BI Aj£ R! DGI l=IRI UBIRIIfEIK DERDE BLAD De Rijksmiddelen in 1934. BRIEVEN UIT BELGIE van de Zaterdag 19 Januari 1935. No. 16. Wij hebben reeds een kort overzicht ge- gegeven van de opbrengst der rijksmidde len in 1934. In „De Tijd" vinden wy een be schouwing, welke een meer uitvoerig beeld geeft van den toestand in 's lands finan ciën in het pas afgeloopen jaar. Wij nemen deze beschouwing in haar ge heel over. Het is misschien een der weinige minder zwarte zijden van de crisis, dat de belang stelling van het publiek voor den gang- der rijksmiddelen is opgewekt. In de gouden jaren over de vraag, of het echt goud, dan met verguldsel was, zullen we het hier maar niet hebben was er voor den maandelijkschen staat der rijksmiddelen weinig of geen interesse. Op z'n best leidde het zien der millioen- overschotten tot de verzuchting, dat een of andere belasting, die persoonlijk het meest drukte, toch eindelijk wel eens om laag moest. Of voor hen die mede aanzaten aan den staatsdisch gaf de te voorzichtig gebleken raming aanleiding tot een ver sterkte actie voor positieverbetering. Dit alles is wel gewijzigd de laatste ja ren. Nu ziet niet enkel de rijksambtenaar, op wiens salarissen of pensioenen nieuwe aan vallen dreigen, met ontsteltenis naar de geregeld aanzwellende tekorten, maar ook de gewone burgerman vraagt zich angstig af, welke nieuwe offers van hem in de toe komst weer gevergd zullen worden, tenein de de benoodigde gelden voor de landhuis houding bij elkaar te brengen. Het spreekt, dat meer dan welke staat ook, die van Januari zich verheugen mag in de algemeene belangstelling. Deze immers geeft de slotcijfers van het jaar en maakt het mogelijk de balans op te maken. Al vergete men daarbij niet, dat dit slechts de eene zijde der rijksexploitatie rekening is, die der baten die der uit gaven komt pas later maar zelfs uit dien eenen kant is wel het een en ander te constateeren betreffende de gezondheid der landsschatkist. Wanneer we dan nu de totaalcijfers van het crisisjaar 1934 voor ons zien, dan blijkt het niet eenvoudig, daaruit een alles omvattende conclusie te trekken. Op de eerste plaats reeds niet door de samenstelling van de lijst zelf. Tot en met 1933 werden opgenomen alle ontvangsten, zoowel die der directe, als der indirecte belastingen. Dit jaar voor het eerst is een scheiding gemaakt. Van de directe belastingen wor den nu de bedragen opgegever. welke op kohier zijn gebracht, van de „overige" mid delen de werkelijke ontvangsten. Dit maakt een vergelijking met vorige jaren niet gemakkelijk. Deze kan nu uiter aard enkel maar betreffen deze overige middelen. Op de tweede plaats moeten zelfs op deze vergelijking nog correcties aangebracht worden, doordat dit jaar nieuwe bronnen van inkomsten zijn gaan vloeien, zooals de omzet-belasting, couponbelasting, terwijl andere, zooals de suikeraccijns zijn beïn vloed door een verlaging der heffing. Dit alles houde men wel voor oogen, wanneer men neiging voelt te juichen over het feit, dat 1934 byna 27 millien gulden meer heeft opgebracht dan het voorafgaan de jaar. Op het eerste gezicht lijkt dit inderdaad zeer verheugend, vooral, omdat 1933 bij z'n voorganger 8 millioen ten achter bleef en deze op zijn beurt niet minder dan 50 mil lioen bij 1931. Maar dan komt de domper. Eerstens moet deze 27 millioen overschot verminderd worden met de nu niet aan te geven, maar zeker bestaande tekorten op de directe belastingen. Helaas is dit nog niet het ergst. Aan nieuwe middelen is dit jaar gecreëerd ruim 5Sy2 millioen gulden, zoodat daardoor alleen reeds het overschot wordt omgezet in een nadeelig verschil van een kleine 22 millioen. Zelfs als wij aannemen wat natuurlijk niet juist kan zijn dat de mindere op brengst van de suikeraccijns, ad 18 mil lioen geheel op rekening komt van de per 1 Juli j.l. verlaagde opcenten, dan nog is er un dégrès van ongeveer 4% millioen. Dit wijst er wel op, dat we in 1934 nog niet het dieptepunt der economische de pressie gepasseerd zijn, en dat de weg naar nieuwe „prosperity" nog niet gebaand voor ons ligt. Doch anderzijds licht-en-schaduw- partijen behooren rechtvaardig verdeeld te worden zijn deze cijfers toch ook niet zoo, dat van een catastrophe, van een hol len naar den afgrond mag gesproken wor den. Alleen reeds het feit, dat ons goede landje enkel aan overige middelen, ruim 359 millioen vermocht op te brengen, spreekt voor de spankracht van ons eco nomisch leven. Belangrijker dan een vergelijking met vorige jaren is het naast elkaar zetten van raming en werkelijke opbrengst. Welnu, minister Oud had verwacht te zullen ontvangen 386.5 millioen, terwijl per saldo in kas kwam 359.3 millioen. Een tekort dus van 27.2 millioen. Op zich zelf is dit erg genoeg, want de an dere zijde der begrooting, die der uitgaven zal zeker niet met een dergelijk bedrag verlaagd zijn, integendeel. Toch is er wel een reden aan te geven, welke dit tekort minder onheilspellend doet zijn. De groote schuldige is n.l. de Omzetbe lasting welke maar üefst 27 millioen bene den de raming bleef. We hebben over dit middel in bijna al onze overzichten van het afgeloopen jaar geschreven en herhaaldelijk betoogd, dat in het eerste levensjaar van deze belasting heel wat oorzaken het vlot binnenkomen belemmerden. Men zou kunnen zeggen, dat de motor nog niet op volle toerental heeft kunnen draaien en het is in ieder geval ze ker, dat in de eerste maanden van 1935 nog belangrijke bedragen zullen binnenko men over het dienstjaar 1934. Dit alles neemt echter niet weg, dat de minister met dit middel te hoog gemikt heeft. Trouwens de veel lagere raming voor 1935 is het bewijs, dat hij dit zelf ook heeft ingezien. Een andere correctie op de vergelijking tusschen raming en opbrengst, moet aange bracht worden ten opzichte van de suiker accijns. Deze bleef ruim 9 millioen onder het geraamde bedrag, wat voor een goed deel zeker te wijten is aan de bij het indienen der begrooting nog niet bekende verlaging der opcenten. Enkele middelen geven nog wel aanlei ding tot een afzonderlijke opmerking. Daar is allereerst de Dividend- en Tan- tièmebelasting. Een belangrijk middel, niet zoozeer, omdat het zoo'n belangrijk bedrag in de kas brengt, doch wijl het zoo'n trou we afspiegeling is van het groote zaken leven. Aan ïoofdoom en opcenten bracht deze belasting op 13.192 millioen, tegen 13.572 millioen vorig jaar. Dat is een daling van 380 mille, d.w.z. nog geen 3 Stelt men daar tegenover dat in 1932 en 1933 die daling resp. 25 en 28 procent be droeg, dan mag hier van een stabilisatie gesproken worden. Vermelding verdient nog, dat de raming hier zelfs met een klein millioen is overschreden. Ook de Invoerrechten hebben zich rede lijk gehouden met een opbrengst van ruim 82 millioen, en een overschot op de raming van ruim 7 millioen. Dit middel vloeide de eerste maanden van 1934 ongewoon traag wat natuurlijk veroorzaakt werd door den zwaar geforceerden invoer einde 1933 met het oog op de Omzetbelasting. De latere maanden gaven een meer normale op brengst, al is natuurlijk het extra hooge totaal van 1933 van 7 millioen op geen stukken na bereikt. De Accynzen demonstreeren wel erg, dat de koopkracht bij de groote massa nu ge weldig gedaald is. Behalve wijn en tabak welke enkele tonnen boven de raming uit kwamen, bleven alle min of meer belang rijk daar beneden gebleven. Hetzelfde geldt ook ten opzichte van de vorige opbrengsten. Belangrijk is de stij ging van de tabak met 2.9 millioen. Daar tegenover staat een daling van gedistil leerd met 2.6 millioen. Misschien dat een verlaging van deze accijns de daling wat tot staan weet te brengen. Over de Omzetbelasting spraken wij reeds. Zij bleef ver beneden de verwach ting, al is op zichzelf een opbrengst van ruim 54 millioen lang niet te "ersmaden. Ook de nieuwe Couponbelasting gaf niet, wat men er van hoopte. Zij bleef zelfs een 35 procent beneden de raming. Arme zigeunersof arme gendarmen?Brussel wordt feeststad. Een oord van ver rassingen. „De zigeuners zijn er weer". De lieden op het land lezen het met huivering en angst. De boeren hooren het zeggen en grendelen reeds vroeg in den avond de schuurdeuren. En op het erf wordt de waakhond losgemaakt. Weken lang trok ken de zigeuners in België langs de grens. Een gedeelte der moede karavaan was Oostwaarts gestuwd en de Belgische gen darmen zouden trachten ze over de Duit- sche grens te zetten. Maar ook daar waakte de „Landjager", zooals aan Neder- landsche zijde de maréchaussée. De gen darmen trokken weer terug met hun smok- kellast van levende wezens, menschen die geen recht hebben ergens te verblijven en opgejaagd worden van deze naar gene grens. Die kaatspartij met menschen heeft deze week, aan de Nederlandsche grens bij Os- sendrecht, een nochtans vermakelijk inci dent opgeleverd. We hadden gehoord, dat twee wagens met zigeuners uit België de Nederlandsche grens waren overgestoken. De grensontvanger stuurde ze onmiddellijk naar België terug, waar men ze echter niet meer toeliet. De maréchaussée, die dadelijk gewaarschuwd was, zag geen kans de zi geuners weer op Belgisch gebied te drijven. Dezer dagen nog zijn de pogingen zonder succes herhaald en we waren daarvan ge tuige. Het kwam zelfs een oogenblik tot hooge woorden tusschen een brigadier crer Belgische gendarmen en een ambtenaar der Nederlandsche maréchaussée. De Nederlander had het zoover gebracht, dat het paard van een zigeunerwagen met den kop op Belgisch gebied stond, doch toen greep een Belgisch brigadier het paard bij den kop en duwde het weer in Nederland terug. Hetzelfde spelletje herhaalde zich nog eens en nog eens, tot het den Belg begon te vervelen en hij zijn Nederland- schen collega toeriep Allee, trap-et af Kalm man, ik doe m'n plicht maar, klonk verontwaardigd het antwoord. Awel en ik ook, ik doe m'n plicht gelijk gij, maar niet voor 't zelfde geld zulle Na welke Belgische repliek een openbaar debat op den openbaren weg over de sala riskwestie volgde. De Belgische brigadier betoogde, dat hij zelf zoo arm was als een arme zigeuner. 'k Verdien ik weet niet hoeveel min der dan gij, maar 't is 'n beetje, zei hij bit ter tot den Nederlandschen ambtenaar. En om zijn bewering waar te maken toonde hij een blad, de Brusselsche „Pour- quoi Pas", van 12 Januari 1.1., waarin een ingezonden stuk van een brigadier voor komt. Daarin wordt gemeld, dat de Belgi sche regeering voornem ns zou zijn, de loo- nen der ambtenaren over de geheele linie voor de zooveelste maal te verlagen en de soldij der gendarmen gelijk te stellen met die der vrijwilligers-onderofficieren van het leger. Als u weet, dat een vrijwilliger-on- derofficier, met flink wat dienstjaren, de reuzensoldij van 9000 francs per jaar ge niet, dan weet u wat de Belgische gendar men te wachten staat. 9000 frans is 630 gulden. Dat worden dan gendarmen van 12 gulden per week. Ten leste zullen we hier niet meer weten of het eigenlijk de gendarmen zijn, die „ar me zigeuners" begeleiden, dan wel, dat het de zigeuners zijn die „arme gendarmen" gezelschap houden. Een der zigeuners, die we aan de grens spraken, klaagde ons zijn nood Men eischt van ons, zoo zeide hij, dat we een vaderland hebben en we hebben er nooit een gekend. Weet ik zelf vanwaar ik ben. Mijn jeugd bracht ik door in 't land der Magyaren. M'n moeder was een Mon- tenegrijnsche, m'n vader een Tartaar. Zoo heb ik het van hen gehoord, maar het staat niet op papier. Wij houden er geen papie ren op na. Wellicht daarom worden wij door de officieele wereld versmaad. Wij boezemen den menschen hoonend medelij den of afschuw in. 't Is alsof zij een vloek tegen ons nebben uitgesproken en gezwo ren hebben ons te vervolgen. Meestal wei geren ze handel met ons te drijven en niet zelden weigeren ze ons het brood, dat we willen betalen. Waar we onze tenten wil len opslaan worden we verjaagd, als hon den. En droef besloot de zigeuner „Wir sind alleine und keiner uns mag...... Hei- matloses Zigeunerpack..... Senator Huysmans—rVan Nest, wethou der van kunst en onderwijs te Brussel en tevens voorzitter van de voor 1935 inge stelde feest-commissie der Belgische hoofd stad, heeft in een daartoe belegde perscon ferentie een overzicht gegeven van het pro gramma der feesten, die tijdens de Brus selsche Wereldtentoonstelling-1935 plaats zullen hebben. Het bevat o.m. een grootsch opgezet internationaal festival voor mu ziekcorpsen en mannenkoren, waarvoor reeds meer dan 500 inschrijvingen uit Bel gië, Nederland, Frankrijk, Engeland, Zwit serland en Italië binnen zijn. Een der groot ste attracties zal gevormd worden door den „reuzenstoet", waarin de 85 Belgische reu zen te zien zullen zijn, alsmede hun colle ga's uit andere landen, gevolg! door een folkloristischen optocht, voorstellend Vlaan deren en Wallonië. Ook zal de beroemde Brusselsche „Ommeganck" jaarteekenend uit de 15e eeuw, tweemaal uittrekken en wel op de data 8 Juni en 4 Augustus e.k. Internationale sportfeesten zullen plaats hebben in het stadion van Heysel, op de tentoonstelling. In het koninklijk Park te Brussel zullen de artisten der Opera en van den Vlaam- schen Schouwburg, alsmede van het „The atre du Pare" afwisselend openluchtspelen opvoeren. Tenslotte zullen de verschillende Brusselsche wijken, voor geheel den duur der tentoonstelling, van April tot Novem ber, in feesttooi prijken, terwijl voor de fraaiste wijkversieringen belangrijke geld bedragen als prijzen beschikbaar zijn ge steld. Reeds is een leger van werklieden bezig aan het stedelijk feestgewaad voor de komende lente. Maar uiterlijk merkt men daar nog niets van. De verrassing voor Brussel wordt klaar gemaakt in de Brusselschefeestfabriek. Het is een wondere benaming en toch is ze juist. Brussel heeft een heusche feestfabriek. We mochten er deze week met de Brusselsche pers een kijkje nemen en we moeten het erkennen, deze gemeentelijke feestfabriek is een oord van verrassingen. Ze is gelegen in de wijk Ransfort, bij Molenbeek. Het interieur der fabriek wordt gevormd door een uitgebreid com plex van werkplaatsen en magazijnen, die duizend-en-een zeldzaamheden bergen, welke bij feestelijkheden gebruikt worden. Voorts wordt deze inrichting nog gebruikt als bewaarplaats van de groote tooneel- schermen der Brusselsche Opera. De afdee- ling waar die décors gerangschikt staan, lijkt wel een sprookjesstad. We wandelen er over bergen en door dalen, door zeeën en stroomen, over daken van kerken en kasteelen, door besneeuwde velden en groe ne landouwen. Om in de ateliers te gera ken waar de feest-attributen van 1935 wor den vervaardigd moeten we door de onder wereld van „Faust". Hier zie, zegt de heer Cousin, direc teur der inrichting, dat komt binnenkort in de Brusselsche straten te staan. We zien obelisken als kerktorens, tri omfbogen als kathedraalgewelven, luxueu ze galerijen en kunstig bewerkte straataf sluitingen in series. De reusachtige binnen plaats wordt geheel door versieringsmate riaal ingenomen. Ook de ouderwetsche „ro- zenmaaksters" ontbreken er niet'n heele zwerm vlugge midinettes vlechten er kran sen, draaien er rozen of vervaardigen er draperieën. Over de regenboogkleuren der duizenden kunstbloemen schittert het goud brokaat der baldekgns die voor de praal wagens van den „Ommeganck" zullen die nen. Van de ateliers gaan we naar de ma gazijnen. Hier is het reuzen-hospitaal, lacht de heer Cousin. En werkelijk, daar liggen de kinderen van Mieke en Janneke, Meecke en Peecke van Brabant, Goliath met zijn reuzin, Bon- pa en Bonma, Kinebaba en de Memme, Mui Lameet en Trui Laweet, de geheele Brus selsche reuzenfamilie. Ze zijn daar ter ver pleging. Als ze uittrekken zullen ze weer gaaf en gezond zijn, opgeblonken en in 't nieuw gestoken. Brussel vertroetelt zijn reuzen. We gaan verder en komen in een reus achtige hal. Ze heeft veel van een kerk we zouden ze de Kerk der Overwinningen kunnen noemen. Het plafond en de wanden zijn behangen met antieke vlaggen, ven dels van de gilden, vlaggen uit den Spaan- schen tijd, uit den tijd van Napoleon en uit den laatsten wereldoorlog. Door den heer Cousin uitgenoodigd even te gaan zien l'étage" bevinden we ons boven in een soort museum. Het is wel niet toegankelijk CLXII. HET UITSPELEN VAN DE EERSTE KAART. Wij hebben nu gezien wat beteekent aan vallend uitkomen en verdedigend (of af wachtend uitkomen, zoodat wij nu zullen trachten uiteen te zetten, welke kaart in algemeenen zin door de voorhand liefst moet worden voorgespeeld. Gedeeltelijk heeft de lezer (es) dat reeds kunnen con- cludeeren uit onze tot nu toe gehouden be schouwingen, doch er zijn natuurlijk meer dere gevallen denkbaar, dan die, welke wij tot nu toe speciaal aangaven. Als algemeene regel moet gelden, dat het steeds de voorkeur verdient om aanvallend op te treden en slechts verdedigend uit te komen, wanneer aanvallen niet mogelijk is, of aanvallen in de kleur waarin dat moge lijk zou zijn kennelijk nadeelig zou wezen. Verder merken wij op, dat het vaak een groot verschil oplevert, wanneer men tegen een kleurenspel, dan wel tegen een sans a tout spel moet uitkomen. Ten slotte stellen wij voorop, dat wij in deze verdere verhandeling als gewoonte zullen aannemen om uit een suite niet den hoogste voor te spelen, doch overeenkomstig de nieuwe conventie, welke wij hebben ui' een gezet, op één na de hoogste, dus uit heer, vrouw enz., niet heer, doch vrouw, enz. A. Er wordt een troefspel gespeeld. Alzoo eerst aanvallend. 1. Uitgekomen wordt in een kleur waar van gij aas, heer hebt, en zooals werd uit eengezet, wordt de heer voorgespeeld, wan neer ge behalve die twee kaarten nog an dere kaarten in die kleur hebt Hebt ge geen andere kaarten dan die twee, zoo worde aas voorgespeeld. Het zal voor de meesten wel duidelijk zijn, waarom uitkomen met deze kaart de meeste voorkeur verdient doch voor nen, wien dit nog niet recht duidelijk mocht zijn willen wij nog nader ophelderen. Door het uitkomen met deze kaart zjjt gij ten eerste zoo goed als zeker, dat gij aan slag blijft, zoodat gij eerst het spel van den blinde kunt zien, alvorens gij het spel verder gaat afspelen. Ten tweede hebt gij een zoo goed als vaste rentrant, waarmede gij tevens uwe(n) partner in kennis hebt gesteld. Deze ren trant dient dan tevens om als vaste stop- kaart te worden gebruikt, wanneer het noo- dig mocht zijn de tegenpartij het tempo verlies van een slag te bezorgen. Over winst of verlies van tempo hopen wij later nog iets te zeggen. Ten derde geeft het uw partner gelegen heid om door toepassen van den echo aan te geven of hij deze kleur al dan niet wil hebben verder gespeeld. 2. Uitkomen uit een suite al dan niet volledig. Bijv. uit H, V, B of H, V, 10 wordt de vrouw voorgespeeld. Uit V, B, 10 óf V, B, 9 wordt de boer voorgespeeld. Het zal duidelijk zijn, dat wanneer de voorhand in het bezit zou zyn van een volle dige en een niet volledige suite, dat dan de volledige de voorkeur heeft. Zyn beide sui tes niet even lang, bijv. de eene van den heer, de andere van de vrouw, dan zal als regel aan de hand van de biedingen moeten worden uitgemaakt welke van de twee moet worden voorgetrokken. Is uit de bie dingen daaromtrent niets bekend, dan ver dient meestal de hoogste de voorkeur, om dat men dan het eerst aan slag is. 3. Uitkomen in een korte kleur, wanneer gij een of meer kleine troefjes hebt om af troeven, en gij zoo goed als zeker weet een vaste rentrant bij uw partner te vinden,, zoodat hij in de korte kleur kan terug spe len. Wg dienen hier iets meer van te zeggen. Nog altijd worden er spelers gevonden, die hun partner tot wanhoop brengen door bij wijze van spreken uit beginsel uit te komen met een singleton. Dit uitkomen in single- ton, dat vroeger bij whist vaak juist was, omdat het als een invite kon worden be schouwd, is bij contractbridge meestal fout, wanneer niet wordt voldaan aan bepaalde voorwaarden, welke wij straks zullen noe men. Het is zonder die voorwaarden meestal fout, omdat gij de kracht van uw partner in die kleur onnoodig kapot speelt, en bo vendien de tegenpartij in die kleur een serie vrgs slagen bezorgt, welke wordt uitge speeld, zoodra de troeven er zijn uitgesla gen. Welke zijn nu de voorwaarden, waaraan moet worden voldaan om uit te kr met •singleton of uit A, x? Ten eerste moet gij een vaste stopkaart in troef hebben en ten tweede moet gij zoo goed als zeker uw partner aan slag kunnen brengen. Neem bijv. aan, dat gij, wanneer harten wordt ge speeld door de tegenpartij in handen hebt 4k x of A x A x x x O xxx X X X X (x) Uw partner had ruiten geboden. Nu moet ge natuurlijk schoppen voor trekken, hetzij dan dat ge singleton hebt, hetzij dat gij A x hebt. Nemen we maar aan het singleton-geval. De kleine schoppen wordt voorgespeeld en door de tegenpartij genomen. Deze zal hoogstwaarschijnlijk harten naspelen, welke onmiddellijk met aas wordt genomen, waarna ruiten wordt na gespeeld. Uit het feit, dat gij niet met een hooge kaart aanvallend te werk zyt gegaan, en verder uit het feit, dat ge niet in uw partners kleur hebt getrokken, moet deze nu, na met ruiten aan slag te zijn gekomen de gevolgtrekking maken, dat gij dringend verzoekt in schoppen na te komen. Uit het bovenstaande volgt dan reed3, dat gij althans met dat doel die aardigheid niet moet uithalen wanneer gij twee kleine schoppen hadt, omdat ge dan geen succes zult boeken. Het uitkomen in korte kleur waarop wij bij geval 3 doelden, beteekent dan ook uit- «komen in aas sèc of het uitspelen van aas, heer. Kunt ge daarna in een vaste entrée van uw partner spelen, dan moet deze on middellijk de eerste kleur natrekken, opdat gij renonce kunt introeven. Voor al die gevallen is het uiteraard uoo- dig, dat gij kleine troefjes v r ij hebt om af te troeven. Zyt gij bijv. in het bezit van H x of V x x van troef dan is het vaak fout om op renonce te spelen, want dan zult ge die troeven juist noodig hebben om den speler in troef tegen te houden, teneinde daarna in een of meer kleuren slagen te maken. 4. Ge speelt in de kleur door uw oartner geboden. Wij hebben daaromtrent al een en ander gezegd en zullen wij nu alleen volle digheidshalve de mogelijkheden nog eens onder het oog zien. In den regel speelt ge dan de hoogste in die kleur voor, ook wanneer ge daarin, hooge kaarten hebt. Zooals wel niet nader behoeft te worden uiteengezet is het meest al fout om uit te komen in een kleur, waar van ge bijv. A V x of H x hebt. Werd die kleur echter door uw partner geboden, dan dient ge in die gevallen wèl de hoogste kaart voor te spelen. Algemeen kan dus worden gezegd, dat bij 3 of minder kaarten in de kleur van partner de hoogste wordt voorgetrokken. Hebt gij er 4 of meer, dan wordt de regel van elk toegepast, tenzij ge aas hebt, welke altijd wordt voorgetrokken (d.w.z. natuurlijk als gij in de kleur van partner moet voorspelen, en geen der drie vorige genoemde gevallen zich voordoen). Wij willen nu nog een enkel woord zeg gen over het uitkomen bij een slemspel. Kunt gij uit een suite aanvallend optreden, dan verdient dat meestal de voorkeur. Het is meestal fout uit te komen met een aas, wanneer ge daarbij niet de opvolgende hebt, vooral wanneer die kleur werd ge noemd, hetzij door uzelf, hetzij door de te genpartij. Meestal zult ge door spelen van aas dan zelf meerdere slagen bij de slem spelers vrij maken, en juist daardoor het spel doen winnen. Kom nooit uit in een vork waarin ge hoopt een of meer slagen te ma ken, bijv. uit A V x of H B x, want juist door daarin uit te komen, zult ge in die kleur dan meestal geen slagen maken, al thans daarin minstens een slag cadeau ge ven. Hebt ge geen suite, en ook geen zeker heid dat uw partner een suite heeft, is net vaak de veiligste weg om troef te speien, vooral wanneer Leider en Blinde elkaar in die kleur hebben gesteund. Eerstens bederft ge dan waarschijnlijk het minst, en verder is het winnen van slem vaak afhankelijk van heen en weer troeven, wat belet wordt, door zoo spoedig en vaak mogelijk troef te spelen.

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1935 | | pagina 9