VlissingscSis Courant TWEEDE BLAD EEN WILDE ROOS. GEMEENTEBESTUUR BINNENLAND MARINE EN LEGER LAND- EN TUINBOUW GEMENGD NIEUWS FEUILLETON van de van Maandag 12 Augustus 1935. No. 188 BEKENDMAKING. Klompen en voeding schoolgaande kinderen. Burgemeester en Wethouders van Vlis- singen brengen ter kennis van belangheb benden, dat de verzoeken om gedurende het schooljaar 19351936 van gemeentewege klompen en/of voeding te mogen ontvangen voor schoolgaande kinderen vóór 18 Augus tus a.s. door de ouders of verzorgers dei- leerlingen moeten worden ingediend op de gemeentesecretarie le afdeeling (Kamer nr. 7). Vlissingen, 7 Augustus 1935. Burg. en Weth. voornoemd, VAN WOELDEREN. De Secretaris, F. BISSCHOP. Koningin en Prinses in Schotland. Men seint uit St. Fillans d.d. 10 Augus tus aan „de Maasbode" H.M. de Koningin en Prinses Juliana met het geheele gevolg hebben heden met een vijftienpersoons autobus een tocht gemaakt door het Trossaschs-gebergte, een der mooiste streken van Perthshire, o.a. be roemd door de balladen en romans van Sir Walter Scott. Het gezelschap picnickte en gebruikte naderhand de lunch te Alfesdco, gelegen tegen een schilderachtige berghelling. Vanavond vertoeven Prinses Juliana en haar hofdame op uitnoodiging van mrs. Arthur Kennard op „Pitcairns house" te Dunning bij Perth, waar de Prinses voor de eerste maal een Schotsch huiselijk feest heeft bijgewoond. Het diner werd n.l. ge volgd door een dans-uitvoering, waar tal van Schotsche en andere volksdansen wer den vertoond, terwijl daarna het gezel schap zelf zich met Schotsche gezelschaps dansen vermaakte. Prinses Juliana toonde zeer veel belangstelling voor de ingewik kelde en snelle figuren der oude Schotsche Hooglanders-dansen. Vragen van kamerleden De heer Albarda heeft aan den minister Van koloniën de volgende schriftelijke vra gen gesteld Heeft de minister, nadat bekend was ge worden, dat de heer ir. Mussert, die in zijn hoedanigheid van leider der Nationaal-soci- alistische beweging Ned. Indië ging bezoe ken en met dat bezoek geen ander doel had idan de behartiging van de belangen dier op vernietiging onzer democratische staats instelling gerichte beweging, door den Gou verneur-Generaal in een bijzondere audiën tie zou worden ontvangen, ook aanleiding gevonden den Gouverneur-Generaal eenige meening te dezer zake kenbaar te maken, en zoo ja, welke Is de minister niet van oordeel, dat èn door de wijze, waarop die audiëntie is ver leend èn door het daarbij verhandelde, als mede door den ophef, die daarvan, zooals te voorzien was, door de nationaal-socia- listische beweging is gemaakt, de Gouver neur-Generaal in een positie is gekomen, die hij als vertegenwoordiger der Koningin in Ned. Indië had moeten vermijden Keurt de minister goed, dat, terwijl ver gaderingen van onderscheidene inheemsche vereenigingen vallen onder het beperkt vergaderrecht en de inheemsche volksbewe ging aan allerlei beperkende bepalingen is onderworpen, den heer Mussert gelegen heid is gegeven in een aantal besloten vergaderingen het woord te voeren, zonder dat daarop de bijzondere bepalingen van politietoezicht enz. toegepast werden De verlaging van de vaste lasten. Het Tweede Kamerlid Van der Weijden heeft de volgende vragen gesteld aan den minister van koloniën, voorzitter van den raad van ministers I. Is het de regeering bekend, dat er groote onrust heerscht bij de hypothecaire debiteuren, nu de behandeling der beide in gediende wetsontwerpen, nl. het landbouw- crisishypotheekontwerp en het wetsontwerp tot verlaging van sommige vaste lasten en huren voor onbepaalden tijd is uitgesteld? II. Weet de regeering, dat er groote ont stemming heerscht, omdat de regeering bij monde van den minister-president in zijn gehouden radiorede er zich toe heeft be paald, de hypothecaire crediteuren aan te manen eerst de behandeling van de beide ingediende wetsontwerpen af te wachten, zonder echter maatregelen te nemen, om minder nauwgezette of onwillige crediteu ren den pas af te snijden zich in dit tijds verloop door executie nog veilig te stellen? III. Is de regeering ook niet van oordeel, dat in een of anderen vorm een executie beperkende maatregel onverwijld dient te worden ingevoerd, om noodeloos slachtof fers te voorkomen? Vryz. Democratische Bond. De algemeene vergadering van den Vrijz. Dem. Bond zal worden gehouden op 23 en 24 November 1935 te Arnhem. De vergadering zal hebben te voorzien in vijf vacatures in het hoofdbestuur, waar van één in het dagelijksche bestuur, nl. een lid van het dagelijksche bestuur, we gens periodieke aftreding van mr. M. Slin- genberg, die niet herkiesbaar is een lid van het hoofdbestuur, tevens voorzitster van de Vrijz.-Democratische vrouwenclub, wegens periodieke aftreding van mevrouw W. A. L. Ros-Vrijman, die niet meer herkiesbaar is voorts drie leden van het hoofdbestuur wegens periodieke aftreding van de heeren P. G. J. Pino Post en G. Ritmeester, die niet herkiesbaar zijn en ter vervulling van. de vacature, ontstaan door het overlijden van den heer W. K. D. Lustig. „De Wandelaar*'. By den uitgever A. C. Schoonderbeek te Laren is verschenen de Augustus-aflevering van „De Wandelaar", maandblad, gewijd aan natuurstudie, natuurbescherming, geo logie, heemschut, folklore, buitenleven en toerisme. Rinke Tolman, de redacteur, brengt dr. Jac. P. Thijsse, die zeventig jaar is gewor den, geestdriftig hulde. J. Vijverberg haalt opnieuw herinneringen op uit zijn vijf-en- tintig jarige loopbaan als vogelfotograaf en dr. A. C. de Koek zet uiteen, wat er in Augustus aan het uitspansel is waar te nemen, Veluwezoomer uit zijn opgetogenheid over de Hooge Veluwe, F. Niesen werd getroffen door het in ornithologisch opzicht zoo be langrijke terrein, dat De Beer heet en W. L. Leclercq luidt de noodklok, nu op onverant woordelijke wijze prachtige beken in Lim burg gekanaliseerd dreigen te worden. Nol Binsbergen heeft interessante waar nemingen gedaan bij het nest van de jong ste aanwinst onzer broedvogels de gra- cieuse steltkluut. P. L. Rusticus en Practi cus geven respectievelijk wenken omtrent de behandeling van tuin- en kamerplanten in Oogstmaand en H. H. J. Maas vertelt spookgeschiedenissen uit Limburg. Uitvoerig is de rubriek „Van en voor de lezers" (natuurhistorisch allerlei), waarin een groote verscheidenheid van onderwer pen wordt aangeroerd. Ook dit nummer trekt weer de aandacht door een keur van illustraties in 't bijzonder mogen ditmaal de ongelooflijk goed geslaagde steltkluten- foto's van Binsbergen worden genoemd. I—"'" 9- J 3 Nieuwe commandant zeemacht in Ned.-Indië. De minister van defensie heeft den kapi tein-ter-zee H. Ferwerda aangezegd, zich voor te bereiden voor de functie van com mandant van de zeemacht in Nederlandseh Oost-Indië, als opvolger van den tegen- woordigen functionaris, den vice-admiraal M. H. van Duim, wiens verband als zoo danig officieel per 1 Februari a.s. afloopt. De nieuwe commandant, die tot 29 Augus tus a.s. het commando over Hr. Ms. vlieg kamp „De Kooy" voert, waarna hij wordt vervangen door den kapitein ter zee K. van Aller, werd, na zijn militaire opleiding op het Koninklijk Instituut te Den Helder ge noten te hebben, 16 September 1906 tot adelborst der le klasse aangesteld twee jaren later was hij luitenant ter zee der 2e klasse. Op 1 Januari 1919 volgde zijn be noeming tot luitenant ter zee der 1ste klasse 26 Januari 1926 kreeg hij de titula tuur van overste en op 30 April 1933 had zijn promotie tot kolonel plaats. Naar aanleiding van zyn a.s. benoeming heeft een redacteur van het A.N.P. den a.s. vlootvoogd om een onderhoud gevraagd. Vriendelijk en voorkomend werden wij op zijn werkkamer op het vliegkamp De Kooy ontvangen. Het was een prachtige Augus tusmorgen en de ramen, die op het groote, vlakke vliegterrein uitzien, stonden wagen wijd open. Een oorverdoovend lawaai van proefdraaiende motoren drong naar binnen, hetgeen het verstaan van het gesproken woord bijwijlen moeilijk maakte. „Daar zit'ik nu al 5 jaar in", zoo opende de kolonel lachend het gesprek, „ik ben er dus wat aan gewend." „Wanneer vertrekt u naar Indië, kolo nel?" „Dat is nog niet definitief vastgesteld, maar het vertrek vindt -vermoedelijk begin Februari plaats." „Dus is ook uw benoeming tot schout-bij nacht spoedig te verwachten „Dat zal wel, maar ook daarvan is nog niets definitiefs bekend. Overigens is aan de functie van commandant van de zee macht onverbrekelijk de rang van minstens schout-bij-nacht verbonden. Het is aan het departement van defensie, dat ik mij voor mijn nieuwen post moet voorbereiden, maar voordien vertrek ik eerst nog vobr enkele weken naar de Vereenigde Staten voor het uitvoeren van een vliegopdracht. Op de vraag of hij, eenmaal commandant zeemacht zijnde, reorganisatieplannen of principieele veranderingen van de vloot in Indië op het oog had, dacht de kolonel eenigen tijd na. „Tja, zeide hij toen, daar kan ik eigenlijk weinig van zeggen. Ik heb wel plannen, maar als er geen geld beschikbaar is, kan ik ze niet ten uitvoer brengen. Mijn streven is altijd geweest, zoowel het personeel als het materieel er op tc richten, dat zij bruik baar zyn voor oorlogstijd, dat we ermee zou den kunnen „vechten". En de commandant vervolgt „Wat betreft het materieel hebben we er vóór alles prijs op te stellen, dat het zoo groot mogelijke bedrijfszekerheid biedt. Hieraan zit vast, dat we nooit het aller nieuwste zullen hebben, doch altijd mate rieel, dat reeds bewezen heeft in de practijk goed bruikbaar te zijn. Een vloot kan al leen geoefend zijn als zz veel vaart. Zoo is het ook met den vliegdienstdeze kan al leen goed zijn, als er veel gevlogen wordt. Op intensieve oefening moet de geheele ma rine-organisatie ingesteld zijn De walorganisatie moet niet grooter zijn dan hoog noodig is daarentegen moeten de stafbureaux behoorlijk bezet zijn. Zoodat men zich daar ook werkelijk aan de oorlogs voorbereiding kan wijden." Via een vraag, of hij gaarne naar Indië ging en die beantwoord werd met „Ik ga er nu voor den vijfden keer heen en met genoegen", kwamen wij tot de jaren, die de kolonel bij den vliegdienst gediend heeft. „Dat zijn er 5 geweest, eerst in Indië on geveer 2 y2 jaar en hier ook zoo'n termijn. In al dien tijd heb ik maar weinig ongeval len meegemaakt, nl. twee. Eén in Indië, dat was met de vliegboot „D 26", waarbij 4 menschen het leven verloren en hier kort geleden in Holland. Zooals U weet kwam daarbij de leerling-vlieger Holewijn om het leven. Dit geringe aantal ongevallen in aan merking genomen, kan ik zeggen dat ik gelukkig gediend heb." „Van 1919'21 ben ik naar de Krijgs school geweest, van '21-'24 was ik gedeta cheerd bij den marinestaf én in dat laatste jaar werd ik eerste officier op Hr. Ms. „Zeven Provinciën". In 1925 werd ik com mandant, van de oude jagers-divisie. In 1926 werd een aanvang gemaakt met den aan bouw van de nieuwe jagers, aan het hoofd van welker divisie (bestaande uit Hr. Ms. „De Ruyter" (tegenwoordig „Van Ghent"), „Evertsen", „Piet Hein" en „Kortenaer" ik in '28 naa- Indië ging. Na eenigen tijd al daar het commando over deze divisie ge voerd te hebben, wer 1 ik overgeplaatst naar den vliegdienst. Het ging me toentertijd zeer aan het hart, dat ik van de booten af moest. Doch ik moest en zou naar den M.L.D.". „Waarom ging U dat zoo zeer aan 't hart Vanwege het nieuwe materiaal „Neen, omdat ik tenslotte als zeeofficier in dienst gekomen ben, en niet als vlieger. Overigens moet ik erkennen, dat de 5 jaren, die ik bij den vliegdienst geweest ben, een zeer aangename pferiode geweest zijn. Ik zal daarvan veel profijt hebben, omdat de taak van den Marine Luchtvaart Dienst bij de verdediging van Indië voortdurend belangrijker en grooter is geworden. Alleen dè,n is een goed resultaat van den M.L.D. te verwachten, als hij deel uitmaakt van de Kon. marine en steeds in nauwe samenwer king met de vloot optreedt. De vliegdienst in Indië is nog lang niet op sterkte zij is nog zeer voor uitbreiding vatbaar. Maar die uitbreiding mag nooit gaan ten koste van of door inkrimping van de vloot. Want de M.L.D. verhoogt inder daad het rendement van de vloot, maar het omgekeerde is ook waa:. De aanwezigheid van de vloot maakt een oordeelkundig ge bruik van den vliegdienst mogelijk." Mijn streven is steeds geweest om de M.L.D. voortdurend nader te brengen tot de Kon. marine en om wederzijdsche waardee ring voor eikaars V7erk te bevorderen. Dat ik bij den vliegdienst met zooveel genoegen gediend heb, is niet in het minst te danken aan de groote belangstelling, die het perso neel, van hoog tot laag, voor dien dienst aan den dag legt." Aan het voorgaande kunnen we nog toe voegen, dat de a.s. commandant zeemacht een zeer geziene persoonlijkheid is. Niet al leen in militaire kringen, doch ook by de velen, met wie hij buiten dit verband om gang placht te hebben. Algemeen is men van oordeel, dat men in den nieuwen com mandant van de vloot in Indië een uitste kende keus heeft gedaan. De heer Ferwerda zal, wegens zyn ver trek, moeten bedanken als voorzitter van de Marinevereeniging en als voorzitter van de Marine-Club. Voordien was hij nog voorzit ter van de Kon. Marine Jacht Club, doch deze functie had hij voor eenigen tijd, we gens drukke werkzaamheden, moeten neer leggen. Voorts was hij in den loop der jaren lid van tal van militaire commissies, o.a. van de commissie-Kan en de commissie- Schepel. Een uitnemend officier gaat zich gereed maken voor de belangrijkste marine-functie in Ned.-Indië. Bij beschikking van den minister van de fensie zijn de volgende plaatsingen gelast met 19 Augustus luitenant ter zee der 2e klasse P. J. van der Burgh, bij de marine kazerne te Willemsoord met 2 September luitenants ter zee der le klasse O. R. T. Immink, ter beschikking gesteld en A. N. Schrakamp by het konink lijk instituut voor de marine te Willems oord die der 2e klasse P. W. B. Steen kamp, a. b. H. Ms. wachtschip te Willems oord en R. M. Crommelin, bij het kon. in stituut voor de marine te Willemsoord met 16 September officier van den Marine-stoomvaartdienst der le klasse B. J. Kimmel, a.b. Hr. Ms. Van Speijk. Het mond- en klauwzeer in Nederland. In verband met geruchten, dat zich in diverse deelen des lands verdachte ziekte verschijnselen voordoen onder 't rundvee is te Purmerend een vergadering gehouden van veehouders en veehandelaren, ter be spreking van de middelen welke ten dienste staan ter bestrijding van het mond- en klauwzeer. Het feit, dat in 1923/1924 ruim 800.000 runderen in Nederland aangetast waren en in 1926/27 wederom ruim 600.000 terwijl in 1929/30 ruim 300.000 dieren aangetast wa ren en weer drie jaar later in 1932/33 nog eens 300.000 d.w.z. het feit, dat de laatste tijden regelmatig om de drie jaar de ziekte epidemisch optrad, heeft in veehouders kringen voedsel gegeven aan de vrees, dat 1935/36 weer een „ziektejaar" zal kunnen worden. Er heeft zich staande deze vergadering gevormd een „voorloopige Commissie van Advies voor de Bestrijding van Mond- en Klauwzeer in de provincie Noord-Hol land". Als voorzitter dezer commissie treedt op de heer K. Bijvoet, Rijperweg 25 te Midden Beemster en als secretaris de heer H. Out, Vooruitstraat 79 te Purmerend. Verder na men zitting in de commissie de heeren Hein Noom te Marken-Binnen, Lou Vader te De Stolpe (Schlagerburg), Jan de Wit, de Beemster en S. Pronk te Wijde-Wormer, allen veehouders en veehandelaren. De commissie stelt zich o.m. ten doel in de practijk proeven te nemen met de ten dienste staande immunisatie- en genees middelen, alsook de waarde van de aanbe volen geneesmethoden aa.n de practijk te toetsen, na opgedane ondervinding, veehou ders van deugdelijk advies te kunnen die nen en aldus bij te dragen tot de bestrijding van de ziekte en hare gevolgen. Twist tusschen kost baas en kostganger. Op de Jac. van Lennepkade te Amsterdam heb ben een kostbaas en zijn kostganger Vrij- daga/ond een ernstigen twist gekregen na dat eerst de flesch flink was aangesproken. De kostganger, een man van 43 jaar, haalde een scheermes te voorschijn en is daarmee zijn 45-jarigen kostbaar te lijf gegaan. Op het tumult kwamen buren en politie toesnellen, maar voor men beide mannen had gescheiden, had reeds bloed gevloeid. De kostbaas had van zijn commensaal twee flinke sneden over het hoofd gekregen, zoo- dat het bloed hem langs het hoofd stroomde. De aanvaller had zich zelf met het mes aan de hand gewond. Beide mannen verkeerden in zeer overspannen toestand. De kostganger werd, na door den G.G.D, verbonden te zyn, door de politie meege nomen naar het posthuis aan de Borger- straat. De kostbaas is naar het Wilhel- mina Gasthuis gebracht en daar verbonden. Zijn toestand was echter niet van dien aard, dat hij moest worden opgenomen. Hij is dan ook later naar hetzelfde posthuis ge bracht. Later op den avond zijn beide man nen naar het bureau Overtoom gebracht, waar de kostbaas is blijven overnachten. De vechtpartij bracht heel wat opschud ding op de Jac. van Lennepkade. Den ge- heelen avond bleef er publiek in de buurt van de woning tezamen groepen. De nieuwe verkeersbor den t e L e i e n, Te Leiden zijn ingevolge de bepalingen van de nieuwe ver- keersverordening ronde blauwe borden ge plaatst, welke de voetgangers met een pijl naar het rechter-trottoir verwijzen. Aangezien enkele van deze borden bij den ingang van straten zoodanig zijn geplaatst, dat zij vooral voor ter plaatse niet bekenden en voor buitenlandsche automobilisten ver warring kunnen geven, heeft de K.N.A.C, aan het gemeentebestuur van Leiden ver zocht de betreffende borden een tiental me ters in die straten te willen doen verplaat sen. Naar het Engelsch van Mrs. PATRICK MC GILL. 10) Bij het zien van haar verschrikt gezicht bedwong Ronald zich, zij het met moeite. „We zullen morgen de konijntjes eens aan het schrikken maken", en lachend haalde Ronald een lang touw voor den dag, waar hy Bryce mee bond. „Je laat me hier toch niet achter om van honger orn te komen?" vroeg Bryce, doods bleek en bevend van angst. „Da.t was ik nu juist van plan en het is eigenlijk een veel te zachte dood voor een schurk als jij. Maar je hebt nog allen tijd om over je zonden na te denken", antwoord de Ronald, terwijl hij zijn worstelenden vij and, die'paars werd van inspanning bij zijn pogingen om los te komen, gadesloeg. „Laat me hier toch niet sterven. Schiet hie liever direct dood een hond zou je zoo niet behandelen", bracht Bryce er hij gend uit. „Ja, een hond, dat is wat anders Voor die verstandige dieren heb ik allen eerbied, en dat kan ik van jou niet bepaald zeggen." Zijn toestand wekte echter Rosalie's me delijden. Ze wendde zich tot Ronald en Smeekte hem om Bryce yrjj te laten, Ronald keek haar strak aan. „Als ik hem vrijlaat, ga je dan met hem mee en houd je de belofte om met hem te trouwen?" „Neen", antwoordde Rosalie, zonder een oogenblik te aarzelen. „Wil je liever met hem of met mij naar Glenconnel terugkeeren?" vroeg Ronald verder, zonder dat zijn stem iets van zijn gevoelens verried. „Veel en veel liever met jou „Mooi zoo. Stap dan maar op", en zonder om te zien naar het zich in bochten wrin gende slachtoffer besteeg Ronald Kerslake het ongeduldig snuivende paard en galop peerde weg in de richting van Glenville. Rosalie had den steun van den sterken arm, die haar zoo stevig vasthield, niet noodig, maar het gaf haar een onverklaar baar gevoel van geborgenheid, dat haar wonderlijk genoeg tot tranen bewoog. Een paar maal onderdrukte ze een snik, maar de jager reed voort, mijlen ver, zonder maar een woord te zeggenenkel de schrille kreet van een prairiehoen onderbrak nu en dan de stilte. Maar eindelijk zag Ronald, dat de roode lippen beefden en zij op het punt stond in tranen uit te barsten. „Wat scheelt er aan, meisje? Je bent toch niet bang voor me?" vroeg hij bezorgd. Onwillekeurig nestelde Rosalie zich dich ter tegen hem aan, toen zij antwoordde „O neen ik ben niet bang voor je maar ik heb.zo.o'n medelijden met dien ar men Dick Bryce. Hij is toch zoo dapper, want hjj heeft me het leven gered toen die slang me beet, dicht bij jullie huis." „Wie heeft je dat gezegd?" vroeg Ronald snel, haar scherp aanziend. „Hijzelf", antwoordde Rosalie, diep be droefd." „Och zoo was alles wat de jonge pels jager zei, maar hij wist nu, dat hij nog iets met Dick Bryce te vereffenen had. „Misschien zullen de wolven h$m ver scheuren". Rosalie huiverde. Ze kende het woud. „Kan zijn", stemde hij onbekommerd toe. Op dat moment brak de dageraad aan en het prairiegras, nog zilverig van den dauw, begon te trillen toen de morgenwind er door streek. Om vier uur bereikten ze het dorpje Glenville. Enkele houthakkers waren al op de been en staarden den jager verbaasd na, toen deze voorbij kwam met Rosalie voor zich in het zadel. „Wil de jongedame misschien een beetje thee?" opperde een gebruinde jonge reus, die juist bezig was 'n kroes vol te schenken. „Graag, dat is geen kwaad idee", ant woordde Ronald. „Wie is het, Ronnie?" fluisterde een der mannen. Ze kenden allen den bewoner van „de Houten Hoeve" en zijn moeder en de ruwe, maar goedhartige houthakkers koes terden een groote vereering voor de oude dame. „Dat weet ik niet precies, maar ze komt uit Glenconnel en de een of andere ellende ling probeerde haar over te halen om met hem te trouwen. Ik heb hem vastgevonden aan een boom in de Blauwe Vallei en zou wel willen, dat een van jullie er even heen reed om hem los te maken. Hij ligt er al drie uur, en dat is, dunkt me, wel genoeg. Als ik goed begrijp, is het meisje wegge- loopen van huis, en ik breng haar terug, dat is alles." „Nu, goeden dag, denk om dien vent in de Blauwe Vallei", riep Ronald, toen de trein wegstoomde naar het station, dat maar vijf mijlen van Glenconnel verwijderd was. „In orde. Goede reis riepen de mannen terug en Rosalie's gezicht ontspande zich toen ze begreep, dat Dick Bryce zou wor den bevryd. „Je dacht toch zeker niet, dat ik iemand zou dooden zonder hem zelfs de kans te ge ven om zich te verdedigen?" zei Ronald op Rosalie's vraag. „Neen", antwoordde ze dadelijk. „Niemand heeft het recht te nemen, wat geen aardsche macht terug kan geven", vervolgde hij. „Dat heb ik van mijn moeder geleerd." En hij lachte. HOOFDSTUK VII. Chicago Charley lag onrustig te woelen op zijn veldbed en prevelde den naam van het meisje, dat hem dierbaarder was gewor den dan zijn leven. Zijn tanig bruin gezicht was tot een vaal grijs verbleekt en de vroolijke, vriendelijks oogen waren weggezonken en gloeiden van de koorts. „Ga den dokter halen en vlug een beetje". werd er tegen een der gouddelvers gezegd, en hij volgde dit bevel op met een spoed, die den ouden man geroerd zou hebben, als hij bij kennis was geweest. „Is er al een van de jongens terug?" vroeg een ander bezorgd en tuurde in de morgenschemering, die het woud in parel grijze sluiers hulde. „Nog niet en de hemel zij Dickie Bryce genadig als hij komt ik breek hem, zóó", en de kleine Jean Bonteau, de herbergier, brak een twijgje tusschen zijn vingers. „Ik sla dien verwenschten knul tot appel moes Charley, ouwe jongen, luister naar me", toen de man op het bed zich rusteloos om en om wierp „het geeft niks of je nou al om Rose roept, want ze is er vandoor snap je De jongens zijn er allemaal op uit om haar te zoeken en ik zou niet graag in mijnheer Dickie Bryce zijn schoenen staan als ze hem te pakken krijgen maar het geeft niks als je om Rose roept, als ze er nou toch niet is Doch hoewel hij met de beste bedoelingen het deed, schoot Yankee Sam, de meest tactlooze sterveling ter aarde, ten eenen- male te kort in de taak om „op den ouwe te passen" tot er een dokter gehaald was. Toen hij hoorde, dat Rosalie Glenconnel verlaten had, had Chicago Charley geraasd en gevloekt als een waanzinnige. Goudgravers en houthakkers lieten hun werk in den steek en gingen zoeken, som migen in het bosch, anderen langs de rivier, terwijl er ook een paar naar het station reden, (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1935 | | pagina 5