Courant LEEGVERKOOP WINTERPANTOFFELS BIJ PLOUVIER TWEEDE BLAD NEIL LYNDON ONTSNAPT BINNENLAND FEUILLETON van de t Donderdag 24 Januari 1935. No. 20. ONS WEEKPRAATJE ONTSLAG AAN DE GEHUWDE AMBTENARES De moeite niet waard zeg] Der vrouwen crisisschuld. Colijn. Ingevolge een bij het begrootingsdebat gedane toezegging, heeft minister-president Colijn een nota tot de Tweede Kamer ge richt, waarin de resultaten worden geopen baard van een nader onderzoek van de werkzaamheid der gehuwde vrouw in over heidsdienst. In den geheelen rijksdienst, de rtjksonderwijsinrichtingen inbegrepen, blij ken zich ruim 60.000 personen te bevinden, waaronder 326 gehuwde vrouwen. Van de zen zouden slechts 73 eventueel door man nelijke krachten te vervangen zijn en dat vindt de minister de moeite niet waard. Het zoude principieel noch practisch van eenig belang zijn, zegt hij. O.i. verliest de minister bij deze redenee ring de moreele waarde van het vraagstuk uit het oog, gelijk hij dat ook blijkt te doen bij het vraagstuk van cumu latie van inkomens, hetwelk volgens den mi nister practisch zoo weinig om het lijf heeft. Doordat soms onnoodig cumulatie yan inkomsten uit overheidskassen wordt geduld, is er heftige verbittering onder breede bevolkingslagen, welke door de cri sis in het algemeen en de werkloosheid in het bijzonder worden geteisterd het is nu eenmaal tergend voor een kerel, die weet, wat-ie met zijn handen of met zijn hersens waard is, te moeten ervaren, dat hij als een maatschappelijk uitgestootene moet leven, z'n hand ophoudende voor steun, terwijl er anderen zijn, die dubbele inkomsten genie ten uit een dubbelen werkkring of doordat ze in staat werden gesteld om een salaris te koppelen aan een reeds verdiend pen sioen. Het is een maatschappelijk belang, dat deze ergernis worde weggenomen, on geacht of ze van meerdere of mindere prac- tische beteekenis is. Zóó staan we ook tegenover het vraag stuk van de gehuwde ambtenares. Voor zoover de gehuwde ambtenares niet kost- winster is of absoluut onmisbaar in eenigen tak van dienst, dus voor zoover haar arbeid er slechts toe leidt, dat een normaal inko men wordt toegevoegd aan 't normale in komen van haar man, behoort o.i. in de zen t ij d van maatschappelijke ont wrichting en economische en moreele rede nen haar werk te worden overgedragen aan een mannelijke arbeidskracht. Hierbij zijn geen „rechten" in het geding, maar het be treft een zaak van maatschappelijke orde ning. We zijn trouwens van meening, dat i n het algemeen de mannelijke ar beidskracht voorrang dient te krijgen, wil len we wederom tot betere economische coe- standen geraken. We worden daarbij niet geleid door de conservatieve gedachte, dat de vrouw geen maatschappelijke werkkring „past", maar eenvoudig door utiliteitsover wegingen. Van allerlei wordt aangewezen als crisis oorzaken, maar te weinig wordt bedacht, hoezeer de vrouw, zich indringende op de arbeidsmarkt, tot het uitbreken en voort duren van de crisis heeft bijgedragen. Vóór den oorlog vond men bijna geen meisjes en yrouwen in winkels,op kantoren en bureaux, in café's en restaurants, in werkplaatsen enz. Weinig nog maar vond men ze bij het onderwijs. Toen de oorlog de jongemannen opeischte in ons land gelukkig slechts yoor de mobilisatie hebben de meisjes en vrouwen zich ingewerkt in allerlei werk kringen. Na den oorlog bleven ze en gedurende de eerste jaren leverde dat geen maatschappelijke bezwaren op, omdat we een tijd van hoogconjunctuur waren inge gaan, doch naarmate de „normale" toestan den zich gingen herstellen we h e e t e n ze abnormale toestanden gingen de nieuwe verhoudingen op de arbeidsmarkt zich wreken door werkloosheid onder de mannen. We hebben in de hierboven bedoelde nota van minister Colijn gelezen, dat b.v. van de 38.213 leefkrachten van het openbaar la ger- en uitgebreid lager onderwijs niet min der dan 16.537 tot de vrouwelijke sexe be- hooren. Mede uit enkele andere gegevens concludeeren we, dat van de 60.000 rijks ambtenaren circa 30 a 35 vrouwen zijn, d.i. 18.000 21.000. Tellen we daarbij het vrouwelijk personeel van gemeenten en an dere overheidsorganen, dan komen we mis schien tot een getal van 50.000. Alleen voor den overheidsdienstEn zouden de parti culiere ondernemingen het vrouwelijk ar- beidersleger niet tot enkele honderdduizen den opvoeren? Het zoude dwaas zijn om al die meisjes en vrouwen aanstonds door mannelijk per soneel te laten vervangen, maar geleidelijk door voorkeur te gaan geven aan man nelijk personeel zullen we toch ook ten deze naar de verhoudingen van vóór den oorlog terug moeten. De crisis zoude er grootendeels mede zijn opgelost, voor zoo ver deze zich althans in de werkloosheid onder jongens en mannen demonstreert. De Koningin op de fiets. Wij lezen in het „Vaderland" Wanneer we. onze Koningin in de Resi dentie op een autotochtje ontmoeten, is dat voor den Hagenaar een meer of minder ge wone gebeurtenis. Ook haar rijtoeren te paard of haar wandelingen keeren regelma tig terug. Doch een fietstochtje is iets, wat weinigen nog zullen hebben gezien. Gistermiddag om een uur of twaalf ech ter zagen we Hare Majesteit zich per rij wiel door het Haagsche Bosch bewegen, aldus vertelt de „N. Haagsche Crt." In den grootsten eenvoud, gekleed met regenman tel en regenhoed, reed zij over het z.g. Kerkpad in de richting van Huis ten Bosch. H. M. was slechts vergezeld van een hof dame. Vereenvoudiging der schryfwyze. De minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen, mr. H. P. Marchant, heeft in het gebouw van zijn departement de com missie geïnstalleerd, die in verband met de vereenvoudiging van de schrijfwijze van de Nederlandsche taal is benoemdwjnet de op dracht, een officieele woordenlijst samen te stellen ter vervanging van die van De Vries en Te Winkel. Lid en voorzitter dezer commissie is dr C. B. van Haeringen, leeraar aan een ge meentelijke hoogere burgerschool te 's-Gra- venhage. Verder zijn leden dr. H. J. M. Endepels, rector van het gemeentelijk gym nasium te Maastricht, dr. J. van Mierlo, hoogleeraar aan het Onze Lieve Vrouwe College te Antwerpen en dr. R. Verdeyen, hoogleeraar aan de Rijksuniversiteit te Luik. Als secretaris fungeert dr. H. D. Buis kool te Amsterdam. Bij de installeering waren tegenwoordig de Belgische gezant, de heer Maskens en de heer Baert, secretaris bij de Belgische le gatie. Mr. H. P. Marchant sprak na een woord van welkom aan de vertegenwoordigers der Belgische regeering er zijn vreugde over uit, dat deze regeering de beide taalkundi gen van grooten naam uit onze Zuidelijke taalbroeders heeft bereid gevonden om deze commissie te maken tot het symbool van de samenwerking, die wel eens ten onrechte, ii ontkend. Met feiten is te bewijzen, dat de Nederlandsche regeering nimmer de bedoe ling heeft gehad, het Belgische volk te ver rassen met een voldongen feit. Wie in die meening verkeeren, kennen de feiten niet. De Nederlandsche regeering heeft ernstig betreurd, dat haar streven naar samenwer king door onvoorziene omstandigheden zon der resultaat moest blijven. Het is intusschen een feit,- dat bij het Ne derlandsche onderwijs een vereenvoudigde schrijfwijze is ingevoerd. Op zich zelf is dit verloop van zaken niet te betreuren. Moet eenmaal de schrijfwijze worden gewijzigd, dan volgt België een an dere procedure dan Nederland. België houdt vast aan het systeem van 1865, volgens het welk de schrijfwijze algemeen, in en buiten het onderwijs, bindend wordt voorgeschre ven. In Nederland heeft men ditmaal voor het eerst bindende positieve voorschriften gegeven, maar nog alleen voor het onder wijs en voor sommige examens daarbuiten. Wij zijn hier in Nederland, aldus de mi nister, tot invoering overgegaan van nieuwe spellingvoorschriften bij het onderwijs met September. Men heeft ons verweten, dat dit geschiedde zonder dat vooraf een woorden lijst was uitgegeven. De toepassing van de regels, binnen drie maanden, op tenminste 7900 van de 8500 scholen, openbaar en bij zonder, gaf geenerlei moeilijkheden. Het on derwijs heeft de vereenvoudiging, grooten deels met vreugde en overigens zonder mor ren, aanvaard. Er is dus alle aanleiding om thans ook het verdere werk ter hand te nemen, dat om afdoening vraagt en dit verdere werk zou verricht moeten worden, zoowel indien de schrijfwijze De Vries en Te Winkel was ge handhaafd, als na de invoering der vereen voudiging. Daarom kan ook België, geheel onafhankelijk van wat daar tenslotte om trent de spelling zal worden beslist, er aan medewerken. Het betreft in de eerste plaats de spelling van de bastaardwoorden en in verband daarmede, die van een aantal woorden, ten aanzien waarvan ook bij toepassing der regels van De Vries en Te Winkel geen ze kerheid bestaatanders gezegd al die ge vallen, waarvoor de oplossing niet kan wor den gegeven door toepassing van enkele eenvoudige regels, maar waarvoor het aan beveling verdient, dat uit de verschillende mogelijkheden een keus wordt gedaan. Hoe ver de commissie met het opnemen van woorden in de op te maken lijst zal moeten gaan, en in hoever zij in verschil lende gevallen meer dan één spelling zal aanvaarden, laat de regeering aan haar in zicht over. Zij vertrouwt, dat de commissie zonder veel moeilijkheden voor de proole- men, welke zij op haar weg ontmoet, een oplossing zal kunnen geven. Hiermede verklaarde spr. de commissie geïnstalleerd en wenschte haar een deug delijk en spoedig resultaat van haar werk. Hierna sprak de Belgische gezant, de heer Ch. Markens Gaarne, aldus spreker, hebben wij onze medewerking verleend aan deze commissie, die in het bijzonder belast is met het onder zoek van de spelling, van de bastaardwoor den en de samengestelde woorden. Maar toch moet de gezant verklaren dat deze medewerking geen verbintenis in3luit vanwege de Belgische regeering inzake het aanvaarden en het invoeren van de Her vormde spelling. Het voorbehoud dat dienaangaande vroe ger gemaakt werd, blijft steeds van kracht. Tenslotte heeft dr. Van Haeringen, de voorzitter der commissie de rede van den minister beantwoord. Reeds nu is te voorzien, aldus spr., dat de commissie zich voornamelijk zal hebben be zig te houden met de bastaardwoorden en de zgn. verbindings-letters in samenstellin gen. Er is in den overgangstijd, welken wij nu achter ons hebben, gelegenheid genoeg geweest om moeilijkheden, welke zich bij de toepassing der spelling voordeden, ter spra ke te brengen. De ervaring heeft geleerd. dat die moeilijkheden, zooals trouwens van de vereenvoudigde spelling te wachten was, al heel gering zijn. De voorzitter waagde het tenslotte erop, op de beslissingen der commissie vooruit te loopen door te verzekeren, dat de commissie geen revolutionnaire besluiten zal nemen. Hierbij dacht spr. in het bijzonder aan de bastaardwoorden. De ervaring met som mige radicale pogingen tot vernederland- sching van vreemde woorden, heeft geleerd, dat ons publiek op dit punt behoudend is. En waar wij vernederlandsching wenschelijk achten, daar zullen wij onze meening niet aan het publiek behoeven op te dringen, maar kunnen volstaan met een zachte aan wijzing te geven door beide spellingen toe te laten met voorkeur voor een aan die beide. De voortgaande vernederlandsching der bastaardwoorden zal geleidelijk in de offi cieele woordenlijst moeten worden aanvaard en vastgelegd. Nadat dr. Van Haeringen zijn blijdschap uitgesproken had over het feit, dat twee Zuid-Nederlandsche geleerden hun mede werking hebben willen verleenen, besloot hij zijn rede met te verzekeren, dat de com missie aan de haar opgedragen taak zich met volle toewijding zal geven. Geen vergunning voor winkeliersloteryen. Door de Kroon is inzake winkelierslote rijen 'n beslissing genomen, welke voor den handeldrijvenden middenstand van groot belang geacht moet worden, omdat hier mede een eind gekomen is aan een belang rijke attractie bij z.g. winkelweken. Een besluit van B. en W. van Zaltbommel, waarbij aan een winkeliersvereniging al daar, toestemming werd verleend tot het aanleggen en houden van een loterij, is nl. door de Kroon vernietigd. Dit beteekent in de praktijk dat vergun ningen voor het houden van dergelijke winkeliersloterijen niet meer verleend kun- worden. In het betrokken besluit van B. en W. werd gezegd, dat de loterij gehouden werd ten bate van de winkeliersvereniging, welke opgericht was, ter gelegenheid van het St. Nicolaasfeest. Er werden 50.000 loten door het bestuur der vereniging tegen 50 cent per 100 stuks verkrijgbaar gesteld voor de te Zaltbommel gevestigde winkeliers, die hunnerzijds de loten bij den verkoop van winkelwaren gratis aan het publiek verstrekten en prijzen beschikbaar stelden. Van de, door de vereniging ont vangen gelden werd 23/25 bestemd ter be strijding van onkosten enz. en 2/25 werd af gedragen aan het plaatselijk crisis-comité. De Kroon overwoog, dat hier sprake was van een verloting, welke viel onder de Lo- terijwet 1905, en dat, ook al werd een klein gedeelte van de te verwachten opbrengst toegezegd aan een liefdadige instelling, toch klaarblijkelijk de loterij strekte ter bevordering van den omzet en de financieeïe belangen der Zaltbommelsche winkeliers en dus ten bate van het particulier belang. LIP-LAP-GEPRAAT LANGS WEG EN STRAAT. Minister de Wilde en de gemeenten. Naar aanleiding van in de pers versche nen berichten, als zou minister De Wilde aan de gemeentebesturen verzocht hebben, hem een opgave te verstrekken van de te genwoordige salarissen, toelagen, kortin gen enz., benevens het aantal ambtenaren, werklieden e.a. in gemeentedienst, wordt van bevoegde zijde medegedeeld, dat zulk een verzoek uitsluitend die gemeenten be treft, welker bijzondere financieeïe omstan digheden daartoe aanleiding geven. De leiding van het P.T. en T.-bedrijf. Aan het voorloopig verslag van de Af- deelingen der Eerste Kamer over het ont werp van wet tot vaststelling van de be grooting van het Staatsbedrijf der Poste rijen, Telegrafie en Telefonie voor het dienstjaar 1935 wordt het volgende ont leend Geautoriseerde vertaling. Uit het Engelsch van Victor Bridges. CNadrak verbodenJ 7) Enkele oogenblikken wachtte ik, inge spannen luisterend naar eenig geluid bin nenshuis. Toen er niets gebeurde, schoof ik het raam nog wat hooger en stak mijn hand naar binnen. Het was werkelijk de keuken. Lang en genietend haalde ik adem en met een laat ste krachtsinspanning heesch ik mij op en klom over de lage vensterbank. Toen mijn voeten den vloer raakten, hoorde ik een scherpen tik. Een verblin dende lichtstraal schoot het duister uit en trof mij midden in het gezicht en op het zelfde oogenblik zei een stem, rustig, maar heslist „Handen op Ik stak ze op. Er was een korte pauze toen kwam een hi an in kamerjapon langzaam van den anderen kant naar de tafel toe, die, in het midden stond. Hij had een kleine electrische lantaarn in de eene hand en een revolver in de andere hij legde de lantaarn neer, maar het licht bleef recht op mijn gezicht gericht. „Als je je beweegt", zei hij vriendelijk, j,schiet ik je dood." Bij deze woorden liep hij naar den muur van de kamer en draaide het licht aan. „Ik was niet bij machte iets te doen, zelfs al had ik daartoe de gelegenheid ge had. Ik stond maar met mijn handen om hoog, zachtjes heen en weer wiegelend en mij afvragend, hoelang het duren zou, eer ik viel. De man stond mij een oogenblik aan te zien onder het licht. Hij scheen omstreeks zestig jaar te zijn, een magere, schrale man met wit haar en diep gelijnd gezicht. Hij droeg een gouden lorgnet, waarachter twee harde grijze oogen mij in boosaardig vermaak aankeken. Ten slotte deed hij een stap voorwaarts, de revolver nog in zijn hand. „Een vreemdeling merkte hij op. „Dat is een teleurstelling Ik hoop, dat mijnheer Latimer niet ziek is Ik begreep in het geheel niet, waarover hij sprak, maar zijn stem klonk verweg. „Als u mij nog langer laat staan", bracht ik er ten laatste uit, „zal ik waar schijnlijk in zwijm vallen." Hij trok zijn wenkbrauwen op, half spot tend glimlachend. „Werkelijk", zei hij, „ik dacht Wat hij dacht heb ik nooit vernomen, want de gansche kamer werd plotseling vaag, de vloer scheen met een sprong om hoog te komen en om mijn voeten rond te draaien. Ik denk, dat ik voorover gevallen ben, want het laatste, wat ik mij herinner is, dat ik woest maar vruchteloos naar den hoek van de keukentafel greep. Mijn eerste gewaarwording toen ik bij kwam was een brandend gevoel op mijn lippen en in mijn keel. Maar plotseling begreep ik, dat ik mijn mond vol brande wijn had en ik slikte verbaasd en opende mijn oogen. Ik lag achterover in een lagen stoel, met een kussen onder m\jn hoofd. Voor mij stond de oude heer met de kamerjapon, maar inplaats van een revolver hield hij nu een leeg wijnglas in zijn hand. Toen hij zag, dat ik hersteld was, stapte hij achteruit en zette het glas op tafel. „Wel, mijnheer Lyndon", zei hij lang zaam, „hoe gevoelt ge u nu wel Een haastige blik overtuigde mij, dat mijn werkkiel aan den hals losgeknoopt was en mijn doorweekte en met modder be smeurde gevangeniskleeren te voorschijn liet komen. Ik zag in dat het spel verloren was, maar ik was te uitgeput om mij er om te bekommeren. De man stond mij- nauwlettend gade te slaan, leunend tegen de tafel. „Wat beter?" herhaalde hij. Ik deed een zwakke poging om mij in mijn stoel op te heffen. „Ik weet het niet", zei ik zwakjes, „ik weet alleen, dat ik drommelschen honger heb." Hij kwam wat vooruit, terwijl iets van een glimlach over zijn gegroefd gezicht trok. „Kom niet overeind. Blyf stil liggen, dan zal ik u wat te eten halen. Hebt u niets gehad vandaag Ik schudde mijn hoofd. „Alleen regenwater"4 zei ikj „Dan moet u met wat brood en melk be ginnen. U bent te lang zonder eten geweest om dadelijk een stevigen maaltijd te kun nen verdragen." Hij ging naar den anderen kant van de kamer en opende een deur, die blijkbaar toegang gaf tot den kelder. „U hoeft niet tetrachten te ontsnap pen", zei hij, terwijl hij zich naar mij toe keerde. „Ik ben niet van plan de politie te waarschuwen." „Het kan me niets schelen, wat u doet", antwoordde ik fluisterend, „wanneer u maar spoedig wat eten haalt." Terwijl ik liggen bleef in die halve ver doofdheid, die het gevolg van uitputting is, hoorde ik hem in den kelder heen en weer gaan. Geen gedachte aan gevaar of gevan genneming kwelden mij meer. Zelfs de on verwachte manier, waarop ik behandeld werd, was voor mij niet belangrijk of ver rassend mijn geheele wezen was in de gedachte aan het komende voedsel opge gaan. Ik zag hem weer de kamer binnenko men hij droeg een kleine pan, die hij op een kooktoestel naast den haard zette. Met half geopende oogen keek ik naar hem, terwijl ik achterover in mijn stoel lag met een dankbare tevredenheid af wachtend, hetgeen komen ging. Ik werd opgeschrikt door het vallen van een lepel op de haardplaat. Ik zag mijn gastheer naar mij toekomen met een dam pende porceleinen kom. „Alstublieft", zei hij, „denkt u dat u zelf kunt éten 2'1 WAT LAP AAN LIP VERTELDE. 't Was een Winter-Zomerdag Dat heer Lip, heer Lap weer zag. „Wat een prachtig Piere-weer" Zei heer Liplap keer op keer. Ja dat is het beste Lap. En de pier groeit snel en rap (Zoo beaamde telkens Lip) 'k Denk al aan mijn Zomertrlp. Maar vrind Lap vertel me nou Wat wist „Hit" van bruggebouw, 't Is een „tüchtig" knappe vent Die z'n bullen heusch wel kent. Ja 't is waar zei nu weer Lap, En gaf Lip een flinke klap. 't Is een kerel uit één stuk En in 't bouwen ook geen kruk. Wie gaf ooit zoo'n fiksche douw Aan 't cachet van 't Rijksgebouw. Toen ik dan bij Hitier kwam Zat hij aan zijn boterham. 'k Zei toen Dolfi, beste vent 'k Ben heer Lap u wel bekend. 'k Ben belast „mit eine" brug Maar zij ligt niet op mijn rug. Doch zij zit mij in mijn maag Daarom, Herrschaft, deze vraag Schenk mij eens uw raad en daad Jij bent „Führer" van een Staat Dus je weet hoe of 't gaat Als j'n geldkist „aderlaat". Kijk die brug, die moet er zijn Dat wil ieder groot en klein. Bij de pier behoort de brug, Als den angel bij een mug. Want al doet een angel pijn Hij moet bij het mugje zijn. Nu is bij die wandel pier, Onze brug de „k w a a i e-pier". Naar men zegt wordt zij een strop - Zij kost 'k weet niet hoeveel pop, Hitier bromde in zijn baard Ook al is hij niet behaard. Toen greep hij rijn snorrepunt Maar dat was hem niet vergund. Want ik zeg maar zoo het is Dolfi greep in deze mis. ,,'k Vraag pardon, mijn waarde heer, Dat gebeurt me wel eens meer" Zoo sprak Dolfi wat bedeesd, Dat doen leiders wel het meest. Doch, komaan vertel eens, Lap (En hij nam een flinke hap) Als i k eens wat hebben wil. Sta ik er ook nooit bij stil. Geldt 't het belang der „Staat" 'tMoet er komen hoe 't ook gaat! 't Is een algemeen belang Daarom, Lap, wees nooit te bang, 't Geld komt later wel terecht, Ook al is de tijd nu slecht. Want een badplaats met een „pier" Daar komt men voor zijn plezier. Maar een badplaats zonder brug Daar komt niemand ooit terug. „Pier en brug" zijn man en vrouw, Blijven ook elkander trouw. Was ik „Führer" van uw land 'k Legde dra dien huw'lijksband. Nooit bracht iemand iets tot stand Die op tijd niet knersetandt. Dus houdt vol meneer von Lap, Op je „Wohlsein" deze hap, „D&t was eerst gezonde taal" Zoo besloot Lap zijn verhaal. En toen „Hit", mét vollen mond Rechtop op zijn beenen stond, Toen begreep ik dezen man Die een wereld tarten kan. Vele leden brachten hulde aan den direc teur-generaal van het Staatsbedrijf der P.T.T. daar het hem was gelukt, ook in 't afgeloopen jaar, trots de uiterst moeilijke leden, hiervoren aan het woord, doen. De leden, laatstelijk aan het woord, wa ren van oordeel, dat de dienst ten platte- lande, zeer veel te wenschen overlaat. Een Ik nam niet de moeite te antwoorden, maar va„te kom en lepel aan en het vol gend oogenblik verwerkte ik een mondvol warme broodsoep het was mij, of ik nooit iets heerlijkers had geproefd. Mijn gastheer stond naast mij en keek mij aan met een spottende belangstelling. „Ik zou niet zoo snel eten", merkte hij op. „Het zal u meer goed doen, wanneer u langzaam eet." De eerste lepels hadden reeds de ergste kwelling gestild ik volgde dus zijn raad en at met een meer normale snelheid niet temin moet ik de kom in den kortst mogelij ken tijd geledigd hebben en met een diepen zucht rijkte ik hem die weer toe, om haar opnieuw te vullen. Ik voelde mij merkbaar beter. Het voed sel, de rust in den stoel, de betrekkelijk warme kamer, alles deed mij goed en voor het eerst begon ik m\j duidelijk rekenschap te geven, waar ik was en wat er gebeurd was. Ik denk, dat mijn gastheer de verandering opmerkte, want hij keek mij goedkeurend aan, toen hij mij voor de tweede maal de kom toereikte. „Alstublieft", zei hij met rijn zonderlinge, droge stem. „Wanneer u hiermee klaar bent, zullen we eens een beetje praten. In tusschenwel, als u er niets op tegen hebt, zullen we dat raam dicht doen. Ik geloof, dat u frissche lucht genoeg gehad hebt vandaag." /Wordt vervolgd)'

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1935 | | pagina 13