TWEEDE BLAD
r
11 November - Sint Maarten
Sancties tegen
italië.
BRIEVEN UIT DE HOFSTAD
Uit de Vlissingsche Courant
van vóór 50 jaar.
Het Beheer van het Zeeuwsche Zeewezen.
1574—1587
van de
Zaterdag 9 November 1935. No. 265
Door de Roomsch-Katholieke kerk was
reeds in de middeleeuwen elke dag van het
jaar aan een heilige gewijd. Die dag was
de geboortedag van de(n) heilige of, zoo
hij" den marteldood was gestorven, was het
zijn sterfdag.
Die naamdagen waren in 't gewone
volksleven zóó ingeburgerd, dat men vaak,
ook in ófficieele stukken, een bepaalden
dag aanwees door enkel den naam van
de(n) heilige te noemen.
Nog in onzen tijd, zelfs in bijna uitslui
tend Protestantsche streken, worden door
den volksmond verscheidene dagen aange
duid met den naam van de(n) heilige. Zoo
spreekt men van St. Jan (24 Juni), St.
Margriet (13 Juli), St. Maarten (11 Nov.),
St. Catharina (25 Nov.), St. Nicolaas (6
Dec.), om maar enkele te noemen.
Voor de(n) heilige werd in de kerk, die
aan hem of haar gewijd was, op zijn of
haar naamdag een bijzondere dienst ge
houden.
Werd de heilige Willebrord reeds vroeg
in Zeeland, in het bijzonder op Walcheren,
zeer in eere gehouden, ook St. Maarten
werd er hoogelijk gevierd.
Straks zullen wij zien, dat St. Maarten
afkomstig was uit het land der Franken.
Het kon dus niet anders of Frankische zen
delingen, die op Walcheren en in het ove
rige Zeeland hebben gearbeid, bij het stich
ten van nieuwe kerken, deze vaak aan den
heiligen Martinus hebben gewijd.
Zoo was op Walcheren een St. Maarten-
kerk, de Wes^monsterlcerk, die op de groote
markt te Middelburg stond en in 1575 is
afgebroken. Verder de kerken te Welzinge,
Brigdamme en Hoogelande.
Bijna elke groote stad had een kerk aan
hem gewijd. Bijzonder bekend is de Dom
kerk te Utrecht. De oorlogskreet der
Stichtenaren was St. Martijn St. Martijn
Zij hadden dan ook den naam van St.
Maartensmannen.
Verder hebben de steden Groningen,
Arnhem, Tiel, Franeker, Bommel, Sneek
een St. Maartenskerk.
Nog willen wij melden, dat ook in Lim
burg zeer veel kerken aan den heiligen
Maarten zijn gewijd. Zelfs tal van gemeen
tewapens voeren zijn beeld.
In Zeeland wordt niet alleen een kerk,
maar ook een dorp naar hem genoemd, nl.
St. Maartensdijk. De bekende Frank van
Borsele, echtgenoot van Jacoba van Beie
ren, die er zijn kasteel had, stichtte een
oude-mannenhuis. Paus Sixtus IV verleen
de aflaat aan elk, die op St. Maartens-
avond deze "tichting begiftigde. Daarom
1—.-"chten velen op dien dag graan, biggen,
•en, enz., welke grootendeels te gelde
.len gemaakt.
in Noord-Holland is er een gemeente St.
Maarten en in Utrecht Maartensdijk.
De Westkappelaars hielden op St. Maar-
tensdag een processie door geheel Walche-
Teekening voor de
Uroene Amsterdammer
Barbier Eden: „Mes
goed, meneer
ren, waarbij zij een kistje meevoerden,
waarin de beenderen van Willebrord moes
ten liggen.
Opmerkelijk dat thans te Nieuw- en St.
Joosland (vroeger een eiland) en in
Zeeuwsch-Vlaanderen St. Maarten in ge
dachtenis wordt gehouden. Op 11 Novem
ber verlaten de knechts en de meiden uit
den landbouwenden stand hun dienst om in
een nieuwe betrekking te gaan. Dit is ook
te merken op den marktdag na 11 Novem
ber te Middelburg en te Oostburg.
Ongeveer dezen datum was vroeger het
landwerk afgeloopen. Dan was voor den
landbouwer als bet ware het jaar ten ein
de, een goede gelegenheid dus om van
dienstpersoneel te verwisselen.
Was alzoo het landwerk klaar, dan
volgde nog de Slacht. Een oud rijmpje zegt
Op Sint Martijn
Slacht de arme zijn zwijn.
Veertien dagen later, dus op 25 Novem
ber of St. Catharinadag eindigt nog in bij
na geheel Zeeland de pacht van het land.
Bejaarde menschen kennen nog het oude
ver-je
Sinte, sinte Maarten,
De kalvers dragen staarten,
De koeien dragen horens,
De kerken dragen 'torens, enz.
In de volksweerkunde, waaraan op -het
platteland nog veel geloof wordt gehecht,
speelt de St. Maartensdag ookeen voor
name rol. Dit getuigen de twee volgende
rijmpjes
Zoo 't loof niet valt vóór St. Martijn,
Dan zal 't een harde winter zjjn.
Nevels in St. Maartensnacht
Brengen winters, kort en zacht.
Wie was nog eigenlijk St. Maarten?
Hij werd omstreeks het jaar 315 uit hei-
densche ouders geboren, doch liet zich op
18-jarigen leeftijd doopen.
Toen hij als soldaat eens op een kouden
winterdag bij de poorten van Amiëns
kwam, zat daar een havelooze bedelaar,
die hem een aalmoes vroeg. Hij had echter
niets, doch hij nam zijn zwaard en sneed
hiermee de helft van zijn eigen mantel af
om die aan den bedelaar te geven.
Door zijn vroom- en mildheid werd hij
later tot bisschop van Tours benoemd en
stierf in 't jaar 400. Later is hij heilig ver
klaard.
In de Noordstraat te Middelburg staat
een huis, dat „De milde Maarten" heet.
Sint Maarten behoort tot de drie zooge
naamde „Rijdende Heiligen", d.w.z. hij
wordt steeds te paard zittend afgebeeld. De
andere twee zijn St. Nicolaas en St. Joris.
Over het vieren van St. Maarten buiten
Zeeland zou nog heel wat te vertellen zijn,
zooals het loopen van kinderen met lam
pions door de straten, waarbij onder het
zingen van St Maartensliedjes aan de deu
ren wordt gebedeld, het ontsteken van St.
Maartensvuren, de St, Maartensgans, enz.
Ons doel was echter om zooveel mogelijk
bij Zeeland te blijven.
R. IB. J. cL M.
Concurrentie*
Het kruis van nauwe straten, dat het
brandpunt van de residentie vormt, blijft
altijd als winkel-wijk zijn bekoring behou
den. Men zegt, dat voor winkels een nauwe
straat beter is dan een breede. Waarom is
niet precies te zeggen. Misschien is het om
dat men beide kanten tegelijk kan gade
slaan en dus midden door een dubbele pha
lanx van verlokkelijke étalages wandelt
misschien drijft het verkeer in die nauwe
straten dichter naar de huizen-rij toe, zoo
dat men gedwongen wordt meer op die uit
stallingen te letten.
Het heeft natuurlijk een groot bezwaar
voor het verkeer, dat juist die hoofdwinkel
wijk zoo nauw is en men is er al op bedacht
geweest daarin eenige verbetering aan te
brengen. Het is natuurlijk onbegonnen werk
om bij herbouwing de gevel-lijn naar ach
teren te stellen. Waar het kan doet men
dit natuurlijk, maar dan wordt het verkeer
telkens in het nauwere gedeelte opgepropt.
Men heeft vooral getracht wat meer zij
wegen op de straten te doen uitkomen, zoo
dat het voor de wandelaars geen eisch meer
is van het ééne eind naar het andere te
loopen eer zij de straat kunnen verlaten.
Het indertijd ingenieuse idee overdekte
winkelgalerijen op te richten, de zooge
naamde passages, heeft toch niet het suc
ces gehad dat men er zich van voorstelde.
Het is er in den regel te onfrisch, alhoewel
dit van de Haagsche passage niet gezegd
kan worden. Men is er nu meer op uit bij
de restauratie van winkels diepe portieken
aan te brengen, waarin aan weerszijden
ondiepe étalages zijn aangebracht. Er kan
dan heel wat kijkgraag publiek in zoo'n
eigen vestibule een plaatsje vinden. Men is
er tijdelijk uit het gedrang, men is er be
schut tegen den regen en den wind en men
kan er dus op zijn gemak alles gadeslaan.
Hethelpt in ieder geval het euvel der
opstopping eenigermate verhelpen, al blijft
het natuurlijk in de straten zelf even nauw
en smal. In de aloude Spuistraat zijn op
deze wijze al heel wat schuilhoeken ont
staan en daarmede is veel verbeterd. Bo
vendien heeft het groote Warenhuis een
doorloop gevormd naar een achter gelegen
straat, zoodat ook op die wijze een spui-
kanaal voor de Spuistraat is ontstaan. Het
blijft intusschen op spits-uren en belang
rijke dagen nog een geweldig gedrang. Ver
leden week was het op vele scholen herfst-
vacantie en men kon op den dag dat er
tevens markt was, des namiddags ternau-
If5e week 1885.
Zendag 1 November, des middags 12
uur, werd op den toren van het nieu
we gebouw der Belgische loodsensocie-
teit „de Unie" alhier, de Belgische vlag
geheschen, als teeken dat het gebouw door
het bestuur der sociëteit van den aannemer
was overgenomen.
Naar men zich voorstelt, zal het gebouw
op 1 Januari 1886 in zijn geheel worden
betrokken en alzoo aan het doel gaan be
antwoorden waartoe het aan den Zeeboule
vard, ten dienste van het Belgisch loods-
personeel werd daargesteld.
Gebouwd door de heeren J. M. Ditmars
Van Miert, aannemers te Middelburg,
brengt dit gebouw met aangrenzende per
ceel en het .zijne toe om den Zeeboulevard
meer en meer tot een waar sieraad der
stad te maken.
Daarenboven voorziet het 25 M. lange en
11.20 M. breede gebouw, waarvan de ruime
zalen en de voor den dienst bestemd zijnde
vertrekken naar den eisch des tijds moeten
zijn ingericht, in een wezenlijke behoefte
van het in dienst van het Belgisch loods
wezen zijnde personeel.
Aan den kapitein bij de d.d. schutterij
alhier, den heer H. L. Hermans, is toege
kend het eereteeken tot belooning van
eervollen langdurigen werkelijken dienst bij
de schutterijen,
Aan den heer jhr. mr. D. C. van Teylin-
gen te Middelburg, is op zijn verzoek eer
vol ontslag verleend als schoolopziener in
het arrondissement Middelburg.
Ds. J. L. BI eek er, predikant bij de
Evang. Luth. gemeenten te Wildervank en
Veendam heeft het beroep naar Middelburg
aangenomen.
e
Tot pastoor te Middelburg is benoemd
de Zeereerw heer J. F. Bernsen, thans
pastoor te Schoorl (bij Alkmaar).
wernood voetje voor voetje door het kruis
van nauwe straten heen komen.
Ondanks alle betoogen van de winkeliers,
die in de buitenwijken hun zaken hebben,
blijft de trek naar het oude centrum van
de stad voor hen, die winkelen willen, al
tijd onverminderd. Misschien is dit ook een
gevolg van de te breede winkelstraten in
de buitenwijken, waar men niet zoo knus
en gezellig kan ronddwalen. Het schijnt nu
eenmaal, dat men dat volle, nauwe van die
oude winkelstraten juist aangenaam vindt.
Het geeft velen een aangename sfeer een
genoeglijke drukte, d~e stimuleerend op den
kooplust werkt. De psychologie in het proces
van koopen en verkoopen is ingewikkeld,
maar lang niet alle nieuwigheden worden
aanstonds door het winkelend publiek aan
vaard. Dat publiek wil kijken, altijd maar
kijken en heel veel zien, want alleen daar
door komt men geleidelijk in de stemming
van kooplust.
Het is ongelooflijk hoé enorm in de bui
tenwijken het aantal winkels is toegenomen,
voor een buitenstaander is het een volslagen
raadsel, hoe die daar alle hun kostje kun-
nen ophalen, vooral als men bedenkt, hoe
veel er altijd nog uit de „oude stad" wordt
betrokken. Dagelijks ziet men de snelle
door H. G. VAN GROL.
1) INLEIDING
Indertijd vond ik tusschen de archiefstukken der gemeente Vlissingen een
paar handschriften, die, naar ik weldra inzag, aldaar niet thuis hoorden, maar
intusschen van groote importantie waren.
«v Net bleken nl. te zijn „Civile Zaecken bedinghet voor de Admiraliteit van
Zeeland van den jaere beginnende 1575," 'd.w.z. „den 6en April 1575 naar
Paeschen" tot „den 4en Aprilis 1577 stilo novo".
Een studie van deze admiraliteitsnotulen publiceerde ik indertijd en bewees
daarmede het bestaan van een „Zeeuwsch Prijzenhof" te Vlissingen in de
genoemde jaren. Ik maakte o.a. duidelijk, door welke instantie het was opgericht
en wat de oorzaak was, dat het werd opgeheven en wat de neerslag was van
de gedingen dezer Vlissingsche admiraliteit, waarvan het bestaan tot heden
onbekend was. Want wel kan men in verscheidene oude publicatie's de daden
der Zeeuwen lezen in de jaren 1572—1574, doch dan hokte het met onze kennis
voor de verdere jaren, totdat weder een tiental jaren later een Middelburgsche
admiraliteit wordt opgericht.
Na mijn publicatie, die uit den aard der zaak eindigde met het jaar 1577,
bleef dus een klove te overbruggen tusschen de jaren 1577—15S4. m.a.w, er
1 viel nog een onontgonnen gebied te exploreeren, dat ik niet uit mijn gedachte
bande, maar tot beter gelegenheid bewaarde.
Verschillende andere onderwerpen namen mijn aandacht in beslag, maar de
350ste gedenkdag van 's Prinsen gewelddadigen dood in 1584 bracht mij
ongezocht weder op het Indertijd verlaten gebied en de vondsten achtte ik
verrassend genoeg om daaraan wederom een publicatie te wijden, temeer, daar
in de zeer verdienstelijke „Schetsen uit de geschiedenis van het Zeewezen" door
Joh. E. Elias, het Zeeuwsche Zeewezen stiefmoederlijk bedeeld wordt. Genoemd
werk behandelt het Hollandsche zeewezen, maar juist dit kleine gewest, dat
zoo bij uitstek een deel is van „de lage landen bi der see", heeft zoo ontzaglijk
meegewerkt tot het welslagen onzer bevrijding, dat het een daad van piëteit
is ten opzichte van der Zeeuwen voorgeslacht, een bijzonder licht te laten vallen
op dit duister gebleven gebied. Daar komt nog bij, dat het tevens kan dienen
a's een gedenkschrift voor Prins Willem van Oranje, die zoo meesterlijk partij
heeft getrokken van Alva's groote fout. niet eerder ingezien te hebben, dat het
beheerschen der Zee de onmisbare schakel zou geweest zijn voor het bedwingen
der Nederlanders. Al moge uit de archieven blijken, dat 's Konings vermaardste
generaal ontzet was over den opstand der Vlissingers „tearing the hairs of his
head and beard",1) al moge Prins Willem in den beginne maar matig ingenomen
zijn met dezen, zijns inziens voorbarigen, stap, weldra zond hij vanuit Dillenburg
zijn bode naar hier2) evenals zijn broeder Lodewijk vanuit Blois deed in den
persoon van Jeronimus van Tseraerts. 3)
Het beheer van het Zeeuwsche Zeewezen nam de Prins niet slechts in naam
in handen, maar er ging geen week voorbij of het had zijn volle aandacht en wat
meer misschien nog zegtde Zeeuwsche overheid wendde zich met alles tot den
V. r'n Waai"beid hun vader, hun voogd was, wiens „saevis tranquillus in
uridis 4) zoo wonderlijk wel harmonieerde met der Zeeuwen „Luctor et Emergo".
/irL" ren uit 2'i" hoofd en baard trekkende", vgl. Calendar of state Papers, For.
2\V 4)' 19 Ahril 1572-
a\ t .lar<.'- 9nrresp°ndance de Guillaume Ie Taclturne, Tome III, p. 47.
Koninklijk Huisarchief, 24 Autographen, 1ste serie 558.
„Rustig temidden der golven"*
Waar ik er van overtuigd was, dat den burgemeester in de eerste plaats de
geschiedenis der door hem beheerde stad bijzonder interesseert, zal het niemand
verwonderen, dat ik hem in de eerste plaats deelgenoot maakte van mijn plan,
een omvangrijke studie over dit onderwerp te publiceéren in de „Vlissingsche
Courant" en in een tijdschrift. De heer Van Woelderen betreurde het, dat het
ook niet als boekwerk afzonderlijk zou verschijnen en beloofde daartoe zijn
krachtdadigen steun. Op diens initiatief werd het, met samenwerking van enkele
belangstellende vrienden en de krachtige medewerking van de „Vliss. Courant",
mogelijk, mijn studie als boekwerk uit te geven, waarvan genoemd blad de
primeur zal hebben. Een wel gemeend woord van warmen dank aan mijne „mede
werkers" in dezen ga vooraf aan de publicatie in feuilletonvorm, die een nieuw
licht werpt op het beginstadium der Zeeuwsche marine, en tevens op de
worsteling der Zeeuwen in de eerste jaren van den 80-jarigen oorlog, die geleid
werden door de lichtend groote figuur van Prins Willem.
HOOFDSTUK 1.
HET ZEEUWSCHE ZEEWEZEN NA
DE OVERGAVE VAN MIDDELBURG.
Het Zeewezen onder het landsheerlijk gezag.
De Prins van Oranje souverein-admiraal. Hij
bereidt te Vlissingen een regeeringsreglement voor.
Het VHssingsche Prijzenhof van J575—1577.
Vóór 1572, dus onder het landsheerlijk gezag, was het zeewezen
niet een provinciale zaak, maar behoorde tot het ressort der
generale regeering sinds het midden der 15e eeuw, toen de zee
gewesten een deel uitmaakten van het Bourgondische conglomeraat,
dat door den wil en de kracht zijner heerschers tot één staten-
complex scheen samengesmeed te zullen worden.
Toen was de machtige heer van Veere, de vermaarde Hendrik IV
van Borselen „admiraal van der zee" en maakte zich verdienstelijk
in den strijd tegen Hanzeaten en Engelschen.1Na zijn dood
(15 Maart 1474) en dien van zijn zoon (29 April 1486) komen
Veere en het in 1477 verworven Vlissingen. door huwelijk van
zijn kleindochter Anna met Philips van Bourgondië den zoon
van den grooten bastaard Antoine aan dezen bastaardtak van
het Bourgondische vorstengeslacht, die daarmede ook den
admiraalsstaf der Nederlanden verkrijgt. Als admiraal voor Sluis
verschenen met zijn dertig heuden en nog dertien hulken 2brak
hij voorgoed den tegenstand der Hoekschen. Na zijn vroegen dood
(4 Juli 1498) werd zijn zoon Adolf, als deze meerderjarig is - hij
was geboren in 1489 admiraal-generaal en bracht Karei V op
J) Vgl. Dr.' Z. W. Sneller, Walcheren in de 15e eeuw. Utrecht 1917.
blz. 30. 46, 48-49.
2) Archief Z. G. d. W„ Middelburg 1930, blz, 159.
diens eerste reis naar Spanje. Toen hij stierf (7 December 1540)
werd zijn zoon en opvolger Maximiliaan onmiddellijk verheven tot
admiraal en „generaal-capitein van de zee", welke waardigheid hij
sinds 1547 combineerde met die van stadhouder van Holland,
Zeeland en Utrecht. 2) Blijkbaar maakte hij zich zoo verdienstelijk,
dat hij den 2len October 1555 tot markies verheven werd en al
zijn leenen op het eiland Walcheren tot één markiezaat van Veere
en Vlissingen werden vereenigd. Wanneer nu na zijn dood
1558 koning Philips II uit den desolaten boedel Vlissingen en
Veere koopt 1567 en hiermee zijn wensch vervuld zag om
den sleutel der Nederlanden - Vlissingen in handen te
krijgen, 3) wordt weder een afstammeling van Antoine van
Bourgondië. nl. Adolf van Bourgondië, heer van Wacken,
admiraal, en na diens dood 22 Mei 1568 zijn broeder
Antoine, welke laatste door de Vlissingsche Geuzen bij het beleg
van Middelburg aldaar werd ingesloten en bij een uitval in 1573
sneuvelde.
Zoo werd de koninklijk-Spaansche marine in haar levensader
getroffen, toen Veere waar Philips een arsenaal had laten
bouwen na het zelfstandig opstaan van Vlissingen op 6 April
1572 met behulp van deze stad zich 3 en 4 Mei voor den Prins
verklaarde. Wel had Alva met zijn scherpen blik Duinkerken als
admiraliteitszetel aangewezen, toen de admiraal van Vlaanderen,
Philippe van Montmorency, graaf van Hoorne, die Gent als stand
plaats had, geassisteerd door 2 leden van den Raad van
Vlaanderen, onder de bloedbijl gevallen was. maar het vlootstation
Veere was toch de hoofdzetel der Nederlandsche vloot, het
concentratiepunt voor alle schepen der „Pays de Par-dega" totdat
de troebelen begonnen, wat juist gedemonstreerd werd door
het bouwen van het tuighuis te Veere.
De Statenvergadering te Dordrecht stelde 19 Juli 1572 de
Staatsche vloot onder 's konings stadhouder, den Prins van Oranje,
als „souverein-admiraal". Dit gold natuurlijk voor de gewesten
Holland en Zeeland. Bekend is, hoe moeilijk het Oranje viel onder
de heterogene vlootvoogden der Geuzen orde en tucht te hand
haven, hoe de een ontslagen, de andere gevangen werd, maar
de Zeeuwsche, meestal geïmproviseerde oorlogsvaartuigen, vormden
een geduchte krijgsmacht ter zee, die het onder 's Prinsen admiraal,
Louys de Boisot, den vijand geducht lastig maakte en ten slotte
den 29en Januari 1574 de Spaansche vloot onder De Glimes en
Romero bij Roemerswaal in een „vreeselijken strijd, volgens
niemand minder dan Requesens zelf. woedender dan bij Lepanto"4)
1) Reygersberch bij Boxhorn II 388.
2) Archief Z. G. d. W. 1930. blz. 165.
s) Zie idem blz. 168—169, Gachard, Correspondance de Marguerite d'Autriche
tome Ier. p. 5: tome II. p. 339 en Gachard. Corrcsp. de Granvelle t. II, p. 404.
4) Vgl. P. J. Blok, Geschiedenis v/h. Nederl. Volk, 2e druk II, blz. 98.