Vlissingsche Courant
IEEGVERK00P WINTERPANTOFFELS BIJ PLOUVIER
TWEEDE BLAD
NEIL LYNDON ONTSNAPT
BINNENLAND
FEUILLETON
van de
van
Dinsdag 22 Januari 1935. No. 18.
DE DOKTER AAN 'T WOORD.
PROEFNEMINGEN OP LEVENS
LANGE VEROORDEELDEN.
GEVANGENEN TEGEN T.B.C. INGEËNT
EN DAARNA MET TUBERKEL
BACILLEN BESMET.
Na vijf proeven immuun ontslagen.
door G. W. M. VERHAAR.
In Engeland zoowel als in Amerika is in
den laatsten tijd een steeds sterker wor
dende tendenz merkbaar om menschen, die
hoe dan ook voor de wereld verloren zijn,
voor medische proefnemingen te gebrui
ken. Zoo is men in Texas reeds bezig door
geleidelijke inenting met slangengiften op
een mensch een doeltreffend serum tegen
deze giften te kweeken. Ook in Engeland
heeft men een dergelijke poging met een
aan kanker lijdenden misdadiger op 't oog.
Niet minder belangrijk is het experiment,
waaraan twee tot levenslange veroordeelde
misdadigers in de Coloradosgevangenis
zich hebben onderworpen.
Hier wachtten al jaren lang twee ver
oordeelden Carl Erickson en Mike Schmidt
hun laatste uur af. Ze hadden levenslang
gekregen, omdat ze reeds viermaal voor
een en hetzelfde delict waren gevonnist. Op
grond van de intusschen reeds weer ver
zachte Baumes Law moet in zoo'n geval de
vierde straf levenslang zijn.
Schmidt en Erickson hadden zich goed
gedragen in hun straftijd en hoopten nog
altijd op begenadiging. Daar ze echter
niemand hadden, die zich voor hen interes
seerde en zelf niet in staat waren een ver
zoekschrift op te stellen, werden ze lang
zaam vergeten. Toen Erickson op zekeren
dag in het kantoor van den gevangenis
arts moest komen, hoorde hrj toevallig 'n
gesprek mee aan tusschen den arts en een
bezoeker. De bezoeker vertelde, dat een
instituut in Canyon City een nieuw serum
tegen tuberculose wilde beproeven. De ge
vangenisdokter antwoordde met trots, dat
hij geen enkel geval van acute t.b.c. onder
zijn gevangenen had, waarop de bezoeker
hem duidelijk maakte, dat het om een voor
behoedmiddel ging, zoodat men diis juist
volkomen gezonde menschen noodig had.
Reeds wilde de gevangenisarts een af
wijzend antwoord geven, toen hij de ge
vangene Erickson in het oog kreeg, die
door op zichzelf te wijzen, duidelijk te ken
nen gaf, dat hij er wat voor voelde. Er
werden nog even een paar woorden over
gewisseld en Erickson was aangewezen
als eerste proefpersoon. Nauwelijks had
zijn kameraad Mike Schmidt het nieuws
gehoord, of hij meldde zich eveneens aan.
Men voerde nu met' het door het instituut
samengestelde serum op de bride gevange
nen 'n reeks injecties uit, die ten doel had
den hen immuun te maken tegen tuber
culose, een tot dusver onopgelost pro
bleem.
Na drie maanden waren zij volgens het
oordeel van den arts zoover, dat zij aan
besmetting konden worden blootgesteld.
Men bracht de gevangenen, die overigens
gedurende dezen tijd alle mogelijke vrij
heden genoten, in speciale kamers, die met
tuberkelbacillen in ongelooflijke hoeveel
heden waren besmet.
Een „normaal" mensch, die niet over een
abnormaal weerstandsvermogen beschikt,
zou in een dergelijke atmosfeer ongetwij
feld ziek zijn geworden, temeer daar de
proefpersonen op alle mogelijke wijzen met
de bacillen in aanraking worden gebracht.
Het serum zou nu zijn doeltreffendheid
bij toepassing op het menschelijke lichaam
moeten bewijzen. En inderdaad, Schmidt en
Erickson werden niet ziek.
De proef werd vijfmaal herhaald. Steeds
met hetzelfde resultaat. Schmidt en Erick
son bleven gezond. Onmiskenbaar dank zij
de preventieve injecties. Twee jaar lang
stonden zij bloot aan het gevaar, dat of de
tuberkelbacillen of het serum nog virulent
zouden worden.
Nadat de proefnemingen waren beëin
digd, beval de arts de beide gevangenen
voor gratie aan. In de eerste dagen van
Januari zijn zij beide ontslagen. Na deze
eerste proefnemingen op menschen, wordt
het nieuwe serum op grooter schaal toege
past. Moge de uitslag dezer voortgezette
proefnemingen in overeenstemming zijn
met de tot dusver gewekte verwachtingen,
zoodat men eens zal kunnen zeggen, dat
het voorbehoedmiddel tegen de gevreesde
tuberculose is gevonden.
DE ENGELSCHE SLAAPZIEKTE
Gemiddeld 1000 slachtoffers per jaar.
Volgens verklaring van den Engelschen
minister van gezondheid zijn er in de
laatste vijf jaren in Engeland 5000 men
schen aan slaapziekte gestorven. In totaal
kwamen er gedurende dien tijd 11.420 ge
vallen van slaapziekte voor, zoodat onge
veer 50 een doodelijken afloop had.
Tot het jaar 1920 was de slaapziekte in
Engeland nog totaal onbekend. De weten
schap staat nog nagenoeg machteloos
tegenover de gevreesde ziekte. Alleen wan
neer ze in het allereerste stadium wordt
herkend, is het mogelijk haar met kans op
succes te bestrijden. Maar juist in het be
ginstadium is de ziekte uiterst moeilijk te
constateeren.
In Afrika zijn gansche stammen door de
daar epidemisch optredende slaapziekte
uitgeroeid en heele landstreken zijn er door
ontvolkt geworden.
Hoe deze ziekte naar Engeland is over
geslagen en zich daar uitbreidt is voor de
wetenschap nog steeds een raadsel, want de
verspreidster van de slaapziekte, de
Tsetsevlieg, komt in Engeland evenmin
voor als in ons land.
De geliuwde ambtenares.
De voorzitter van den Raad van Minis
ters heeft aan de Tweede Kamer doen toe
komen een nota naar aanleiding van een
door hem op 14 November j.l. gedane toe
zegging om de aangelegenheid van de ge
huwde ambtenares nader te zullen onder
zoeken.
Aan deze nota is het volgende ontleend
Het onderzoek heeft aangetoond, dat in
den- geheelen Rijksdienst, de Rijks-onder-
wrjsinrichtingen inbegrepen, onder de ruim
60.000 personen daarbij werkzaam, zich op
31 December 1933 bevonden 326 gehuwde
vrouwen.
Slechts 73 daarvan (van wie 55 in vas
ten, 6 in tijdelijken en 2 in contractdienst)
vervulden een volledige betrekking, niet
specifiek vrouwelijk.
Salarieering van gemeente-personeel.
De minister van binnenlandsche zaken
heeft aan de gemeentebesturen verzocht
hem een opgave te willen verstrekken van
de tegenwoordige salarissen en loonen met
inbegrip van toelagen, inkomsten uit ge
meentelijke nevenfuncties e.d. zonder af
trek van het pensioenpremieverhaal, en in
dien aanwezig, van de salarisschalen van
ieder der functionnarissen, wier bezoldiging
door den Raad geregeld wordt, alsmede van
de in de gemeente bestaande kortingen,
kindertoeslagen, diplomatoelagen e.d. Ver
der wenscht de minister inlichtingen te
ontvangen betreffende het aantal ambtena
ren, werklieden enz. dat in de onderscheide
ne gemeentelijke functiën werkzaam is.
Meer strafzaken in 1983.
Blijkens de door het Centraal Bureau
voor de Statistiek bewerkte en gepubli
ceerde Justitieele Statistiek over 1933 (zoo
juist in één band met de Faillissements
statistiek verschenen) werden bij den Hoo-
gen Raad, de gerechtshoven, de arrondisse-
ments-rechtbanken en de kantongerechten
in dat jaar meer strafzaken aangebracht
en afgedaan dan in 1932.
Het aantal cassatieberoepen in strafza
ken nam toe van 925 tot 1098 het aantal
door den Hoogen Raad bij arrest afgedane
zaken steeg in vrijwel gelijke mate (1932
931, 1933 1076). Het aantal gevallen, waar
in een vonnis of arrest vernietigd werd,
was nog geringer dan in vorige jaren, n.l.
103 of 9.6 pCt. van het totaal aantal afge
dane cassatieberoepen (1932 11.8 pCt.) Bij
de gerechtshoven werden 2656 strafzaken
in hooger beroep aangebracht (1932 2247),
het aantal arresten in hooger beroep (2546)
was 378 hooger dan in 1932.
Zeer belangrijk steeg het aantal strafza
ken in eersten aanleg aangebracht bij de
arrondissements-rechtbanken, nl. van 28625
in 1932 tot 34023 in 1933 (stijging van bij
na 19 pCt.) Het aantal eindvonnissen ver
meerderde bijna even sterk (stijging van
bijna 18 pCt.) Vooral door den politierech
ter werden meer zaken afgedaan dan in
1932 het aantal door dezen rechter gewe
zen eindvonnissen was 21.2 pCt. hooger.
Voor meervoudige kamer en kinderrechter
zgn de overeenkomstige percentages resp.
13.7 en 5.6., De kantongerechten deden m
1933 220.020 strafzaken af tegen 188.477 in
1932.
De statistiek bevat tal van bijzonderhe
den betreffende de strafrechtspraak, ü.a.
blijkt, dat voorwaardelijke veroordeeling
t;a.v. de geheele straf in de laatste jaren
in steeds ruimer mate toepassing vond
per 100 veroordeelden door meervoudige
kamer en politierechter bedroeg het aantal
voorwaardelijk veroordeelden in 1929 6.4,
in 1933 9.1. Ook de oplegging van een deels
voorwaardelijke, deels onvoorwaardelijke
straf nam in 1933 toe (1932 657 maal, 1933
845 maal).
Het aantal verzoeken om schadevergoe
ding voor ondergane voorloopige hechtenis,
waarop definitief werd beslist, bedroeg in
1933 29 (1932 23). Slechts in 2 gevallen
werd schadevergoeding toegekend.
De cassatierechtspraak in burgerlijke za
ken, die in de laatste jaren minder om
vangrijk geworden was, nam in 1933 een
weinig toe, door den Hoogen Raad werden
120 burgerlijke zaken bij arrest afgedaan
tegen 113 in 1932. Door de gerechtshoven,
rechtbanken en kantongerechten werden
respect. 1079, 23.013 én 51.625 burgerlijke
zaken afgedaan (1932 respectievelijk 1078,
23.660 "en 51.098). Het aantal zaken op 31
December 1933onafgedaan, bedroeg voor
gerechtshoven, rechtbanken en kantonge
rechten respectievelijk 1963, 15.292 en 9974.
Voor de gegevens der rechtspraak inzake
de Ongevallenwet, Land- en Tuinbouwon-
gevallenwet, Invaliditeits- en Ouderdoms
wet, inzake de directe belastingen en voor
de voor het eerst opgenome-i gegevens be
treffende de rechtspraak in ambtenarenza
ken zij verwezen naar de publicatie.
Rede van minister Slotemaker de Bruine.
Voor de Kamerkiesvereeniging van de
Chr. Hist. Unie sprak gisteravond in het
A.M.V.J.-gebouw te Amsterdam, prof. dr.
J. R. Slotemaker de Bruine, minister van
sociale zaken, over „Nationale politiek in
crisisdagen".
In omgekeerde volgorde deze punten be
handelend, beantwoordde spreker de vraag,
hoe wij tegenover de crisis moeten staan,
met de opmerking, dat de eenige werkelij
ke oplossing, waardoor met name de teiste
rende werkloosheid wordt weggenomen,
deze is, dat het bedrijfsleven wordt hersteld
en dat het de beschikbare krachten weder
kan opnemen.
Het moet er bij ons volk in gehamerd
worden, dat dit de eenige normale weg is.
Naast het werk, dat beoogt, het normale
herstel niet onmogelijk te maken, staat ten
tweede de enorme taak om zoolang het
noodig herstel roept, het leven zooveel mo
gelijk dragelijk te houden. Onze werkloozen
moeten arbeid vinden en alle krachten zul
len moeten worden ingespannen, om den
jongeren de gelegenheid te bieden te wer
ken, d.i. hun capaciteiten te gebruiken en
te ontwikkelen en voor een tijd ontheven te
zijn aan den nederdrukkenden nood van
lediggang.
Bovendien zal men moeten pogen, het
geen thans nog bestaat op het gebied van
het bedrijfsleven, zooveel mogelijk in stand
te houden.
Wat het politieke betreft, zeide spreker,
dat aan de regeering de critiek niet mag
worden gespaard. Evenwel moet deze cri
tiek zich aan voorwaarden binden, omdat
naar sprekers meening er stroomingen en
gedragingen zijn, waardoor de gezonde
volksinvloed en het recht der critiek bezig
zijn zichzelf te ondergraven en op den
duur onmogelijk te maken. Spreker wees op
het gevaar van bemoeizucht en demagogie,
om tenslotte te wijzen op de noodzakelijk
heid van durf en verantwoordelijkheid als
eisch van een gezond politiek volksleven.
De eisch, dat het werk nationaal ge
schiede, beteekent, dat wij allen het samen
moeten doen. De groove meerderheid van
ons volk zal het zeker weten te waardee-
ren aldus spreker wanneer de minis
ters met elkander, maar evengoed wanneer
allen, die verantwoordelijkheid dragen, met
elkander in zich voorzetten, om aan ons
volk een betere toekomst te bereiden, én
om, zoolang deze toekomst nog toeft, om
den nood draagbaar te doen wezen.
Het mausoleum van de Oranjes.
In verband met de mededeelingen betref
fende de gebrandschilderde ramen in de
Nieuwe Kerk te Delft deelt men mede, dat
voor het achtste raam nog geen gelden bij
een zijn. Te 's-Gravenhage heeft zich onder
leiding van baronesse van Hardenbroek van
Hardenbroek geb. Röell een comité ge
vormd, waarvan mevrouw de Monchy eere
presidente is.
Dit comité zal spoedig in breeden kring
een beroep doen op de medewerking van
Haagsche dames, om het bedrag voor het
nog ontbrekende raam bijeen te brengen.
Groote order voor onze industrie behouden.
Naar „de Tel." verneemt is onlangs een
belangrijk rapport uitgekomen van den di
recteur der Gemeente-Electriciteitswerken,
te Amsterdam, den heer dr. W. Lui of s, om
trent de vervaardiging van een groote tur
bine-installatie. Een werk van dezen om
vang was tot dusverre door de Nederland-
sche industrie nog nooit geleverd. Na ver
schillende onderhandelingen is men er ech
ter in geslaagd, de geheele vervaardiging
van het complex in Nederland te kunnen
houden, zonder dat dit meerdere kosten
meebrengt, terwijl de kwaliteit de vergelij
king met de aanbiedingen uit het buiten
land glansrijk blijkt te kunnen doorstaan.
Met de vervaardiging is ongeveer een
half millioen gulden gemoeid.
Het oud-Kamerlid Braat naar de N. S. B.
De heer Braat, oud Tweede Kamerlid
heeft zijn plannen om deel te nemen aan
de verkiezingen voor de Provinciale Staten
met den ouden Plattelandersbond, opgege
ven.
Hij heeft zich aangemeld voor het lid
maatschap van de Nationaal Socialistische
Beweging (N.S.B.)
Gij hebt kou gevat en voelt de koorts
opkomen. Ga naar bed en neem
"AKKERTJES", die als kabouters in
den nacht Uw opkomende verkoud
heid, Uw Griep zullen verdrijven.
Morgen staal Ge op zonder koorts en
voelt Ge U weer prettig en gezond.
"AKKER'TJES kosten slechts 52 cl.
per 12 stuks. Metalen zakdoosje met
3 stuks 20 Ct. (omzetbelasting inbegrepen).
ZEEUWSCHE MAATSCHAPPIJ
VAN LANDBOUW.
Gisterenmiddag vergaderde te Goes het
Hoofdbestuur der Z.L.M. onder voorzitter
schap van den heer mr. P. Dieleman.
Schapenhouders. Naar aanleiding van
een ingekomen verzoek om steun voor de
schapenhouders deelde de voorzitter mede,
dat de minister voornemens is uit het crisis-
heffingsfonds 1933 en 1934 steun te verlee-
nen op basis van de lammereninventarisatie
1933.
Vóór behoud van den landbouwsteun. -
De secretaris, de heer ir. Dorst, keurde ten
sterkste af de actie die tegen den Land
bouwsteun wordt gevoerd door voorzitters
van Kamers van Koophandel e.a. Het is niet
de steun aan het landbouwbedrijf die het
leven duur maakt, maar de tegenstelling*
tusschen beschutte en onbeschutte bedrijven
en het ingewikkelde distributie-systeem.
Men zegt, dat er van dien steun wel wat
af kan, maar men beroept zich op de groote
oogsten van 1933 en 1934. Waren het nor
male oogsten geweest dan zou wel gebleken
zijn, dat het bedrijf maar nauwelijks loonend
was.
Spr. is er niet gerust op, dat de steun aan
tarwe ongewijzigd zal blijven. Ook voor an
dere gewassen dreigt er gevaar. Daarom
moet de boerenstand paraat zijn. De teelt
regeling voor tarwe zal wel zoo blijven,
maar van de prijzen weten we niets. De re
geling van.de bieten is gepubliceerd.
Een nieuwe aardappel-regeling. De
heer Dorst kan mededeelen, dat de tegen
woordige aardappelsteunregeling met al
haar rompslomp zal verdwijnen en dat
daarvoor in de plaats zal komen een heffing'
bij de bron. Die heffing zal bedragen 25
40 per H.A. Maar we hebben dan niet de
zekerheid dat dit bedrag bij den boer terug
komt. De garantie voor loonende prijzen
is er niet.
Over dit punt wordt zeer breedvoerig van
gedachten gewisseld. Algemeen is men van
oordeel, dat in ieder geval minimumprijzen
n en worden vastgesteld. Sommigen wil
len de bestaande regeling maar handhaven,
maar de heer Dorst antwoordt dat daarvan
geen sprake zal zijn, omdat deze veel te om
slachtig en te duur is. Niet alleen de handel
klaagt hierover, maar ook de boeren heb
ben veel geklaagd.
Ten slotte verklaart de vergadering zich
voor minimumprijzen, liefst zonder eenige
maar desnoods met een heffing.
Op voorstel van den heer W. Kak^Weke
spreekt de vergadering zich in dezen ZL^uit,
dat de garantie op de suikerbieten niet
meer verlaagd kan worden, wil de teelt nog
rendabel blijven.
De heer S. J. Gast merkt op, dat ditzelfde
van de tarwe ook geldt. De heer P. Scheele
voegt hieraan toe Het geldt van alle ge-
Geautoriseerde vertaling.
üit het Engelsch van Victor Bridges.
(Nadruk vei boden)
5)
Ik behoef nauwelijks te zeggen, dat ik
hem met gespannen aandacht volgde. Het
gezicht van de fiets had een kleine rilling
van opgewondenheid langs mijn rug doen
gaan, want dit opende mogelijkheden om
weg te komen, die vijf minuten geleden
wilde fantasie geschenen hadden. Als ik
beslag kon leggen op de machine en het
werkpak, dan zou ik tenslotte een goede
kans hebben om deze streek te verlaten
voor ik er verhongerd of weer gevat was.
Mijn hart sloeg sneller van opwinding,
toen ik, met het oog voor het kijkgat,
iedere beweging van mijn niets kwaads
vermoedenden vriend volgde. Vroolijk voor
atoh heen fluitend, trok hij de donkerblauwe,
katoenen bi*oek en het olie-bevlekte jasje,
dat hij droeg, uit, en hing ze aan een spij
ker aan den binnenkant van de deur. Voor
het laatst keek hij nog eens rond, waar
schijnlijk om zich te overtuigen of alles ih
orde was toen trok hrj de deur met een
slag dicht en draaide den sleutel in het
slot om.
Ik dacht natuurlijk, dat hij dit begee-
renswaardige voorwerp in zijn zak zou ste
ken, maar dat gebeurde niet. Wat was ik
blij, toen ik zag, dat hij, op zijn teenen
staande, den sleutel in een kleine berg
plaats schoof, juist onder den rand van
het dak.
Ik wachtte niet op verdere mogelijkhe
den. Ieder oogenblik kon ik verwachten,
dat er iemand om den hoek van de be
schutting zou komen en ik vond, dat ik het
noodlot al lang genoeg getart had. Ik ver
liet dus mijn kijkgat, keerde mij om en
kroop met groote voorzichtigheid over bet
gras terug naar de veiligheid van het
bosch.
Eenmaal daar, kon ik niet nalaten even
in mijzelf te lachen van louter genoegen.
Het mag schijnen, dat de toestand geen
aanleiding gaf tot zulk een buitensporig
heid, maar als iemand werkelijk wanhopig
is, zijn zelfs de onmogelijkste van alle mo
gelijke kansen voor hem als muziek en
zonneschijn. In mijn opgewondenheid ver
gat ik mijn honger en myn natte kleeren.
Natuurlijk kon ik niets doen voor het don
ker was zelfs zou het beter zijn te wach
ten tot de familie naar bed was, want van
den achtergevel gaven verschillende ven
sters uitzicht op de garage. Maar wanneer
ik eenmaal over de schutting klimmen en de
fiets to voorschijn halen kon, zonder opge
merkt te worden, had ik die slechts naar
den rjjweg te brengen om mij op weg naar
Devonport te begeven.
Met deze en dergelijke geruststellende
overwegingen doodde ik den tjjd. Het duur
de minstens nog vier uur voor het donker
zou zjjn en dan nog "ier uur voor ik m\j
weg* zou durven begeven. Wanneer ik
daar nu op terug zie, vraag ik mezelf af,
hoe ik dien tijd doorgekomen ben. Lang
voor de schemering kwam, begonnen mijn
armen en beenen weer pijn te doen, een
doffe, kloppende pijn, die steeds toenam,
terwijl de koude van mijn vochtige kleeren
mij tot op mijn beenderen verkilde.
Wat mij redde, was waarschijnlijk het
feit, dat het ophield met regenen, onver
wacht, op de gewone wijze van Dartmoor.
Binnen een half uur was ook de mist voor
het grootste gedeelte opgetrokken. Ik wist
genoeg van het weer in deze buurt, om met
vrij groote zekerheid een mooien nacht te
kunnen voorspellen een half. uur na
zonsondergang scheen de volle maan aan
een volkomen wolkloozen hemel.
Wanneer ik mijn hoofd ophief kon ik de
beide bovenvensters van het huis zien.
Ongeveer om tien uur, naar ik giste, kwam
iemand in een van deze kamers, stak een
kaars aan en liep daarna naar de vensters
om de gordijnen neer te laten. Ik wachtte
geduldig tot ik het doffe licht verdwpnen
zag en met een onaangename opgewonden
heid kroop ik te voorschijn en sloop over
het gras naar mijn vroegere plaats van
waarneming. Met een gevoel van duizelig
heid heeseh ik mp op en keek over den
rand van de schutting. De binnenplaats
lag in de schaduw en voor zoover ik kon
zien, waren de achterdeur en de verschil
lende uitbouwen voor den nacht gesloten.
In gewone omstandigheden had ik bin
nen dertig seconden over de schutting kun
nen klimmen, maar uitgeput als ik was,
bleek het geen gemakkelijk werk. Tenslotte
kreeg ik echter met inspanning van alle
krachten mijn rechter elleboog over den
rand en thans slaagde ik er in, er overheen
te klauteren. Mij zooveel mogelijk dekkend,
liep ik toen naar de garage. Den sleutel
vond ik onmiddellijk. Een rilling van vreug
de ging door mij heen, toen ik hem in mijn
handen voelde.
Ik stak hem in het sleutelgat en draaide
voorzichtig het slot open. Het was zeer
donker binnen, maar ik kon nog juist de
vormen zien van het werkpak aan den
spijker. Ik nam het er af, legde de jas op
den grond en trok de naar olie ruikende
broek aan over mijn gevangeniskleeren.
Toen ik de jas opnam rammelde er iets
in de zakken. Ik stak er mijn hand in en
haalde een doosje lucifers te voorschijn,
die, ondanks de vochtigheid van de jas,
nog droog genoeg waren om aan te strij
ken. Ik besloot het te wagen, sloot de deur
en streek er een aan tegen den muur. De
vlam met 'mijn hand beschuttend, keek ik
snel de garage rond. De fiets stond tegen
een plank, juist tegenover mij en aan een
spijker er boven zag ik een oude, vuile pet,
die ik verheugd opzette, want dat was het
eenige, wat nog aan mijn vermomming ont
brak. Daarna reed ik de fiets langs den
auto, blies de lucifer uit en opende weer
de deur.
Zoo zacht mogelijk over het grind loo
pend, bracht ik de fiets op de binnenplaats.
Tusschen mij en het eind van den rijweg
lag een breede plek maanlicht en ik ging
daar doorheen met het verschrikkelijk ge
voel in mijn rug, dat ieder oogenblik
iemand een raam kon opengooien en roe
pen „Houdt den dief Maar er gebeurde
niets en oneindig dankbaar bereikte
beschutting der laurieren.
Met één hand langs die boomen, om mij
tastend te vinden, en de andere aan de
fiets, ging ik langzaam het bochtige pad
op. Toen ik voorzichtig de laatste bocht
omkwam, zag ik met een zucht van ver
lichting, dat er geen tuinmanshuis was.
Enkele meters voor mij in het maanlicht
was een eenvoudige witte poort en daar
achter lag de weg.
Ik opende voorzichtig het hek en slsb"*
het weer achter mij. Toen stond ik eem
oogenblik stil. Ik was geheel buiten adem,
gedeeltelijk van zwakheid, gedeeltelijk van
opwinding ik zette de fiets daarom tegen
een boom en rustte even uit.
Alles was doodstil. Links en rechts van
mij liep de breede witte, maanverlichte weg
den nacht in. Een rij van telegraafpalen,
onbeweeglijk als reusachtige schildwach
ten, stond er langs.
Aan de voorvork zat een lantaarn en
zoodra ik wat bekomen was, stak ik dien
aan met de lucifers, die ik in den zak had
gevonden. Daarna stapte ik op en reed in
de richting van Devonport. In het begin
voelde ik mij wat onzeker, want behalve
dat ik doodmoe en zwak van honger was,
had ik in meer dan drie jaar niet op een
fiets gezeten. Nadat ik van den eenen
naar den anderen kant geslingerd was,
slaagde ik er in mijn stuur recht te houden
en reed, eerst heel langzaam, den weg af.
^CWordt vervolgd.)