties, be trokken bij de distributie, ook in contact zal treden met vertegenwoordigers uit het industrieele leven. Spoorwegpersoneel op 55 jaar pensioen? Per 31' December heeft, volgens „Het Volk", de directie der Ned. Spoorwegen aan den Personeelraad een brief gezonden, waarin zij voorstelt aan alle leden van het ruim 35.000 man groote personeel pensioen te verschaffen op 55-jarigen leeftijd, wan neer de vakbonden hiermede acccord gaan. De Personeelraad heeft op zijn beurt weer advies gevraagd aan de vakbonden. Groote uitbreiding Olympisch Stadion. Naar de „Tel." verneemt zal er binnen kort definitief een aanvang gemaakt wor den met de uitbreiding van het Olympisch Stadion te Amsterdam, dat zal vergroot worden met 15 20.000 plaatsen. Het ligt in de bedoeling, het vergroote Stadion nog in den loop van dit jaar geheel gereed te krijgen, en naar het zich laat aanzien, zal men daar ook in kunnen slagen. Aanbe stedingen hebben echter nog niet plaats gehad. De nieuwe indeeling van keuringsdiensten. Naar gemeld wordt, ligt het in de be doeling van den minister van sociale zaken aan de Kroon een voorstel te doen tot een nieuwe indeeling van het land in keurings kringen, waarbij het aanbal keuringsdien sten van waren van 21 wordt terugge bracht tot 16 opgeheven worden de keu ringsdiensten te Zwolle, Arnhem, Leiden, Breda en Eindhoven. Bij de nieuwe orga nisatie der keuringsdiensten zal als norm voor de personeelsbezetting gelden een ambtenaar op 30.000 inwoners, de direc teuren van de diensten niet meegerekend. Dr. L C. Henkes begraven. Op de Algemeene Begraafplaats te 's-Gravenhaga is gistermiddag ter aarde besteld het stoffelijk overschot van dr. I. G. Henkes, een bekend nêus-, keel- en oor arts daar ter stede. Dr. Gerritsen, voorzitter van de afdeeling Den Haag van de Mij. ter bevordering der geneeskunst heeft aan de groeve het woord gevoerd en gezegd, dat de afdeeling rouwt cm het verlies van dit verdienstelijke lid. Men heeft gevoeld dat een man is heen gegaan, in wien veel verloren is. Spr. zeide ervan overtuigd te zijn, dat niet alleen in Den Haag, maar ook in Zeeland, waar hij vroeger veel gewerkt heeft, de laatste da gen veel aan den ontslapene is gedacht. Voorts spraken nog een broeder van den overledene en een zoon, welke laatste te vens dank bracht voor de bewezen eer. Woensdagmiddag hield bovengenoemde verecniging haar jaarlijksche algemeene vergadering in een der zalen van de „Een dracht" te Middelburg onder voorzitter schap van mr. P. Dieleman, die de talrijke afgevaardigden van afdeelingen welkom heette. De vice-voorzitter, de heer Rottier, zei- 1 de, dat het bestuur des morgens mr. Diele man opnieuw voor 3 jaar tot voorzitter heeft gekozen en deze die benoeming heeft aangenomen, waarmede spr. de vereeniging gelukwenschte. Mr. Dieleman dankte voor de bewijzen van instemming en zeide te hopen, dat in de volgende drie jaar de samenwerking even aangenaam zal blijven. De voorzitter zeide, dat de vereeniging op 31 December jl. 3140 leden telde, en daardoor de tweede plaats innam onder de vereenigingen, alleen de Z.L.M. heeft er on geveer 5500. Het aantal geiten steeg tot 5321, dit was in Zeeland in 1913 nog maar 2200, het is hier dus vooruitgegaan, maar in heel Nederland ging het achteruit, van 21.200 tot 19.600. Daarbij is de kwaliteit der dieren veel verbeterd. Er zijn nu 64 af deelingen en sedert 1934 zijn er 1162 leden en sindsdien nog eens 606 bijgekomen. In 57 plaatsen werden keuringen gehouden waarop totaal 1514 dieren waren aange voerd, de belangstelling was goed, evenals de verhouding tusschen bestuur en leden. Op het fokstation zijn de stallen veranderd en is er meer ruimte gekomen. De gezond heidstoestand van den veestapel is goed. Dank bracht spr. aan den secretaris, den heer J. Versluys Szn., te Serooskerke, voor alles wat hij doet voor de vereeniging dank ook aan de leden, de provincie en het rijk voor de medewerking, maar zeer in het bijzonder aan den heer Sietema voor zijn passieve, volle medewerking. Jaarverslag. Hierna bracht de heer Versluys als se cretaris het jaarverslag uit, waarin hij het een bijzonderheid noemde dat de vereeni ging werkgelegenheid heeft en daarbij re sultaat en medewerking heeft verkregen. Die medewerking kwam van alle vrienden in de geheele provincie voor 100 Dank baar is spr. God bovenal, die hem zulke goede gezondheid en kracht schonk om het werk te kunnen verrichten. Voor het ko mende jaar zijn reeds 20 volbloedlammeren aangevraagd. Goed is het gezien van den Zeeuwschen werkman, dat bij versobering der levensomstandigheden, andere factoren worden ingeschakeld, die het levensonder houd zoo belangrijk kunnen verstevigen. Uit de reeds door den voorzitter genoem de cijfers blijkt volgens spr., dat hij niet te optimistisch was, toen hij voor 1934 een toename met 150 leden en 1000 geiten raam de dit werd 606 en 1409. Een woord van dank brengt de secretaris aan de heeren Zwagerman en Sietema, de adviseurs en aan de volijverige commissie van toezicht op het fokstation. In de provincie waren in den dektijd om streeks half October 90 dekbokken ge plaatst. De vereeniging had toen nog 8 jonge en twee oudere dieren in reserve. De bokkenstapel bestaat uit 100 dieren. Het vorig jaar was dat 70. De klachten waren zeer gering, al waren er enkele gegronde onder. Over het algemeen is de verzorging der bokken goeci, al zijn er ook hier uitzon deringen. Vooral door te veel mais te voe ren wordt een bok te vet en het gevolg is dat hij ook te lui wordt. De secretaris uit den wensch, dat de Heere den jeugdigen heer P. Joziasse te Gapinge, lid der com missie van toezicht op het Fokstation, die reeds maanden ziek is, spoedig geheel her- stelle tot blijdschap van zijn gezin en ook van de vereeniging. Van de 1514 dieren, die op de keuringen werden aangevoerd, waren 1048 melkgei- ten, 50 overloopers en 416 lammeren. Er waren 1152 ongehorend en 362 gehorend 1094 wit en 426 van andere kleur. De vrees dat de gehorende en gekleurde richting zal predomineeren is voorloopig wel iets voorbarig. In het Prov. stamboek werden ingeschreven 47 melkgeiten, 481 aanbevelingskaarten voor de fokkerij wer den uitgereikt, in het Prov. jong vee-regis ter werden 123 volbloedlammeren inge schreven. Tentoonstellingen vonden dit jaar niet plaats, wel werden in Renesse en Oost burg kringkeuringen gehouden. Melkcon- tróle werd dit jaar zeer weinig uitgevoerd, met het oog op de financiën der P. V. Het ligt in de bedoeling om dit bet volgende jaar weer voort te zetten voor alle nieuwe bokkenmoeders. De secretaris hoopte, dat de pogingen om den financieelen toestand te verbeteren, resultaat zullen hebben. Betreffende het fokstation wordt nog medegedeeld, dat er dit jaar 6 melkgeiten werden gehouden, van eigen geiten werden 9 bokjes, 5 geitjes en 5 kweeën geboren, uit de provincie kocht de vereeniging 36 bokjes van de leden. Aan de leden werden 5 geitjes verkocht, waarvan later er een een kwee bleek te zijn, het betrokken lid krijgt nu gratis een ander geitje. Als door gangshuis ontving het station 98 dieren en er gingen er 35 uit. Met dank aan den secretaris werd het jaarverslag goedgekeurd. Toezicht fokstation. Het aftredende lid van de commissie van toezicht op het fokstation, de heer J. Jobs© uit Aagtekerke, gaf een uitvoerig verslag, waarin van groote waardeering wordt ge tuigd, maar daarin ook enkele opmerkingen over zeer noodzakelijke verbeteringen wor den gemaakt. De voorzitter zegde toe dat het bestuur dit in overweging zal nemen. In plaats van den heer Jobse benoemde de vergadering in de commissie den heer J. Poppe Wzn. te Nieuw en St. Joosland en tot plaatsvervanger den heer YV. Wiskerke te Nieuwdorp. De beteekenis der geitenfokkerij voor onzen tjjd. De voorzitter, mr. P. Dieleman, hield vervolgens een inleiding over genoemd on derwerp. Spr. wilde niet in een geschiedkundige betrachting van de geit en de geitenteeit zich al te diep begeven, nu de secretaris dit reeds in een lezing op verschillende dor pen deed en naar spr. hoopt ook nog zal doen. De geit behoort tot de z.g. koolhoor- nige, krachtige diersoort, oorspronkelijk thuisbehoorend in hooger, reiner atmosfeer, liefst klimmend en klauterend op de steil ste ontoegankelijke rotsen. Is de geit, nu als heerlijk huisdier voor zooveel gezinnen, niet een beeld door haar soberheid, met vaak koppige, nukkige eigenschappen en snoepzucht, niet een beeld van de eigen- schappen van het volk Zij wordt genoemd de koe van den arbeider, en zij heeft dan, ook oneindig veel belang voor den arbei dersstand, zoowel een sociaal als een op- voedingsbelang. Zij is in alles nuttig. Haar melk, boter, kaas en vleesch zijn goed voor het gebruik, haar huid is uitstekend te be reiden en te gebruiken. In Spanje maakt men kordriaan, saffiaan en het fijne boven leer van de geitenhuiden. Het geitenhaar dient voor kwasten en penseelen, of wordt gesponnen in tapijt of gordijnen. De slecht© economische toestanden werden ook in ons land in de 19e eeuw hoe langer hoe on houdbaarder voor den arbeidersstand en nog gebruikt men onder het mom van be hartiging van arbeidersbelangen, de arbei ders slechts tot bereiking van eigen finan- cieele voordeelen. Een der belangrijke maat regelen tot verheffing en in standhouding van den arbeidersstand, naast wat er ge daan is en moet worden voor hun rechts positie, is de geitenfokkerij. En als geheel het platteland is ook deze fokkerij lang verwaarloosd en uitgebuit door handeldrij vend en industrieel Nederland. De loonea der landarbeiders moesten gedrukt worden. Zulks om in de steden de prijzen der le vensmiddelen ook te drukken. De belangen der landarbeiders worden dikwijls onderge schikt gemaakt aan die der industrie en stadsche arbeiders. Toen de nood meer ging nijpen, trok de verwaarloosde geit, de aan dacht hier in Zeeland o.a. door de stuw kracht van mannen als Zwagerman en Sietema, en ook als Versluijs. Spr. brengt alle voorvechters een eeresaluut en komt dan tot de vraag of het besluit der Prov. Staten inzake het alleen mogen dekken van goedgekeurde bokken niet te ingrijpend is geweest. Aan de hand van 'n aantal gege vens hem door den heer Sietema verstrekt*, Ben geval uit de praktijk van Inspecteur Sanders, lid der Centrale Recherche RONDOM „VREDELUST" DOOR UDO VAN EWOUD Villa „Vredelust". Waarom de nog jonge rentenier, mr. Ru- dolf Herbert van Opweeghen, juist deze, vrij eenzaam gelegen villa aan den Amstel als woonplaats had uitverkoren, was voor menigeen een raadsel. Het min of meer vervallen heerenhuis, dat uit een vorige eeuw dateerde en waarschijnlijk oorspron kelijk bestemd was geweest voor een rijk met kinderen gezegende koopmansfamilie uit die dagen, leek wel allerminst het ideale „home" voor een levenslustigen celibatair als Rudolf van Opweeghen, die tot dusver nooit blijk had gegeven behoefte te hebben aan de afzondering en de rust, welke deze oude patriciërswoning den eigenaar wel in zeer ruime mate moest bieden. Den intiemen kennissen van mr. Van Opweeghen echter was het bekend, dat de jonge rentenier niet louter voor zijn genoe gen op „Vredelust", zooals het huis heette, zijn intrek- had genomen. Tot vóór eenige jaren was de villa, welke eens tot de nala tenschap van Van Opweeghen's vader be hoorde, bewoond door een gepensionneerd kolonel, die er, nadat zijn kinderen het ouderlijk huis hadden verlaten om elders een gezin te stichten, zijn laatste levens dagen in vrede had gesleten. Na het over lijden van den kolonel echter bleek het, ook al door de waardedaling der onroerende goederen, onmogelijk het huis tegen een behoorlijken prijs te verhuren en daar Van Opweeghen, hoewel gefortuneerd, het uit een oogpunt van juist financieel beheer, onverantwoordelijk vond om wellicht nog eenige jaren te wachten tot er eens een nieuwe huurder zou komen opdagen, be sloot hij zijn geriefelijke flat in een der bui tenwijken'van de hoofdstad vaarwel te zeg gen om zich op „Vredelust" te installeeren. Bijzonder veel moeite had dit besluit hem r iet gekost, want Van Opweeghen behoor de tot die gelukkigen, wier ruime middelen hun veroorloven van tijd tot tijd het Ne derlandsche klimaat te ontvluchten om el ders in het oude Europa de geneugten te zoeken, welke ons land den verwenden mensch nu eenmaal niet vermag te bieden. Hij voelde zich in Parrjs, Brussel, Weenen en Berlijn even goed thuis als in Amster dam de Rivièra, de Noorsche fjorden en de badplaatsen langs de Oostzee-kust had den voor hem geen enkel geheim meer en onder de trouwe beoefenaars van de winter sport in de Zwitsersche Alpen was liij een even goede bekende als bij de croupiers van de speelgelegenheden aan de Cóte d'Azur. Zelden bleef hij .langer dan twee maan den achtereen in zijn villa aan den Amstel en in dat licht bezien, was het waarlijk niet zoo heel vreemd, dat hij zich tevreden stelde met een woning, welker egocentrische lig ging en bescheiden inrichting wellicht niet geheel in overeenstemming waren met de middelen, waarover hij beschikte. Van den overleden kolonel had hij zijn huishoudster, juffrouw Elisabeth Keizer, overgenomen, een brave ziel, aan wie het huwelijksgeluk voorbij was gegaan, behept met alle goede en slechte eigenschappen van ongetrouwde dames-even-in-de-vijf tig en met juist voldoende verstand om een ongecompliceerd vrijgezellen-huishouden als dat van mr. Van Opweeghen op behoorlijke wijze te bestieren. Öp dezen somberen Zaterdagmiddag in de tweede helft van Januari maakte juf frouw Keizer zich gereed de woning van haar heer en meester te verlaten. Van Opweeghen zelf vertoefde sinds het begin van de week in Parijs, maar in afwij king van zijn gewoonte, scheen hij ditmaal zijn verblijf in de lichtstad niet al te lang te willen rekken juffrouw Keizer had al thans gisteren een telegram ontvangen, waarin hij haar meedeelde, dg.t hij voorne mens was Dinsdag terug te komen en waarin hij haar voorts verzocht er voor te willen zorgen, dat zijn auto, waaraan een kleine reparatie moest worden verricht, tegen dien tijd in orde zou zijn. De plichtsgetrouwe huishoudster had on middellijk haar maatregelen genomen. Zij was persoonlijk naar de garage gegaan, waar Van Opweeghen gewoonlijk kwam en haar opdracht om een monteur te sturen werd prompt uitgevoerd, want in het begin van dezen middag vervoegde Hendrik Lam- pe, die Van Opweeghen bij bijzondere ge legenheden wel eens reed, zich aan „Vrede lust" en nadat juffrouw Keizer hem den sleutel van het oude koetshuis, dat als ga rage dienst deed, ter hand had gesteld, was hij onmiddellijk aan het werk getogen. Nu maakte de huishoudster zich, zooals gezegd, gereed om weg te gaan en het wachten was nog slechts op Lampe, die haar zoo juist had meegedeeld, dat hij di rect klaar was. Dat bleek inderdaad het geval, want nauwelijks had juffrouw Keizer haar warmen wintermantel met den imita tie bontkraag aangetrokken, of de monteur trad, terwijl hij zich met een kouwelijk ge zicht de paarse handen wreef, de keuken binnen, waar de huishoudster zich direct over hem ontfermde. „Een kop thee, Hendrik?" vroeg ze en er lag iets moederlijks in de wijze, waarop ze, zonder zrjn antwoord af te wachten, naar het gasfornuis slofte, om daarna behoed zaam het deksel van den trekpot op te lichten. „Ze is nog warm „Graag juffrouw zei Lampe, die nu ter afwisseling met de voeten op den grond stampte, waarschijnlijk ook al om de huis houdster te overtuigen, dat een kop warme thee aan hem wel besteed was. ,,'t Is gemeen koud", liet hij er ten over vloede op volgen. „Als u 't mij vraagt, krij gen we sneeuw, misschien vanavond nog.4' Juffrouw Keizer was het met deze voor spelling geheel eens. „Ik voel het den heelen dag al in mijn "roofd", zei ze. „Dat bedriegt nooit. Enfin, nis het maar droog blijft tot ik bij mijn zuster ben." „Gaat u naar uw zuster?" vroeg de mon teur, terwijl hij den dampenden kop aan« nam, waarbij hij zijn getrappel even staak te. „Waar woont die, als ik vragen mag? Ik bedoelemisschien zou ik u even weg kunnen brengen, ik moet toch nog naar de stad." „Als je zoo vriendelijk zou willen zijn", ging juffrouw Keizer gretig op het aanbod in. „M'n zuster heeft een banketbakkerij in de P. C. Hooftstraat - een heel eind om te trammen. Ik blijf er tot Maandag"* „Dat treft", meende Lampe. „Ik moet op de Weteringschans zijn een kleine moeite om even door te rijden." Tien minuten later verlieten beiden d© villa, doch daarbij moest de monteur juf frouw Keizer nogmaals zijn diensten aan bieden, want toen de huishoudster de deur wilde sluiten, bleek het slot te weigeren, zoodat Lampe inderdaad alle krachten in spannen moest om den sleutel in den ge- wenschten stand te krijgen. „Dat is me nog nooit overkomen", zei juffrouw Keizer, maar toen Lampe op merkte, dat het vochtige weer van den laatsten tijd waarschijnlijk aan een en an der debet zou zijn, was zij het intermezzo spoedig vergeten en toen de monteur haar ruim een kwartier later aan de woning van haar zuster in de P. C. Hooftstraat afle verde. c.acht zij nog slechts aan den vrijen dag, welke haar wachtte en die haar alle geneugten beloofde te zullen brengen0 van een urenlang onderhoud met een haar na aan het hart liggend familielid. (YVordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1936 | | pagina 5