1000
25
3 AUGUSTUS
No. 181
73e Jaargang:
1935
UitgaveFirma F. VAN DE VELDE Ir., Walstraat 58-60, Vlissingen. Telef. 10. Postrekening 66287
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zondag en algemeen erkende Christelijke Feestdagen
Dr. H. Colijn, Voorzitter van den Ministerraad,
spreekt voor de radio.
VLISSINGSCHE COURANT
ABONNEMENTSPRIJS: Voor alle gemeenten op Walcheren en waar agentschappen geves
tigd zijn f2.20 per 3 maanden. Franco door het geheele rijk f2.50. Voor België, Duitschland
en Frankrijk f3.40, Voor de overige landen bij wekel. verz. f3.20. Afzonderlijke nrs. 5 cent.
ADVERTENTIEPRIJS: Van 1—5 regels fl.25; iedere regel meer 25 cent. Bij abonnement
speciale prijzen. Reclames 50 ct p. regel. Kleine advertenties van 1—5 regels 50 et Iedere regel
meer 10 ct (max. 10 regels). Bij 3 maal plaatsing van 1—5 regels fl.alles bij vooruitbetaling
De abonné's in 't bezit eener
Polis, zijn GRATIS verze
kerd tegen ongelukken voor:
gulden bij levens
lange ongeschikt
heid tot werken.
gulden bij verlies
van een
hand, voet of oog.
gulden bij verlies
van
een duim.
gulden bij verlies
van een
wijsvinger.
gulden bij verlies
van een
anderen vinger.
AANGESLOTEN BIJ HET BUREAU VOOR PUBLICITEITSWAARDE, INGESTELD DOOR DE VEREENIGING „DE NEDERLANDSCHE DAGBLADPERS"
Dit nummer bestaat uit drie bladen en een Kindercourant. - Eerste blad.
Gisteravond om 8 uur heeft de Voorzitter
van den Ministerraad, dr. H. Coiijn, over de
heide Nederlandsche zenders zijn aangekon
digde radiorede gehouden.
Na een beschouwing over de taaie der
regeering in dezen tyd, waarbij hij zich o.m.
voor industrialisatie verklaarde, kwam
Z.Exc. tot de kwestie van het conflict met
de Kamer, welke tot de ontslagaanvrage
van het Kabinet heeft geleid. Dr. Colijn be
toogde in dit verband, dat er thans een
nieuw Kabinet is en dat er derhalve geen
conflict bestaat tusschen dit Kabinet en de
Kamer of een der fracties.
Rustig, zoo zeide hij, wacht het Kabinet
de ontmoeting met de Kamer op den derden
Dinsdag van September af en het ver
trouwt, dat samenwerking mogelijk zal zijn.
Wat betreft de maatregelen tot herstel
van 's lands financiën, meent de regeering
te mogen aannemen, dat deze op tijd tot
stand zullen komen.
Tenslotte spoorde de minister-president
aan tot eendracht en zelfbeheersching en
vastberaden volharden.
Hieronder volgt de volledige tekst van
de rede van dr. Colijn.
Woorden van dank.
De eerste aanleiding tot het spreken
van een kort woord tot het Nederlandsche'
volk is van gehéel persoonlijken aard. In'
den loop der laatste dagen zijn mij zoo
overstelpend veel blijken van belangstelling
en medeleven toegestroomd, dat ik geen
anderen uitweg zag om mijn dankbaarheid
daarvoor kenbaar te maken dan door mid
del van de radio. Uit alle lagen der maat
schappij en uit bijna alle politieke schakee
ringen mocht ik blijken van warme waar
deering ontvangen en gaarne grijp ik dan
ook deze gelegenheid aan om daarvoor mijn
groote erkentelijkheid en dankbaarheid uit
te spreken. Ook in deze dingen ligt bemoe
diging om volhardend voort te gaan op een
weg, die met duizend moeilijkheden be
zaaid is.
De tweede oorzaak voor mijn spreken
ligt in mijn wensch om mijnerzijds een
woord van aanmoediging te doen hooren
en om aan te sporen tot ongebroken vol
harding.
Dat de economische toestand ten onzent,
ofschoon steeds nog beter dan in vele an
dere landen, slecht te noemen is, dat weten
wij wel. Het is volstrekt onnoodig daarover
in den breede uit te weiden. De ommekeer
in het internationale ruilverkeer van goe
deren die bezig is zich te voltrekken, heeft
voor alle landen nog niets dan verarming
opgeleverd en de pogingen, om door natio
nale maatregelen de verloren welvaart te
herwinnen, hebben overal gefaald en kun
nen ook niet tot resultaat hebben, dat dat
gene wat verloren ging, weer in vollen om
vang terugkeert.
Maar dit kan en mag niet beteekenen,
dat wij tegenover deze feiten een houding
van stille berusting zonder actie zouden
aannemen. Wel moet de mensch berustend
aanvaarden wat Hooger macht tenslotte
over ons levenslot beschikt, maar daar
naast staat de even gebiedende eisch, dat
wij de gaven en krachten ons geschonken,
tot het uiterste moeten inspannen om drei
gende gevaren voor wat bestaat af te we
ren en om nieuwe welvaartsmogelijkheden
op te sporen. In het Ora et Labora, in het
bidden en het werken ligt de verheven har
monie tusschen het bestel Gods en de taak
van den mensch.
I
De taak der Regeering.
Zóó moet men ook de taakKvan de regee
ring zien.
De Regeering van Nederland kan de we
reld niet dwingen om andere wegen in te
slaan dan in de laatste jaren gevolgd wer
den. Zij kan slechts trachten zich zoo goed
mogelijk te verweren tegen de schadelijke
gevolgen van maatregelen door het buiten
land genomen. Dat heeft ze dan ook ge
daan. Zij heeft dat gedaan door een uitge
breid stelsel van contingenteeringen in het
belang der binnenlandsche nijverheid. Zij
heeft dit gedaan door krachtigen steun te
Verleenen aan onzen akkerbouw, door ook
de veehouderij en den tuinbouw benevens
allerlei andere bronnen van volkswelvaart
de helpende hand toe te steken. Honderden
millioenen. guldens per jaar moesten en
moeten daarvoor door het Nederlandsche
Volk worden opgebracht boven de belastin
gen. die het moet opbrengen. Wie zich een
voorstelling wil maken van de beteekenis
van dien steun, doet het best zich maar
eens af te vragen, hoe het er met de i n-
dustrie zou hebben uitgezien, indien
wij aan den invoer van buiten eens geen
belemmeringen in den weg hadden gelegd,
terwijl de uitvoer van onze industrieele
producten wèl door allerlei oorzaak belem
merd werd. Die vrage zich óók eens af, wat
er gebeurd zou zijn met onze plattelandsbe
volking, indien de steun aan onze bodem
cultuur in haar verschillende vormen niet
verleend ware geworden. AI had men dén
grond voor niets in gebruik, dan nog zou
men bij onthouding van steun, in zeer vele
gevallen, den bodem niet met vrucht kun
nen bebouwen. Alle koopkracht der. lande
lijke bevolking zou verdwenen zijn en de
werkloosheid zou in ontstellende mate zijn
toegenomen. Onder de landbouwende bevol
king zelf, maar ook ih die takken van be
drijf, die de vruchten van hun arbeid meer
onder de plattelandsbevolking plegen af te
zetten. De landbouwsteun beteekent dus,
naast de instandhouding van een krachtige
volksgroep niet minder ook een krachtig
middel tot werkverruiming.
Aan dit alles wordt niet te kort gedaan
door de klachten, die er wel eens rijzen over
de uitvoering van de regeeringsmaatrege-
len. Dat is van tweede orde. Als er ernstige
fouten zijn of worden gemaakt, dan moeten
die uit den weg worden geruimd en zullen
ze ook uit den weg worden geruimd.
Hoofdzaak is, dat de regeering gedaan
heeft, wat te doen was om een onbelemmer
de inzinking van de welvaartsbronnen van
ons volk uit te sluiten.
Vergrooting van welvaart.
De vraag is nu wat daarenboven kan
worden gedaan teneinde de welvaart te
vergrooten. Aan adviezen daarvoor is geen
gebrek. De één zoekt het in afschaffing
der z.g. cumulatie en dan zijn we uit het
moeras De regeering heeft daarover een
wetsvoorstel ingediend en daarmee zal wel-'
licht een paar honderdduizend gulden be
spaard worden. Maarhet gaat om hon
derd millioen bij het Staatsbudget en vele
honderden millioenen bij het volksinkomen.
Een tweede wil allen steun met inbe
grip van den steun der werkloozen af
schaffen en gelooft dan dat we er zijn.
Een derde komt met de reddingsplank
aandragen om alle ambtelijke salarissen en
loonen te halveeren en acht dan geen wolk
je meer aan de lucht.
Ik noem deze dingen niet omdat ze se
rieus zijn, maar omdat zij bewijzen hoe ge
ring bij velen het inzicht is in de moeilijk
heden die we te overwinnen hebben.
Twee denkbeelden zijn er echter die
wèl ernstig onderzoek en zorgvuldige over
weging eischen. Het zijn het verlangen
naar uitvoering van meer Openbare Wer
ken en naar verdere industrialisatie van
ons land.
In beginsel is hier eigenlijk geen verschil
van meening. Dat verschil treedt eerst
aan den dag als men toekomt aan de vraag
hoever men daarmee gaan moet.
Openbare werken.
De openbare werken die men gaat uit
voeren moeten natuurlijk nut afwerpen.
Maar als men daaraan vasthoudt, dan
blijkt spoedig, dat de keuze niet zoo ruim
is als velen wel meenen. Nederland is de
laatste kwarteeuw gul geweest met den
aanleg van openbare werken. Vele honder
den millioenen zijn daarvoor uitgegeven en
zelfs is in de verloopen drie jaar nog rond
30 millioen per jaar aan zulke werken be
steed, ongeacht wat voor werkverschaf
fing uitgegeven is. Daarbij komt dan de 60
millioen voor het werkfonds die een jaar
geleden toegestaan werden en die thans
reeds nagenoeg geheel een bestemming
hebben. Zoodra deze 60 millioen geheel
uitgeput zijn, zullen nieuwe gelden aange
vraagd worden, maar het aantal n u t t i-
g e werken wordt natuurlijk daardoor
voortdurend kleiner en is reeds thans niet
zoo heel groot meer. Terwijl bovendien ook
gelet moet worden op de vraag of het geld
er voor te krijgen is.
Industrialisatie.
Dan is er de tweede gedachte meer
dere industrialisatie. Dat
vraagstuk is door den nieuwen Minister
van Economische Zaken in onderzoek ge
nomen. Vol energie is hij met dien arbeid
begonnen en mijn persoonlijke steun zoowel
als die van het geheele Kabinet is hem ver
zekerd. Profetie over .de resultaten laat ik
achterwege, want dit probleem heeft vele
zijden. Ik denk aan de rendabiliteit dier op
te richten industrieën en aan den invloed
die vermindering van invoer hebben kan op
onzen uitvoer nu alle landen en dit in
toenemende mate aansturenop een slui
tende handelsbalans, d.w.z. dat z ij van
ons niet meer willen koopen dan wij van
hen koopen. Ik denk ook aan den invloed
op bestaande industrieën en derzelver af
zetmogelijkheden. Dat alles moet onder
zocht en overwogen worden en een o n-
middellijk resultaat, zichtbaar in
rookende fabrieksschoorsteenen is dus niet
te verwachten. Hét denkbeeld'zelf verdient
echter met grooten, ernst en met energie te
worden behandeld.
Kabinet en Kamer.
Maar, zoo zal men vragen, kan de
Regeering wel de plannen volbrengen
die zij zich heeft voorgesteld. Ook daar
over wil ik iets zeggen, omdat mij uit
de Pers blijkt, dat er over de positie van
het Kabinet eenige vérwarring heerscht.
Ik heb toch gezien, dat de vraag gesteld
wordtis het conflict tusschen Kabinet en
Kamer, althans tusschen het Kabinet en
één der Kamerfracties, nu opgelost of niet.
Zóó is de vraag stellig niet juist gefor
muleerd. Want dit Kabinet dat een nieuw
Kabinet is, al zitten de vorige Ministers er
allen in dit Kabinet heeft geen con
flict met de Kamer 'of met een der Kamer
fracties.
Dat kan zelfs niet want ze hebben
elkaar nog niet ontmoet. Men zou de vraag
in elk geval zóó moeten formuleeren be
staat er gevaar, dat tusschen het n i e u-
w e Kabinet en de Kamer een gelijksoor
tig conflict zal ontstaan als .ontstaan i s
tijdens het bewind van bet vorige Kabinet.
Op die vraag is met volkomen zeker
heid geeii antwoord te geven, omdat het
Kabinet niet parlementair maar
extra-pari e m e'ri i a i r is.
Bij de vorming van een parlementair ka
binet ontwerpt de formateur' een regee-
ringsprogram, legt dit over aan sommige
Kamerfracties en treedt daarover met die
fracties in gedachtenwisseling. Komt dë
formateur met de fracties tot overeenstem
ming, dan heeft hij een redelijke zekerheid,
dat zijn plannen den steun dier fracties
zullen ontvangen. Zrjn kabinet is dan een
kabinet, dat men parlementair pleegt te
noemen.
De formateur van een e x t r a-parle-
mentair kabinet houdt evenwel geen bespre
kingen met Kamerfracties. Zou hij met één
dezer fracties in onderhandeling treden over
bepaalde punten, dan zou hij het met alle
daarvoor in aanmerking komende fracties,
op wier steun h\j hoopt, moeten doen. Deze
methode was echter bij de jongste formatie
uitgesloten, omdat ze reeds beproefd en
mislukt was.
De formateur van een e x t r a-parle
mentair kabinet heeft dus nimmer vooraf
zekerheid dat zijn program instemming
vindt btj de Kamer. Hij heeft slechts zijn
eigen inzicht tot gids, een inzicht dat na
tuurlijk den invloed ondergaat van de in
drukken die hij ontvangt uit de besprekin
gen met bepaalde personen. Zekerheid
van steun heeft hjj, zooals ik zooeven zeide,
echter nimmer, dus ook thans niet.
De ontmoeting met de Kamer.
Men zal dus moeten afwachten wat de
ontmoeting tusschen Kamer en kabinet zal
opleveren.
Twee factoren zijn op het resultaat van
die ontmoeting thans van invloed. De
eerste is, dat er bij de poging van den
heer Aalberse is gebleken, dat de vorming
van een kabinet op een gemeenschappelijk
program niet mogelijk is tusschen de
zes groote fracties niet wegens gemis aan
overeenstemmend inzicht, tusschen de So
cialisten en Roomsch-Katholieken niet om
dat de laatstgenoemden die combinatie niet
wenschen.
De tweede factor wordt gevormd
door het program waarmee het extra-par
lementaire kabinet straks op den derden
Dinsdag van September voor de Kamer ver
schijnt. Die beide factoren moeten na
tuurlijk invloed oefenen op de houding die
de Kamergroepen tegenover het kabinet
zullen aannemen.
Rustig wacht het kabinet die ontmoeting
met de Kamer af en het vertrouwt, dat sa
menwerking mogelijk zal blijken. Anders
had het zijn taak niet aanvaard. Met name
mag worden aangenomen, dat d* maatrege
len tot herstel van 's lands financiën op tgd
tot stand zullen komen.
Ik zou nu aan - het Nederlandsche volk
den raad willen geven gelijke rust te be
trachten. Niets werkt schadelijker dan een
zenuwachtige stemming. Er zijn waarlijk al
genoeg spanningen. Men behoeft ze niet on
noodig te vermeerderen.
De gulden en de hypotheken.
Die rust betrachte men ook op ander ter
rein.
Al dadelijk op monetair gebied. Is er nu
nog niet genoeg leergeld betaald met de tel
kens wéér voorkomende speculatieve vlucht
van de eene geldsoort in de andere? Wat ik
dezer dagen in een interview met den ver
tegenwoordiger van een Fransch orgaan
gezegd heb, herhaal ik thans nog eens de
regeering zal onze muntpariteit tot het
uiterste verdedigen. Het Nederlandsche volk
heeft het lot van den gulden zelf in de
hand. Als men rustig blijft gebeurt er niets,
dat die pariteit verstoren kan.
Maar ook geldt die raad voor schrikach
tige hypothecaire crediteuren, die, uit angst
voor een ingediend wetsontwerp, waarover
het overleg, tusschen Kamer en regeering
zelfs nog niet begonnen is, hier en daar al
met executies beginnen te dreigen.
Wacht nu eens af, zoo zou ik hen willen
toevoegen, hoe dit ontwerp er uit zal zien
na het overleg met de Kamer. Door overijld
handelen benadeelt ge, wellicht geheel on
noodig, anderen en hoogstwaarschijnlijk
ook uzelf.
Rust is ook gewenscht waar het geldt
allerlei geruchten over personen, die van de
waarheid even ver verwijderd zijn als de
Noordpool van de Zuidpool. Om slechts één
enkel voorbeeld te noemen ik zelf zou, zoo
wordt rondverteld, 140 hofsteden hebben
gekocht en 400 woonhuizen, uit vrees voor
devaluatie. Ik heb nimmer ook maar één
enkele hofstede bezeten en bezit er nog
geen. De 400 huizen moeten tot 3 worden
teruggebracht en die bezit ik al 10 jaar.
Dergelijke verhalen en ik noemde er
maar een paar ondermijnen de autoriteit
van de regeering en roepen gevoelens op die
schadelijk zijn voor den goeden gang van
zaken en voor het vertrouwen in het land.
Zonder rust geen.zelfbeheersching en zon
der zelfbeheersching is vastberadenheid niet
mogelijk. Als men zich telkens laat op
schrikken door allerlei onwaardige verzin
sels of door ongefundeerde geruchten dan
ontbreekt de, hoofdvoorwaarde, voor het
weerstaan van de slagen die on3 treffen.
Daarom maan ik tot die onontbeerlijke
zelfbeheersching. Als die er is dan is ook de
vastberaden volharding niet verre.
Onze rijd is een ongemeen moeilijke. En
het nu levend geslacht, dat grootendeels
opgegroeid is in dagen van voorspoed en dat
nu te staan komt voor nijpende zorgen en
soms nog erger kromt zich onder den tegen
spoed en ziet vaak geen uitkomst.
Toch bedepke men, dat ons volk heel wat
zwaarder tijden heeft gekend, rampen en
tegenspoeden heeft doorstaan, waartegen
over die van onzen tijd weer verbleeken.
Ook dezen tijd zullen we met Gods hulp
doorkomen 3.1s het volk onderling zich nie.t
verbijt en vereetals het leert verstaan
dat tweedracht een volk verscheurt, dat
alleen eendracht sterk maakt. Niet de een
dracht die alle verschil wil uitwisschen,
maar de eendracht die geboren wordt uit
den wil van allen, zonder onderscheid van
rang of stand, zonder onderscheid van
kunne, zonder onderscheid van kerkelijke
gezindheid of politiek belijden om het ge
meenschappelijk vaderland gezamenlijk te
stutten.
Daarvoor is voor s^en noodig om de tan
den op elkaar te zetten en vastberaden te
volharden in de taak die ieder onzer van
Gods wege te vervullen kreeg op de hem
toegewezen plaats. En aan die ontembare
volharding pare zich dan het ootmoedig be
lijden uit ons volkslied
Mijn Schild ende betrouwen
Zijt Gij o God mijn Heer
Op U zoo wil ik bouwen,
Verlaat mij nimmermeer 1
EEN BEZADIGD WOORD,
De rede van dr. Colijn is gisteravond
natuurlijk door duizenden en duizenden per
sonen beluisterd.
Het kalme en bezadigde woord van den
minister-president heeft een grooten indruk
gemaakt en iedereen die de rede gevolgd
heeft, zal deze nog wel eens in haar geheel
willen herlezen.
Wij hebben de rede van het Algemeen
Nederlandsch Persbureau ontvangen en
haar onverkort opgenomen.
Wij twijfelen er niet aan of onze lezers
zullen het op prijs stellen deze belangrijke
toespraak van onzen minister-president in
haar geheel te kunnen bewaren.
Het is een staatsstuk van historische be
teekenis.
Enkele persbeschouwingen.
Het oordeel van „de Maasbode" net
hoofdorgaan van de katholieke partij is
milder dan dat van het Amstcrdamsehe
katholieke blad.
Het Rotterdamsche blad besluit zijn be
schouwing aldus
Zooeven hebben wij de rede gehoord en
het dient erkend, dat de spreker met zorg
eiken schijn van regeeringsverklaring aan
zijn toespraak heeft weten te onthouden.
Zjj droeg meer een karakter van bemoecU-
ging en geruststelling en had als zoodanig
zeer zeicer zin, maar mogelijk geen volledig
effect. In den grooten ernst waarmede dr..
Colijn sprak over de industrialisatie iag
wellicht een vriendelijke geste in de rich
ting van de katholieken.
De grens van een regeeringsverklaring
begon dr. Colijn te naderen, toen hij wees op
de verwarring, in de pers bestaande, over
de positie van het Kabinet. Zijn verklaring,
dat er een nieuw Kabinet is gekomen, dat
met de Kamer niet in conflict is, zelfs niet
kan zijn, moge formeel juist zijn, geheel ge
ruststellend is zij toch niet. En de vraag,
zooals zij volgens dr. Colijn gesteld moet
worden bestaat er geen gevaar voor een
gelijksoortig conflict tusschen de Kamer cn
het nieuwe Kabinet als tusschen de 'Kamer
en het oude Kabinet, is werkelijk met een
verwijzing naar het extra-parlementaire
karakter van het Kabinet, dat hierover
geen zekerheid toelaat, niet afgedaan.
Eenigszins bemoedigend kan het klinken,
dat de indruk van de besprekingen met be
paalde personen den formateur moed heeft
gegeven, en dat deze er met zooveel nadruk
op wees, dat het program van het nieuwe
Kabinet hierbij een voorname rol zal heb
ben te spelen. Dat geeft nagenoeg zeker
heid, dat het program van het nieuwe Kabi
net tenminste zóó ver van dat van het oude
zal afwijken, dat er een ernstige kans be
staat, dat de oppositie, of althans een dee-I
daarvan, zich bevredigd zal gevoelen. Ket
viel op, met hoeveel klemtoon dr. Colijn
hierop liet volgen, dat het Kabinet rustig
afwacht en vertrouwt, dat samenwerking
mogelijk zal blijken.
Wij hopen, dat dit vertrouwen voldoende
gegrond zal blijken. Stond het zeer hecht,
dan had het echter sterk voor de hand ge
legen om reeds thans in een regeeringsver
klaring contact met het parlement te ne
men. Maar wellicht hoopt de premier, det
wederzijdsche bezinning en bekoeling net
eerste contact veiliger stelt.
Wij wachten af, en leven in een parlemen
tair wel zeer abnormalen toestand voort.
De „Tijd" noemt de rede onbevredigend.
Wij laten hieronder de beschouwing van het
Amsterdamsche katholieke blad volgen
Onbevredigd Dat is het epitheton dat
langzamerhand stereotiep begint te worden
voor de verklaringen van dr. Colijn. Ook
dezen keer kunnen wij geen ander commen
taar vinden. De beschouwingen over de we
reldcrisis en over wat de regeering reeds
deed zijn oud, de verklaringen over de ka
binetsformatie laten ons in het vage. Wij
moeten genoegen nemen met de mededee-
ling dat er volgens het inzicht van den for
mateur wel eens kans is, dat het goed zal
gaan. En onze vraag hoe staat het met de
concrete geschilpunten wordt gesmoord in
de vaderlijke vermaningen houdt u rustig,
bewaart uw kalmte
Op gevaar af va-- door de „Telègraaf" c.s.
weer voor onruststokers te worden uitge
kreten, herhalen wij onze vraag hoe staat
het mét de vaste lasten Eén keer lichtte in
ons de hoop op, toen de minister-president
in verband met de industralisatie het woord
„rendabiliteit" uitsprak. Want inderdaad
daarom draaide het geheele conflict. Hoe
denkt de regeering, dit nieuwe kabinet
dr. Colijn legde den nadruk op „nieuw"
over de mogelijkheid, die rendabiliteit te
herstellen
Die -vraag is onbeantwoord en daarom
moeten wij de radio-rede weer onbevredi
gend noemen. En toch, hoe gaarne zouden
wij eens een andere qualificatie geven. Hoe
zeer hadden wij gehoopt, dat dr. Colijn op
de zakelijke geschilpunten met de katho
lieke fractie zou ingaan, ook al zou het dan
niet zijn in dien zin dien wij graag wen
schen. Maar het brandende dilemma is on
besproken gebleven en het eenige wat wij
wijzer zijn geworden is, dat dr. Colijn géén
400 huizen bezitPoover resultaat van
een veelbelovende rede. Nu wachten wij
maar op den derden Dinsdag van Septem
beren daarna.
De „Telegraaf" spreekt ook van een be
zadigd woord.
De waarde van zijn toespraak lag in het
bezadigde woord dat hij tot het volk sprak
en dat door dit volk ongetwijfeld begrepen
zal zijn. Er wordt in dezen tijd vaak ge
vraagd om leiding en hier was een man aan
het woord die leiding geven kon en wilde.
Het was goed dat hij de moeilijkheden, die
wij doormaken, vergeleek met d« gevaren
die ons land vroeger heeft getrotseerd,
want daardoor wordt het heden tot zijn
juiste proporties teruggebracht. De minis»
ter-president vroeg aan het volk om kalm
te, rust en eendracht. Zoo kalm en rustig
als de regeering de gebeurtenissen opvat,
moet ook de bevolking dat doen. Deze aan
maning was nauwelijks noodig, want, nadat
dr. Coiijn opnieuw de teugels in handen
heeft genomen zijn deze rust en kalmte
reeds teruggekeerd.