Vlissiigsehe Courant
PLOUVIER VOOR UW ROBINSONS
TWEEDE BLAD
HELGA's WEDDENSCHAP.
GEMEENTEBESTUUR
Met Hr. is. „Hertog Hendrik"
naar de Noorsdie wateren.
BINNENLAND
FEUILLETON
van de
van
Donderdag 4 Juli 1935. No. 155.
DIENSTPLICHT.
.Wenschen omtrent inly ving.
De ingeschrevenen voor den dienstplicht,
die hun wenschen met betrekking tot de in
leving niet reeds bij de keuring hebben op
gegeven of die iets anders zouden wenschen
dan zij toen hebben medegedeeld, hebben
tot 15 Juli" gelegenheid, hun voorkeur op te
geven aan den Commandant van het Indee-
lingsdistrict. Het verdient in het algemeen
aanbeveling dit schriftelijk te doen.
Deze voorkeur kan betreffen zoowel de
indeeling bij de zeemacht of bij een bepaald
korps als het garnizoen, den tijd van op
komst en de opleiding tot officier of onder
officier.
Voor sommige gevallen zijn bij de keuring
bijzondere aanwijzingen verstrekt omtrent
de wijze van aanmelding. Voor deze geval
len moeten deze bijzondere aanwijzingen
stipt worden opgevolgd, ook al wijken zij
af van hetgeen hierboven is te kennen gege
ven. De hierbedoelde bijzondere aanwijzin
gen hebben voornamelijk betrekking op ver
vroegde inlijving, indeeling bij den motor-
dienst en opleiding tot reserve-officier-vlie
ger of reserve-officier-waarnemer bij de
luchtvaartafdeeling.
Belanghebbenden behooren er rekening
mede te houden, dat niet aan ieders wen
schen kan worden voldaan.
Vlissingen, 3 Juli 1935.
De Burgemeester van Vlissingen,
VAN WOELDEREN.
door ds. P. PRINS,
Aan boord, 24 Juni 1935.
Dat was een heelen dag. Des morgens
vroeg op reis, na Zondag tweemaal pree-
ken en na alles wat er op zoo'n laatsten
dag nog is te groeten en bij elkaar te
grijpen. Ondanks den vroegen morgen,
waren er nog een aantal vrienden op het
station, die klaarblijkelijk niet behoorden
tot de Maandaghouders.
In Amsterdam, in die paar minuten die
er waren om den trein naar Nieuwediep te
nemen, stond zoowaar op my te wachten
ds. H. Janssen, leger- en vlootpredikant in
algemeenen dienst, (dus mijn onmiddellij
ke chef) om me nog even een goede en
gezegende reis toe te wenschen.
Dat deed me goed, want ik dacht dat ik
bij het wegrijden uit de koekstad, voorloo-
pig de laatste bekenden had gezien.
Maar wat zijn ze allen nu weer ver weg.
Nu ik dat schrijf, drijven we van de kusten
van het vaderland weg en vervagen ze hoe
langer hoe meer tot een nevelstreep.
Eindelijk was ik aan boord. Op de brug
werd ik voorgesteld aan den commandant,
den kapitein ter zee, kolonel Fürstner, die
juist een paar dagen geleden, het com
mando van zrjn ambtsvoorganger had
overgenomen.
Het eerste wat daar moest gebeuren was,
na voorstelling aan den état-major (dat is
het geheel van alle officieren, behalve den
commandant), „een stukje eten, de Hol-
landsche snert". Precies klokje twaalf uur.
Alle dingen gaan hier precies op tijd. Iets
wat me heel goed bevalt.
Toen was het 12.30 uur, de tijd van het
vertrek. Langzaam werd d.e „Hertog Hen
drik" door een paar sleepbooten van den
wal getrokken en statig voer het schip de
smalle haven uit. Over wal en water klon
ken de plechtige tonen van 't „Wilhelmus"
en zagen we de afscheidswuivenden en af-
scheidsweenenden.
Bij velen aan den wal was er verdriet,
bij velen aan boord vreugde. Een groot
aantal jonge matrozen, net van de oplei
ding uit Vlissingen gekomen, maakte voor
het eerst een grootere oefeningsreis mee.
We hoorden den wal langer dan we hem
konden zien. Want een luchtdoel-batterij
begon te oefenen. We zagen duidelijk, eer
der dan onze ooren hoorden, de granaten
boven de zee ontploffen.
Behalve het granaatvuur, op veiligen
afstand gelukkig, werden we uitgeleide ge
daan door een schare van meeuwen, die
echter nog niet zoo internationaal waren,
dat ze ons zijn blijven volgen. Ze zijn de
drie mijl breede strook van territoriale
wateren weer gaan opzoeken. Niet tot ver
driet van den eersten officier. Die heeft
liever dat het schip zijn grijze kleur be
houdt en niet door de meeuwen met lich
tere kleuren wordt geverfd. Wist u, dat
zelfs de meeuwen in de nationale opleving
betrokken zijn, omdat ze niet verder mee
gingen dan de driemijls grens?
Door twee gebeurtenissen merkte ik, dat
we in de vanouds genoemde „mare libe-
rum" vrije zee waren gekomen. Ten eerste
door het verschijnen van den eersten offi
cier op de brug bij den commandant, die
hem daar, oudergewoonte getrouw, een
voorspoedige reis wenschte. Ten tweede
door het ruim anderhalf uur terugzetten
van alle klokken, midgreenwichtijd.
Van de 350 man, die aan boord zijn, ben
ik wel de meest ondeskundige. Ik ben zoo
vrij bij u, mijn lezer, een even groote dosis
kennis der marine en scheepvaart te ver
onderstellen, als ik zelf heb. De goeden
niet te na gesproken natuurlijk.
Weet u b.v. wat de eerste en de tweede
platvoet is? Wat u onder hondenwacht
moet verstaan? Wat een kokmeeuw onder
de matrozen is? Hoeveel last je aan boord
kunt hebben van pijpluis? Wat een zee- e»
een reewacht is? Hebt u wel eens van de
koebrug gehoord'? Wat voor een gezicht
zoudt u zetten, wanneer een matroos u
vertelde „Ik moet weg want het is thee
water."
Ik doe maar een greep voor den vuist
weg.
Die geschiedenis met eerste- en tweede
platvoet heeft niets te maken met moei
lijk loopen. Het is juist wel loopen en goed
ook. Het zijn bepaalde wachturen.
De kokmeeuw is de gulzigaard onder de
matrozen, een veelvraat. Een geestige en
wel corrigeerende uitdrukking, naar ik
meen.
Van prjpluizen heb ik veel last gehad. Ge
behoeft niet te schrikken want het zijn
maar roetkorreltjes uit de geweldige pijp.
De zeewacht is de wacht als men vaart
en de reewacht, de wacht als men aan den
wal ligt.
De koebrug is een ruim, heel vooraan het
schip, waarin oudtijds het levende vee
werd geborgen. We kunnen aan boord van
den wind, hoe rijkelijk we die hier ook krij
gen, niet leven. Evenals onze vaderen lus
ten we ook wel een hartig hapje.
Theewater is het avondbrood dat de Jan
tjes eten. Daarna kruipen ze in hun hang
mat of hangzeil. Wanneer ik 's avonds nog
een wandeling aan dek maak, moet ik me
telkens bukken. Men slaapt maar zoo op
gerold en opgehangen in de open zeewind
aan het dek. Men kan ook in de hut gaan
slapen, maar velen doen het niet. Ik
schreef haast van kajuit. Dat mag niet.
Een kajuit heeft alleen de commandant, de
rest heeft een hut.
Nu de zon ondergaat wordt onder plech
tige ceremoniën de vlag, het symbool van
het Vaderland, binnengehaald, om morgen
ochtend onder de tonen van het Wilhelmus
weer geheschen te worden.
We hebben een paar schepen ontmoet,
die huis toe varen en hebben die gegroet
met het vlaggensaluut, zooals zij begon
nen waren, ook de buitenlandsche schepen.
Ik moet nu eindigen. Ge begrijpt hoe
vreemd alles voor mij, een landrot is. Niet
alleen de taal, waarvan ik u een paar
staaltjes gaf (ik verdenk een paar matro
zen er van dat ze me af en toe er in willen
laten loopen), maar het geheele leven aan
boord van een schip op zich zelf, laat staan
een oorlogschip. Het bevalt me er echter
goed, vooral nu het oorlogschip een vredes-
schip is.
(Nadruk verboden.)
Het bezuinigings-ontwerp in de
Tweede Kamer.
In de vergadering der Tweede Kamer van
9 Juli zal de voorzitter voorstellen aan de
lijst der aan de orde gestelde wetsontwer
pen toe te voegen een groot aantal contin-
genteeringen en andere kleine wetsontwer
pen en conclusies, benevens de begrooting
1935 van het Werkloosheids-subsidiefonds,
inrtekking van de wet tot voorziening in het
bestuur der gemeente Beerta en het verslag
der commissie tot het instellen van een
onderzoek naar de ter sprake gekomen fei
ten in verband met de N.Vr „Spoorbout" en
het grindbaggerbedrijf te Linne.
De voorzitter is verder voornemens om,
indien vóór 9 Juli het verslag is verschenen
omtrent het wetsontwerp betreffende ver
laging van de openbare uitgaven, in deze
vergadering omtrent het aan de orde stel
len van dat ontwerp een voorstel te doen,
maar alvorens daartoe over te gaan, aan de
Kamer het voorstel te doen de stemming
aan de orde te stellen over de motie van
orde van den heer Vliegen betreffende het
tijdstip van indiening van bij de regeering
in overweging zijnde wettelijke maatregelen
tot verlaging van de zgn. vaste lasten.
Kon. Ned. Middenstandsbond.
De algemeene vergadering van den Kon.
Ned. Middenstandsbond werd gisteren te
Apeldoorn gehouden.
De heer Groeneveld Meijer vertegen
woordigde den minister van economische
zaken.
De vergadering zond een telegram van
hulde en aanhankelijkheid aan H. M. de
Koningin.
Minister P. J. Oud, die een deel van het
congres bijwoonde, hield een toespraak,
waarin hij zeide, dat zijn aanwezigheid
vooral moet gezien worden als een blijk
van belangstelling van de Nederlandsche
regeering in de nooden van den Neder-
landschen middenstand. Zijn aanwezigheid
kan mede ook verklaard worden uit het
feit, dat de minister van financiën wel
eens relaties met den middenstand heeft,
soms van minder aangenomen aard, zooals
die van belastingheffer. Spr. doet dit ech
ter niet voor zijn plezier hij beseft ten
volle het noodlottig samengaan van de da
lende koopkracht en de vermeerdering der
lasten.
Het aanpassen aan gewijzigde omstan
digheden leeft ook in den boezem der Ne
derlandsche Regeeringvoor zoover zij
daar iets aan doen kan, zal zij haar uiter
ste krachten inspannen. Dat is echter een
allerminst gemakkelijke taak. De overheid
staat voor het probleem van het bewaren
van het juiste inzicht tusschen de belangen
van de verschillende bedrijfsgroepen, die in
ons economisch leven werkzaam zijn. Laten
wij Nederlanders beseffen, dat, als een be
paalde groep meer rechtstreeks gesteund
kan worden dan een andere, ook die steun
mede kan bijdragen tot verbetering der po
sitie van andere groepen. Alle verschillen
de groepen hangen onderling in ons volk
tezamen.
Het van Regeeringswege récht-streeks
nemen van maatregelen voor den midden
stand is niet gemakkelijk, dat brengt de
aard van het bedrijf mede. Er zijn scha
keeringen van allerlei aard. Dit beteekent
echter allerminst, dat de regeering onver
schillig staat tegenover den middenstand
en niet bereid zou zijn tot steun, waar dit
mogelijk is. Al is de taak van de overheid
met betrekking tot den middenstand be
perkt, toch zal zij ook het hare doen. Men
heeft dit reeds gezien in de voorstellen,
aanhangig gemaakt bij de Staten-Generaal,
en de voorstellen, die nog in onderzoek
zgn.
De nauwste relatie van spreker met den
middenstand is, behalve die van belasting
heffer, de taak te hebben, zijn aandacht te
moeten wijden aan het vraagstuk van het
middenstands-credietwezen, een vraagstuk,
dateerend uit den tijd vóór deze crisis. Het
is geboren in de periode van de eerste
maanden van den wereldoorlog. Uit deze
materie is gegroeid een moreele en finan-
cieele band tusschen den Staat en de orga
nen op het stuk van het middenstandscre-
dietwezen. Het streven was er toen op ge
richt, dat wij zouden krijgen een midden-
stands-crediet op gezonde basis, waarbij op
den voorgrond stond en op den voorgrond
zal moeten blijven staan, dat ook het mid
denstands-credietwezen gevestigd zal moe
ten blijven op een gezonde reëele basis. Als
dit niet zoo zou zijn en de philantropie
ging meespreken, zou een groot kwaad
aangericht worden aan het middenstands-
bedrijf als geheel. Middenstandsbedrijven
die geen reden van bestaan hebben, zijn
een bedreiging voor andere. Dat probleem
dient ook in het oog te worden gevat als
het gaat over het credietwezen.
In de Kamer heeft spreker destijds de
zaak van het crisis-middenstandscrediet
met toewijding en liefde verdedigd en toen
de nadruk laten vallen op de noodzakelijk
heid om levensvatbare bedrijven in stand te
houden en niet het leven te rekken van die
bedrijven die geen levensvatbaarheid heb
ben. De overheid kan in samenwerking met
het georganiseerde bedrijfsleven op het
terrein van den middenstand veel goeds
bereiken. Doch tenslotte moet het echter
komen uit de kracht van den Nederland-
schen middenstand zelf.
Uit dat oogpunt heeft het spreker goed
gedaan, te kunnen kennis nemen van de
prae-adviezen, op dit congres uitgebracht.
Zij hebben op hem een voortreffelijken in
druk gemaakt.
Een nieuwe tijd eischt nieuwe middelen,
zeide de minister. Als men dat inziet,
vreest hij niet voor de toekomst. Er zal
altijd plaats blijven voor den middenstand,
die met zijn tijd meegaat en die zal kun
nen zijn een ruggegraat voor het econo
mische leven van Nederland.
Spreker uitte de beste wenschen voor
het welslagen der beraadslagingen.
De rede van den minister werd met een
langdurig applaus beloond, waarna het
congres spontaan het eerste couplet van
het Wilhelmus zong.
Na een dankwoord tot den minister van
den bondsvoorzitter vingen de beraadsla
gingen over de prae-adviezen aan.
Aan de na de rede van minister Oud aan
de orde gestelde beraadslagingen over de
prae-adviezen van de heeren Jhr. Drs. W.
M. E. C. von Bose, accountant te Arnhem,
en ir. H. Steketee, nijverheidsconsulent te
Deventer, over „Moderne bedrijfsvoering
voor den middenstand", en over „Bedrijfs-
voei'ing van den industrieelen midden
stand", werd in de eerste plaats deelgeno
men door den heer De Jong (Apeldoorn).
Spr. had gaarne de scheiding tusschen
handeldrijvenden- en industrieelen midden
stand ook in den Bond doorgetrokken ge
zien. Spr. ging de oorzaken na van den
achteruitgang en merkte in dit verband op,
dat de middenstanders in vele opzichten
niet tegen de groote bedrijven op kunnen,
omdat de strijd te ongelijk is. Gok de mid
denstander heeft recht op bescherming,
evenals de land- en tuinbouw.
De heer M. Kropveld (Den Haag), acht
te het een kwaad, dat gesitueerde burgers
misbruik maken van het crediet, dat de
middenstand geeft. Wil men zijn geld eer
der hebben, dan raakt men den klant
kwijt.
De heer Ten Weer (Hengelo) mist in de
prae-adviezen een aanwijzing omtrent den
graad der wanverhouding tusschen kosten
en lasten en de wijze, waarop deze moeten
worden weggenomen. Spr. is van oordeel,
dat politiek en zakendoen kunnen samen
gaan. De middenstand doet te weinig aan
politiek. Politiek moet echter inderdaad
buiten de organisatie blijven.
De heer Jos. ten Berge merkte op, dat
de prae-adviseurs den indruk wekken, dat
de Ned. middenstanders niet met hun tijd
zijn meegegaan. Dat is echter onjuist een
vergelijking met het buitenland kunnen zij
glansrijk doorstaan. Spr. keerde zich voorts
tegen de beschouwingen van jhr. von Bose
over het cadeaustelsel.
Dr. A. Doeschatte, secretaris van den
Grossiersbond, zeide lof te hebben voor de
hoofdstukken over reclame en administra
tie in het prae-advies van jhr. von Bose.
Het niet gespecialiseerde massa-artikel
overlaten aan de warenhuizen en zichzelf
specialiseeren op het speciale artikel, acht
te spr. onjuist. Het terrein blijft dan te
klein. Ook ten aanzien van de uitscbake-
lings-tendenz van den grossier is niet ge
tracht de verhouding tusschen grossier en
Afnemer te schetsen.
De heer L. Vos (Den Haag) zeide ver
wacht te hebben, dat minister Oud met
een geschenk zou zgn gekomen, n.l. de rae-
dedeeling, dat hij zijn ambtgenoot van eco
nomische zaken heeft te kennen gegeven,
geen bezwaar te hebben tegen een wetsont
werp inzake snellere inning van kleine vor
deringen. De duurte van het distributie
apparaat is grootendeels te wijten aan de
hooge eischen, welke men aan de distribu
tie stelt. Terwijl men aan de productie
steeds lagere eischen stellen gaat, voert
men deze ten aanzien van de distributie
steeds hooger op.
Dr. Groeneveld Meyer heeft nog gespro
ken namens den minister van economische
zaken. Hij wees op de maatregelen door de
regeering ten behoeve van den midden
stand getroffen en memoreerde in dit ver
band, dat op stapel staat het wetsontwerp
op de uitverkoopen. De Memorie van Ant
woord betreffende de automaten wet, zal
binnenkort verschijnen, terwijl een wets
ontwerp betreffende vestigingseischen om
advies naar verschillende instanties is ge
zonden. Spr. deelde nog mede, dat, maat
regelen tot steun aan kleine zelfstandige
middenstanders in voorbereiding zijn.
De heer F. v. d. Leeuw, directeur van
het hoofdbureau, besprak het stichten van
een middenstandspropagandafonds.
De heer H. Kropveld deelde mede, dat in
den bond het initiatief was genomen voor
het vormen van een comité tot het stich
ten van een gedenkteeken voor wijlen den
heer Ingenool, directeur van het bonds-
bureau.
De heer S. baron van Heemstra, com
missaris der Koningin in Gelderland woon
de eveneens een deel van het congres bij.
Het jaarverslag der Ned. Spoorwegen.
Aan het jaarverslag der N.V. Maat
schappij tot Exploitatie van Staatsspoor
wegen en van de N.V. Hollandsche IJzeren
Spoorweg Maatschappij te Utrecht over 't
jaar 1934 ontleenen wij het volgende
De economische toestand was in 1934
ongunstiger, de auto-concurrentie scher
per, de belemmering van den internati
onalen handel grooter dan te voren. Slechts
in de bevoorrechte positie van den vracht
auto kwam een zeer bescheiden wijziging
ten gunste van de spoorwegen, doordat
deze eenige meerdere vrijheid tot vracht
verlaging verkregen en nu niet langer ver
plicht zijn alle concurrenten in staat te
stellen zich van elke door de spoorwegen
gegeven vrachtverlaging op de hoogte te
stellen. Het voor de spoorwegen verbete
ring belovende, bij de Tweede Kamer aan
hangige ontwerp tot wet van wijziging van
de Wet Openbare Vervoermiddelen bleef
gedurende het verslagjaar liggen en de wet
tot instelling van een verkeersfonds, dat de
regeering roodig achtte ten einde maat
regelen tot regeling van den verkeers-
Uit het Noorsch door SIGÏtID BOO.
26)
Den volgenden dag echter was ze de stra-
patzen weer in zooverre te boven, dat ze
luide verkondigde, hoe fijn zulk een uit
stapje naar de stad was. Toen we al onze
inkoopen lieten zien, voelde Ola zich als
gewoonlijk geroepen, geestig te zijn.
Loop niet al te hard als je die roode man
tel aan hebt, zei hij tegen me, anders
denken de menschen nog, dat de brand-
auto er aankomt. Van Laurense in haar
hemelsblauwe jumper zei hij, dat het ter
rein, hm, tamelijk, hm, tamelijk heuvelach
tig was. Laurense kreeg een kleur van ver
ontwaardiging, terwijl Olga een stukje
brood in het verkeerde keelgat schoot en
ze op haar rug geklopt moest worden.
Nu staat Paschen voor de deur en houdt
ieders gedachte bezig. Morgen en vele da
gen daarna zal er groote schoonmaak zijn.
't Is niet iederen dag kermis Alle ramen
van het huis komen voor mijn rekening ze
vinden zeker, dat het net een goed werkje
is voor een weggeloopen circuskind.
Tante en vader willen me thuis hebben,
maar het jaar is nog niet om. En juist nu
begint het hier fijn te worden. Voorjaar en
zoo. Hm, ja.
Maar nu moet ik opschieten en een eind
maken aan dit epistel, of juister gezegd.
maandelijkscherapport, anders bedraagt 't
porto meer dan m'n contanten. Dat ik in
een heelen tijd niets van je gehoord heb,
zal ik maar als een goed teeken beschou
wen. Toch leef ik in de hoop, dat je me
spoedig met eenig bericht zult willen ver
eeren.
Het ga je goed.
Je Helga.
Vinger gaard.
Achtste rapport.
Lieve Grete, geluksvogel
Heb ik aldoor half en half medelijden met
je gehad Gedachtdie arme Grete, die
daar in het hooge noorden zitDoor de ra
dio hoor ik, dat het daarginds nog knap
guur en koud is, terwijl wij hier het meest
verrukkelijke lenteweer hebben. En daar zit
je me waarachtig in Parijs. Parijs Zooicts
is slechts enkelen beschoren.
Bij wat voor menschen ben jij beland?
Zij kunnen niet zijn als anderen. De man
kan niet op reis gaan zonder z'n vrouw, de
vrouw niet zonder haar kinderen, de kin
deren niet zonder hun gouvernante. Als jul
lie maar niet eerstdaags vleugeltjes krij
gen. Nee, dan zijn wij hier heel wat norma
ler. Toen Lotten gisteren aanbood, zelf haar
bed op te maken, had ik bijna gevraagd, of
ik haar pols even mocht controleeren.
Verbeeld je, Laurense zei ik, toen ik
je brief kreeg ik heb een vriendin, die in
Parijs zit
Doch die brave Laurense laat zich nu
eenmaal door niets imponeeren, zooals ik
je al eerder gezegd heb.
Is dat dan zooiets bijzonders? meende
ze stroef.
Ja, Laurense, antwoordde ik met over-
tuiingg, dat is wel héél bijzonder.
Maar waar blijft de ansicht van den
Eifeltoren Ik wachtAls jij in Parijs zit
en ondanks dat niet aan je vrienden en
kennis een kaart van den Eif eltoren stuurt,
ben je een origineeler type dan je zelf
weet. En als je terugkomt zonder geverfde
lippen en zonder te spreken van de aparte
Parrjsche lucht, de lucht, die iemand een
roes bezorgt, ben je een unicum. Absoluut
eenig in je soort.
Maar ons oude Noorwegen is in dezen
tijd ook niet te versmaden. Nee, juist nu
heeft de aarde die versche, vochtig-bruine
kleur, die iemand, die eens een klein meisje
geweest is, later altijd in verband brengt
met hinkelen en bikkelen.
Of je het nu gelooft of niet, eenige dagen
lang snakte ik er gewoonweg naar, te kun
nen hinkelen en toen Lilian en Alex Be-
ver-Hansen hier waren met Paschen, was
dar voor mij een prachtig voorwendsel.
Maar ja, ik kwam tot de ontdekking, dat
ik er toch aan ontgroeid was. Het verdriet
over een verkeerd schuifelsprongetje, de
vreugde over het eerst klaar te zijn, was
niet langer zoo groot, dat deze inhoud ga
ven aan het spelen gauw, heel gauw, be
perkte ik me tot toezien.
De lente is dit jaar vroeg gekomen. De
heesters in den tuin zijn allemaal glanzend
lichtgroen, de sleutelbloemen en madelie
venbloeien volop. Er werken nu den hee
len dag twee man in den tuin en des avonds
helpt iedereen, die lust heeftharkt blad,
brandt boschgrond af, en spit de bedden
om. Het is heerlijk, dol, weet je je voelt
je sterk en krachtig en gezond als een
oer-vrouw, wanneer je den bodem bewerkt.
Mevrouw Bech wandelt rond met een
sportjasje en een rooden doek om het
hoofd als een zigeunerin en inspecteert al
les met droomerige oogen. Waarom, weet
ik niet, maar den laatsten tijd schminkt ze
zich niet meer en verft haar lippen niet
langeren nu er een paar laagjes af zijn,
is ze als het ware menschelijker geworden.
De landeigenaar, die een stuk ouder is
dan z'n vrouw, heeft veel last gehad van
jicht, en stelt zich tevreden met hier een
steentje op te rapen, en daar een dor blad,
maar hij is er toch in z'n hart van over
tuigd dat er zonder hem niets gedaan zou
worden. Hij is werkelijk allergenoeglijkst.
Gis'tren wenkte hij me eensklaps met een
zeer geheimzinnig gezicht, mee te gaan, en
bracht me door boschjes en langs smalle
kronkelpaadjes tot achter in het park. Ik
liep op m'n teenen van pure spanning en
vernachtte minstens een dooie man te zul
len vinden in het hakhout. Minstens
En het was niets d.w.z. nu nog niets,
alleen een klein heuveltje met sprieterig
gras en doornige heesters. Maar daar vond
je altijd de eerste rijpe boscheardbeitjes,
vertelde hij me. En geloof me, ik weet een
dergelijke mededeeling op prijs te stellen.
Men is, zooals gezegd, niet voor niets
klein-meisje geweest en heeft met jaloer-
sche blikken gewaakt over zulk soort
staatsgeheimen als waar boschviooltjes
groeien, en waar de eerste lelietjes en
waar het aller-, allerbeste plekje is voor de
nachtviolen, die wonderlijke bloem, die
overdag zoo onaanzienlijk is en heelemaal
niet de aandacht trekt, maar die 's nachts
de lucht vervult van een bedwelmende geur.
Ja, ik geloof, dat ik met een gerust ge
weten Laurense's attest mede kan onder
schreven, dat hij een goeie jongen is, die
baas van me hoewel die goeie jongen
meer dan humeurig is uitgevallen. Bij tij
den is hij als buskruiten als je dan iets
doet, wat hem niet aanstaat, en dat doe je
in den regel uit louter zenuwachtigheid,
dan komt het tot een uitbarsting. Projec
tielen in den vorm van scheldwoorden en
erger vliegen naar alle kanten, en op zulke
oogenblikken krijgt z'n eigen waardigheid
ook een gevoelige knak. Maar andere kee-
ren weer is hij als een lam en weet niet
wat hij zal bedenken, om je een genoegen
te doen. Uit z'n zakken komen heele voor
raden zuurtjes en plakken chocolade en
kleine rariteiten.
Ook krijgt hg van die bevliegingen, dat
hij galant wil zijn en dan is hij werkelijk
vermakelijk. Het is net of het hem dan in
eens te binnen schiet dat het tot de plich
ten van een man van de wereld behoort,
het kamermeisje een beetje het hof te ma
ken en dan overlaadt hij haar met een uit
gezochte collectie bloemrijke complimentjes
uit de achttiende eeuw, zoo geweldig, dat
iemand met 'n klein beetje gezond verstand
ze onmogelijk voor zoete koek kan opeten.
XWordt vervolgd.)