Vlissiigsehe Courant PLOUVIER VOOR UW ROBINSONS TWEEDE BLAD HELGA's WEDDENSCHAP. GEMEENTEBESTUUR Met Hr. is. „Hertog Hendrik" naar de Noorsdie wateren. BINNENLAND FEUILLETON van de van Donderdag 4 Juli 1935. No. 155. DIENSTPLICHT. .Wenschen omtrent inly ving. De ingeschrevenen voor den dienstplicht, die hun wenschen met betrekking tot de in leving niet reeds bij de keuring hebben op gegeven of die iets anders zouden wenschen dan zij toen hebben medegedeeld, hebben tot 15 Juli" gelegenheid, hun voorkeur op te geven aan den Commandant van het Indee- lingsdistrict. Het verdient in het algemeen aanbeveling dit schriftelijk te doen. Deze voorkeur kan betreffen zoowel de indeeling bij de zeemacht of bij een bepaald korps als het garnizoen, den tijd van op komst en de opleiding tot officier of onder officier. Voor sommige gevallen zijn bij de keuring bijzondere aanwijzingen verstrekt omtrent de wijze van aanmelding. Voor deze geval len moeten deze bijzondere aanwijzingen stipt worden opgevolgd, ook al wijken zij af van hetgeen hierboven is te kennen gege ven. De hierbedoelde bijzondere aanwijzin gen hebben voornamelijk betrekking op ver vroegde inlijving, indeeling bij den motor- dienst en opleiding tot reserve-officier-vlie ger of reserve-officier-waarnemer bij de luchtvaartafdeeling. Belanghebbenden behooren er rekening mede te houden, dat niet aan ieders wen schen kan worden voldaan. Vlissingen, 3 Juli 1935. De Burgemeester van Vlissingen, VAN WOELDEREN. door ds. P. PRINS, Aan boord, 24 Juni 1935. Dat was een heelen dag. Des morgens vroeg op reis, na Zondag tweemaal pree- ken en na alles wat er op zoo'n laatsten dag nog is te groeten en bij elkaar te grijpen. Ondanks den vroegen morgen, waren er nog een aantal vrienden op het station, die klaarblijkelijk niet behoorden tot de Maandaghouders. In Amsterdam, in die paar minuten die er waren om den trein naar Nieuwediep te nemen, stond zoowaar op my te wachten ds. H. Janssen, leger- en vlootpredikant in algemeenen dienst, (dus mijn onmiddellij ke chef) om me nog even een goede en gezegende reis toe te wenschen. Dat deed me goed, want ik dacht dat ik bij het wegrijden uit de koekstad, voorloo- pig de laatste bekenden had gezien. Maar wat zijn ze allen nu weer ver weg. Nu ik dat schrijf, drijven we van de kusten van het vaderland weg en vervagen ze hoe langer hoe meer tot een nevelstreep. Eindelijk was ik aan boord. Op de brug werd ik voorgesteld aan den commandant, den kapitein ter zee, kolonel Fürstner, die juist een paar dagen geleden, het com mando van zrjn ambtsvoorganger had overgenomen. Het eerste wat daar moest gebeuren was, na voorstelling aan den état-major (dat is het geheel van alle officieren, behalve den commandant), „een stukje eten, de Hol- landsche snert". Precies klokje twaalf uur. Alle dingen gaan hier precies op tijd. Iets wat me heel goed bevalt. Toen was het 12.30 uur, de tijd van het vertrek. Langzaam werd d.e „Hertog Hen drik" door een paar sleepbooten van den wal getrokken en statig voer het schip de smalle haven uit. Over wal en water klon ken de plechtige tonen van 't „Wilhelmus" en zagen we de afscheidswuivenden en af- scheidsweenenden. Bij velen aan den wal was er verdriet, bij velen aan boord vreugde. Een groot aantal jonge matrozen, net van de oplei ding uit Vlissingen gekomen, maakte voor het eerst een grootere oefeningsreis mee. We hoorden den wal langer dan we hem konden zien. Want een luchtdoel-batterij begon te oefenen. We zagen duidelijk, eer der dan onze ooren hoorden, de granaten boven de zee ontploffen. Behalve het granaatvuur, op veiligen afstand gelukkig, werden we uitgeleide ge daan door een schare van meeuwen, die echter nog niet zoo internationaal waren, dat ze ons zijn blijven volgen. Ze zijn de drie mijl breede strook van territoriale wateren weer gaan opzoeken. Niet tot ver driet van den eersten officier. Die heeft liever dat het schip zijn grijze kleur be houdt en niet door de meeuwen met lich tere kleuren wordt geverfd. Wist u, dat zelfs de meeuwen in de nationale opleving betrokken zijn, omdat ze niet verder mee gingen dan de driemijls grens? Door twee gebeurtenissen merkte ik, dat we in de vanouds genoemde „mare libe- rum" vrije zee waren gekomen. Ten eerste door het verschijnen van den eersten offi cier op de brug bij den commandant, die hem daar, oudergewoonte getrouw, een voorspoedige reis wenschte. Ten tweede door het ruim anderhalf uur terugzetten van alle klokken, midgreenwichtijd. Van de 350 man, die aan boord zijn, ben ik wel de meest ondeskundige. Ik ben zoo vrij bij u, mijn lezer, een even groote dosis kennis der marine en scheepvaart te ver onderstellen, als ik zelf heb. De goeden niet te na gesproken natuurlijk. Weet u b.v. wat de eerste en de tweede platvoet is? Wat u onder hondenwacht moet verstaan? Wat een kokmeeuw onder de matrozen is? Hoeveel last je aan boord kunt hebben van pijpluis? Wat een zee- e» een reewacht is? Hebt u wel eens van de koebrug gehoord'? Wat voor een gezicht zoudt u zetten, wanneer een matroos u vertelde „Ik moet weg want het is thee water." Ik doe maar een greep voor den vuist weg. Die geschiedenis met eerste- en tweede platvoet heeft niets te maken met moei lijk loopen. Het is juist wel loopen en goed ook. Het zijn bepaalde wachturen. De kokmeeuw is de gulzigaard onder de matrozen, een veelvraat. Een geestige en wel corrigeerende uitdrukking, naar ik meen. Van prjpluizen heb ik veel last gehad. Ge behoeft niet te schrikken want het zijn maar roetkorreltjes uit de geweldige pijp. De zeewacht is de wacht als men vaart en de reewacht, de wacht als men aan den wal ligt. De koebrug is een ruim, heel vooraan het schip, waarin oudtijds het levende vee werd geborgen. We kunnen aan boord van den wind, hoe rijkelijk we die hier ook krij gen, niet leven. Evenals onze vaderen lus ten we ook wel een hartig hapje. Theewater is het avondbrood dat de Jan tjes eten. Daarna kruipen ze in hun hang mat of hangzeil. Wanneer ik 's avonds nog een wandeling aan dek maak, moet ik me telkens bukken. Men slaapt maar zoo op gerold en opgehangen in de open zeewind aan het dek. Men kan ook in de hut gaan slapen, maar velen doen het niet. Ik schreef haast van kajuit. Dat mag niet. Een kajuit heeft alleen de commandant, de rest heeft een hut. Nu de zon ondergaat wordt onder plech tige ceremoniën de vlag, het symbool van het Vaderland, binnengehaald, om morgen ochtend onder de tonen van het Wilhelmus weer geheschen te worden. We hebben een paar schepen ontmoet, die huis toe varen en hebben die gegroet met het vlaggensaluut, zooals zij begon nen waren, ook de buitenlandsche schepen. Ik moet nu eindigen. Ge begrijpt hoe vreemd alles voor mij, een landrot is. Niet alleen de taal, waarvan ik u een paar staaltjes gaf (ik verdenk een paar matro zen er van dat ze me af en toe er in willen laten loopen), maar het geheele leven aan boord van een schip op zich zelf, laat staan een oorlogschip. Het bevalt me er echter goed, vooral nu het oorlogschip een vredes- schip is. (Nadruk verboden.) Het bezuinigings-ontwerp in de Tweede Kamer. In de vergadering der Tweede Kamer van 9 Juli zal de voorzitter voorstellen aan de lijst der aan de orde gestelde wetsontwer pen toe te voegen een groot aantal contin- genteeringen en andere kleine wetsontwer pen en conclusies, benevens de begrooting 1935 van het Werkloosheids-subsidiefonds, inrtekking van de wet tot voorziening in het bestuur der gemeente Beerta en het verslag der commissie tot het instellen van een onderzoek naar de ter sprake gekomen fei ten in verband met de N.Vr „Spoorbout" en het grindbaggerbedrijf te Linne. De voorzitter is verder voornemens om, indien vóór 9 Juli het verslag is verschenen omtrent het wetsontwerp betreffende ver laging van de openbare uitgaven, in deze vergadering omtrent het aan de orde stel len van dat ontwerp een voorstel te doen, maar alvorens daartoe over te gaan, aan de Kamer het voorstel te doen de stemming aan de orde te stellen over de motie van orde van den heer Vliegen betreffende het tijdstip van indiening van bij de regeering in overweging zijnde wettelijke maatregelen tot verlaging van de zgn. vaste lasten. Kon. Ned. Middenstandsbond. De algemeene vergadering van den Kon. Ned. Middenstandsbond werd gisteren te Apeldoorn gehouden. De heer Groeneveld Meijer vertegen woordigde den minister van economische zaken. De vergadering zond een telegram van hulde en aanhankelijkheid aan H. M. de Koningin. Minister P. J. Oud, die een deel van het congres bijwoonde, hield een toespraak, waarin hij zeide, dat zijn aanwezigheid vooral moet gezien worden als een blijk van belangstelling van de Nederlandsche regeering in de nooden van den Neder- landschen middenstand. Zijn aanwezigheid kan mede ook verklaard worden uit het feit, dat de minister van financiën wel eens relaties met den middenstand heeft, soms van minder aangenomen aard, zooals die van belastingheffer. Spr. doet dit ech ter niet voor zijn plezier hij beseft ten volle het noodlottig samengaan van de da lende koopkracht en de vermeerdering der lasten. Het aanpassen aan gewijzigde omstan digheden leeft ook in den boezem der Ne derlandsche Regeeringvoor zoover zij daar iets aan doen kan, zal zij haar uiter ste krachten inspannen. Dat is echter een allerminst gemakkelijke taak. De overheid staat voor het probleem van het bewaren van het juiste inzicht tusschen de belangen van de verschillende bedrijfsgroepen, die in ons economisch leven werkzaam zijn. Laten wij Nederlanders beseffen, dat, als een be paalde groep meer rechtstreeks gesteund kan worden dan een andere, ook die steun mede kan bijdragen tot verbetering der po sitie van andere groepen. Alle verschillen de groepen hangen onderling in ons volk tezamen. Het van Regeeringswege récht-streeks nemen van maatregelen voor den midden stand is niet gemakkelijk, dat brengt de aard van het bedrijf mede. Er zijn scha keeringen van allerlei aard. Dit beteekent echter allerminst, dat de regeering onver schillig staat tegenover den middenstand en niet bereid zou zijn tot steun, waar dit mogelijk is. Al is de taak van de overheid met betrekking tot den middenstand be perkt, toch zal zij ook het hare doen. Men heeft dit reeds gezien in de voorstellen, aanhangig gemaakt bij de Staten-Generaal, en de voorstellen, die nog in onderzoek zgn. De nauwste relatie van spreker met den middenstand is, behalve die van belasting heffer, de taak te hebben, zijn aandacht te moeten wijden aan het vraagstuk van het middenstands-credietwezen, een vraagstuk, dateerend uit den tijd vóór deze crisis. Het is geboren in de periode van de eerste maanden van den wereldoorlog. Uit deze materie is gegroeid een moreele en finan- cieele band tusschen den Staat en de orga nen op het stuk van het middenstandscre- dietwezen. Het streven was er toen op ge richt, dat wij zouden krijgen een midden- stands-crediet op gezonde basis, waarbij op den voorgrond stond en op den voorgrond zal moeten blijven staan, dat ook het mid denstands-credietwezen gevestigd zal moe ten blijven op een gezonde reëele basis. Als dit niet zoo zou zijn en de philantropie ging meespreken, zou een groot kwaad aangericht worden aan het middenstands- bedrijf als geheel. Middenstandsbedrijven die geen reden van bestaan hebben, zijn een bedreiging voor andere. Dat probleem dient ook in het oog te worden gevat als het gaat over het credietwezen. In de Kamer heeft spreker destijds de zaak van het crisis-middenstandscrediet met toewijding en liefde verdedigd en toen de nadruk laten vallen op de noodzakelijk heid om levensvatbare bedrijven in stand te houden en niet het leven te rekken van die bedrijven die geen levensvatbaarheid heb ben. De overheid kan in samenwerking met het georganiseerde bedrijfsleven op het terrein van den middenstand veel goeds bereiken. Doch tenslotte moet het echter komen uit de kracht van den Nederland- schen middenstand zelf. Uit dat oogpunt heeft het spreker goed gedaan, te kunnen kennis nemen van de prae-adviezen, op dit congres uitgebracht. Zij hebben op hem een voortreffelijken in druk gemaakt. Een nieuwe tijd eischt nieuwe middelen, zeide de minister. Als men dat inziet, vreest hij niet voor de toekomst. Er zal altijd plaats blijven voor den middenstand, die met zijn tijd meegaat en die zal kun nen zijn een ruggegraat voor het econo mische leven van Nederland. Spreker uitte de beste wenschen voor het welslagen der beraadslagingen. De rede van den minister werd met een langdurig applaus beloond, waarna het congres spontaan het eerste couplet van het Wilhelmus zong. Na een dankwoord tot den minister van den bondsvoorzitter vingen de beraadsla gingen over de prae-adviezen aan. Aan de na de rede van minister Oud aan de orde gestelde beraadslagingen over de prae-adviezen van de heeren Jhr. Drs. W. M. E. C. von Bose, accountant te Arnhem, en ir. H. Steketee, nijverheidsconsulent te Deventer, over „Moderne bedrijfsvoering voor den middenstand", en over „Bedrijfs- voei'ing van den industrieelen midden stand", werd in de eerste plaats deelgeno men door den heer De Jong (Apeldoorn). Spr. had gaarne de scheiding tusschen handeldrijvenden- en industrieelen midden stand ook in den Bond doorgetrokken ge zien. Spr. ging de oorzaken na van den achteruitgang en merkte in dit verband op, dat de middenstanders in vele opzichten niet tegen de groote bedrijven op kunnen, omdat de strijd te ongelijk is. Gok de mid denstander heeft recht op bescherming, evenals de land- en tuinbouw. De heer M. Kropveld (Den Haag), acht te het een kwaad, dat gesitueerde burgers misbruik maken van het crediet, dat de middenstand geeft. Wil men zijn geld eer der hebben, dan raakt men den klant kwijt. De heer Ten Weer (Hengelo) mist in de prae-adviezen een aanwijzing omtrent den graad der wanverhouding tusschen kosten en lasten en de wijze, waarop deze moeten worden weggenomen. Spr. is van oordeel, dat politiek en zakendoen kunnen samen gaan. De middenstand doet te weinig aan politiek. Politiek moet echter inderdaad buiten de organisatie blijven. De heer Jos. ten Berge merkte op, dat de prae-adviseurs den indruk wekken, dat de Ned. middenstanders niet met hun tijd zijn meegegaan. Dat is echter onjuist een vergelijking met het buitenland kunnen zij glansrijk doorstaan. Spr. keerde zich voorts tegen de beschouwingen van jhr. von Bose over het cadeaustelsel. Dr. A. Doeschatte, secretaris van den Grossiersbond, zeide lof te hebben voor de hoofdstukken over reclame en administra tie in het prae-advies van jhr. von Bose. Het niet gespecialiseerde massa-artikel overlaten aan de warenhuizen en zichzelf specialiseeren op het speciale artikel, acht te spr. onjuist. Het terrein blijft dan te klein. Ook ten aanzien van de uitscbake- lings-tendenz van den grossier is niet ge tracht de verhouding tusschen grossier en Afnemer te schetsen. De heer L. Vos (Den Haag) zeide ver wacht te hebben, dat minister Oud met een geschenk zou zgn gekomen, n.l. de rae- dedeeling, dat hij zijn ambtgenoot van eco nomische zaken heeft te kennen gegeven, geen bezwaar te hebben tegen een wetsont werp inzake snellere inning van kleine vor deringen. De duurte van het distributie apparaat is grootendeels te wijten aan de hooge eischen, welke men aan de distribu tie stelt. Terwijl men aan de productie steeds lagere eischen stellen gaat, voert men deze ten aanzien van de distributie steeds hooger op. Dr. Groeneveld Meyer heeft nog gespro ken namens den minister van economische zaken. Hij wees op de maatregelen door de regeering ten behoeve van den midden stand getroffen en memoreerde in dit ver band, dat op stapel staat het wetsontwerp op de uitverkoopen. De Memorie van Ant woord betreffende de automaten wet, zal binnenkort verschijnen, terwijl een wets ontwerp betreffende vestigingseischen om advies naar verschillende instanties is ge zonden. Spr. deelde nog mede, dat, maat regelen tot steun aan kleine zelfstandige middenstanders in voorbereiding zijn. De heer F. v. d. Leeuw, directeur van het hoofdbureau, besprak het stichten van een middenstandspropagandafonds. De heer H. Kropveld deelde mede, dat in den bond het initiatief was genomen voor het vormen van een comité tot het stich ten van een gedenkteeken voor wijlen den heer Ingenool, directeur van het bonds- bureau. De heer S. baron van Heemstra, com missaris der Koningin in Gelderland woon de eveneens een deel van het congres bij. Het jaarverslag der Ned. Spoorwegen. Aan het jaarverslag der N.V. Maat schappij tot Exploitatie van Staatsspoor wegen en van de N.V. Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij te Utrecht over 't jaar 1934 ontleenen wij het volgende De economische toestand was in 1934 ongunstiger, de auto-concurrentie scher per, de belemmering van den internati onalen handel grooter dan te voren. Slechts in de bevoorrechte positie van den vracht auto kwam een zeer bescheiden wijziging ten gunste van de spoorwegen, doordat deze eenige meerdere vrijheid tot vracht verlaging verkregen en nu niet langer ver plicht zijn alle concurrenten in staat te stellen zich van elke door de spoorwegen gegeven vrachtverlaging op de hoogte te stellen. Het voor de spoorwegen verbete ring belovende, bij de Tweede Kamer aan hangige ontwerp tot wet van wijziging van de Wet Openbare Vervoermiddelen bleef gedurende het verslagjaar liggen en de wet tot instelling van een verkeersfonds, dat de regeering roodig achtte ten einde maat regelen tot regeling van den verkeers- Uit het Noorsch door SIGÏtID BOO. 26) Den volgenden dag echter was ze de stra- patzen weer in zooverre te boven, dat ze luide verkondigde, hoe fijn zulk een uit stapje naar de stad was. Toen we al onze inkoopen lieten zien, voelde Ola zich als gewoonlijk geroepen, geestig te zijn. Loop niet al te hard als je die roode man tel aan hebt, zei hij tegen me, anders denken de menschen nog, dat de brand- auto er aankomt. Van Laurense in haar hemelsblauwe jumper zei hij, dat het ter rein, hm, tamelijk, hm, tamelijk heuvelach tig was. Laurense kreeg een kleur van ver ontwaardiging, terwijl Olga een stukje brood in het verkeerde keelgat schoot en ze op haar rug geklopt moest worden. Nu staat Paschen voor de deur en houdt ieders gedachte bezig. Morgen en vele da gen daarna zal er groote schoonmaak zijn. 't Is niet iederen dag kermis Alle ramen van het huis komen voor mijn rekening ze vinden zeker, dat het net een goed werkje is voor een weggeloopen circuskind. Tante en vader willen me thuis hebben, maar het jaar is nog niet om. En juist nu begint het hier fijn te worden. Voorjaar en zoo. Hm, ja. Maar nu moet ik opschieten en een eind maken aan dit epistel, of juister gezegd. maandelijkscherapport, anders bedraagt 't porto meer dan m'n contanten. Dat ik in een heelen tijd niets van je gehoord heb, zal ik maar als een goed teeken beschou wen. Toch leef ik in de hoop, dat je me spoedig met eenig bericht zult willen ver eeren. Het ga je goed. Je Helga. Vinger gaard. Achtste rapport. Lieve Grete, geluksvogel Heb ik aldoor half en half medelijden met je gehad Gedachtdie arme Grete, die daar in het hooge noorden zitDoor de ra dio hoor ik, dat het daarginds nog knap guur en koud is, terwijl wij hier het meest verrukkelijke lenteweer hebben. En daar zit je me waarachtig in Parijs. Parijs Zooicts is slechts enkelen beschoren. Bij wat voor menschen ben jij beland? Zij kunnen niet zijn als anderen. De man kan niet op reis gaan zonder z'n vrouw, de vrouw niet zonder haar kinderen, de kin deren niet zonder hun gouvernante. Als jul lie maar niet eerstdaags vleugeltjes krij gen. Nee, dan zijn wij hier heel wat norma ler. Toen Lotten gisteren aanbood, zelf haar bed op te maken, had ik bijna gevraagd, of ik haar pols even mocht controleeren. Verbeeld je, Laurense zei ik, toen ik je brief kreeg ik heb een vriendin, die in Parijs zit Doch die brave Laurense laat zich nu eenmaal door niets imponeeren, zooals ik je al eerder gezegd heb. Is dat dan zooiets bijzonders? meende ze stroef. Ja, Laurense, antwoordde ik met over- tuiingg, dat is wel héél bijzonder. Maar waar blijft de ansicht van den Eifeltoren Ik wachtAls jij in Parijs zit en ondanks dat niet aan je vrienden en kennis een kaart van den Eif eltoren stuurt, ben je een origineeler type dan je zelf weet. En als je terugkomt zonder geverfde lippen en zonder te spreken van de aparte Parrjsche lucht, de lucht, die iemand een roes bezorgt, ben je een unicum. Absoluut eenig in je soort. Maar ons oude Noorwegen is in dezen tijd ook niet te versmaden. Nee, juist nu heeft de aarde die versche, vochtig-bruine kleur, die iemand, die eens een klein meisje geweest is, later altijd in verband brengt met hinkelen en bikkelen. Of je het nu gelooft of niet, eenige dagen lang snakte ik er gewoonweg naar, te kun nen hinkelen en toen Lilian en Alex Be- ver-Hansen hier waren met Paschen, was dar voor mij een prachtig voorwendsel. Maar ja, ik kwam tot de ontdekking, dat ik er toch aan ontgroeid was. Het verdriet over een verkeerd schuifelsprongetje, de vreugde over het eerst klaar te zijn, was niet langer zoo groot, dat deze inhoud ga ven aan het spelen gauw, heel gauw, be perkte ik me tot toezien. De lente is dit jaar vroeg gekomen. De heesters in den tuin zijn allemaal glanzend lichtgroen, de sleutelbloemen en madelie venbloeien volop. Er werken nu den hee len dag twee man in den tuin en des avonds helpt iedereen, die lust heeftharkt blad, brandt boschgrond af, en spit de bedden om. Het is heerlijk, dol, weet je je voelt je sterk en krachtig en gezond als een oer-vrouw, wanneer je den bodem bewerkt. Mevrouw Bech wandelt rond met een sportjasje en een rooden doek om het hoofd als een zigeunerin en inspecteert al les met droomerige oogen. Waarom, weet ik niet, maar den laatsten tijd schminkt ze zich niet meer en verft haar lippen niet langeren nu er een paar laagjes af zijn, is ze als het ware menschelijker geworden. De landeigenaar, die een stuk ouder is dan z'n vrouw, heeft veel last gehad van jicht, en stelt zich tevreden met hier een steentje op te rapen, en daar een dor blad, maar hij is er toch in z'n hart van over tuigd dat er zonder hem niets gedaan zou worden. Hij is werkelijk allergenoeglijkst. Gis'tren wenkte hij me eensklaps met een zeer geheimzinnig gezicht, mee te gaan, en bracht me door boschjes en langs smalle kronkelpaadjes tot achter in het park. Ik liep op m'n teenen van pure spanning en vernachtte minstens een dooie man te zul len vinden in het hakhout. Minstens En het was niets d.w.z. nu nog niets, alleen een klein heuveltje met sprieterig gras en doornige heesters. Maar daar vond je altijd de eerste rijpe boscheardbeitjes, vertelde hij me. En geloof me, ik weet een dergelijke mededeeling op prijs te stellen. Men is, zooals gezegd, niet voor niets klein-meisje geweest en heeft met jaloer- sche blikken gewaakt over zulk soort staatsgeheimen als waar boschviooltjes groeien, en waar de eerste lelietjes en waar het aller-, allerbeste plekje is voor de nachtviolen, die wonderlijke bloem, die overdag zoo onaanzienlijk is en heelemaal niet de aandacht trekt, maar die 's nachts de lucht vervult van een bedwelmende geur. Ja, ik geloof, dat ik met een gerust ge weten Laurense's attest mede kan onder schreven, dat hij een goeie jongen is, die baas van me hoewel die goeie jongen meer dan humeurig is uitgevallen. Bij tij den is hij als buskruiten als je dan iets doet, wat hem niet aanstaat, en dat doe je in den regel uit louter zenuwachtigheid, dan komt het tot een uitbarsting. Projec tielen in den vorm van scheldwoorden en erger vliegen naar alle kanten, en op zulke oogenblikken krijgt z'n eigen waardigheid ook een gevoelige knak. Maar andere kee- ren weer is hij als een lam en weet niet wat hij zal bedenken, om je een genoegen te doen. Uit z'n zakken komen heele voor raden zuurtjes en plakken chocolade en kleine rariteiten. Ook krijgt hg van die bevliegingen, dat hij galant wil zijn en dan is hij werkelijk vermakelijk. Het is net of het hem dan in eens te binnen schiet dat het tot de plich ten van een man van de wereld behoort, het kamermeisje een beetje het hof te ma ken en dan overlaadt hij haar met een uit gezochte collectie bloemrijke complimentjes uit de achttiende eeuw, zoo geweldig, dat iemand met 'n klein beetje gezond verstand ze onmogelijk voor zoete koek kan opeten. XWordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1935 | | pagina 5