ZELFS IN KOUD WATER JA/ DE NIEUWE LUX Vlissingsche Courant 'N GROTER PAK VOOR HETZELFDE GELD TWEEDE BLAD GEMEENTEBESTUUR BINNENLAND DIT IS DE NIEUWE EIGENSCHAP VAN DE ALOMBËKENDE LUX VEILIG- SNEL Veilig en vlug wassen duizenden vrouwen haar fijne goed in Lux. En met de nieuwe Lux gaat het nog vlugger en gemakkelijker, want Lux is nu ook zelfs in koud water onmiddellijk oplosbaar dus welk een besparing van moeite, tijd en geld! Het grotere pak kost slechts 17'/a ets. Een eetlepel Lux toevoegen aan elke liter waswater. van de van Donderdag 9 Mei 1935. No. 109. DIENSTPLICHT. Onderzoek van verlofgangers. De Burgemeester van Vlissingen maakt bekend, dat het onderzoek van verlofgan gers, bedoeld in art. 41, derde lid, der dienst plichtwet, voor deze gemeente zal worden gehouden te Vlissingen in de v.m. kazerne Willem 331, Oranjestraat 8, op Vrijdag 24 Mei 1935, tw. te 9 uur v.m. 20 man der lichting 1923 en te 10 uur v.m. de overigen; te 11 uur v.m. 20 man der lichting 1926 en te 2 uur n.m. de overigen. Wie by het onderzoek moeten verschijnen. Aan het onderzoek moeten deelnemen de tot de landmacht behoorende groot-verlof- gangers, ingelijfd voor een der lichtingen 1923 en 1926. Zij, die voor een dezer lichtingen zyn in gelijfd, maar ten gevolge van uitstel van eerste oefening of om een andere reden de eerste oefening te gelijk met een andere lichting hebben volbracht, moeten zich niet temin aan het onderzoek onderwerpen, voor zoover zij althans niet behooren tot hen, die daarvan zijn vrijgesteld. Aan het onderzoek moeten ook deelne men de dienstplichtigen van de genoemde lichtingen, die een vrijwillige verbintenis hebben aangegaan a. als verzorger bij den rijkspostduiven- dienst b. als hoefsmid bij de infanterie c. in verband met erkende gewetensbe zwaren d. om te dienen op den voet van een ge woon dienstplichtige. Wie niet bij het onderzoek behoeven te verschijnen. Aan het onderzoek nemen niet deel zij a. die hun eerste oefening nog niet heb ben volbracht b. die in dit jaar, vóór den voor het on derzoek bepaalden dag, in werkelijken dienst zijn geweest uit anderen hoofde dan voor straf c. die bestemd zyn om in dit jaar voor herhalingsoefeningen in werkelijken dienst te komen d. die elders wonen dan in Nederland e. die zich buitenslands bevinden ter uit oefening van de zeevaart (hieronder niet begrepen de zeevisschery) f. die de binnenvaart uitoefenen op an dere landen en zich voor dit doel in een dier landen ophoudeii g. die ingevolge de geldende bepalingen geheel zijn vrijgesteld van opkomst.in wer kelijken dienst in geval van oorlog, oorlogs gevaar of andere buitengewone omstandig heden h. die als vrijwilliger behooren tot een der vrijwillige landstormkorpsen Motordienst, Vaartuigendienst en Spoorwegdienst i. die vaandrig of kornet zijn j. die na hun ontslag als reserve-officier in de hoedanigheid van gewoon dienstplich tige tot het leger zijn blijven behooren. Wijze van verschyning. De verlofganger moet by dit onderzoek verschijnen in uniform gekleed en boven dien voorzien van de overige tot zijn uit rusting behoorende goederen, voor zoover deze hem zyn uitgereikt of door hemzelf zijn aangeschaft Onderworpenheid aan bevelen. De verlofganger staat niet alleen gedu rende het onderzoek, maar ook zoolang hy ter gelegenheid van het onderzoek in uni form gekleed is, onder de bevelen van de autoriteit, die het onderzoek houdt, zoodat, indien hij ongeregeldheden pleegt of zich aan een strafbaar feit schuldig maakt, het zij op weg naar de plaats van onderzoek, het zij gedurende het onderzoek of bij het naar huis terugkeeren, h(j te dier zake kan wor den gestraft volgens het Wetboek van Mi litair Strafrecht en de Wet op de Krijgs tucht. Nalatigheid. Een streng of een licht arrest van ten hoogste zes dagen kan worden opgelegd aan den verlofganger, die zonder geldige reden niet bjj het onderzoek verschijnt of, daarbij verschenen zynde, zonder geldige reden niet aan zijn hierboven omschreven verplichtingen voldoet. Onverminderd deze straf, kan de verlof ganger, die zich schuldig maakt aan een der bedoelde feiten of wiens goederen bfl het onderzoek blijken niet in den vereisch- ten staat te verkeeren, worden verplicht om op een nader te bepalen tijd en plaats te verschijnen of opnieuw te verschijnen tot het ondergaan van een onderzoek. De verlofganger, die, opgeroepen voor laatstbedoeld onderzoek, daarbij zonder gel dige reden niet verschijnt of daarbij in an der opzicht zijn verplichtingen niet nakomt, kan in werkelijken dienst worden geroepen v°or den tijd van ten hoogste twee maan den. Verhindering. Ingeval ziekte of gebreken de deelneming aan het onderzoek mochten verhinderen, dient daarvan zoodra mogelijk een genees kundige verklaring ter gemeente-secretarie te worden overgelegd. Deze verklaring kan op ongezegeld papier worden gesteld. De handteekening van den geneeskundige be hoort gelegaliseerd te zyn door den Burge meester van de gemeente, waar de genees kundige woont. De verlofganger, die wegens ziekte of om een andere reden in de onmogelijkheid verkeert om bij het onderzoek te verschij nen dan wel wegens woonplaatsverande ring niet is opgeroepen, wordt door den In- deelingsdistrictscommandant verplicht het onderzoek in October of November te on dergaan. Verschoning op anderen tjjd of op andere plaats. Aan den verlofganger kan op zijn ver zoek door den Indeelingsdistrictscomman- djant worden vergund, het onderzoek op een anderen dag op een andere plaats binnen het district of in een ander district te on dergaan. Het verzoekschrift, waarin de reden duidelijk moet worden omschreven, moet tijdig en gefrankeerd worden toegezonden. Maakt een verlofganger, aan wien een dergelijke vergunning is verleend, daarvan niet nauwkeurig gebruik, dan wordt de vergunning geacht te zijn ver vallen. Wenscht de verlofganger uitstel van het onderzoek tot October of November, dan kan hij ook daartoe het verzoek doen aan den Indeelingsdistrictscommandant. Reiskosten. Kan de verlofganger niet zonder het doen van uitgaven voor de reis aan zijn verplich ting voldoen, doordat hij verblyf houdt in een plaats, van "waar hij de plaats van on derzoek niet zonder het passeeren van een veer, brug of tol kan bereiken, dan kan hy van den Burgemeester zijner verblijfplaats een passagebilje.t ontvangen voor de heen- en voor de terugreis. Moet de verlofganger, die in dit geval verkeert, gedurende de reis overnachten, dan kan hij voor rijksrekening door middel van inkwartiering huisvesting en voeding genieten. Vlissingen, 9 Mei 1935. De Burgemeester voornoemd, VAN WOELDEREN. KAMEROVERZICHT EERSTE KAMER. Vergadering van Woensdag. Indië. Onverdroten, met een ijver vele andere en nuttiger zaken waardig, is de Eerste Kamer aan de Indische begrooting gegaan. Men kan zich de litanie wel denken, die daarbij wordt afgedraaid. Het verslag van de Tweede Kamer behoeft men anders maar even op te slaan om de punten te vinden die hier weer naar voren zijn ge bracht. Eerst de bezuiniging, dan de malaise, dan de accijns op aardolie en rubber, waar de Regeering nog steeds niet mee op de proppen komen wil. Elders wordt ook voor aardolie betaald, dus in ons Indië kan het ook best. Mateloos is de ellende die volgens som migen in Indië wordt geleden. De crimina liteit neemt toe de gevangenissen zijn tjokvol, elk perspectief voor de zedelijke en stoffelijke belangen ontbreekt. De bevorde ring van de volksgezondheid, de pestbestrij- ding, de voedselvoorziening, het laat alles te wenscben over. Het is nu prof. Van Vuu- ren én de voorzitter van den Onderne- mersraad Welter, die als de deskundigen worden aangevoerd. Het is al te gader, hoe tragisch ook, oud nieuws. Wie de krant een beetje grondig leest, weet dit allemaal. Maar hij weet ook wat de oorzaken van de toestanden zyn en hij weet ook dat iedere Regeering daarte genover machteloos staan zou. Moet men maar steeds door bezuinigen Als de heer Mendels dat met ophef vraagt, dan weet hy toch zelf ook wel het ant woord. Moet Nederland Indië helpen? Het is gemakkelijk dit te vragen, maar het antwoord luidt aanstonds vanwaar haalt Nederland de noodige middelen. Het is alles hetzelfde en wij weten voor uit al de antwoorden, die de Minister zal geven. Lijnrecht tegen de bespiegelingen van mr. Mendels ging de heer De Savornin Lohman in. Hy juichte de financieele saneering toe en wildede defensie hooger opvoeren. Voorts moest de historische band tusschen Nederland en Indië versterkt worden. Morgen kabbelt dit alles voort. Prinses Juliana niet naar Den Bosch. In verband met het heerschen van de ma zelen in de provincie Noord-Brabant heeft H.K.H. Prinses Juliana afgezien van een voorgenomen bezoek aan den commissaris der Koningin te 's-Hertogenbosch op Don derdag en Vrijdag a.s., van welke gelegen heid zij gebruik had willen maken, om 's-Hertogenbosch en omgeving te bezichti gen. Een Duitsche beschouwing over dr. Colyn. Onder het hoofd „Politici van de we reld", het orgaan van Hitier, publiceert de „Völkischer Beobachter" een buitengewoon sympathieke beschouwing over den Neder- landschen minister-president, dr. H. Colyn. Het blad noemt hem een naar boven geko men man, wien de stootkracht van zyn ga ven en zijn energie naar boven voerden in de hooge posities, die hij in groote hoeveel heden heeft bekleed. Een historische be schouwing over Colyn volgt hierop, waarna dc „Völkischer Beobachter" beschrijft, dat, toen de financiën van Nederland door den wereldoorlog ontwricht waren, men Colyn terugriep, nadat hjj reeds in 1911 minister was geweest en hij met onverbiddelijke strengheid weer orde in de staatsfinanciën heeft gebracht. Tot 1932 was Colyn hoofdzakelijk in het eigen vaderland bekend. In 1932 echter hoorde de geheele wereld met verbazing, dat hij als lid van de economische commis sie van den Volkenbond den moed had ge had zyn internationale collega's te Genève kort en droog te verwijten, dat er wel veel werd gepraat, maar niets werd gedaan. Toen in 1933 de crisis ook voor Nederland was losgebarsten, vervolgt het blad, was hy de eenige politicus van een zoodanig for maat, dat hij beantwoordde aan het verlan gen van het Nederlandsche volk naar sterke leiding. Hy is de man, die voor het Neder landsche volk de meest protestantsche tra dities belichaamt en die hoewel ook niet door iedereen bemind toéh door vriend en vijand wordt geacht. Het artikel eindigt met de woorden „Deze sterke man van Nederland is een ge daante, die zoo krachtige letterteekens in de annalen van Nederland heeft gegrift, dat zij er onuitwischbaar in zullen blijven staan". Malaise in de bouwvakken. Hoewel de E. N. C. I. r de Eerste Neder landsche Cement-Industrie te Maastricht in haar jaarverslag gewag kon maken van iets betere resultaten in 1934, werd hieraan de opmerking toegevoegd, dat de vooruit zichten door de afnemende bedrijvigheid in de bouwnijverheid, ongunstiger worden ge acht. Deze conclusie kon ook worden ge trokken uit de verslagen van ondernemin gen dér Nederlandsche betonnljverheid, wel ke reeds over 1934 werden gepubliceerd. Het pessimistische geluid in het jaarver slag van de E. N. C. I.-wordt .thans reeds gevolgd door een mededeeling, van be stuurszijde ter aandeelhoudersvergadering gedaan, waarin wordt verklaard, dat de tot dusverre in het nieuwe jaar bereikte resul taten belangrijk ten achter blijven bij die in 1934. Daar ook de vooruitzichten allerminst bemoedigend zijn en de voorraden te sterk toenemen, ziet men zich thans noode ge dwongen één der vier ovens te dooven met als onvermijdelijk gevolg ontslag van perso neel en verkorting van den werktijd. Een tegenspraak. Wij hebben de vorige week aan „het Volk" een bericht ontleend dat de heer mr. dr. J. J. Boasson, gemeente-secretaris te 's-Gravenhage, tot het katholieke geloof zou zijn overgegaan. De heer M. H. Boasson, wethouder van Middelburg en broeder van den Haagschen gemeente-secretaris, is gemachtigd dit be richt zoo positief mogelijk tegen te spreken daar het van allen grond ontbloot is. Demagogie met de cumulaties. Het spreekt vanzelf, nu de Staat herhaal delijk verplicht is op salarissen te bezuini gen, ontstemming verwekt wordt door het feit, dat tal van personen door cumulatie groote inkomsten uit de Staatskas trekken. Wij hebben onlangs een stukje uit de „Volkskrant" overgenomen, waarin ver schillende van deze hooge salarissen werden opgesomd. Op den voorgrond dient echter te staan, dat als men zulke crjfers publiceert, deze op waarheid berusten. Dat is echter niet altijd het geval. Wij meenen daarom goed te doen over te nemen wat prof. mr. Aalberse, voorzit ter van de R. Kath. fractie van de Tweede Kamer, in de „Maasbode" geschreven heeft In de „Maasbode" las ik uw kruiskopje, getiteld „Infame Demagogie". Daaruit vernam ik, dat de heer A. Kor ting te Amsterdam in een N.S.B.-vergade- ring te Culemborg als voorbeeld van „vette Bonzenbaantjes" zou vermeld hebben het feit, dat „professor Aalberse heeft on geveer 10 baantjes, waarvan hij als million- nair kan leven". Ik dank u voor de verontwaardiging, waarmee u deze „infame demagogie" terug wijst ftu echter dit feit, waarmee men in het geniep sinds lang colporteert, openlijk genoemd is, meen ik goed te doen met er iets op te antwoorden. Toevallig is mij, uit ontvangen brieven bekend, welke „vette baantjes" deze heer op het oog had. Ik zal ze noemen, zooals ze me met de vraag „is dat nu werkelijk waar werden voorgelegd met het antwoord erbij a. Pensioen als wethouder van sociale aangelegenheden te Leiden, sinds 1904, per jaar 3000. In een pamflet, onlangs, in „De Haagsche Post" bestreden, werd dit wet houderspensioen opgevoerd tot 6000 per jaar De waarheid is, dat ik van 1902 1904 wethouder was te Leiden. Het honora rium bedroeg 1000 per jaar. Van pensioen was in die dagen nergens nog sprake. Ook te Leiden niet. Deze „vette baan" moet dus gereduceerd worden tot nul b. Pensioen of wachtgeld als hoogleeraar te Delft van 6000 per jaar, sinds 1918. De waarheid is, dat ik van 19161918 hoog leeraar was te Delft. In 1918 tot minister van arbeid benoemd, moest ik aftreden als hoogleeraar. Van wachtgeld was dus geen sprake. Ook niet van eenig pensioen, daar een ambtenaar eerst pensioengerechtigd wordt na minstens tien dienstjaren. Deze „vette baan" moet dus evenzeer gereduceerd worden tot nuL c. Salaris als voorzitter van de centrale commissie voor de statistiek 6000 per jaar benevens 15 presentiegeld voor het bijwonen van vergaderingen. De waarheid is, dat ik vooizitter ben van de centrale commissie voor de statistiek, maar voor het uitoefenen van deze inderdaad veel werk vergende functie wordt geenerlei ver goeding betaald zelfs geen presentiegeld. Ook deze „vette baan" moet dus weer te ruggebracht worden tot nul. d. Salaris als voorzitter van den Hoogen Raad van Arbeid, 10.000 per jaar, plus 25 presentiegeld. De waarheid is weer, dat ik voorzitter van den Hoogen Raad van Arbeid ben, maar dat ook aan deze functie geenerlei honorarium verbonden is. Alleen wordt voor vergaderingen slechts 3 A 4 per jaar een presentiegeld van 5 be taald. Ook deze „vette baan" van 10.000 per jaar, moet dus teruggebracht worden tot 15 a 20 gulden per jaar e. Salaris als lid van de centrale com missie voor drinkwatervoorziening 3000 per jaar, benevens 15 presentiegeld per vergadering, terwijl deze commissie gemid deld tweemaal per week vergadert. De waarheid is andermaal, dat ik lid ben van de centrale commissie voor drinkwatervoor ziening, waarvoor echter geenerlei vergoe ding wordt ontvangen, behalve een presen tiegeld van 5 per vergadering, terwijl deze commissie echter gemiddeld per jaar niet meer dan 3 k 4 keer bijeenkomt. Der halve moet ook weer deze vette baan van 3000 plus 1500 4500 per jaar wor den teruggebracht tot 15 k 20 gulden f. Salaris als minister van Staat 25000 per jaar. Dit werd me heldhaftig per ano- niemen brief verweten en wordt rok in ver gaderingen gecolporteerd, zelfs met boven dien de schandelijke bijvoeging dat deze be noeming opzettelijk op 31 December 1934 was geschied, omdat de regeering mij daar om dat bedrag ook over het jaar 1934 nog wilde „toestoppen". De waarheid is, dat i inderdaad op 31 December 1934 tot minister van staat benoemd werd, maar dat daaraan geen enkele geldelijke belooning of -ergoe- ding verbonden is. Ook deze „vette baan" moet dus weer gereduceerd worden tot nul. Het „millionnairs-inkomen", dat de heer A. Korting mij welwillend uit hoofde van deze „vette banen toedacht, bedroeg dus volgens N.S.B.-sche voorstelling 54.500 per jaar. De waarheid is, dat het totale bedrag, dat ik uit hoofde van deze zes „vette banen" ontvang, niet meer is dan 30 40 gulden per jaar. Veel werkloozen zou den er dus niet van kunnen bestaan als ik ontslag nam. Ik heb me eens dit tot vroolyk slot van deze in-nare zaak de moeite getroost dit alles te antwoorden aan iemand, die me peT brief verweet „een der ergste cumulanten" te zijn. En toen ontving ik dit. ook niet zeer gekuischte antwoord „Ik heb u ten on rechte verwijten gemaaktdie neem ik nu terug. Maar dit wil ik u nu wel als mijn meening zeggendat gij stapelgek zijt, dat gij al dat werk voor niets doet. Ik zou ze lekker danken". Dat is ook een opvatting". Maar misschien begrijpt men nu ook een beetje, hoe ik er toe kwam, om in November in de Tweede Kamer te spreken over de „vieze demago gie", die met het cumulatie-vraagstuk door sommigen wordt gedreven. De financieele toestand van Amsterdam. Naar de wethouder voor de financiën van Amsterdam, de heer Jac. Rustige, in de raadsvergadering van Woensdagavond heeft medegedeeld, is het tekort op den dienst 1934 te begrooten op ongeveer drie mil- ïioen gulden. De regeering heeft zich bereid verklaard voor dit bedrag een renteloos voorschot te verleenen, - dat de hoofdstad in tien jaren zou kunnen aflossen. Voorts deelde hij mede, dat het vermoe delijk tekort op de begrooting van 1935 bedragen zal 3.780.000. EEN LOTERIJ TEN BATE VAN DOOFSTOMMEN. Het is ons bekend, dat er in Nederland nog vele personen gevonden worden, die zich interesseeren voor het werk, dat in het belang van hun misdeelde medemenschen gedaan wordt en die gaarne hun medewer king verleenen als hun dit gevraagd wordt. Dit geeft ons de vrijheid het volgende mede te deelen. Tot die vereenigingen wier zorg voor den onvolwaardigen mensch, door ontoereikend heid van de geldmiddelen niet meer behoor lijk kan worden uitgevoerd, behooren ook de Nederlandsche Bond van Doofstommen* vereenigingen en de Vereeniging tot uitzen ding van dooven naar de internationale sportspelen. Ter verbetering van de geestelijke, byv. invoering van een leerplicht voor doofstom men, lichamelijke en economische toestan den van doofstommen en dooven en ter be strijding van de onkosten, verbonden aan d© deelneming van Nederlandsche doofstom men aan de in 1935 te Londen te houden „Vierde internationale sportspelen voor doo ven" waaraan zestien landen zullen deel nemen, heeft de minister van justitie toe stemming verleend tot het houden van een loterij, waarvan de opbrengst na aftrek der onvermijdelijke onkosten, voor deze doelein den zal worden aangewend. Uitgegeven worden 15.000 loten 1. Als eerste prijs wordt uitgeloofd de nieu we vijf-persoons Citroën-auto „7", als twee*

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1935 | | pagina 5