1000 25 3 AUGUSTUS No. 181 73e Jaargang: 1935 UitgaveFirma F. VAN DE VELDE Ir., Walstraat 58-60, Vlissingen. Telef. 10. Postrekening 66287 Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zondag en algemeen erkende Christelijke Feestdagen Dr. H. Colijn, Voorzitter van den Ministerraad, spreekt voor de radio. VLISSINGSCHE COURANT ABONNEMENTSPRIJS: Voor alle gemeenten op Walcheren en waar agentschappen geves tigd zijn f2.20 per 3 maanden. Franco door het geheele rijk f2.50. Voor België, Duitschland en Frankrijk f3.40, Voor de overige landen bij wekel. verz. f3.20. Afzonderlijke nrs. 5 cent. ADVERTENTIEPRIJS: Van 1—5 regels fl.25; iedere regel meer 25 cent. Bij abonnement speciale prijzen. Reclames 50 ct p. regel. Kleine advertenties van 1—5 regels 50 et Iedere regel meer 10 ct (max. 10 regels). Bij 3 maal plaatsing van 1—5 regels fl.alles bij vooruitbetaling De abonné's in 't bezit eener Polis, zijn GRATIS verze kerd tegen ongelukken voor: gulden bij levens lange ongeschikt heid tot werken. gulden bij verlies van een hand, voet of oog. gulden bij verlies van een duim. gulden bij verlies van een wijsvinger. gulden bij verlies van een anderen vinger. AANGESLOTEN BIJ HET BUREAU VOOR PUBLICITEITSWAARDE, INGESTELD DOOR DE VEREENIGING „DE NEDERLANDSCHE DAGBLADPERS" Dit nummer bestaat uit drie bladen en een Kindercourant. - Eerste blad. Gisteravond om 8 uur heeft de Voorzitter van den Ministerraad, dr. H. Coiijn, over de heide Nederlandsche zenders zijn aangekon digde radiorede gehouden. Na een beschouwing over de taaie der regeering in dezen tyd, waarbij hij zich o.m. voor industrialisatie verklaarde, kwam Z.Exc. tot de kwestie van het conflict met de Kamer, welke tot de ontslagaanvrage van het Kabinet heeft geleid. Dr. Colijn be toogde in dit verband, dat er thans een nieuw Kabinet is en dat er derhalve geen conflict bestaat tusschen dit Kabinet en de Kamer of een der fracties. Rustig, zoo zeide hij, wacht het Kabinet de ontmoeting met de Kamer op den derden Dinsdag van September af en het ver trouwt, dat samenwerking mogelijk zal zijn. Wat betreft de maatregelen tot herstel van 's lands financiën, meent de regeering te mogen aannemen, dat deze op tijd tot stand zullen komen. Tenslotte spoorde de minister-president aan tot eendracht en zelfbeheersching en vastberaden volharden. Hieronder volgt de volledige tekst van de rede van dr. Colijn. Woorden van dank. De eerste aanleiding tot het spreken van een kort woord tot het Nederlandsche' volk is van gehéel persoonlijken aard. In' den loop der laatste dagen zijn mij zoo overstelpend veel blijken van belangstelling en medeleven toegestroomd, dat ik geen anderen uitweg zag om mijn dankbaarheid daarvoor kenbaar te maken dan door mid del van de radio. Uit alle lagen der maat schappij en uit bijna alle politieke schakee ringen mocht ik blijken van warme waar deering ontvangen en gaarne grijp ik dan ook deze gelegenheid aan om daarvoor mijn groote erkentelijkheid en dankbaarheid uit te spreken. Ook in deze dingen ligt bemoe diging om volhardend voort te gaan op een weg, die met duizend moeilijkheden be zaaid is. De tweede oorzaak voor mijn spreken ligt in mijn wensch om mijnerzijds een woord van aanmoediging te doen hooren en om aan te sporen tot ongebroken vol harding. Dat de economische toestand ten onzent, ofschoon steeds nog beter dan in vele an dere landen, slecht te noemen is, dat weten wij wel. Het is volstrekt onnoodig daarover in den breede uit te weiden. De ommekeer in het internationale ruilverkeer van goe deren die bezig is zich te voltrekken, heeft voor alle landen nog niets dan verarming opgeleverd en de pogingen, om door natio nale maatregelen de verloren welvaart te herwinnen, hebben overal gefaald en kun nen ook niet tot resultaat hebben, dat dat gene wat verloren ging, weer in vollen om vang terugkeert. Maar dit kan en mag niet beteekenen, dat wij tegenover deze feiten een houding van stille berusting zonder actie zouden aannemen. Wel moet de mensch berustend aanvaarden wat Hooger macht tenslotte over ons levenslot beschikt, maar daar naast staat de even gebiedende eisch, dat wij de gaven en krachten ons geschonken, tot het uiterste moeten inspannen om drei gende gevaren voor wat bestaat af te we ren en om nieuwe welvaartsmogelijkheden op te sporen. In het Ora et Labora, in het bidden en het werken ligt de verheven har monie tusschen het bestel Gods en de taak van den mensch. I De taak der Regeering. Zóó moet men ook de taakKvan de regee ring zien. De Regeering van Nederland kan de we reld niet dwingen om andere wegen in te slaan dan in de laatste jaren gevolgd wer den. Zij kan slechts trachten zich zoo goed mogelijk te verweren tegen de schadelijke gevolgen van maatregelen door het buiten land genomen. Dat heeft ze dan ook ge daan. Zij heeft dat gedaan door een uitge breid stelsel van contingenteeringen in het belang der binnenlandsche nijverheid. Zij heeft dit gedaan door krachtigen steun te Verleenen aan onzen akkerbouw, door ook de veehouderij en den tuinbouw benevens allerlei andere bronnen van volkswelvaart de helpende hand toe te steken. Honderden millioenen. guldens per jaar moesten en moeten daarvoor door het Nederlandsche Volk worden opgebracht boven de belastin gen. die het moet opbrengen. Wie zich een voorstelling wil maken van de beteekenis van dien steun, doet het best zich maar eens af te vragen, hoe het er met de i n- dustrie zou hebben uitgezien, indien wij aan den invoer van buiten eens geen belemmeringen in den weg hadden gelegd, terwijl de uitvoer van onze industrieele producten wèl door allerlei oorzaak belem merd werd. Die vrage zich óók eens af, wat er gebeurd zou zijn met onze plattelandsbe volking, indien de steun aan onze bodem cultuur in haar verschillende vormen niet verleend ware geworden. AI had men dén grond voor niets in gebruik, dan nog zou men bij onthouding van steun, in zeer vele gevallen, den bodem niet met vrucht kun nen bebouwen. Alle koopkracht der. lande lijke bevolking zou verdwenen zijn en de werkloosheid zou in ontstellende mate zijn toegenomen. Onder de landbouwende bevol king zelf, maar ook ih die takken van be drijf, die de vruchten van hun arbeid meer onder de plattelandsbevolking plegen af te zetten. De landbouwsteun beteekent dus, naast de instandhouding van een krachtige volksgroep niet minder ook een krachtig middel tot werkverruiming. Aan dit alles wordt niet te kort gedaan door de klachten, die er wel eens rijzen over de uitvoering van de regeeringsmaatrege- len. Dat is van tweede orde. Als er ernstige fouten zijn of worden gemaakt, dan moeten die uit den weg worden geruimd en zullen ze ook uit den weg worden geruimd. Hoofdzaak is, dat de regeering gedaan heeft, wat te doen was om een onbelemmer de inzinking van de welvaartsbronnen van ons volk uit te sluiten. Vergrooting van welvaart. De vraag is nu wat daarenboven kan worden gedaan teneinde de welvaart te vergrooten. Aan adviezen daarvoor is geen gebrek. De één zoekt het in afschaffing der z.g. cumulatie en dan zijn we uit het moeras De regeering heeft daarover een wetsvoorstel ingediend en daarmee zal wel-' licht een paar honderdduizend gulden be spaard worden. Maarhet gaat om hon derd millioen bij het Staatsbudget en vele honderden millioenen bij het volksinkomen. Een tweede wil allen steun met inbe grip van den steun der werkloozen af schaffen en gelooft dan dat we er zijn. Een derde komt met de reddingsplank aandragen om alle ambtelijke salarissen en loonen te halveeren en acht dan geen wolk je meer aan de lucht. Ik noem deze dingen niet omdat ze se rieus zijn, maar omdat zij bewijzen hoe ge ring bij velen het inzicht is in de moeilijk heden die we te overwinnen hebben. Twee denkbeelden zijn er echter die wèl ernstig onderzoek en zorgvuldige over weging eischen. Het zijn het verlangen naar uitvoering van meer Openbare Wer ken en naar verdere industrialisatie van ons land. In beginsel is hier eigenlijk geen verschil van meening. Dat verschil treedt eerst aan den dag als men toekomt aan de vraag hoever men daarmee gaan moet. Openbare werken. De openbare werken die men gaat uit voeren moeten natuurlijk nut afwerpen. Maar als men daaraan vasthoudt, dan blijkt spoedig, dat de keuze niet zoo ruim is als velen wel meenen. Nederland is de laatste kwarteeuw gul geweest met den aanleg van openbare werken. Vele honder den millioenen zijn daarvoor uitgegeven en zelfs is in de verloopen drie jaar nog rond 30 millioen per jaar aan zulke werken be steed, ongeacht wat voor werkverschaf fing uitgegeven is. Daarbij komt dan de 60 millioen voor het werkfonds die een jaar geleden toegestaan werden en die thans reeds nagenoeg geheel een bestemming hebben. Zoodra deze 60 millioen geheel uitgeput zijn, zullen nieuwe gelden aange vraagd worden, maar het aantal n u t t i- g e werken wordt natuurlijk daardoor voortdurend kleiner en is reeds thans niet zoo heel groot meer. Terwijl bovendien ook gelet moet worden op de vraag of het geld er voor te krijgen is. Industrialisatie. Dan is er de tweede gedachte meer dere industrialisatie. Dat vraagstuk is door den nieuwen Minister van Economische Zaken in onderzoek ge nomen. Vol energie is hij met dien arbeid begonnen en mijn persoonlijke steun zoowel als die van het geheele Kabinet is hem ver zekerd. Profetie over .de resultaten laat ik achterwege, want dit probleem heeft vele zijden. Ik denk aan de rendabiliteit dier op te richten industrieën en aan den invloed die vermindering van invoer hebben kan op onzen uitvoer nu alle landen en dit in toenemende mate aansturenop een slui tende handelsbalans, d.w.z. dat z ij van ons niet meer willen koopen dan wij van hen koopen. Ik denk ook aan den invloed op bestaande industrieën en derzelver af zetmogelijkheden. Dat alles moet onder zocht en overwogen worden en een o n- middellijk resultaat, zichtbaar in rookende fabrieksschoorsteenen is dus niet te verwachten. Hét denkbeeld'zelf verdient echter met grooten, ernst en met energie te worden behandeld. Kabinet en Kamer. Maar, zoo zal men vragen, kan de Regeering wel de plannen volbrengen die zij zich heeft voorgesteld. Ook daar over wil ik iets zeggen, omdat mij uit de Pers blijkt, dat er over de positie van het Kabinet eenige vérwarring heerscht. Ik heb toch gezien, dat de vraag gesteld wordtis het conflict tusschen Kabinet en Kamer, althans tusschen het Kabinet en één der Kamerfracties, nu opgelost of niet. Zóó is de vraag stellig niet juist gefor muleerd. Want dit Kabinet dat een nieuw Kabinet is, al zitten de vorige Ministers er allen in dit Kabinet heeft geen con flict met de Kamer 'of met een der Kamer fracties. Dat kan zelfs niet want ze hebben elkaar nog niet ontmoet. Men zou de vraag in elk geval zóó moeten formuleeren be staat er gevaar, dat tusschen het n i e u- w e Kabinet en de Kamer een gelijksoor tig conflict zal ontstaan als .ontstaan i s tijdens het bewind van bet vorige Kabinet. Op die vraag is met volkomen zeker heid geeii antwoord te geven, omdat het Kabinet niet parlementair maar extra-pari e m e'ri i a i r is. Bij de vorming van een parlementair ka binet ontwerpt de formateur' een regee- ringsprogram, legt dit over aan sommige Kamerfracties en treedt daarover met die fracties in gedachtenwisseling. Komt dë formateur met de fracties tot overeenstem ming, dan heeft hij een redelijke zekerheid, dat zijn plannen den steun dier fracties zullen ontvangen. Zrjn kabinet is dan een kabinet, dat men parlementair pleegt te noemen. De formateur van een e x t r a-parle- mentair kabinet houdt evenwel geen bespre kingen met Kamerfracties. Zou hij met één dezer fracties in onderhandeling treden over bepaalde punten, dan zou hij het met alle daarvoor in aanmerking komende fracties, op wier steun h\j hoopt, moeten doen. Deze methode was echter bij de jongste formatie uitgesloten, omdat ze reeds beproefd en mislukt was. De formateur van een e x t r a-parle mentair kabinet heeft dus nimmer vooraf zekerheid dat zijn program instemming vindt btj de Kamer. Hij heeft slechts zijn eigen inzicht tot gids, een inzicht dat na tuurlijk den invloed ondergaat van de in drukken die hij ontvangt uit de besprekin gen met bepaalde personen. Zekerheid van steun heeft hjj, zooals ik zooeven zeide, echter nimmer, dus ook thans niet. De ontmoeting met de Kamer. Men zal dus moeten afwachten wat de ontmoeting tusschen Kamer en kabinet zal opleveren. Twee factoren zijn op het resultaat van die ontmoeting thans van invloed. De eerste is, dat er bij de poging van den heer Aalberse is gebleken, dat de vorming van een kabinet op een gemeenschappelijk program niet mogelijk is tusschen de zes groote fracties niet wegens gemis aan overeenstemmend inzicht, tusschen de So cialisten en Roomsch-Katholieken niet om dat de laatstgenoemden die combinatie niet wenschen. De tweede factor wordt gevormd door het program waarmee het extra-par lementaire kabinet straks op den derden Dinsdag van September voor de Kamer ver schijnt. Die beide factoren moeten na tuurlijk invloed oefenen op de houding die de Kamergroepen tegenover het kabinet zullen aannemen. Rustig wacht het kabinet die ontmoeting met de Kamer af en het vertrouwt, dat sa menwerking mogelijk zal blijken. Anders had het zijn taak niet aanvaard. Met name mag worden aangenomen, dat d* maatrege len tot herstel van 's lands financiën op tgd tot stand zullen komen. Ik zou nu aan - het Nederlandsche volk den raad willen geven gelijke rust te be trachten. Niets werkt schadelijker dan een zenuwachtige stemming. Er zijn waarlijk al genoeg spanningen. Men behoeft ze niet on noodig te vermeerderen. De gulden en de hypotheken. Die rust betrachte men ook op ander ter rein. Al dadelijk op monetair gebied. Is er nu nog niet genoeg leergeld betaald met de tel kens wéér voorkomende speculatieve vlucht van de eene geldsoort in de andere? Wat ik dezer dagen in een interview met den ver tegenwoordiger van een Fransch orgaan gezegd heb, herhaal ik thans nog eens de regeering zal onze muntpariteit tot het uiterste verdedigen. Het Nederlandsche volk heeft het lot van den gulden zelf in de hand. Als men rustig blijft gebeurt er niets, dat die pariteit verstoren kan. Maar ook geldt die raad voor schrikach tige hypothecaire crediteuren, die, uit angst voor een ingediend wetsontwerp, waarover het overleg, tusschen Kamer en regeering zelfs nog niet begonnen is, hier en daar al met executies beginnen te dreigen. Wacht nu eens af, zoo zou ik hen willen toevoegen, hoe dit ontwerp er uit zal zien na het overleg met de Kamer. Door overijld handelen benadeelt ge, wellicht geheel on noodig, anderen en hoogstwaarschijnlijk ook uzelf. Rust is ook gewenscht waar het geldt allerlei geruchten over personen, die van de waarheid even ver verwijderd zijn als de Noordpool van de Zuidpool. Om slechts één enkel voorbeeld te noemen ik zelf zou, zoo wordt rondverteld, 140 hofsteden hebben gekocht en 400 woonhuizen, uit vrees voor devaluatie. Ik heb nimmer ook maar één enkele hofstede bezeten en bezit er nog geen. De 400 huizen moeten tot 3 worden teruggebracht en die bezit ik al 10 jaar. Dergelijke verhalen en ik noemde er maar een paar ondermijnen de autoriteit van de regeering en roepen gevoelens op die schadelijk zijn voor den goeden gang van zaken en voor het vertrouwen in het land. Zonder rust geen.zelfbeheersching en zon der zelfbeheersching is vastberadenheid niet mogelijk. Als men zich telkens laat op schrikken door allerlei onwaardige verzin sels of door ongefundeerde geruchten dan ontbreekt de, hoofdvoorwaarde, voor het weerstaan van de slagen die on3 treffen. Daarom maan ik tot die onontbeerlijke zelfbeheersching. Als die er is dan is ook de vastberaden volharding niet verre. Onze rijd is een ongemeen moeilijke. En het nu levend geslacht, dat grootendeels opgegroeid is in dagen van voorspoed en dat nu te staan komt voor nijpende zorgen en soms nog erger kromt zich onder den tegen spoed en ziet vaak geen uitkomst. Toch bedepke men, dat ons volk heel wat zwaarder tijden heeft gekend, rampen en tegenspoeden heeft doorstaan, waartegen over die van onzen tijd weer verbleeken. Ook dezen tijd zullen we met Gods hulp doorkomen 3.1s het volk onderling zich nie.t verbijt en vereetals het leert verstaan dat tweedracht een volk verscheurt, dat alleen eendracht sterk maakt. Niet de een dracht die alle verschil wil uitwisschen, maar de eendracht die geboren wordt uit den wil van allen, zonder onderscheid van rang of stand, zonder onderscheid van kunne, zonder onderscheid van kerkelijke gezindheid of politiek belijden om het ge meenschappelijk vaderland gezamenlijk te stutten. Daarvoor is voor s^en noodig om de tan den op elkaar te zetten en vastberaden te volharden in de taak die ieder onzer van Gods wege te vervullen kreeg op de hem toegewezen plaats. En aan die ontembare volharding pare zich dan het ootmoedig be lijden uit ons volkslied Mijn Schild ende betrouwen Zijt Gij o God mijn Heer Op U zoo wil ik bouwen, Verlaat mij nimmermeer 1 EEN BEZADIGD WOORD, De rede van dr. Colijn is gisteravond natuurlijk door duizenden en duizenden per sonen beluisterd. Het kalme en bezadigde woord van den minister-president heeft een grooten indruk gemaakt en iedereen die de rede gevolgd heeft, zal deze nog wel eens in haar geheel willen herlezen. Wij hebben de rede van het Algemeen Nederlandsch Persbureau ontvangen en haar onverkort opgenomen. Wij twijfelen er niet aan of onze lezers zullen het op prijs stellen deze belangrijke toespraak van onzen minister-president in haar geheel te kunnen bewaren. Het is een staatsstuk van historische be teekenis. Enkele persbeschouwingen. Het oordeel van „de Maasbode" net hoofdorgaan van de katholieke partij is milder dan dat van het Amstcrdamsehe katholieke blad. Het Rotterdamsche blad besluit zijn be schouwing aldus Zooeven hebben wij de rede gehoord en het dient erkend, dat de spreker met zorg eiken schijn van regeeringsverklaring aan zijn toespraak heeft weten te onthouden. Zjj droeg meer een karakter van bemoecU- ging en geruststelling en had als zoodanig zeer zeicer zin, maar mogelijk geen volledig effect. In den grooten ernst waarmede dr.. Colijn sprak over de industrialisatie iag wellicht een vriendelijke geste in de rich ting van de katholieken. De grens van een regeeringsverklaring begon dr. Colijn te naderen, toen hij wees op de verwarring, in de pers bestaande, over de positie van het Kabinet. Zijn verklaring, dat er een nieuw Kabinet is gekomen, dat met de Kamer niet in conflict is, zelfs niet kan zijn, moge formeel juist zijn, geheel ge ruststellend is zij toch niet. En de vraag, zooals zij volgens dr. Colijn gesteld moet worden bestaat er geen gevaar voor een gelijksoortig conflict tusschen de Kamer cn het nieuwe Kabinet als tusschen de 'Kamer en het oude Kabinet, is werkelijk met een verwijzing naar het extra-parlementaire karakter van het Kabinet, dat hierover geen zekerheid toelaat, niet afgedaan. Eenigszins bemoedigend kan het klinken, dat de indruk van de besprekingen met be paalde personen den formateur moed heeft gegeven, en dat deze er met zooveel nadruk op wees, dat het program van het nieuwe Kabinet hierbij een voorname rol zal heb ben te spelen. Dat geeft nagenoeg zeker heid, dat het program van het nieuwe Kabi net tenminste zóó ver van dat van het oude zal afwijken, dat er een ernstige kans be staat, dat de oppositie, of althans een dee-I daarvan, zich bevredigd zal gevoelen. Ket viel op, met hoeveel klemtoon dr. Colijn hierop liet volgen, dat het Kabinet rustig afwacht en vertrouwt, dat samenwerking mogelijk zal blijken. Wij hopen, dat dit vertrouwen voldoende gegrond zal blijken. Stond het zeer hecht, dan had het echter sterk voor de hand ge legen om reeds thans in een regeeringsver klaring contact met het parlement te ne men. Maar wellicht hoopt de premier, det wederzijdsche bezinning en bekoeling net eerste contact veiliger stelt. Wij wachten af, en leven in een parlemen tair wel zeer abnormalen toestand voort. De „Tijd" noemt de rede onbevredigend. Wij laten hieronder de beschouwing van het Amsterdamsche katholieke blad volgen Onbevredigd Dat is het epitheton dat langzamerhand stereotiep begint te worden voor de verklaringen van dr. Colijn. Ook dezen keer kunnen wij geen ander commen taar vinden. De beschouwingen over de we reldcrisis en over wat de regeering reeds deed zijn oud, de verklaringen over de ka binetsformatie laten ons in het vage. Wij moeten genoegen nemen met de mededee- ling dat er volgens het inzicht van den for mateur wel eens kans is, dat het goed zal gaan. En onze vraag hoe staat het met de concrete geschilpunten wordt gesmoord in de vaderlijke vermaningen houdt u rustig, bewaart uw kalmte Op gevaar af va-- door de „Telègraaf" c.s. weer voor onruststokers te worden uitge kreten, herhalen wij onze vraag hoe staat het mét de vaste lasten Eén keer lichtte in ons de hoop op, toen de minister-president in verband met de industralisatie het woord „rendabiliteit" uitsprak. Want inderdaad daarom draaide het geheele conflict. Hoe denkt de regeering, dit nieuwe kabinet dr. Colijn legde den nadruk op „nieuw" over de mogelijkheid, die rendabiliteit te herstellen Die -vraag is onbeantwoord en daarom moeten wij de radio-rede weer onbevredi gend noemen. En toch, hoe gaarne zouden wij eens een andere qualificatie geven. Hoe zeer hadden wij gehoopt, dat dr. Colijn op de zakelijke geschilpunten met de katho lieke fractie zou ingaan, ook al zou het dan niet zijn in dien zin dien wij graag wen schen. Maar het brandende dilemma is on besproken gebleven en het eenige wat wij wijzer zijn geworden is, dat dr. Colijn géén 400 huizen bezitPoover resultaat van een veelbelovende rede. Nu wachten wij maar op den derden Dinsdag van Septem beren daarna. De „Telegraaf" spreekt ook van een be zadigd woord. De waarde van zijn toespraak lag in het bezadigde woord dat hij tot het volk sprak en dat door dit volk ongetwijfeld begrepen zal zijn. Er wordt in dezen tijd vaak ge vraagd om leiding en hier was een man aan het woord die leiding geven kon en wilde. Het was goed dat hij de moeilijkheden, die wij doormaken, vergeleek met d« gevaren die ons land vroeger heeft getrotseerd, want daardoor wordt het heden tot zijn juiste proporties teruggebracht. De minis» ter-president vroeg aan het volk om kalm te, rust en eendracht. Zoo kalm en rustig als de regeering de gebeurtenissen opvat, moet ook de bevolking dat doen. Deze aan maning was nauwelijks noodig, want, nadat dr. Coiijn opnieuw de teugels in handen heeft genomen zijn deze rust en kalmte reeds teruggekeerd.

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1935 | | pagina 1