Vlissingsche Courant IEEGVERK00P WINTERPANTOFFELS BIJ PLOUVIER TWEEDE BLAD NEIL LYNDON ONTSNAPT BINNENLAND FEUILLETON van de van Dinsdag 22 Januari 1935. No. 18. DE DOKTER AAN 'T WOORD. PROEFNEMINGEN OP LEVENS LANGE VEROORDEELDEN. GEVANGENEN TEGEN T.B.C. INGEËNT EN DAARNA MET TUBERKEL BACILLEN BESMET. Na vijf proeven immuun ontslagen. door G. W. M. VERHAAR. In Engeland zoowel als in Amerika is in den laatsten tijd een steeds sterker wor dende tendenz merkbaar om menschen, die hoe dan ook voor de wereld verloren zijn, voor medische proefnemingen te gebrui ken. Zoo is men in Texas reeds bezig door geleidelijke inenting met slangengiften op een mensch een doeltreffend serum tegen deze giften te kweeken. Ook in Engeland heeft men een dergelijke poging met een aan kanker lijdenden misdadiger op 't oog. Niet minder belangrijk is het experiment, waaraan twee tot levenslange veroordeelde misdadigers in de Coloradosgevangenis zich hebben onderworpen. Hier wachtten al jaren lang twee ver oordeelden Carl Erickson en Mike Schmidt hun laatste uur af. Ze hadden levenslang gekregen, omdat ze reeds viermaal voor een en hetzelfde delict waren gevonnist. Op grond van de intusschen reeds weer ver zachte Baumes Law moet in zoo'n geval de vierde straf levenslang zijn. Schmidt en Erickson hadden zich goed gedragen in hun straftijd en hoopten nog altijd op begenadiging. Daar ze echter niemand hadden, die zich voor hen interes seerde en zelf niet in staat waren een ver zoekschrift op te stellen, werden ze lang zaam vergeten. Toen Erickson op zekeren dag in het kantoor van den gevangenis arts moest komen, hoorde hrj toevallig 'n gesprek mee aan tusschen den arts en een bezoeker. De bezoeker vertelde, dat een instituut in Canyon City een nieuw serum tegen tuberculose wilde beproeven. De ge vangenisdokter antwoordde met trots, dat hij geen enkel geval van acute t.b.c. onder zijn gevangenen had, waarop de bezoeker hem duidelijk maakte, dat het om een voor behoedmiddel ging, zoodat men diis juist volkomen gezonde menschen noodig had. Reeds wilde de gevangenisarts een af wijzend antwoord geven, toen hij de ge vangene Erickson in het oog kreeg, die door op zichzelf te wijzen, duidelijk te ken nen gaf, dat hij er wat voor voelde. Er werden nog even een paar woorden over gewisseld en Erickson was aangewezen als eerste proefpersoon. Nauwelijks had zijn kameraad Mike Schmidt het nieuws gehoord, of hij meldde zich eveneens aan. Men voerde nu met' het door het instituut samengestelde serum op de bride gevange nen 'n reeks injecties uit, die ten doel had den hen immuun te maken tegen tuber culose, een tot dusver onopgelost pro bleem. Na drie maanden waren zij volgens het oordeel van den arts zoover, dat zij aan besmetting konden worden blootgesteld. Men bracht de gevangenen, die overigens gedurende dezen tijd alle mogelijke vrij heden genoten, in speciale kamers, die met tuberkelbacillen in ongelooflijke hoeveel heden waren besmet. Een „normaal" mensch, die niet over een abnormaal weerstandsvermogen beschikt, zou in een dergelijke atmosfeer ongetwij feld ziek zijn geworden, temeer daar de proefpersonen op alle mogelijke wijzen met de bacillen in aanraking worden gebracht. Het serum zou nu zijn doeltreffendheid bij toepassing op het menschelijke lichaam moeten bewijzen. En inderdaad, Schmidt en Erickson werden niet ziek. De proef werd vijfmaal herhaald. Steeds met hetzelfde resultaat. Schmidt en Erick son bleven gezond. Onmiskenbaar dank zij de preventieve injecties. Twee jaar lang stonden zij bloot aan het gevaar, dat of de tuberkelbacillen of het serum nog virulent zouden worden. Nadat de proefnemingen waren beëin digd, beval de arts de beide gevangenen voor gratie aan. In de eerste dagen van Januari zijn zij beide ontslagen. Na deze eerste proefnemingen op menschen, wordt het nieuwe serum op grooter schaal toege past. Moge de uitslag dezer voortgezette proefnemingen in overeenstemming zijn met de tot dusver gewekte verwachtingen, zoodat men eens zal kunnen zeggen, dat het voorbehoedmiddel tegen de gevreesde tuberculose is gevonden. DE ENGELSCHE SLAAPZIEKTE Gemiddeld 1000 slachtoffers per jaar. Volgens verklaring van den Engelschen minister van gezondheid zijn er in de laatste vijf jaren in Engeland 5000 men schen aan slaapziekte gestorven. In totaal kwamen er gedurende dien tijd 11.420 ge vallen van slaapziekte voor, zoodat onge veer 50 een doodelijken afloop had. Tot het jaar 1920 was de slaapziekte in Engeland nog totaal onbekend. De weten schap staat nog nagenoeg machteloos tegenover de gevreesde ziekte. Alleen wan neer ze in het allereerste stadium wordt herkend, is het mogelijk haar met kans op succes te bestrijden. Maar juist in het be ginstadium is de ziekte uiterst moeilijk te constateeren. In Afrika zijn gansche stammen door de daar epidemisch optredende slaapziekte uitgeroeid en heele landstreken zijn er door ontvolkt geworden. Hoe deze ziekte naar Engeland is over geslagen en zich daar uitbreidt is voor de wetenschap nog steeds een raadsel, want de verspreidster van de slaapziekte, de Tsetsevlieg, komt in Engeland evenmin voor als in ons land. De geliuwde ambtenares. De voorzitter van den Raad van Minis ters heeft aan de Tweede Kamer doen toe komen een nota naar aanleiding van een door hem op 14 November j.l. gedane toe zegging om de aangelegenheid van de ge huwde ambtenares nader te zullen onder zoeken. Aan deze nota is het volgende ontleend Het onderzoek heeft aangetoond, dat in den- geheelen Rijksdienst, de Rijks-onder- wrjsinrichtingen inbegrepen, onder de ruim 60.000 personen daarbij werkzaam, zich op 31 December 1933 bevonden 326 gehuwde vrouwen. Slechts 73 daarvan (van wie 55 in vas ten, 6 in tijdelijken en 2 in contractdienst) vervulden een volledige betrekking, niet specifiek vrouwelijk. Salarieering van gemeente-personeel. De minister van binnenlandsche zaken heeft aan de gemeentebesturen verzocht hem een opgave te willen verstrekken van de tegenwoordige salarissen en loonen met inbegrip van toelagen, inkomsten uit ge meentelijke nevenfuncties e.d. zonder af trek van het pensioenpremieverhaal, en in dien aanwezig, van de salarisschalen van ieder der functionnarissen, wier bezoldiging door den Raad geregeld wordt, alsmede van de in de gemeente bestaande kortingen, kindertoeslagen, diplomatoelagen e.d. Ver der wenscht de minister inlichtingen te ontvangen betreffende het aantal ambtena ren, werklieden enz. dat in de onderscheide ne gemeentelijke functiën werkzaam is. Meer strafzaken in 1983. Blijkens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek bewerkte en gepubli ceerde Justitieele Statistiek over 1933 (zoo juist in één band met de Faillissements statistiek verschenen) werden bij den Hoo- gen Raad, de gerechtshoven, de arrondisse- ments-rechtbanken en de kantongerechten in dat jaar meer strafzaken aangebracht en afgedaan dan in 1932. Het aantal cassatieberoepen in strafza ken nam toe van 925 tot 1098 het aantal door den Hoogen Raad bij arrest afgedane zaken steeg in vrijwel gelijke mate (1932 931, 1933 1076). Het aantal gevallen, waar in een vonnis of arrest vernietigd werd, was nog geringer dan in vorige jaren, n.l. 103 of 9.6 pCt. van het totaal aantal afge dane cassatieberoepen (1932 11.8 pCt.) Bij de gerechtshoven werden 2656 strafzaken in hooger beroep aangebracht (1932 2247), het aantal arresten in hooger beroep (2546) was 378 hooger dan in 1932. Zeer belangrijk steeg het aantal strafza ken in eersten aanleg aangebracht bij de arrondissements-rechtbanken, nl. van 28625 in 1932 tot 34023 in 1933 (stijging van bij na 19 pCt.) Het aantal eindvonnissen ver meerderde bijna even sterk (stijging van bijna 18 pCt.) Vooral door den politierech ter werden meer zaken afgedaan dan in 1932 het aantal door dezen rechter gewe zen eindvonnissen was 21.2 pCt. hooger. Voor meervoudige kamer en kinderrechter zgn de overeenkomstige percentages resp. 13.7 en 5.6., De kantongerechten deden m 1933 220.020 strafzaken af tegen 188.477 in 1932. De statistiek bevat tal van bijzonderhe den betreffende de strafrechtspraak, ü.a. blijkt, dat voorwaardelijke veroordeeling t;a.v. de geheele straf in de laatste jaren in steeds ruimer mate toepassing vond per 100 veroordeelden door meervoudige kamer en politierechter bedroeg het aantal voorwaardelijk veroordeelden in 1929 6.4, in 1933 9.1. Ook de oplegging van een deels voorwaardelijke, deels onvoorwaardelijke straf nam in 1933 toe (1932 657 maal, 1933 845 maal). Het aantal verzoeken om schadevergoe ding voor ondergane voorloopige hechtenis, waarop definitief werd beslist, bedroeg in 1933 29 (1932 23). Slechts in 2 gevallen werd schadevergoeding toegekend. De cassatierechtspraak in burgerlijke za ken, die in de laatste jaren minder om vangrijk geworden was, nam in 1933 een weinig toe, door den Hoogen Raad werden 120 burgerlijke zaken bij arrest afgedaan tegen 113 in 1932. Door de gerechtshoven, rechtbanken en kantongerechten werden respect. 1079, 23.013 én 51.625 burgerlijke zaken afgedaan (1932 respectievelijk 1078, 23.660 "en 51.098). Het aantal zaken op 31 December 1933onafgedaan, bedroeg voor gerechtshoven, rechtbanken en kantonge rechten respectievelijk 1963, 15.292 en 9974. Voor de gegevens der rechtspraak inzake de Ongevallenwet, Land- en Tuinbouwon- gevallenwet, Invaliditeits- en Ouderdoms wet, inzake de directe belastingen en voor de voor het eerst opgenome-i gegevens be treffende de rechtspraak in ambtenarenza ken zij verwezen naar de publicatie. Rede van minister Slotemaker de Bruine. Voor de Kamerkiesvereeniging van de Chr. Hist. Unie sprak gisteravond in het A.M.V.J.-gebouw te Amsterdam, prof. dr. J. R. Slotemaker de Bruine, minister van sociale zaken, over „Nationale politiek in crisisdagen". In omgekeerde volgorde deze punten be handelend, beantwoordde spreker de vraag, hoe wij tegenover de crisis moeten staan, met de opmerking, dat de eenige werkelij ke oplossing, waardoor met name de teiste rende werkloosheid wordt weggenomen, deze is, dat het bedrijfsleven wordt hersteld en dat het de beschikbare krachten weder kan opnemen. Het moet er bij ons volk in gehamerd worden, dat dit de eenige normale weg is. Naast het werk, dat beoogt, het normale herstel niet onmogelijk te maken, staat ten tweede de enorme taak om zoolang het noodig herstel roept, het leven zooveel mo gelijk dragelijk te houden. Onze werkloozen moeten arbeid vinden en alle krachten zul len moeten worden ingespannen, om den jongeren de gelegenheid te bieden te wer ken, d.i. hun capaciteiten te gebruiken en te ontwikkelen en voor een tijd ontheven te zijn aan den nederdrukkenden nood van lediggang. Bovendien zal men moeten pogen, het geen thans nog bestaat op het gebied van het bedrijfsleven, zooveel mogelijk in stand te houden. Wat het politieke betreft, zeide spreker, dat aan de regeering de critiek niet mag worden gespaard. Evenwel moet deze cri tiek zich aan voorwaarden binden, omdat naar sprekers meening er stroomingen en gedragingen zijn, waardoor de gezonde volksinvloed en het recht der critiek bezig zijn zichzelf te ondergraven en op den duur onmogelijk te maken. Spreker wees op het gevaar van bemoeizucht en demagogie, om tenslotte te wijzen op de noodzakelijk heid van durf en verantwoordelijkheid als eisch van een gezond politiek volksleven. De eisch, dat het werk nationaal ge schiede, beteekent, dat wij allen het samen moeten doen. De groove meerderheid van ons volk zal het zeker weten te waardee- ren aldus spreker wanneer de minis ters met elkander, maar evengoed wanneer allen, die verantwoordelijkheid dragen, met elkander in zich voorzetten, om aan ons volk een betere toekomst te bereiden, én om, zoolang deze toekomst nog toeft, om den nood draagbaar te doen wezen. Het mausoleum van de Oranjes. In verband met de mededeelingen betref fende de gebrandschilderde ramen in de Nieuwe Kerk te Delft deelt men mede, dat voor het achtste raam nog geen gelden bij een zijn. Te 's-Gravenhage heeft zich onder leiding van baronesse van Hardenbroek van Hardenbroek geb. Röell een comité ge vormd, waarvan mevrouw de Monchy eere presidente is. Dit comité zal spoedig in breeden kring een beroep doen op de medewerking van Haagsche dames, om het bedrag voor het nog ontbrekende raam bijeen te brengen. Groote order voor onze industrie behouden. Naar „de Tel." verneemt is onlangs een belangrijk rapport uitgekomen van den di recteur der Gemeente-Electriciteitswerken, te Amsterdam, den heer dr. W. Lui of s, om trent de vervaardiging van een groote tur bine-installatie. Een werk van dezen om vang was tot dusverre door de Nederland- sche industrie nog nooit geleverd. Na ver schillende onderhandelingen is men er ech ter in geslaagd, de geheele vervaardiging van het complex in Nederland te kunnen houden, zonder dat dit meerdere kosten meebrengt, terwijl de kwaliteit de vergelij king met de aanbiedingen uit het buiten land glansrijk blijkt te kunnen doorstaan. Met de vervaardiging is ongeveer een half millioen gulden gemoeid. Het oud-Kamerlid Braat naar de N. S. B. De heer Braat, oud Tweede Kamerlid heeft zijn plannen om deel te nemen aan de verkiezingen voor de Provinciale Staten met den ouden Plattelandersbond, opgege ven. Hij heeft zich aangemeld voor het lid maatschap van de Nationaal Socialistische Beweging (N.S.B.) Gij hebt kou gevat en voelt de koorts opkomen. Ga naar bed en neem "AKKERTJES", die als kabouters in den nacht Uw opkomende verkoud heid, Uw Griep zullen verdrijven. Morgen staal Ge op zonder koorts en voelt Ge U weer prettig en gezond. "AKKER'TJES kosten slechts 52 cl. per 12 stuks. Metalen zakdoosje met 3 stuks 20 Ct. (omzetbelasting inbegrepen). ZEEUWSCHE MAATSCHAPPIJ VAN LANDBOUW. Gisterenmiddag vergaderde te Goes het Hoofdbestuur der Z.L.M. onder voorzitter schap van den heer mr. P. Dieleman. Schapenhouders. Naar aanleiding van een ingekomen verzoek om steun voor de schapenhouders deelde de voorzitter mede, dat de minister voornemens is uit het crisis- heffingsfonds 1933 en 1934 steun te verlee- nen op basis van de lammereninventarisatie 1933. Vóór behoud van den landbouwsteun. - De secretaris, de heer ir. Dorst, keurde ten sterkste af de actie die tegen den Land bouwsteun wordt gevoerd door voorzitters van Kamers van Koophandel e.a. Het is niet de steun aan het landbouwbedrijf die het leven duur maakt, maar de tegenstelling* tusschen beschutte en onbeschutte bedrijven en het ingewikkelde distributie-systeem. Men zegt, dat er van dien steun wel wat af kan, maar men beroept zich op de groote oogsten van 1933 en 1934. Waren het nor male oogsten geweest dan zou wel gebleken zijn, dat het bedrijf maar nauwelijks loonend was. Spr. is er niet gerust op, dat de steun aan tarwe ongewijzigd zal blijven. Ook voor an dere gewassen dreigt er gevaar. Daarom moet de boerenstand paraat zijn. De teelt regeling voor tarwe zal wel zoo blijven, maar van de prijzen weten we niets. De re geling van.de bieten is gepubliceerd. Een nieuwe aardappel-regeling. De heer Dorst kan mededeelen, dat de tegen woordige aardappelsteunregeling met al haar rompslomp zal verdwijnen en dat daarvoor in de plaats zal komen een heffing' bij de bron. Die heffing zal bedragen 25 40 per H.A. Maar we hebben dan niet de zekerheid dat dit bedrag bij den boer terug komt. De garantie voor loonende prijzen is er niet. Over dit punt wordt zeer breedvoerig van gedachten gewisseld. Algemeen is men van oordeel, dat in ieder geval minimumprijzen n en worden vastgesteld. Sommigen wil len de bestaande regeling maar handhaven, maar de heer Dorst antwoordt dat daarvan geen sprake zal zijn, omdat deze veel te om slachtig en te duur is. Niet alleen de handel klaagt hierover, maar ook de boeren heb ben veel geklaagd. Ten slotte verklaart de vergadering zich voor minimumprijzen, liefst zonder eenige maar desnoods met een heffing. Op voorstel van den heer W. Kak^Weke spreekt de vergadering zich in dezen ZL^uit, dat de garantie op de suikerbieten niet meer verlaagd kan worden, wil de teelt nog rendabel blijven. De heer S. J. Gast merkt op, dat ditzelfde van de tarwe ook geldt. De heer P. Scheele voegt hieraan toe Het geldt van alle ge- Geautoriseerde vertaling. üit het Engelsch van Victor Bridges. (Nadruk vei boden) 5) Ik behoef nauwelijks te zeggen, dat ik hem met gespannen aandacht volgde. Het gezicht van de fiets had een kleine rilling van opgewondenheid langs mijn rug doen gaan, want dit opende mogelijkheden om weg te komen, die vijf minuten geleden wilde fantasie geschenen hadden. Als ik beslag kon leggen op de machine en het werkpak, dan zou ik tenslotte een goede kans hebben om deze streek te verlaten voor ik er verhongerd of weer gevat was. Mijn hart sloeg sneller van opwinding, toen ik, met het oog voor het kijkgat, iedere beweging van mijn niets kwaads vermoedenden vriend volgde. Vroolijk voor atoh heen fluitend, trok hij de donkerblauwe, katoenen bi*oek en het olie-bevlekte jasje, dat hij droeg, uit, en hing ze aan een spij ker aan den binnenkant van de deur. Voor het laatst keek hij nog eens rond, waar schijnlijk om zich te overtuigen of alles ih orde was toen trok hrj de deur met een slag dicht en draaide den sleutel in het slot om. Ik dacht natuurlijk, dat hij dit begee- renswaardige voorwerp in zijn zak zou ste ken, maar dat gebeurde niet. Wat was ik blij, toen ik zag, dat hij, op zijn teenen staande, den sleutel in een kleine berg plaats schoof, juist onder den rand van het dak. Ik wachtte niet op verdere mogelijkhe den. Ieder oogenblik kon ik verwachten, dat er iemand om den hoek van de be schutting zou komen en ik vond, dat ik het noodlot al lang genoeg getart had. Ik ver liet dus mijn kijkgat, keerde mij om en kroop met groote voorzichtigheid over bet gras terug naar de veiligheid van het bosch. Eenmaal daar, kon ik niet nalaten even in mijzelf te lachen van louter genoegen. Het mag schijnen, dat de toestand geen aanleiding gaf tot zulk een buitensporig heid, maar als iemand werkelijk wanhopig is, zijn zelfs de onmogelijkste van alle mo gelijke kansen voor hem als muziek en zonneschijn. In mijn opgewondenheid ver gat ik mijn honger en myn natte kleeren. Natuurlijk kon ik niets doen voor het don ker was zelfs zou het beter zijn te wach ten tot de familie naar bed was, want van den achtergevel gaven verschillende ven sters uitzicht op de garage. Maar wanneer ik eenmaal over de schutting klimmen en de fiets to voorschijn halen kon, zonder opge merkt te worden, had ik die slechts naar den rjjweg te brengen om mij op weg naar Devonport te begeven. Met deze en dergelijke geruststellende overwegingen doodde ik den tjjd. Het duur de minstens nog vier uur voor het donker zou zjjn en dan nog "ier uur voor ik m\j weg* zou durven begeven. Wanneer ik daar nu op terug zie, vraag ik mezelf af, hoe ik dien tijd doorgekomen ben. Lang voor de schemering kwam, begonnen mijn armen en beenen weer pijn te doen, een doffe, kloppende pijn, die steeds toenam, terwijl de koude van mijn vochtige kleeren mij tot op mijn beenderen verkilde. Wat mij redde, was waarschijnlijk het feit, dat het ophield met regenen, onver wacht, op de gewone wijze van Dartmoor. Binnen een half uur was ook de mist voor het grootste gedeelte opgetrokken. Ik wist genoeg van het weer in deze buurt, om met vrij groote zekerheid een mooien nacht te kunnen voorspellen een half. uur na zonsondergang scheen de volle maan aan een volkomen wolkloozen hemel. Wanneer ik mijn hoofd ophief kon ik de beide bovenvensters van het huis zien. Ongeveer om tien uur, naar ik giste, kwam iemand in een van deze kamers, stak een kaars aan en liep daarna naar de vensters om de gordijnen neer te laten. Ik wachtte geduldig tot ik het doffe licht verdwpnen zag en met een onaangename opgewonden heid kroop ik te voorschijn en sloop over het gras naar mijn vroegere plaats van waarneming. Met een gevoel van duizelig heid heeseh ik mp op en keek over den rand van de schutting. De binnenplaats lag in de schaduw en voor zoover ik kon zien, waren de achterdeur en de verschil lende uitbouwen voor den nacht gesloten. In gewone omstandigheden had ik bin nen dertig seconden over de schutting kun nen klimmen, maar uitgeput als ik was, bleek het geen gemakkelijk werk. Tenslotte kreeg ik echter met inspanning van alle krachten mijn rechter elleboog over den rand en thans slaagde ik er in, er overheen te klauteren. Mij zooveel mogelijk dekkend, liep ik toen naar de garage. Den sleutel vond ik onmiddellijk. Een rilling van vreug de ging door mij heen, toen ik hem in mijn handen voelde. Ik stak hem in het sleutelgat en draaide voorzichtig het slot open. Het was zeer donker binnen, maar ik kon nog juist de vormen zien van het werkpak aan den spijker. Ik nam het er af, legde de jas op den grond en trok de naar olie ruikende broek aan over mijn gevangeniskleeren. Toen ik de jas opnam rammelde er iets in de zakken. Ik stak er mijn hand in en haalde een doosje lucifers te voorschijn, die, ondanks de vochtigheid van de jas, nog droog genoeg waren om aan te strij ken. Ik besloot het te wagen, sloot de deur en streek er een aan tegen den muur. De vlam met 'mijn hand beschuttend, keek ik snel de garage rond. De fiets stond tegen een plank, juist tegenover mij en aan een spijker er boven zag ik een oude, vuile pet, die ik verheugd opzette, want dat was het eenige, wat nog aan mijn vermomming ont brak. Daarna reed ik de fiets langs den auto, blies de lucifer uit en opende weer de deur. Zoo zacht mogelijk over het grind loo pend, bracht ik de fiets op de binnenplaats. Tusschen mij en het eind van den rijweg lag een breede plek maanlicht en ik ging daar doorheen met het verschrikkelijk ge voel in mijn rug, dat ieder oogenblik iemand een raam kon opengooien en roe pen „Houdt den dief Maar er gebeurde niets en oneindig dankbaar bereikte beschutting der laurieren. Met één hand langs die boomen, om mij tastend te vinden, en de andere aan de fiets, ging ik langzaam het bochtige pad op. Toen ik voorzichtig de laatste bocht omkwam, zag ik met een zucht van ver lichting, dat er geen tuinmanshuis was. Enkele meters voor mij in het maanlicht was een eenvoudige witte poort en daar achter lag de weg. Ik opende voorzichtig het hek en slsb"* het weer achter mij. Toen stond ik eem oogenblik stil. Ik was geheel buiten adem, gedeeltelijk van zwakheid, gedeeltelijk van opwinding ik zette de fiets daarom tegen een boom en rustte even uit. Alles was doodstil. Links en rechts van mij liep de breede witte, maanverlichte weg den nacht in. Een rij van telegraafpalen, onbeweeglijk als reusachtige schildwach ten, stond er langs. Aan de voorvork zat een lantaarn en zoodra ik wat bekomen was, stak ik dien aan met de lucifers, die ik in den zak had gevonden. Daarna stapte ik op en reed in de richting van Devonport. In het begin voelde ik mij wat onzeker, want behalve dat ik doodmoe en zwak van honger was, had ik in meer dan drie jaar niet op een fiets gezeten. Nadat ik van den eenen naar den anderen kant geslingerd was, slaagde ik er in mijn stuur recht te houden en reed, eerst heel langzaam, den weg af. ^CWordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1935 | | pagina 5