VlissingschB Courant
DERDE BLAD
PERSCONFERENTIE
OVER LUCHTBESCHERMING.
VAN AMSTEL EN IJ
van de
van
Zaterdag 11 Mei 1935. No. 111.
In verband met de belangstelling, in en
buiten de pers tot uiting gekomen met be
trekking tot de practijk der „bescherming
tegen aanvallen uit de lucht" heeft dezer
dagen aan het departement van Buiten-
ïandsche zaken een persconferentie plaats
gehad, welke vele journalisten hebben bij
gewoond.
De chef van den regeeringspersdienst,
de heer A. J. Lievegoed, heeft een openings
woord gesproken, opmerkende dat dit de
eerste persconferentie inzake de luchtbe
scherming was, waarbij de Nederlandsche
pers over de geheele linie vertegenwoor
digd was. Hij dankte den majoor Schimmel,
den chef der afdeeling luchtbescherming
van den generalen staf, die zich bereid had
verklaard, inlichting en voorlichting te
geven met betrekking tot de aangelegenheid
die op het oogenblik midden in de pubüeke
aandacht staat en waaromtrent nog altijd
veel misverstand heerscht. Ook verwel
komde spreker den kapitein Van Riessen.
Om te voorkomen, dat er ook misverstand
zou kunnen heerschen ten aanzien van het
doel dezer conferentie stelde spreker uit
drukkelijk vast, dat dit geen ander was dan
deskundige voorlichting te bevorderen
aangaande de mogelijkheden en middelen
tot bescherming tegen een gevaar, waar
tegen meer zal kunnen worden uitgericht,
naarmate het publiek beter is voorbereid.
Deze persconferentie, aldus spreker, had
dus het louter practische doel, het gevaar
zelf zoowel als de beschermingsmiddelen,
waarover men beschikt, beter te leeren
kennen en daaruit ook al weer de practi
sche consequenties te trekken. Hier, zeide
de heer Lievegoed, heeft de pers een zoo
duidelijke taak, dat zij zeker geen toelich
ting behoeft. Spreker besloot zijn toe
spraak met de verzekering te geven, dat
de regeeringspersdienst het zich tot een
voorrecht rekende, de pers bij de vervulling
van die taak behulpzaam te kunnen zijn
door haar in contact te brengen met hen,
die geroepen zijn, het Nederlandsche volk
in deze leiding te geven.
De majoor A. H. Schimmel nam vervol
gens het woord. Wü moeten, zeide hij, be
ginnen met het begrip „luchtoorlog" te
leeren kennen, het zelfstandig gebruik
van luchtstrijdkrachten voor oorlogsdoel
einden. In den wereldoorlog waren de
technische mogelijkheden ten deze nog ge
ring. Toen had een jager een snelheid van
180 K.M. per uur, nu van 400 K.M. Ook
de draagkracht, de mogelijkheid van „blind-
vliegen" enz. zijn sterk toegenomen. Prac-
tisch is er dus geen ervaring op het gebied
van luchtoorlog. Tal van schrijvers hebben
den luchtoorlog gepropageerd, waarbg zij
zelfs de andere strijdkrachten willen ver
minderen.
Maar ook de luchtverdediging is vooruit
gegaan. De snelheid van den bombardeur
is grooter geworden, maar ook die van den
jager. De luchtdoelartillerie is verbeterd.
Het doel van den luchtoorlog is, objecten
te bombardeeren, zuiver militaire objecten,
maar ook bruggen, munitiefabrieken e.d.
Maar hiermee is men op een weg, welke af
glijdt.
Waarom niet de vele andere fabrieken,
die voor de weermacht werken Waarom
niet de waterleiding enz. Ieder ziet de mo
gelijkheid onder de oogen, dat zijn tegen
stander dat doen zal.
Als een vliegtuig een object bombardeert
vallen 82 der bommen in c m vierkant
van 200 meter ter zyde. De omgeving van
het object, gaat onherroepelijk met het ob
ject mee.
Dit heeft geleid, behalve tot de luchtver
dediging, die nu niet aan de orde is, tot de
luchtbescherming. Verdedigd kun
nen alleen worden de meest vitale objec
ten. Overschrijdt een vijandelijk vliegtuig de
grens, dan gaan onze jagers de lucht in,
maar dit duurt op zijn minst 20 minuten en
in dien tyd vliegt een bombardeur 100
K.M. verder. Hoe technisch volmaakt de
moderne verdedigingsmiddelen zijn, werke
lijk afdoende zijn zij alleen, als wij er heel
veel geld in zouden steken. Voor een groot
land staat het anders, een klein land is, uit
een oogpunt van luchtoorlog, internationaal
feitelijk grensgebied.
Voor een groot land als Duitschland be-
teekent een oppervlakte, als van ons land,
grensgebied. De Duitsche hoofdstad ligt
diep het land in.
Met den luchtbeschermingsdienst zijn wij
pas in 1926 begonnen. Voor dien tijd wer
den de luchtstrijdkrachten beschouwd als
een onderdeel der algemeene weermacht.
In 1927 verschenen de thans verouderde
voorschriften, die aanvankelijk bespot
werden. In 1930 verscheen de thans nog
geldende leidraad voor den luchtbescher
mingsdienst. Nu is hij eenigermate verou
derd, maar nog vrij goed.
De organisatie van een lucht
beschermingsdienst kost niets. Men kan
opschrijven, welk personeel en welke mid
delen men heeft. Dit doen vele gemeenten.
Dat Amsterdam niets van zich laat mer
ken, is nog geen bewijs, dat de stad niets
doet. Iets dergelijks geldt van Rotterdam.
Den Haag heeft er zelfs vrij veel aan ge
daan.
Luchtbescherming is gemeentezaak. De
generale staf geeft alleen desgevraagd in
lichtingen.
Wij zijn geen organisatoren, aldus spre
ker. (Op een vraag of er op deze wijze geen
lacunes in ons land ontstaan, antwoordde
spreker bevestigend). Gepensionneerde op-
perofficieren, met een zeer geringe toelage,
zijn voorts bereid, daarheen te gaan, waar
hun voorlichting het meest noodig is. Spre
ker noemde den generaal De Ridder.
Sedert 1932 is de luchtbescherming met
reuzensprongen vooruit gegaan. Het begon
met de oefening van Winterswijk, welks
burgemeester zich verdienstelijk heeft ge
maakt. Maar wij leven nog in een min of
meer chaotischen toestand, waarin de één
het wel doet, de ander niet. Spreker memo
reerde de districtsoefeningen. Te Vlaar-
dingen is een geslaagde oefening gehouden,
op eigen hand, men had een reclame-vlieg
tuig gecharterd. Spreker herinnerde aan
de oprichting der studievereeniging voor
luchtbescherming, met haar tijdschrift
„Luchtgevaar". Een wetsontwerp inzake
luchtbescherming kan spoedig worden in
gediend. Het zal niet aanstonds alle bezwa
ren kunnen wegnemen. Het zal de beoefe
ning der luchtbescherming verplicht maken
en de kosten regelen ten opzichte van de
verhouding tusschen Rijk en gemeenten.
Wij hebben de gemeenten in geve ren klas
sen gerangschikt om tegemoet te komen
aan de vrees voor een onbeperkten lucht
oorlog, waarbij men alle objec' en voor ge
vaarlijke objecten aanziet. Men denke bijv.
aan plattelandsch gemeenten, waar nauwe
lijks een bebouwde kom is. Elke burgemees
ter kan er achter komen, in welke gevaren-
klasse zijn gemeente is ingedeeld.
Zoo is de luchtbescherming ontstaan. Zy
groeit nog steeds. De laatste cursus in
luchtbescherming, met 200 deelnemers uit
alle streken des lands, bewijst het.
De burgemeester is verantwoordeiyk voor
de luchtbescherming, maar zal ze, als hij
het druk heeft, veelal overlaten aan iemand
met organiseerend talent, met wat fanta
sie die ook noodig is enz. Men neemt
er gaarne gepensionneerde officieren voor.
In groote gemeenten wordt de zaak nog al
vaak aan iemand van de politie overgela
ten.
De organisatie van den dienst heeft ver
schillende onderdeelen.
Zulk een onderafdeeling is de waarschu-
wings- en alarmeeringsdienst. Spreker ging
aan de hand van een bepaald ontwerp-
schema na, wat die dienst doet in een be
paald geval, waarin een zekere aanval
wordt verondersteld.
Spreker wydde hierbij ook een beschou
wing aan de taak van de uitkijkposten der
gemeenten. Er zijn gemeenten, die zulk een
uitkijkpost stellig zeer noodig hebben, byv.
die, welke binnen 80 K.M. van de grens lig
gen en die, als zy alleen op de waarschu
wing van den radiodienst zouden afgaan,
te laat zouden worden gewaarschuwd.
Voorts maakte rpreker duidelijk, hoe de
berichten der luchtwachtposten naar het
centraal luchtwachtbureau gaan, vanwaar
zy naar den zender gaan, die ze over het
land verspreidt.
Hoe komen wij aan personeel Dit moe
ten zijn niet-dienstplichtigen, byzondere
dienstplichtigen en afgekeurden, benevens
vrouwen. De luchtbescherming is zuiver
burgerlijk en passief.
Wie er toe behooren zyn geen franc-ti-
reurs. Wil men het personeel van den lucht
beschermingsdienst ideaal organiseeren,
dan heeft men misschien wel 10 der be
volking noodig.
Voorts weidde spreker uit over de ver
duistering. Het platteland zal totaal ver
duisterd moeten zyn, omdat een beperkte
verduistering er niet mogelijk is. In groote
gemeenten zal er een gedeeltelijke verduis
tering zijn. Op kruispunten zal er een zeker
licht branden, dat afgesloten wordt, stralen
uitzendt, maar geen schijnsel geeft, dat van
boven uit waarneembaar is. De verduiste
ring geldt ook van voertuigen, welker lan
tarens moeten worden bedekt en ingericht
tot een kattenoog.
Voorts vervullen functies de politie, de
.brandweer, reinigings-, geneeskundige
dienst enz. In normalen tijd is de brandweer
uiteraard berekend voor een beperkt aan
tal branden tegelijk. Spreker stelde in het
licht de werking van de brisant-bommen
en van de brandbommen, welke een nage
noeg een onbluschbaren brand kunnen ver
wekken. Men kan de laatsten bij honderden
op een stad laten vallen, gesteld, dat men
er wat aan heeft. Het is niet waarschijn
lijk, dat men dit doen zal, maar wel mo
gelijk. Het is mogelijk, dat byv. 200 bran
den uitbreken, die overigens vrij eenvoudig
te blusschen zijn, als men het op de goede
manier aanpakt. De waterleiding voorts
kan door brisantbommen op byv. 30 plaat
sen defect raken. De geneeskundige dienst
zal veel meer te doen hebben, dan in nor
malen tijd. Bij de inrichting vr*\ de dien
sten voor de luchtbescherming moet met
zulke dingen rekening gehouden. Het maakt
decentralisatie noodig.
Men is voornemens, een regeling te ma
ken tot keuring van gasmaskers. De Hem-
brug is zeer goed geoutilleerd en geeft
gaarne advies. Een gasmasker kost van 5
tot' 20 gulden, naargelang van kwaliteit en
duur.
Beschermende kleeding is vrij gemakke-
iyk te vinden, maar niet practisch. Als
grapje vertelt men, dat de menschen, die
ze bij een oefening droegen, door de zooge
naamd gewonden, die vervoerd werden,
naar het ziekenhuis moesten worden ge
bracht.
Spreker vestigde voorts de aandacht op
een geschriftje, bevattende gedragsregels
voor de inwoners. Als dezen maar weten,
wat zij op een gegeven tijdstip moeten doen,
is men al een heel eind, al zegt men n u
„wy zullen er nog maar even mee wach
ten".
Een belangryke zaak is de zei fbescher-
ming der burgerij. Men moet zijn zolder
en zijn kelder volgens zekere a .nwijzingen
inrichten. Bij den zolder speelt die kwes
tie der brandbommen een rol. De zolder
moet ontruimd en brandvrij gemaakt wor
den. Hij worde bedekt met linoleum of 5
c.M. zand. Een skeletbouw van beton voor
nieuwen bouw is zeer aanbevelenswaard.
Vindt men een brandende bom, dan schep-
pe men die op een schep op en deponeere
de bom in een zandbak. Maar iemand moet
den durf hebben om op zolder te gaan, als
er een bom ligt. De bewoners moeten in
den kelder gaan en een man van het gezin
fungeere als wacht.
De kelder is als schuilplaats niet ideaal.
Ontploft een voltreffer, dan gaat de kel
der er aan. Maar door zijn draagkracht is
men practisch er tegen gevrijwaard, er aan
te gaan, als een bom in de omgeving van
het huis valt. De kans, dat een bom op een
huis zelf terecht komt, is betrekkelijk ge
ring. De kelder is ongeveer de eenige ruim
te, die gasvry kan worden gemaakt. Ove
rigens, waarom zou men gas gebruiken
Het heeft geen zin Om iets te vernietigen
heeft men brisantbommen noodig. Wel kan
men door gasbommen, de opruiming be
moeilijken.
Men kan overgaan tot een onbeperkten
luchtoorlog tegen de burgerbevolking, maar
men zal het niet licht doen, vanwege de
représailles. Misschien zal men net doen in
wanhoop tegen 't einde van den oorlog, dien
men verliezen gaat. Maar men overdryve
het gasgevaar niet. Gassen, waar geen
enkel middel tegen baat, en doodende stra
len zyn nonsens, opkomende in het hoofd
van fantasten.
Over de vinding van professor Hondius
Boldingh heeft de kapitein van Riesen een
artikeltje in „Het Vad." geschreven, waar
naar spreker verwees. Als improvisatie
heeft, wat professor Hondius Boldingh wil,
een zekere beteekenis, maar het middel
heeft te veel fouten, dan dat wij zouden
kunnen zeggen „Laat ons het zoo maar
doen."
Ieder zorge voorts, dat geen licht in zijn
huis naar buiten uitstraalt. By de oefening
te Beriyn werkte de geheele bevolking
hieraan vrijwillig mee.
Tot de zelfbescherming behoort ook het
gedrag in het openbaar. Stilzetten van
auto's enz.
Voor de oefening is een organ'-atie noo
dig. Deze worde gemaakt. Ontbreekt zij,
dan wordt c' oefening een comedie. Men
kan ook een demonstratieve oefening hou
den, zooals te Nymegen gebeurd is, waar
men achtereenvolgens alle rampen voor
stelde, waarby men de zaak in elementen
ontleedde, welke achtereenvolgens vertoond
worden. Ook houdt men wel een gecombi
neerde oefening. Men kan voorts de bevol
king by de oefening betrekken, al levert dit
zekere bezwaren op.
Wat de propaganda betreft de wettelijke
regeling neemt de politieke overwegingen
weg door de luchtbescherming verplicht te
maken.
Een gemeenteraad zal niet meer kunnen
zeggen „Wij doen er niet aan". Maar be
staan blijven de financieele moeilijkheden.
Dat de wet wel veranderingen zal brengen,
geloofde spreker daarom niet. Dit juist
maakt propaganda des te meer noodig.
Overschatting en onderschatting zijn
verkeerd. In den beginne zijn de kapitein
Van Riesen en spreker misschien wel eens
een tikje te optimistisch geweest. Een
ideale luchtbescherming zal de verliezen
van 100 reduceeren tot bijv. 12. Maar zelfs
al werden zij tot 95 gereduceerd, dan had
de luchtbescherming reeds zin. Een reduc
tie van 100 tot 0 is niet mogelijk. Nie
mand pretendeert dit.
Spreker wekte tenslotte de pers op tot
medewerking aan de propaganda.
De chef van den regeeringspersdienst, de
heer Lievegoed sprak een slotwoord, zijn
vertrouwen uitsprekende in de medewer
king der pers en den majoor Schimmel en
den kapitein Van Riesen die vele
schriftelijke gegevens had verstrekt dank
brengende.
Jongeren vragen werk. Slacht
offers van tegenslagen. Am
sterdam thans paraat. Holland-
sche ervaringen in Duitschland.
Gezinnen overwegen terugkeer.
Trammen wordt levensgevaarlijk.
- De tooneelsubsidies. Ver
wachtingen van nieuwen raad.
Een der meest bedenkeiyke teekenen van
dezen abnormalen tijd lijkt ons de nog van
maand tot maand toenemende werkloosheid,
in 't bijzonder bedenkelijk voor de hoofd
stad, omdat daar in het voorjaar van 1934
nog een lichte daling van het werkloozen-
cyfer viel te constateeren.
Dit jaarbegin is troostloos voor de ar
beidsbeurs voorbg gegaan. Zeer waarschyn-
ïyk zal de statistiek van Mei 1935 dus in
stede van opleving zelfs een toename der
werkloosheid vertoonen. Waarbij ook de
moeilijkheden in de diamantindustrie van
invloed zullen blijken te zijn.
Wij hebben ons trouwens nimmer de il
lusie gemaakt, dat dit bedrijf zich wel weer
zou herstellen, en hoewel er thans nog
voortdurend met regeering en gemeentebe
stuur geconfereerd wordt, gelooven slechts
weinigen in de mogeiykheid van een nieu
wen opbloei.
Wel zal men een gedeelte van de markt
voor Amsterdam kunnen behouden, maar
het werk gaat onherroepeiyk naar het. bui
tenland. Tenzy de regeering bereid en in
staat zou blijken de hier geldende loonen
voor een groot aantal jaren te suppleteeren.
Hoe moeilijk de levensstryd voor onze
jongeren thans is, illustreeren weer twee
Amsterdamsche feiten van betrekkelijk re-
centen datum.
Zoo werd onlangs in de omgeving van
Amersfoort een 23-jarige jongen bewus
teloos aan den weg gevonden. Deze jonge
Amsterdammer was er te voet op uit ge
gaan om in een der Utrechtsche plaatsen
werk te zoeken, hetgeen hem echter niet
gelukte. In gedachten verdiept moest hy\
naar men vermoedde en later ook juist
bleek, in den donkeren avond midden op
den rijweg zijn gaan loopen en door wiel
rijders aangereden. Een dag na het ongeval
POLITIE-DESKUNDIGE ADVISEERT
BIJ NIEUWE LOET C. BARNSTYN
FILM.
In „Het Mysterie van de Mondscheln
Sonate", de eerste film, die in Loet C.
Barnstyn's Studio's vervaardigd zal wor
den, speelt het politie-onderzoek van een
geheimzinnige moordzaak een belangrijke
rol. Het is den productieleider Leo Meyer
gelukt zich reeds by de voorbereidingen
voor de verfilming de medewerking te ver
zekeren van commissaris H. W. Alberti,
een van de meest vooraanstaande Neóer-
landsche criminologisten, die speciaó.1 zal
toezien, dat de in de film uitgebeelde de
tails overeenstemmen met de dóór de poli
tie gevolgde methoden.
DE JUBILEUMFILM VAN HET
ENGELSCHE KONINGSHUIS.
De Handelsblad Cineac had verleden
Vrqdagavond zijn vele uur-programma's ge
combineerd tot een galavoorstelling, waar
by de jubileumfilm, dió de Gaumont British
van oude journalen heeft samengesteld, met
eenige plechtigheid vertoond werd.
Z.Exc. Sir Charles Hubert Montgomme-
ry. de Engelsche gezant in Den Haag, ver
schillende andere diplomaten en vertegen
woordigers van het consulaire corps, tal
rijke autoriteiten en een groot aantal leden
van de Engelsche kolonie woonden deze
voorstelling t^oy. Men was algemeen in
avondtoilet -»men en de geheele avond
droeg een maar voornaam cachet.
Men begon met het spelen van het „God
save the King", onmiddellijk gevolgd door
het „Wilhelmus", beide staande aange
hoord en het laatste door het publiek mee
gezongen. By een serie geprojecteerde
foto's van het Engelsche koningshuis werd
de openingsrede, blijkbaar op een gramo-
foonplaat opgenomen, zoowel in het Neder-
landsch als in het Engelsch uitgesproken,
daarna volgde eerst een uitgebreid en af
wisselend journaal-program en tenslotte de
hoofdschotel, de jubileumfilm der Gaumont
British.
HET PROBLEEM DER ABSOLUTE
STILTE IN EEN FILMSTUDIO.
Het streven van de geluidstechnici om
aan de microfoon, die by de filmopnamen
gebruikt wordt, de grootst mogeiyke ge
voeligheid te geven, brengt mede dat deze
ook steeds gevoeliger wordt voor allerlei
geluiden uit de omgeving van de plaats,
waar de scène opgenomen wordt. Theore
tisch zou dus de meest ideale plaats voor
het vestigen van een geluidsfilmindustrie
ergens op een uitgestrekt heideveld, ver van
de bewoonde wereld, zijn. Practisch staat
daar tegenover, dat een goede en korte
verbinding met de buitenwereld noodzake-
ïyk is voor het met weinig kosten en tijd
verlies aanvoeren van materialen, levering
van electrischen stroom enz. en tevens
voor de artisten, die dikwijls na afloop van
hun werkzaamheden in het studio nog in
een theater moeten ontreden.
Door zijn keus te laten vallen op het ter
rein waar thans de studio's van Filmstad
verrijzen, meent men een plaats gevonden
te hebben, die geheel voldoet aan alle
eischen, welke men voor een moderne ge
luidsfilmindustrie kan stellen. De ligging
aan een grooten verkeersweg in de onmid
dellijke omgeving van Den Haag- geeft een
makkelijke en snelle verbinding met de
voornaamste plaatsen van ons land, terwijl
tevens de rust van het oude park dit bij
uitstek geschikt maakt voor buitenopna
men.
Menigeen zal zich afvragen, waarom op
een zoo rustig terrein toch de noodzake
lijkheid van groote studiohallen met alle
voorzorgen tegen het doordringen van alle
geluiden bleef bestaan. Men moet evenwel
niet uit het oog verliezen, dat dezelfde on
definieerbare geluiden van de vrije natuur,
die volkomen passen by een opname in een
bosch of een tuin, in een kameropname
storend kunnen werken en tevens moet men
in ons land altijd rekening houden met
plotselinge windvlagen, regen- en hagel
buien. Het was dus noodig de studiohallen
zoo te bouwen, dat de grootst mogelijke
isolatie van geluiden bereikt werd.
Na een grondige studie van de in het
buitenland gevolgde methoden had men de
keuze tusschen twee systemen, die in de
praktijk zeer goed biyken te voldoen
le. een zeer groot gebouw, waarbinnen
de geïsoleerde studiehallen als afzonderlijke
bouwwerken opgetrokken worden
2e. afzonderlijke studiohallen en byge-
bouwen, die ieder voor zich door speciaal
geconstrueerde wanden van de buitenwe
reld afgesloten zijn.
In verband met de ligging en de gesteld
heid van het terrein werd voor Loet C.
Barnstyn's Filmstad het tweede systeem
gekozen.
De geluiden, die van buiten de studio
binnendringen, kunnen we verdeelen in
twee hoofdgroepen, nl. die door den bodem
worden voortgeplant en die door de lucht
worden overgebracht.
De drassige bodemgesteldheid in de om
geving van Filmstad werkt mede om het
geluid van het verkeer over de wegen te
dempen en de studiohallen zijn op voldoen
den afstand van den grooten weg gelegen
om deze trillingen tot een vrijwel te ver-
waarloozen minimum terug te brengen.
Toch is met de wijze van fundeering met
bodemtrillingen rekening gehouden.
Het voornaamste vraagstuk was het
overbrengen door lucht van allerlei gelui
den en dit is opgelost door het gebruiken
van het in de practijk het meest geschikt
gebleken materiaal en het aanbrengen van
spouwen. Hiermede is bereikt, dat vrijwel
geen geluid van buiten in de hallen kan
doordringen.
De wanden van de studio's bestaan uit
drie lagen twee hiervan vormen den eigen-
lnken steeneh muur, waarin een spouw van
ongeveer 5 cM. aangebracht is. Hierdoor
staan deze muren feitelijk vrij van elkaar
en kan hun geluidisoleerende werking vol
komen tot haar recht komen.
In den binnenmuur zijn klossen gemet
seld, waarop een houten raamwerk geïso
leerd bevestigd is. Deze isolatie voorkomt
het overbrengen van de laatste bodem tril
lingen op het materiaal, dat hierop beves
tigd wordt.
Het dak is volgens hetzelfde principe
geconstrueerd, doch om technische redenen
is hier ander materiaal gekozen, terwyl te
vens nog een speciaal opgebrachte isolee-
rende laag het geluid van opvallende voor
werpen, als regendruppels en hagelsteenen,
dempt.
De openingen in de studiomuren zijn be
perkt tot deuren, welke eveneens uit ver
schillende lagen bestaan en voldoen aan
dezelfde eischen, die aan de mure», waar
in zij door een speciale constructie uiterst
zuiver sluiten, gesteld worden.
In de vrijwel hermetisch van de buiten
wereld afgesloten studiohallen komt een
centrale ventilatie, die zoodanig gecon
strueerd wordt, dat ook langs dezen weg
geen geluiden kunnen binnendringen.
Het buitenhouden van storende geluiden
lleen maakt evenwel een gebouw nog niet
geschikt voor geluidsopnamen. Om dit op
een populaire wijze, te verduidelijken, noe
men wij het voorbeeld van iemand, die in
een geheel leegen kelder spreekt. Iedereen
weet, dat de stem galmt of hol klinkt. Dit
onnatuurlijke geluid wordt veroorzaakt
door de terugkaatsing van de geluidsgol
ven op de harde muren.
Om deze terugkaatsing te voorkomen,
worden de muren, vloeren en daken voor
zien van een bedekkingsmateriaal, dat niet
alleen een algemeen absorbeerend vermo
gen voor geluidsgolven bezit, doch teven3
de juiste hoeveelheid a^sorptiegolven bezit
voor de verschillende toonhoogtes.Dit
laatste is afhankelijk van de afmetingen en
aard van het materiaal en van de ruimte
en kan uit ervaringswaarden en uit gege
vens, beschikbaar door proeven, worden
bepaald. De omstandigheden leiden menig
maal tot ingewikkelde combinaties van
diverse materialen, waarbij ook de wijze
van aanbrenging en de verdeeling over
de wandoppervlakte een groote rol spelen
in de studiohallen, waarop dit materiaal
wordt aangebracht, op speciale wijze aan
de in den binnenmuur gemetselde klossen
bevestigd.
Bij de inrichting van een geluidsfilm
studio speelt ook de constructie van den
vloer een groote rol, niet alleen in verband
met het terugkaatsen van geluiden, waar
voor de vloer van een uit verschillende
lagen bestaande bedekking voorzien wordt,
maar ook wegens de geluiden, die veroor
zaakt kunnen worden door het loopen
hierover. Om het hol klinken van voetstap
pen e.d. te voorkomen is de vloer zooda
nig geconstrueerd, dat deze op zeer vele
plaatsen ondersteund wordt, terwijl de
vrije ruimtes hieronder met daarvoor ge-
eigende materialen opgevuld worden.
Een grondige studie van de moderne ge
luidsvraagstukken en het gebruik maken
van de ervaringen, die op dit gebied verkre
gen zyn, hebben samengewerkt om te be
reiken dat deze Filmstad zich zal kunnen
mete.i met alles, wat op dit gebied, ook in
het buitenland, bestaat.