VlissingschB Courant DERDE BLAD PERSCONFERENTIE OVER LUCHTBESCHERMING. VAN AMSTEL EN IJ van de van Zaterdag 11 Mei 1935. No. 111. In verband met de belangstelling, in en buiten de pers tot uiting gekomen met be trekking tot de practijk der „bescherming tegen aanvallen uit de lucht" heeft dezer dagen aan het departement van Buiten- ïandsche zaken een persconferentie plaats gehad, welke vele journalisten hebben bij gewoond. De chef van den regeeringspersdienst, de heer A. J. Lievegoed, heeft een openings woord gesproken, opmerkende dat dit de eerste persconferentie inzake de luchtbe scherming was, waarbij de Nederlandsche pers over de geheele linie vertegenwoor digd was. Hij dankte den majoor Schimmel, den chef der afdeeling luchtbescherming van den generalen staf, die zich bereid had verklaard, inlichting en voorlichting te geven met betrekking tot de aangelegenheid die op het oogenblik midden in de pubüeke aandacht staat en waaromtrent nog altijd veel misverstand heerscht. Ook verwel komde spreker den kapitein Van Riessen. Om te voorkomen, dat er ook misverstand zou kunnen heerschen ten aanzien van het doel dezer conferentie stelde spreker uit drukkelijk vast, dat dit geen ander was dan deskundige voorlichting te bevorderen aangaande de mogelijkheden en middelen tot bescherming tegen een gevaar, waar tegen meer zal kunnen worden uitgericht, naarmate het publiek beter is voorbereid. Deze persconferentie, aldus spreker, had dus het louter practische doel, het gevaar zelf zoowel als de beschermingsmiddelen, waarover men beschikt, beter te leeren kennen en daaruit ook al weer de practi sche consequenties te trekken. Hier, zeide de heer Lievegoed, heeft de pers een zoo duidelijke taak, dat zij zeker geen toelich ting behoeft. Spreker besloot zijn toe spraak met de verzekering te geven, dat de regeeringspersdienst het zich tot een voorrecht rekende, de pers bij de vervulling van die taak behulpzaam te kunnen zijn door haar in contact te brengen met hen, die geroepen zijn, het Nederlandsche volk in deze leiding te geven. De majoor A. H. Schimmel nam vervol gens het woord. Wü moeten, zeide hij, be ginnen met het begrip „luchtoorlog" te leeren kennen, het zelfstandig gebruik van luchtstrijdkrachten voor oorlogsdoel einden. In den wereldoorlog waren de technische mogelijkheden ten deze nog ge ring. Toen had een jager een snelheid van 180 K.M. per uur, nu van 400 K.M. Ook de draagkracht, de mogelijkheid van „blind- vliegen" enz. zijn sterk toegenomen. Prac- tisch is er dus geen ervaring op het gebied van luchtoorlog. Tal van schrijvers hebben den luchtoorlog gepropageerd, waarbg zij zelfs de andere strijdkrachten willen ver minderen. Maar ook de luchtverdediging is vooruit gegaan. De snelheid van den bombardeur is grooter geworden, maar ook die van den jager. De luchtdoelartillerie is verbeterd. Het doel van den luchtoorlog is, objecten te bombardeeren, zuiver militaire objecten, maar ook bruggen, munitiefabrieken e.d. Maar hiermee is men op een weg, welke af glijdt. Waarom niet de vele andere fabrieken, die voor de weermacht werken Waarom niet de waterleiding enz. Ieder ziet de mo gelijkheid onder de oogen, dat zijn tegen stander dat doen zal. Als een vliegtuig een object bombardeert vallen 82 der bommen in c m vierkant van 200 meter ter zyde. De omgeving van het object, gaat onherroepelijk met het ob ject mee. Dit heeft geleid, behalve tot de luchtver dediging, die nu niet aan de orde is, tot de luchtbescherming. Verdedigd kun nen alleen worden de meest vitale objec ten. Overschrijdt een vijandelijk vliegtuig de grens, dan gaan onze jagers de lucht in, maar dit duurt op zijn minst 20 minuten en in dien tyd vliegt een bombardeur 100 K.M. verder. Hoe technisch volmaakt de moderne verdedigingsmiddelen zijn, werke lijk afdoende zijn zij alleen, als wij er heel veel geld in zouden steken. Voor een groot land staat het anders, een klein land is, uit een oogpunt van luchtoorlog, internationaal feitelijk grensgebied. Voor een groot land als Duitschland be- teekent een oppervlakte, als van ons land, grensgebied. De Duitsche hoofdstad ligt diep het land in. Met den luchtbeschermingsdienst zijn wij pas in 1926 begonnen. Voor dien tijd wer den de luchtstrijdkrachten beschouwd als een onderdeel der algemeene weermacht. In 1927 verschenen de thans verouderde voorschriften, die aanvankelijk bespot werden. In 1930 verscheen de thans nog geldende leidraad voor den luchtbescher mingsdienst. Nu is hij eenigermate verou derd, maar nog vrij goed. De organisatie van een lucht beschermingsdienst kost niets. Men kan opschrijven, welk personeel en welke mid delen men heeft. Dit doen vele gemeenten. Dat Amsterdam niets van zich laat mer ken, is nog geen bewijs, dat de stad niets doet. Iets dergelijks geldt van Rotterdam. Den Haag heeft er zelfs vrij veel aan ge daan. Luchtbescherming is gemeentezaak. De generale staf geeft alleen desgevraagd in lichtingen. Wij zijn geen organisatoren, aldus spre ker. (Op een vraag of er op deze wijze geen lacunes in ons land ontstaan, antwoordde spreker bevestigend). Gepensionneerde op- perofficieren, met een zeer geringe toelage, zijn voorts bereid, daarheen te gaan, waar hun voorlichting het meest noodig is. Spre ker noemde den generaal De Ridder. Sedert 1932 is de luchtbescherming met reuzensprongen vooruit gegaan. Het begon met de oefening van Winterswijk, welks burgemeester zich verdienstelijk heeft ge maakt. Maar wij leven nog in een min of meer chaotischen toestand, waarin de één het wel doet, de ander niet. Spreker memo reerde de districtsoefeningen. Te Vlaar- dingen is een geslaagde oefening gehouden, op eigen hand, men had een reclame-vlieg tuig gecharterd. Spreker herinnerde aan de oprichting der studievereeniging voor luchtbescherming, met haar tijdschrift „Luchtgevaar". Een wetsontwerp inzake luchtbescherming kan spoedig worden in gediend. Het zal niet aanstonds alle bezwa ren kunnen wegnemen. Het zal de beoefe ning der luchtbescherming verplicht maken en de kosten regelen ten opzichte van de verhouding tusschen Rijk en gemeenten. Wij hebben de gemeenten in geve ren klas sen gerangschikt om tegemoet te komen aan de vrees voor een onbeperkten lucht oorlog, waarbij men alle objec' en voor ge vaarlijke objecten aanziet. Men denke bijv. aan plattelandsch gemeenten, waar nauwe lijks een bebouwde kom is. Elke burgemees ter kan er achter komen, in welke gevaren- klasse zijn gemeente is ingedeeld. Zoo is de luchtbescherming ontstaan. Zy groeit nog steeds. De laatste cursus in luchtbescherming, met 200 deelnemers uit alle streken des lands, bewijst het. De burgemeester is verantwoordeiyk voor de luchtbescherming, maar zal ze, als hij het druk heeft, veelal overlaten aan iemand met organiseerend talent, met wat fanta sie die ook noodig is enz. Men neemt er gaarne gepensionneerde officieren voor. In groote gemeenten wordt de zaak nog al vaak aan iemand van de politie overgela ten. De organisatie van den dienst heeft ver schillende onderdeelen. Zulk een onderafdeeling is de waarschu- wings- en alarmeeringsdienst. Spreker ging aan de hand van een bepaald ontwerp- schema na, wat die dienst doet in een be paald geval, waarin een zekere aanval wordt verondersteld. Spreker wydde hierbij ook een beschou wing aan de taak van de uitkijkposten der gemeenten. Er zijn gemeenten, die zulk een uitkijkpost stellig zeer noodig hebben, byv. die, welke binnen 80 K.M. van de grens lig gen en die, als zy alleen op de waarschu wing van den radiodienst zouden afgaan, te laat zouden worden gewaarschuwd. Voorts maakte rpreker duidelijk, hoe de berichten der luchtwachtposten naar het centraal luchtwachtbureau gaan, vanwaar zy naar den zender gaan, die ze over het land verspreidt. Hoe komen wij aan personeel Dit moe ten zijn niet-dienstplichtigen, byzondere dienstplichtigen en afgekeurden, benevens vrouwen. De luchtbescherming is zuiver burgerlijk en passief. Wie er toe behooren zyn geen franc-ti- reurs. Wil men het personeel van den lucht beschermingsdienst ideaal organiseeren, dan heeft men misschien wel 10 der be volking noodig. Voorts weidde spreker uit over de ver duistering. Het platteland zal totaal ver duisterd moeten zyn, omdat een beperkte verduistering er niet mogelijk is. In groote gemeenten zal er een gedeeltelijke verduis tering zijn. Op kruispunten zal er een zeker licht branden, dat afgesloten wordt, stralen uitzendt, maar geen schijnsel geeft, dat van boven uit waarneembaar is. De verduiste ring geldt ook van voertuigen, welker lan tarens moeten worden bedekt en ingericht tot een kattenoog. Voorts vervullen functies de politie, de .brandweer, reinigings-, geneeskundige dienst enz. In normalen tijd is de brandweer uiteraard berekend voor een beperkt aan tal branden tegelijk. Spreker stelde in het licht de werking van de brisant-bommen en van de brandbommen, welke een nage noeg een onbluschbaren brand kunnen ver wekken. Men kan de laatsten bij honderden op een stad laten vallen, gesteld, dat men er wat aan heeft. Het is niet waarschijn lijk, dat men dit doen zal, maar wel mo gelijk. Het is mogelijk, dat byv. 200 bran den uitbreken, die overigens vrij eenvoudig te blusschen zijn, als men het op de goede manier aanpakt. De waterleiding voorts kan door brisantbommen op byv. 30 plaat sen defect raken. De geneeskundige dienst zal veel meer te doen hebben, dan in nor malen tijd. Bij de inrichting vr*\ de dien sten voor de luchtbescherming moet met zulke dingen rekening gehouden. Het maakt decentralisatie noodig. Men is voornemens, een regeling te ma ken tot keuring van gasmaskers. De Hem- brug is zeer goed geoutilleerd en geeft gaarne advies. Een gasmasker kost van 5 tot' 20 gulden, naargelang van kwaliteit en duur. Beschermende kleeding is vrij gemakke- iyk te vinden, maar niet practisch. Als grapje vertelt men, dat de menschen, die ze bij een oefening droegen, door de zooge naamd gewonden, die vervoerd werden, naar het ziekenhuis moesten worden ge bracht. Spreker vestigde voorts de aandacht op een geschriftje, bevattende gedragsregels voor de inwoners. Als dezen maar weten, wat zij op een gegeven tijdstip moeten doen, is men al een heel eind, al zegt men n u „wy zullen er nog maar even mee wach ten". Een belangryke zaak is de zei fbescher- ming der burgerij. Men moet zijn zolder en zijn kelder volgens zekere a .nwijzingen inrichten. Bij den zolder speelt die kwes tie der brandbommen een rol. De zolder moet ontruimd en brandvrij gemaakt wor den. Hij worde bedekt met linoleum of 5 c.M. zand. Een skeletbouw van beton voor nieuwen bouw is zeer aanbevelenswaard. Vindt men een brandende bom, dan schep- pe men die op een schep op en deponeere de bom in een zandbak. Maar iemand moet den durf hebben om op zolder te gaan, als er een bom ligt. De bewoners moeten in den kelder gaan en een man van het gezin fungeere als wacht. De kelder is als schuilplaats niet ideaal. Ontploft een voltreffer, dan gaat de kel der er aan. Maar door zijn draagkracht is men practisch er tegen gevrijwaard, er aan te gaan, als een bom in de omgeving van het huis valt. De kans, dat een bom op een huis zelf terecht komt, is betrekkelijk ge ring. De kelder is ongeveer de eenige ruim te, die gasvry kan worden gemaakt. Ove rigens, waarom zou men gas gebruiken Het heeft geen zin Om iets te vernietigen heeft men brisantbommen noodig. Wel kan men door gasbommen, de opruiming be moeilijken. Men kan overgaan tot een onbeperkten luchtoorlog tegen de burgerbevolking, maar men zal het niet licht doen, vanwege de représailles. Misschien zal men net doen in wanhoop tegen 't einde van den oorlog, dien men verliezen gaat. Maar men overdryve het gasgevaar niet. Gassen, waar geen enkel middel tegen baat, en doodende stra len zyn nonsens, opkomende in het hoofd van fantasten. Over de vinding van professor Hondius Boldingh heeft de kapitein van Riesen een artikeltje in „Het Vad." geschreven, waar naar spreker verwees. Als improvisatie heeft, wat professor Hondius Boldingh wil, een zekere beteekenis, maar het middel heeft te veel fouten, dan dat wij zouden kunnen zeggen „Laat ons het zoo maar doen." Ieder zorge voorts, dat geen licht in zijn huis naar buiten uitstraalt. By de oefening te Beriyn werkte de geheele bevolking hieraan vrijwillig mee. Tot de zelfbescherming behoort ook het gedrag in het openbaar. Stilzetten van auto's enz. Voor de oefening is een organ'-atie noo dig. Deze worde gemaakt. Ontbreekt zij, dan wordt c' oefening een comedie. Men kan ook een demonstratieve oefening hou den, zooals te Nymegen gebeurd is, waar men achtereenvolgens alle rampen voor stelde, waarby men de zaak in elementen ontleedde, welke achtereenvolgens vertoond worden. Ook houdt men wel een gecombi neerde oefening. Men kan voorts de bevol king by de oefening betrekken, al levert dit zekere bezwaren op. Wat de propaganda betreft de wettelijke regeling neemt de politieke overwegingen weg door de luchtbescherming verplicht te maken. Een gemeenteraad zal niet meer kunnen zeggen „Wij doen er niet aan". Maar be staan blijven de financieele moeilijkheden. Dat de wet wel veranderingen zal brengen, geloofde spreker daarom niet. Dit juist maakt propaganda des te meer noodig. Overschatting en onderschatting zijn verkeerd. In den beginne zijn de kapitein Van Riesen en spreker misschien wel eens een tikje te optimistisch geweest. Een ideale luchtbescherming zal de verliezen van 100 reduceeren tot bijv. 12. Maar zelfs al werden zij tot 95 gereduceerd, dan had de luchtbescherming reeds zin. Een reduc tie van 100 tot 0 is niet mogelijk. Nie mand pretendeert dit. Spreker wekte tenslotte de pers op tot medewerking aan de propaganda. De chef van den regeeringspersdienst, de heer Lievegoed sprak een slotwoord, zijn vertrouwen uitsprekende in de medewer king der pers en den majoor Schimmel en den kapitein Van Riesen die vele schriftelijke gegevens had verstrekt dank brengende. Jongeren vragen werk. Slacht offers van tegenslagen. Am sterdam thans paraat. Holland- sche ervaringen in Duitschland. Gezinnen overwegen terugkeer. Trammen wordt levensgevaarlijk. - De tooneelsubsidies. Ver wachtingen van nieuwen raad. Een der meest bedenkeiyke teekenen van dezen abnormalen tijd lijkt ons de nog van maand tot maand toenemende werkloosheid, in 't bijzonder bedenkelijk voor de hoofd stad, omdat daar in het voorjaar van 1934 nog een lichte daling van het werkloozen- cyfer viel te constateeren. Dit jaarbegin is troostloos voor de ar beidsbeurs voorbg gegaan. Zeer waarschyn- ïyk zal de statistiek van Mei 1935 dus in stede van opleving zelfs een toename der werkloosheid vertoonen. Waarbij ook de moeilijkheden in de diamantindustrie van invloed zullen blijken te zijn. Wij hebben ons trouwens nimmer de il lusie gemaakt, dat dit bedrijf zich wel weer zou herstellen, en hoewel er thans nog voortdurend met regeering en gemeentebe stuur geconfereerd wordt, gelooven slechts weinigen in de mogeiykheid van een nieu wen opbloei. Wel zal men een gedeelte van de markt voor Amsterdam kunnen behouden, maar het werk gaat onherroepeiyk naar het. bui tenland. Tenzy de regeering bereid en in staat zou blijken de hier geldende loonen voor een groot aantal jaren te suppleteeren. Hoe moeilijk de levensstryd voor onze jongeren thans is, illustreeren weer twee Amsterdamsche feiten van betrekkelijk re- centen datum. Zoo werd onlangs in de omgeving van Amersfoort een 23-jarige jongen bewus teloos aan den weg gevonden. Deze jonge Amsterdammer was er te voet op uit ge gaan om in een der Utrechtsche plaatsen werk te zoeken, hetgeen hem echter niet gelukte. In gedachten verdiept moest hy\ naar men vermoedde en later ook juist bleek, in den donkeren avond midden op den rijweg zijn gaan loopen en door wiel rijders aangereden. Een dag na het ongeval POLITIE-DESKUNDIGE ADVISEERT BIJ NIEUWE LOET C. BARNSTYN FILM. In „Het Mysterie van de Mondscheln Sonate", de eerste film, die in Loet C. Barnstyn's Studio's vervaardigd zal wor den, speelt het politie-onderzoek van een geheimzinnige moordzaak een belangrijke rol. Het is den productieleider Leo Meyer gelukt zich reeds by de voorbereidingen voor de verfilming de medewerking te ver zekeren van commissaris H. W. Alberti, een van de meest vooraanstaande Neóer- landsche criminologisten, die speciaó.1 zal toezien, dat de in de film uitgebeelde de tails overeenstemmen met de dóór de poli tie gevolgde methoden. DE JUBILEUMFILM VAN HET ENGELSCHE KONINGSHUIS. De Handelsblad Cineac had verleden Vrqdagavond zijn vele uur-programma's ge combineerd tot een galavoorstelling, waar by de jubileumfilm, dió de Gaumont British van oude journalen heeft samengesteld, met eenige plechtigheid vertoond werd. Z.Exc. Sir Charles Hubert Montgomme- ry. de Engelsche gezant in Den Haag, ver schillende andere diplomaten en vertegen woordigers van het consulaire corps, tal rijke autoriteiten en een groot aantal leden van de Engelsche kolonie woonden deze voorstelling t^oy. Men was algemeen in avondtoilet -»men en de geheele avond droeg een maar voornaam cachet. Men begon met het spelen van het „God save the King", onmiddellijk gevolgd door het „Wilhelmus", beide staande aange hoord en het laatste door het publiek mee gezongen. By een serie geprojecteerde foto's van het Engelsche koningshuis werd de openingsrede, blijkbaar op een gramo- foonplaat opgenomen, zoowel in het Neder- landsch als in het Engelsch uitgesproken, daarna volgde eerst een uitgebreid en af wisselend journaal-program en tenslotte de hoofdschotel, de jubileumfilm der Gaumont British. HET PROBLEEM DER ABSOLUTE STILTE IN EEN FILMSTUDIO. Het streven van de geluidstechnici om aan de microfoon, die by de filmopnamen gebruikt wordt, de grootst mogeiyke ge voeligheid te geven, brengt mede dat deze ook steeds gevoeliger wordt voor allerlei geluiden uit de omgeving van de plaats, waar de scène opgenomen wordt. Theore tisch zou dus de meest ideale plaats voor het vestigen van een geluidsfilmindustrie ergens op een uitgestrekt heideveld, ver van de bewoonde wereld, zijn. Practisch staat daar tegenover, dat een goede en korte verbinding met de buitenwereld noodzake- ïyk is voor het met weinig kosten en tijd verlies aanvoeren van materialen, levering van electrischen stroom enz. en tevens voor de artisten, die dikwijls na afloop van hun werkzaamheden in het studio nog in een theater moeten ontreden. Door zijn keus te laten vallen op het ter rein waar thans de studio's van Filmstad verrijzen, meent men een plaats gevonden te hebben, die geheel voldoet aan alle eischen, welke men voor een moderne ge luidsfilmindustrie kan stellen. De ligging aan een grooten verkeersweg in de onmid dellijke omgeving van Den Haag- geeft een makkelijke en snelle verbinding met de voornaamste plaatsen van ons land, terwijl tevens de rust van het oude park dit bij uitstek geschikt maakt voor buitenopna men. Menigeen zal zich afvragen, waarom op een zoo rustig terrein toch de noodzake lijkheid van groote studiohallen met alle voorzorgen tegen het doordringen van alle geluiden bleef bestaan. Men moet evenwel niet uit het oog verliezen, dat dezelfde on definieerbare geluiden van de vrije natuur, die volkomen passen by een opname in een bosch of een tuin, in een kameropname storend kunnen werken en tevens moet men in ons land altijd rekening houden met plotselinge windvlagen, regen- en hagel buien. Het was dus noodig de studiohallen zoo te bouwen, dat de grootst mogelijke isolatie van geluiden bereikt werd. Na een grondige studie van de in het buitenland gevolgde methoden had men de keuze tusschen twee systemen, die in de praktijk zeer goed biyken te voldoen le. een zeer groot gebouw, waarbinnen de geïsoleerde studiehallen als afzonderlijke bouwwerken opgetrokken worden 2e. afzonderlijke studiohallen en byge- bouwen, die ieder voor zich door speciaal geconstrueerde wanden van de buitenwe reld afgesloten zijn. In verband met de ligging en de gesteld heid van het terrein werd voor Loet C. Barnstyn's Filmstad het tweede systeem gekozen. De geluiden, die van buiten de studio binnendringen, kunnen we verdeelen in twee hoofdgroepen, nl. die door den bodem worden voortgeplant en die door de lucht worden overgebracht. De drassige bodemgesteldheid in de om geving van Filmstad werkt mede om het geluid van het verkeer over de wegen te dempen en de studiohallen zijn op voldoen den afstand van den grooten weg gelegen om deze trillingen tot een vrijwel te ver- waarloozen minimum terug te brengen. Toch is met de wijze van fundeering met bodemtrillingen rekening gehouden. Het voornaamste vraagstuk was het overbrengen door lucht van allerlei gelui den en dit is opgelost door het gebruiken van het in de practijk het meest geschikt gebleken materiaal en het aanbrengen van spouwen. Hiermede is bereikt, dat vrijwel geen geluid van buiten in de hallen kan doordringen. De wanden van de studio's bestaan uit drie lagen twee hiervan vormen den eigen- lnken steeneh muur, waarin een spouw van ongeveer 5 cM. aangebracht is. Hierdoor staan deze muren feitelijk vrij van elkaar en kan hun geluidisoleerende werking vol komen tot haar recht komen. In den binnenmuur zijn klossen gemet seld, waarop een houten raamwerk geïso leerd bevestigd is. Deze isolatie voorkomt het overbrengen van de laatste bodem tril lingen op het materiaal, dat hierop beves tigd wordt. Het dak is volgens hetzelfde principe geconstrueerd, doch om technische redenen is hier ander materiaal gekozen, terwyl te vens nog een speciaal opgebrachte isolee- rende laag het geluid van opvallende voor werpen, als regendruppels en hagelsteenen, dempt. De openingen in de studiomuren zijn be perkt tot deuren, welke eveneens uit ver schillende lagen bestaan en voldoen aan dezelfde eischen, die aan de mure», waar in zij door een speciale constructie uiterst zuiver sluiten, gesteld worden. In de vrijwel hermetisch van de buiten wereld afgesloten studiohallen komt een centrale ventilatie, die zoodanig gecon strueerd wordt, dat ook langs dezen weg geen geluiden kunnen binnendringen. Het buitenhouden van storende geluiden lleen maakt evenwel een gebouw nog niet geschikt voor geluidsopnamen. Om dit op een populaire wijze, te verduidelijken, noe men wij het voorbeeld van iemand, die in een geheel leegen kelder spreekt. Iedereen weet, dat de stem galmt of hol klinkt. Dit onnatuurlijke geluid wordt veroorzaakt door de terugkaatsing van de geluidsgol ven op de harde muren. Om deze terugkaatsing te voorkomen, worden de muren, vloeren en daken voor zien van een bedekkingsmateriaal, dat niet alleen een algemeen absorbeerend vermo gen voor geluidsgolven bezit, doch teven3 de juiste hoeveelheid a^sorptiegolven bezit voor de verschillende toonhoogtes.Dit laatste is afhankelijk van de afmetingen en aard van het materiaal en van de ruimte en kan uit ervaringswaarden en uit gege vens, beschikbaar door proeven, worden bepaald. De omstandigheden leiden menig maal tot ingewikkelde combinaties van diverse materialen, waarbij ook de wijze van aanbrenging en de verdeeling over de wandoppervlakte een groote rol spelen in de studiohallen, waarop dit materiaal wordt aangebracht, op speciale wijze aan de in den binnenmuur gemetselde klossen bevestigd. Bij de inrichting van een geluidsfilm studio speelt ook de constructie van den vloer een groote rol, niet alleen in verband met het terugkaatsen van geluiden, waar voor de vloer van een uit verschillende lagen bestaande bedekking voorzien wordt, maar ook wegens de geluiden, die veroor zaakt kunnen worden door het loopen hierover. Om het hol klinken van voetstap pen e.d. te voorkomen is de vloer zooda nig geconstrueerd, dat deze op zeer vele plaatsen ondersteund wordt, terwijl de vrije ruimtes hieronder met daarvoor ge- eigende materialen opgevuld worden. Een grondige studie van de moderne ge luidsvraagstukken en het gebruik maken van de ervaringen, die op dit gebied verkre gen zyn, hebben samengewerkt om te be reiken dat deze Filmstad zich zal kunnen mete.i met alles, wat op dit gebied, ook in het buitenland, bestaat.

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1935 | | pagina 9