VlissingscSis Courant
TWEEDE BLAD
EEN WILDE ROOS.
GEMEENTEBESTUUR
BINNENLAND
MARINE EN LEGER
LAND- EN TUINBOUW
GEMENGD NIEUWS
FEUILLETON
van de
van
Maandag 12 Augustus 1935. No. 188
BEKENDMAKING.
Klompen en voeding schoolgaande kinderen.
Burgemeester en Wethouders van Vlis-
singen brengen ter kennis van belangheb
benden, dat de verzoeken om gedurende het
schooljaar 19351936 van gemeentewege
klompen en/of voeding te mogen ontvangen
voor schoolgaande kinderen vóór 18 Augus
tus a.s. door de ouders of verzorgers dei-
leerlingen moeten worden ingediend op de
gemeentesecretarie le afdeeling (Kamer
nr. 7).
Vlissingen, 7 Augustus 1935.
Burg. en Weth. voornoemd,
VAN WOELDEREN.
De Secretaris,
F. BISSCHOP.
Koningin en Prinses in Schotland.
Men seint uit St. Fillans d.d. 10 Augus
tus aan „de Maasbode"
H.M. de Koningin en Prinses Juliana met
het geheele gevolg hebben heden met een
vijftienpersoons autobus een tocht gemaakt
door het Trossaschs-gebergte, een der
mooiste streken van Perthshire, o.a. be
roemd door de balladen en romans van Sir
Walter Scott.
Het gezelschap picnickte en gebruikte
naderhand de lunch te Alfesdco, gelegen
tegen een schilderachtige berghelling.
Vanavond vertoeven Prinses Juliana en
haar hofdame op uitnoodiging van mrs.
Arthur Kennard op „Pitcairns house" te
Dunning bij Perth, waar de Prinses voor de
eerste maal een Schotsch huiselijk feest
heeft bijgewoond. Het diner werd n.l. ge
volgd door een dans-uitvoering, waar tal
van Schotsche en andere volksdansen wer
den vertoond, terwijl daarna het gezel
schap zelf zich met Schotsche gezelschaps
dansen vermaakte. Prinses Juliana toonde
zeer veel belangstelling voor de ingewik
kelde en snelle figuren der oude Schotsche
Hooglanders-dansen.
Vragen van kamerleden
De heer Albarda heeft aan den minister
Van koloniën de volgende schriftelijke vra
gen gesteld
Heeft de minister, nadat bekend was ge
worden, dat de heer ir. Mussert, die in zijn
hoedanigheid van leider der Nationaal-soci-
alistische beweging Ned. Indië ging bezoe
ken en met dat bezoek geen ander doel had
idan de behartiging van de belangen dier op
vernietiging onzer democratische staats
instelling gerichte beweging, door den Gou
verneur-Generaal in een bijzondere audiën
tie zou worden ontvangen, ook aanleiding
gevonden den Gouverneur-Generaal eenige
meening te dezer zake kenbaar te maken,
en zoo ja, welke
Is de minister niet van oordeel, dat èn
door de wijze, waarop die audiëntie is ver
leend èn door het daarbij verhandelde, als
mede door den ophef, die daarvan, zooals
te voorzien was, door de nationaal-socia-
listische beweging is gemaakt, de Gouver
neur-Generaal in een positie is gekomen,
die hij als vertegenwoordiger der Koningin
in Ned. Indië had moeten vermijden
Keurt de minister goed, dat, terwijl ver
gaderingen van onderscheidene inheemsche
vereenigingen vallen onder het beperkt
vergaderrecht en de inheemsche volksbewe
ging aan allerlei beperkende bepalingen is
onderworpen, den heer Mussert gelegen
heid is gegeven in een aantal besloten
vergaderingen het woord te voeren, zonder
dat daarop de bijzondere bepalingen van
politietoezicht enz. toegepast werden
De verlaging van de vaste lasten.
Het Tweede Kamerlid Van der Weijden
heeft de volgende vragen gesteld aan den
minister van koloniën, voorzitter van den
raad van ministers
I. Is het de regeering bekend, dat er
groote onrust heerscht bij de hypothecaire
debiteuren, nu de behandeling der beide in
gediende wetsontwerpen, nl. het landbouw-
crisishypotheekontwerp en het wetsontwerp
tot verlaging van sommige vaste lasten en
huren voor onbepaalden tijd is uitgesteld?
II. Weet de regeering, dat er groote ont
stemming heerscht, omdat de regeering bij
monde van den minister-president in zijn
gehouden radiorede er zich toe heeft be
paald, de hypothecaire crediteuren aan te
manen eerst de behandeling van de beide
ingediende wetsontwerpen af te wachten,
zonder echter maatregelen te nemen, om
minder nauwgezette of onwillige crediteu
ren den pas af te snijden zich in dit tijds
verloop door executie nog veilig te stellen?
III. Is de regeering ook niet van oordeel,
dat in een of anderen vorm een executie
beperkende maatregel onverwijld dient te
worden ingevoerd, om noodeloos slachtof
fers te voorkomen?
Vryz. Democratische Bond.
De algemeene vergadering van den Vrijz.
Dem. Bond zal worden gehouden op 23 en
24 November 1935 te Arnhem.
De vergadering zal hebben te voorzien
in vijf vacatures in het hoofdbestuur, waar
van één in het dagelijksche bestuur, nl.
een lid van het dagelijksche bestuur, we
gens periodieke aftreding van mr. M. Slin-
genberg, die niet herkiesbaar is
een lid van het hoofdbestuur, tevens
voorzitster van de Vrijz.-Democratische
vrouwenclub, wegens periodieke aftreding
van mevrouw W. A. L. Ros-Vrijman, die
niet meer herkiesbaar is
voorts drie leden van het hoofdbestuur
wegens periodieke aftreding van de heeren
P. G. J. Pino Post en G. Ritmeester, die
niet herkiesbaar zijn en ter vervulling van.
de vacature, ontstaan door het overlijden
van den heer W. K. D. Lustig.
„De Wandelaar*'.
By den uitgever A. C. Schoonderbeek te
Laren is verschenen de Augustus-aflevering
van „De Wandelaar", maandblad, gewijd
aan natuurstudie, natuurbescherming, geo
logie, heemschut, folklore, buitenleven en
toerisme.
Rinke Tolman, de redacteur, brengt dr.
Jac. P. Thijsse, die zeventig jaar is gewor
den, geestdriftig hulde. J. Vijverberg haalt
opnieuw herinneringen op uit zijn vijf-en-
tintig jarige loopbaan als vogelfotograaf en
dr. A. C. de Koek zet uiteen, wat er in
Augustus aan het uitspansel is waar te
nemen,
Veluwezoomer uit zijn opgetogenheid over
de Hooge Veluwe, F. Niesen werd getroffen
door het in ornithologisch opzicht zoo be
langrijke terrein, dat De Beer heet en W. L.
Leclercq luidt de noodklok, nu op onverant
woordelijke wijze prachtige beken in Lim
burg gekanaliseerd dreigen te worden.
Nol Binsbergen heeft interessante waar
nemingen gedaan bij het nest van de jong
ste aanwinst onzer broedvogels de gra-
cieuse steltkluut. P. L. Rusticus en Practi
cus geven respectievelijk wenken omtrent
de behandeling van tuin- en kamerplanten
in Oogstmaand en H. H. J. Maas vertelt
spookgeschiedenissen uit Limburg.
Uitvoerig is de rubriek „Van en voor de
lezers" (natuurhistorisch allerlei), waarin
een groote verscheidenheid van onderwer
pen wordt aangeroerd. Ook dit nummer
trekt weer de aandacht door een keur van
illustraties in 't bijzonder mogen ditmaal
de ongelooflijk goed geslaagde steltkluten-
foto's van Binsbergen worden genoemd.
I—"'" 9- J 3
Nieuwe commandant zeemacht in
Ned.-Indië.
De minister van defensie heeft den kapi
tein-ter-zee H. Ferwerda aangezegd, zich
voor te bereiden voor de functie van com
mandant van de zeemacht in Nederlandseh
Oost-Indië, als opvolger van den tegen-
woordigen functionaris, den vice-admiraal
M. H. van Duim, wiens verband als zoo
danig officieel per 1 Februari a.s. afloopt.
De nieuwe commandant, die tot 29 Augus
tus a.s. het commando over Hr. Ms. vlieg
kamp „De Kooy" voert, waarna hij wordt
vervangen door den kapitein ter zee K. van
Aller, werd, na zijn militaire opleiding op
het Koninklijk Instituut te Den Helder ge
noten te hebben, 16 September 1906 tot
adelborst der le klasse aangesteld twee
jaren later was hij luitenant ter zee der 2e
klasse. Op 1 Januari 1919 volgde zijn be
noeming tot luitenant ter zee der 1ste
klasse 26 Januari 1926 kreeg hij de titula
tuur van overste en op 30 April 1933 had
zijn promotie tot kolonel plaats.
Naar aanleiding van zyn a.s. benoeming
heeft een redacteur van het A.N.P. den
a.s. vlootvoogd om een onderhoud gevraagd.
Vriendelijk en voorkomend werden wij op
zijn werkkamer op het vliegkamp De Kooy
ontvangen. Het was een prachtige Augus
tusmorgen en de ramen, die op het groote,
vlakke vliegterrein uitzien, stonden wagen
wijd open. Een oorverdoovend lawaai van
proefdraaiende motoren drong naar binnen,
hetgeen het verstaan van het gesproken
woord bijwijlen moeilijk maakte.
„Daar zit'ik nu al 5 jaar in", zoo opende
de kolonel lachend het gesprek, „ik ben er
dus wat aan gewend."
„Wanneer vertrekt u naar Indië, kolo
nel?"
„Dat is nog niet definitief vastgesteld,
maar het vertrek vindt -vermoedelijk begin
Februari plaats."
„Dus is ook uw benoeming tot schout-bij
nacht spoedig te verwachten
„Dat zal wel, maar ook daarvan is nog
niets definitiefs bekend. Overigens is aan
de functie van commandant van de zee
macht onverbrekelijk de rang van minstens
schout-bij-nacht verbonden. Het is aan het
departement van defensie, dat ik mij voor
mijn nieuwen post moet voorbereiden, maar
voordien vertrek ik eerst nog vobr enkele
weken naar de Vereenigde Staten voor het
uitvoeren van een vliegopdracht.
Op de vraag of hij, eenmaal commandant
zeemacht zijnde, reorganisatieplannen of
principieele veranderingen van de vloot in
Indië op het oog had, dacht de kolonel
eenigen tijd na.
„Tja, zeide hij toen, daar kan ik eigenlijk
weinig van zeggen. Ik heb wel plannen,
maar als er geen geld beschikbaar is, kan
ik ze niet ten uitvoer brengen. Mijn streven
is altijd geweest, zoowel het personeel als
het materieel er op tc richten, dat zij bruik
baar zyn voor oorlogstijd, dat we ermee zou
den kunnen „vechten".
En de commandant vervolgt
„Wat betreft het materieel hebben we er
vóór alles prijs op te stellen, dat het zoo
groot mogelijke bedrijfszekerheid biedt.
Hieraan zit vast, dat we nooit het aller
nieuwste zullen hebben, doch altijd mate
rieel, dat reeds bewezen heeft in de practijk
goed bruikbaar te zijn. Een vloot kan al
leen geoefend zijn als zz veel vaart. Zoo is
het ook met den vliegdienstdeze kan al
leen goed zijn, als er veel gevlogen wordt.
Op intensieve oefening moet de geheele ma
rine-organisatie ingesteld zijn
De walorganisatie moet niet grooter zijn
dan hoog noodig is daarentegen moeten de
stafbureaux behoorlijk bezet zijn. Zoodat
men zich daar ook werkelijk aan de oorlogs
voorbereiding kan wijden."
Via een vraag, of hij gaarne naar Indië
ging en die beantwoord werd met „Ik ga
er nu voor den vijfden keer heen en met
genoegen", kwamen wij tot de jaren, die de
kolonel bij den vliegdienst gediend heeft.
„Dat zijn er 5 geweest, eerst in Indië on
geveer 2 y2 jaar en hier ook zoo'n termijn.
In al dien tijd heb ik maar weinig ongeval
len meegemaakt, nl. twee. Eén in Indië, dat
was met de vliegboot „D 26", waarbij 4
menschen het leven verloren en hier kort
geleden in Holland. Zooals U weet kwam
daarbij de leerling-vlieger Holewijn om het
leven. Dit geringe aantal ongevallen in aan
merking genomen, kan ik zeggen dat ik
gelukkig gediend heb."
„Van 1919'21 ben ik naar de Krijgs
school geweest, van '21-'24 was ik gedeta
cheerd bij den marinestaf én in dat laatste
jaar werd ik eerste officier op Hr. Ms.
„Zeven Provinciën". In 1925 werd ik com
mandant, van de oude jagers-divisie. In 1926
werd een aanvang gemaakt met den aan
bouw van de nieuwe jagers, aan het hoofd
van welker divisie (bestaande uit Hr. Ms.
„De Ruyter" (tegenwoordig „Van Ghent"),
„Evertsen", „Piet Hein" en „Kortenaer" ik
in '28 naa- Indië ging. Na eenigen tijd al
daar het commando over deze divisie ge
voerd te hebben, wer 1 ik overgeplaatst naar
den vliegdienst. Het ging me toentertijd
zeer aan het hart, dat ik van de booten af
moest. Doch ik moest en zou naar den
M.L.D.".
„Waarom ging U dat zoo zeer aan 't
hart Vanwege het nieuwe materiaal
„Neen, omdat ik tenslotte als zeeofficier
in dienst gekomen ben, en niet als vlieger.
Overigens moet ik erkennen, dat de 5
jaren, die ik bij den vliegdienst geweest ben,
een zeer aangename pferiode geweest zijn.
Ik zal daarvan veel profijt hebben, omdat
de taak van den Marine Luchtvaart Dienst
bij de verdediging van Indië voortdurend
belangrijker en grooter is geworden. Alleen
dè,n is een goed resultaat van den M.L.D.
te verwachten, als hij deel uitmaakt van de
Kon. marine en steeds in nauwe samenwer
king met de vloot optreedt.
De vliegdienst in Indië is nog lang niet
op sterkte zij is nog zeer voor uitbreiding
vatbaar. Maar die uitbreiding mag nooit
gaan ten koste van of door inkrimping van
de vloot. Want de M.L.D. verhoogt inder
daad het rendement van de vloot, maar het
omgekeerde is ook waa:. De aanwezigheid
van de vloot maakt een oordeelkundig ge
bruik van den vliegdienst mogelijk."
Mijn streven is steeds geweest om de
M.L.D. voortdurend nader te brengen tot de
Kon. marine en om wederzijdsche waardee
ring voor eikaars V7erk te bevorderen. Dat
ik bij den vliegdienst met zooveel genoegen
gediend heb, is niet in het minst te danken
aan de groote belangstelling, die het perso
neel, van hoog tot laag, voor dien dienst aan
den dag legt."
Aan het voorgaande kunnen we nog toe
voegen, dat de a.s. commandant zeemacht
een zeer geziene persoonlijkheid is. Niet al
leen in militaire kringen, doch ook by de
velen, met wie hij buiten dit verband om
gang placht te hebben. Algemeen is men
van oordeel, dat men in den nieuwen com
mandant van de vloot in Indië een uitste
kende keus heeft gedaan.
De heer Ferwerda zal, wegens zyn ver
trek, moeten bedanken als voorzitter van de
Marinevereeniging en als voorzitter van de
Marine-Club. Voordien was hij nog voorzit
ter van de Kon. Marine Jacht Club, doch
deze functie had hij voor eenigen tijd, we
gens drukke werkzaamheden, moeten neer
leggen. Voorts was hij in den loop der jaren
lid van tal van militaire commissies, o.a.
van de commissie-Kan en de commissie-
Schepel.
Een uitnemend officier gaat zich gereed
maken voor de belangrijkste marine-functie
in Ned.-Indië.
Bij beschikking van den minister van de
fensie zijn de volgende plaatsingen gelast
met 19 Augustus luitenant ter zee der 2e
klasse P. J. van der Burgh, bij de marine
kazerne te Willemsoord
met 2 September luitenants ter zee der
le klasse O. R. T. Immink, ter beschikking
gesteld en A. N. Schrakamp by het konink
lijk instituut voor de marine te Willems
oord die der 2e klasse P. W. B. Steen
kamp, a. b. H. Ms. wachtschip te Willems
oord en R. M. Crommelin, bij het kon. in
stituut voor de marine te Willemsoord
met 16 September officier van den
Marine-stoomvaartdienst der le klasse B.
J. Kimmel, a.b. Hr. Ms. Van Speijk.
Het mond- en klauwzeer in Nederland.
In verband met geruchten, dat zich in
diverse deelen des lands verdachte ziekte
verschijnselen voordoen onder 't rundvee is
te Purmerend een vergadering gehouden
van veehouders en veehandelaren, ter be
spreking van de middelen welke ten dienste
staan ter bestrijding van het mond- en
klauwzeer.
Het feit, dat in 1923/1924 ruim 800.000
runderen in Nederland aangetast waren en
in 1926/27 wederom ruim 600.000 terwijl in
1929/30 ruim 300.000 dieren aangetast wa
ren en weer drie jaar later in 1932/33 nog
eens 300.000 d.w.z. het feit, dat de laatste
tijden regelmatig om de drie jaar de ziekte
epidemisch optrad, heeft in veehouders
kringen voedsel gegeven aan de vrees, dat
1935/36 weer een „ziektejaar" zal kunnen
worden.
Er heeft zich staande deze vergadering
gevormd een „voorloopige Commissie van
Advies voor de Bestrijding van Mond- en
Klauwzeer in de provincie Noord-Hol
land".
Als voorzitter dezer commissie treedt op
de heer K. Bijvoet, Rijperweg 25 te Midden
Beemster en als secretaris de heer H. Out,
Vooruitstraat 79 te Purmerend. Verder na
men zitting in de commissie de heeren Hein
Noom te Marken-Binnen, Lou Vader te De
Stolpe (Schlagerburg), Jan de Wit, de
Beemster en S. Pronk te Wijde-Wormer,
allen veehouders en veehandelaren.
De commissie stelt zich o.m. ten doel in
de practijk proeven te nemen met de ten
dienste staande immunisatie- en genees
middelen, alsook de waarde van de aanbe
volen geneesmethoden aa.n de practijk te
toetsen, na opgedane ondervinding, veehou
ders van deugdelijk advies te kunnen die
nen en aldus bij te dragen tot de bestrijding
van de ziekte en hare gevolgen.
Twist tusschen kost
baas en kostganger. Op de
Jac. van Lennepkade te Amsterdam heb
ben een kostbaas en zijn kostganger Vrij-
daga/ond een ernstigen twist gekregen na
dat eerst de flesch flink was aangesproken.
De kostganger, een man van 43 jaar, haalde
een scheermes te voorschijn en is daarmee
zijn 45-jarigen kostbaar te lijf gegaan.
Op het tumult kwamen buren en politie
toesnellen, maar voor men beide mannen
had gescheiden, had reeds bloed gevloeid.
De kostbaas had van zijn commensaal twee
flinke sneden over het hoofd gekregen, zoo-
dat het bloed hem langs het hoofd stroomde.
De aanvaller had zich zelf met het mes aan
de hand gewond. Beide mannen verkeerden
in zeer overspannen toestand.
De kostganger werd, na door den G.G.D,
verbonden te zyn, door de politie meege
nomen naar het posthuis aan de Borger-
straat. De kostbaas is naar het Wilhel-
mina Gasthuis gebracht en daar verbonden.
Zijn toestand was echter niet van dien aard,
dat hij moest worden opgenomen. Hij is
dan ook later naar hetzelfde posthuis ge
bracht. Later op den avond zijn beide man
nen naar het bureau Overtoom gebracht,
waar de kostbaas is blijven overnachten.
De vechtpartij bracht heel wat opschud
ding op de Jac. van Lennepkade. Den ge-
heelen avond bleef er publiek in de buurt
van de woning tezamen groepen.
De nieuwe verkeersbor
den t e L e i e n, Te Leiden zijn
ingevolge de bepalingen van de nieuwe ver-
keersverordening ronde blauwe borden ge
plaatst, welke de voetgangers met een pijl
naar het rechter-trottoir verwijzen.
Aangezien enkele van deze borden bij den
ingang van straten zoodanig zijn geplaatst,
dat zij vooral voor ter plaatse niet bekenden
en voor buitenlandsche automobilisten ver
warring kunnen geven, heeft de K.N.A.C,
aan het gemeentebestuur van Leiden ver
zocht de betreffende borden een tiental me
ters in die straten te willen doen verplaat
sen.
Naar het Engelsch van
Mrs. PATRICK MC GILL.
10)
Bij het zien van haar verschrikt gezicht
bedwong Ronald zich, zij het met moeite.
„We zullen morgen de konijntjes eens aan
het schrikken maken", en lachend haalde
Ronald een lang touw voor den dag, waar
hy Bryce mee bond.
„Je laat me hier toch niet achter om van
honger orn te komen?" vroeg Bryce, doods
bleek en bevend van angst.
„Da.t was ik nu juist van plan en het is
eigenlijk een veel te zachte dood voor een
schurk als jij. Maar je hebt nog allen tijd
om over je zonden na te denken", antwoord
de Ronald, terwijl hij zijn worstelenden vij
and, die'paars werd van inspanning bij zijn
pogingen om los te komen, gadesloeg.
„Laat me hier toch niet sterven. Schiet
hie liever direct dood een hond zou je
zoo niet behandelen", bracht Bryce er hij
gend uit.
„Ja, een hond, dat is wat anders Voor
die verstandige dieren heb ik allen eerbied,
en dat kan ik van jou niet bepaald zeggen."
Zijn toestand wekte echter Rosalie's me
delijden. Ze wendde zich tot Ronald en
Smeekte hem om Bryce yrjj te laten,
Ronald keek haar strak aan.
„Als ik hem vrijlaat, ga je dan met hem
mee en houd je de belofte om met hem te
trouwen?"
„Neen", antwoordde Rosalie, zonder een
oogenblik te aarzelen.
„Wil je liever met hem of met mij naar
Glenconnel terugkeeren?" vroeg Ronald
verder, zonder dat zijn stem iets van zijn
gevoelens verried.
„Veel en veel liever met jou
„Mooi zoo. Stap dan maar op", en zonder
om te zien naar het zich in bochten wrin
gende slachtoffer besteeg Ronald Kerslake
het ongeduldig snuivende paard en galop
peerde weg in de richting van Glenville.
Rosalie had den steun van den sterken
arm, die haar zoo stevig vasthield, niet
noodig, maar het gaf haar een onverklaar
baar gevoel van geborgenheid, dat haar
wonderlijk genoeg tot tranen bewoog. Een
paar maal onderdrukte ze een snik, maar
de jager reed voort, mijlen ver, zonder maar
een woord te zeggenenkel de schrille
kreet van een prairiehoen onderbrak nu en
dan de stilte. Maar eindelijk zag Ronald,
dat de roode lippen beefden en zij op het
punt stond in tranen uit te barsten.
„Wat scheelt er aan, meisje? Je bent
toch niet bang voor me?" vroeg hij bezorgd.
Onwillekeurig nestelde Rosalie zich dich
ter tegen hem aan, toen zij antwoordde
„O neen ik ben niet bang voor je
maar ik heb.zo.o'n medelijden met dien ar
men Dick Bryce. Hij is toch zoo dapper,
want hjj heeft me het leven gered toen die
slang me beet, dicht bij jullie huis."
„Wie heeft je dat gezegd?" vroeg Ronald
snel, haar scherp aanziend.
„Hijzelf", antwoordde Rosalie, diep be
droefd."
„Och zoo was alles wat de jonge pels
jager zei, maar hij wist nu, dat hij nog iets
met Dick Bryce te vereffenen had.
„Misschien zullen de wolven h$m ver
scheuren". Rosalie huiverde. Ze kende het
woud.
„Kan zijn", stemde hij onbekommerd toe.
Op dat moment brak de dageraad aan en
het prairiegras, nog zilverig van den dauw,
begon te trillen toen de morgenwind er
door streek.
Om vier uur bereikten ze het dorpje
Glenville. Enkele houthakkers waren al op
de been en staarden den jager verbaasd na,
toen deze voorbij kwam met Rosalie voor
zich in het zadel.
„Wil de jongedame misschien een beetje
thee?" opperde een gebruinde jonge reus,
die juist bezig was 'n kroes vol te schenken.
„Graag, dat is geen kwaad idee", ant
woordde Ronald.
„Wie is het, Ronnie?" fluisterde een der
mannen. Ze kenden allen den bewoner van
„de Houten Hoeve" en zijn moeder en de
ruwe, maar goedhartige houthakkers koes
terden een groote vereering voor de oude
dame.
„Dat weet ik niet precies, maar ze komt
uit Glenconnel en de een of andere ellende
ling probeerde haar over te halen om met
hem te trouwen. Ik heb hem vastgevonden
aan een boom in de Blauwe Vallei en zou
wel willen, dat een van jullie er even heen
reed om hem los te maken. Hij ligt er al
drie uur, en dat is, dunkt me, wel genoeg.
Als ik goed begrijp, is het meisje wegge-
loopen van huis, en ik breng haar terug, dat
is alles."
„Nu, goeden dag, denk om dien vent in
de Blauwe Vallei", riep Ronald, toen de
trein wegstoomde naar het station, dat
maar vijf mijlen van Glenconnel verwijderd
was.
„In orde. Goede reis riepen de mannen
terug en Rosalie's gezicht ontspande zich
toen ze begreep, dat Dick Bryce zou wor
den bevryd.
„Je dacht toch zeker niet, dat ik iemand
zou dooden zonder hem zelfs de kans te ge
ven om zich te verdedigen?" zei Ronald op
Rosalie's vraag.
„Neen", antwoordde ze dadelijk.
„Niemand heeft het recht te nemen, wat
geen aardsche macht terug kan geven",
vervolgde hij. „Dat heb ik van mijn moeder
geleerd." En hij lachte.
HOOFDSTUK VII.
Chicago Charley lag onrustig te woelen
op zijn veldbed en prevelde den naam van
het meisje, dat hem dierbaarder was gewor
den dan zijn leven.
Zijn tanig bruin gezicht was tot een vaal
grijs verbleekt en de vroolijke, vriendelijks
oogen waren weggezonken en gloeiden van
de koorts.
„Ga den dokter halen en vlug een beetje".
werd er tegen een der gouddelvers gezegd,
en hij volgde dit bevel op met een spoed,
die den ouden man geroerd zou hebben, als
hij bij kennis was geweest.
„Is er al een van de jongens terug?"
vroeg een ander bezorgd en tuurde in de
morgenschemering, die het woud in parel
grijze sluiers hulde.
„Nog niet en de hemel zij Dickie Bryce
genadig als hij komt ik breek hem, zóó",
en de kleine Jean Bonteau, de herbergier,
brak een twijgje tusschen zijn vingers.
„Ik sla dien verwenschten knul tot appel
moes Charley, ouwe jongen, luister naar
me", toen de man op het bed zich rusteloos
om en om wierp „het geeft niks of je nou
al om Rose roept, want ze is er vandoor
snap je De jongens zijn er allemaal op uit
om haar te zoeken en ik zou niet graag in
mijnheer Dickie Bryce zijn schoenen staan
als ze hem te pakken krijgen maar het
geeft niks als je om Rose roept, als ze er
nou toch niet is
Doch hoewel hij met de beste bedoelingen
het deed, schoot Yankee Sam, de meest
tactlooze sterveling ter aarde, ten eenen-
male te kort in de taak om „op den ouwe
te passen" tot er een dokter gehaald was.
Toen hij hoorde, dat Rosalie Glenconnel
verlaten had, had Chicago Charley geraasd
en gevloekt als een waanzinnige.
Goudgravers en houthakkers lieten hun
werk in den steek en gingen zoeken, som
migen in het bosch, anderen langs de rivier,
terwijl er ook een paar naar het station
reden, (Wordt vervolgd.)