BI
Aj£
R!
DGI
l=IRI
UBIRIIfEIK
DERDE BLAD
De Rijksmiddelen in 1934.
BRIEVEN UIT BELGIE
van de
Zaterdag 19 Januari 1935. No. 16.
Wij hebben reeds een kort overzicht ge-
gegeven van de opbrengst der rijksmidde
len in 1934. In „De Tijd" vinden wy een be
schouwing, welke een meer uitvoerig beeld
geeft van den toestand in 's lands finan
ciën in het pas afgeloopen jaar.
Wij nemen deze beschouwing in haar ge
heel over.
Het is misschien een der weinige minder
zwarte zijden van de crisis, dat de belang
stelling van het publiek voor den gang-
der rijksmiddelen is opgewekt.
In de gouden jaren over de vraag, of
het echt goud, dan met verguldsel was,
zullen we het hier maar niet hebben
was er voor den maandelijkschen staat der
rijksmiddelen weinig of geen interesse.
Op z'n best leidde het zien der millioen-
overschotten tot de verzuchting, dat een
of andere belasting, die persoonlijk het
meest drukte, toch eindelijk wel eens om
laag moest. Of voor hen die mede aanzaten
aan den staatsdisch gaf de te voorzichtig
gebleken raming aanleiding tot een ver
sterkte actie voor positieverbetering.
Dit alles is wel gewijzigd de laatste ja
ren.
Nu ziet niet enkel de rijksambtenaar, op
wiens salarissen of pensioenen nieuwe aan
vallen dreigen, met ontsteltenis naar de
geregeld aanzwellende tekorten, maar ook
de gewone burgerman vraagt zich angstig
af, welke nieuwe offers van hem in de toe
komst weer gevergd zullen worden, tenein
de de benoodigde gelden voor de landhuis
houding bij elkaar te brengen.
Het spreekt, dat meer dan welke staat
ook, die van Januari zich verheugen mag in
de algemeene belangstelling. Deze immers
geeft de slotcijfers van het jaar en maakt
het mogelijk de balans op te maken.
Al vergete men daarbij niet, dat dit
slechts de eene zijde der rijksexploitatie
rekening is, die der baten die der uit
gaven komt pas later maar zelfs uit
dien eenen kant is wel het een en ander te
constateeren betreffende de gezondheid der
landsschatkist.
Wanneer we dan nu de totaalcijfers van
het crisisjaar 1934 voor ons zien, dan
blijkt het niet eenvoudig, daaruit een alles
omvattende conclusie te trekken.
Op de eerste plaats reeds niet door de
samenstelling van de lijst zelf. Tot en met
1933 werden opgenomen alle ontvangsten,
zoowel die der directe, als der indirecte
belastingen.
Dit jaar voor het eerst is een scheiding
gemaakt. Van de directe belastingen wor
den nu de bedragen opgegever. welke op
kohier zijn gebracht, van de „overige" mid
delen de werkelijke ontvangsten.
Dit maakt een vergelijking met vorige
jaren niet gemakkelijk. Deze kan nu uiter
aard enkel maar betreffen deze overige
middelen.
Op de tweede plaats moeten zelfs op deze
vergelijking nog correcties aangebracht
worden, doordat dit jaar nieuwe bronnen
van inkomsten zijn gaan vloeien, zooals de
omzet-belasting, couponbelasting, terwijl
andere, zooals de suikeraccijns zijn beïn
vloed door een verlaging der heffing.
Dit alles houde men wel voor oogen,
wanneer men neiging voelt te juichen over
het feit, dat 1934 byna 27 millien gulden
meer heeft opgebracht dan het voorafgaan
de jaar.
Op het eerste gezicht lijkt dit inderdaad
zeer verheugend, vooral, omdat 1933 bij z'n
voorganger 8 millioen ten achter bleef en
deze op zijn beurt niet minder dan 50 mil
lioen bij 1931.
Maar dan komt de domper. Eerstens
moet deze 27 millioen overschot verminderd
worden met de nu niet aan te geven,
maar zeker bestaande tekorten op de
directe belastingen.
Helaas is dit nog niet het ergst. Aan
nieuwe middelen is dit jaar gecreëerd
ruim 5Sy2 millioen gulden, zoodat daardoor
alleen reeds het overschot wordt omgezet
in een nadeelig verschil van een kleine 22
millioen.
Zelfs als wij aannemen wat natuurlijk
niet juist kan zijn dat de mindere op
brengst van de suikeraccijns, ad 18 mil
lioen geheel op rekening komt van de per
1 Juli j.l. verlaagde opcenten, dan nog is
er un dégrès van ongeveer 4% millioen.
Dit wijst er wel op, dat we in 1934 nog
niet het dieptepunt der economische de
pressie gepasseerd zijn, en dat de weg naar
nieuwe „prosperity" nog niet gebaand voor
ons ligt.
Doch anderzijds licht-en-schaduw-
partijen behooren rechtvaardig verdeeld te
worden zijn deze cijfers toch ook niet
zoo, dat van een catastrophe, van een hol
len naar den afgrond mag gesproken wor
den. Alleen reeds het feit, dat ons goede
landje enkel aan overige middelen, ruim
359 millioen vermocht op te brengen,
spreekt voor de spankracht van ons eco
nomisch leven.
Belangrijker dan een vergelijking met
vorige jaren is het naast elkaar zetten
van raming en werkelijke opbrengst.
Welnu, minister Oud had verwacht te
zullen ontvangen 386.5 millioen, terwijl
per saldo in kas kwam 359.3 millioen.
Een tekort dus van 27.2 millioen.
Op zich zelf is dit erg genoeg, want de an
dere zijde der begrooting, die der uitgaven
zal zeker niet met een dergelijk bedrag
verlaagd zijn, integendeel.
Toch is er wel een reden aan te geven,
welke dit tekort minder onheilspellend
doet zijn.
De groote schuldige is n.l. de Omzetbe
lasting welke maar üefst 27 millioen bene
den de raming bleef.
We hebben over dit middel in bijna al
onze overzichten van het afgeloopen jaar
geschreven en herhaaldelijk betoogd, dat in
het eerste levensjaar van deze belasting
heel wat oorzaken het vlot binnenkomen
belemmerden. Men zou kunnen zeggen, dat
de motor nog niet op volle toerental heeft
kunnen draaien en het is in ieder geval ze
ker, dat in de eerste maanden van 1935
nog belangrijke bedragen zullen binnenko
men over het dienstjaar 1934.
Dit alles neemt echter niet weg, dat de
minister met dit middel te hoog gemikt
heeft. Trouwens de veel lagere raming
voor 1935 is het bewijs, dat hij dit zelf ook
heeft ingezien.
Een andere correctie op de vergelijking
tusschen raming en opbrengst, moet aange
bracht worden ten opzichte van de suiker
accijns. Deze bleef ruim 9 millioen onder
het geraamde bedrag, wat voor een goed
deel zeker te wijten is aan de bij het
indienen der begrooting nog niet bekende
verlaging der opcenten.
Enkele middelen geven nog wel aanlei
ding tot een afzonderlijke opmerking.
Daar is allereerst de Dividend- en Tan-
tièmebelasting. Een belangrijk middel, niet
zoozeer, omdat het zoo'n belangrijk bedrag
in de kas brengt, doch wijl het zoo'n trou
we afspiegeling is van het groote zaken
leven. Aan ïoofdoom en opcenten bracht
deze belasting op 13.192 millioen, tegen
13.572 millioen vorig jaar. Dat is een
daling van 380 mille, d.w.z. nog geen 3
Stelt men daar tegenover dat in 1932 en
1933 die daling resp. 25 en 28 procent be
droeg, dan mag hier van een stabilisatie
gesproken worden. Vermelding verdient
nog, dat de raming hier zelfs met een klein
millioen is overschreden.
Ook de Invoerrechten hebben zich rede
lijk gehouden met een opbrengst van ruim
82 millioen, en een overschot op de raming
van ruim 7 millioen. Dit middel vloeide de
eerste maanden van 1934 ongewoon traag
wat natuurlijk veroorzaakt werd door den
zwaar geforceerden invoer einde 1933 met
het oog op de Omzetbelasting. De latere
maanden gaven een meer normale op
brengst, al is natuurlijk het extra hooge
totaal van 1933 van 7 millioen op geen
stukken na bereikt.
De Accynzen demonstreeren wel erg, dat
de koopkracht bij de groote massa nu ge
weldig gedaald is. Behalve wijn en tabak
welke enkele tonnen boven de raming uit
kwamen, bleven alle min of meer belang
rijk daar beneden gebleven.
Hetzelfde geldt ook ten opzichte van de
vorige opbrengsten. Belangrijk is de stij
ging van de tabak met 2.9 millioen. Daar
tegenover staat een daling van gedistil
leerd met 2.6 millioen.
Misschien dat een verlaging van deze
accijns de daling wat tot staan weet te
brengen.
Over de Omzetbelasting spraken wij
reeds. Zij bleef ver beneden de verwach
ting, al is op zichzelf een opbrengst van
ruim 54 millioen lang niet te "ersmaden.
Ook de nieuwe Couponbelasting gaf niet,
wat men er van hoopte. Zij bleef zelfs een
35 procent beneden de raming.
Arme zigeunersof arme
gendarmen?Brussel wordt
feeststad. Een oord van ver
rassingen.
„De zigeuners zijn er weer". De lieden
op het land lezen het met huivering en
angst. De boeren hooren het zeggen en
grendelen reeds vroeg in den avond de
schuurdeuren. En op het erf wordt de
waakhond losgemaakt. Weken lang trok
ken de zigeuners in België langs de grens.
Een gedeelte der moede karavaan was
Oostwaarts gestuwd en de Belgische gen
darmen zouden trachten ze over de Duit-
sche grens te zetten. Maar ook daar
waakte de „Landjager", zooals aan Neder-
landsche zijde de maréchaussée. De gen
darmen trokken weer terug met hun smok-
kellast van levende wezens, menschen die
geen recht hebben ergens te verblijven en
opgejaagd worden van deze naar gene
grens.
Die kaatspartij met menschen heeft deze
week, aan de Nederlandsche grens bij Os-
sendrecht, een nochtans vermakelijk inci
dent opgeleverd. We hadden gehoord, dat
twee wagens met zigeuners uit België de
Nederlandsche grens waren overgestoken.
De grensontvanger stuurde ze onmiddellijk
naar België terug, waar men ze echter niet
meer toeliet. De maréchaussée, die dadelijk
gewaarschuwd was, zag geen kans de zi
geuners weer op Belgisch gebied te drijven.
Dezer dagen nog zijn de pogingen zonder
succes herhaald en we waren daarvan ge
tuige. Het kwam zelfs een oogenblik tot
hooge woorden tusschen een brigadier crer
Belgische gendarmen en een ambtenaar der
Nederlandsche maréchaussée.
De Nederlander had het zoover gebracht,
dat het paard van een zigeunerwagen met
den kop op Belgisch gebied stond, doch
toen greep een Belgisch brigadier het paard
bij den kop en duwde het weer in Nederland
terug. Hetzelfde spelletje herhaalde zich
nog eens en nog eens, tot het den Belg
begon te vervelen en hij zijn Nederland-
schen collega toeriep
Allee, trap-et af
Kalm man, ik doe m'n plicht maar,
klonk verontwaardigd het antwoord.
Awel en ik ook, ik doe m'n plicht
gelijk gij, maar niet voor 't zelfde geld
zulle
Na welke Belgische repliek een openbaar
debat op den openbaren weg over de sala
riskwestie volgde. De Belgische brigadier
betoogde, dat hij zelf zoo arm was als een
arme zigeuner.
'k Verdien ik weet niet hoeveel min
der dan gij, maar 't is 'n beetje, zei hij bit
ter tot den Nederlandschen ambtenaar.
En om zijn bewering waar te maken
toonde hij een blad, de Brusselsche „Pour-
quoi Pas", van 12 Januari 1.1., waarin een
ingezonden stuk van een brigadier voor
komt. Daarin wordt gemeld, dat de Belgi
sche regeering voornem ns zou zijn, de loo-
nen der ambtenaren over de geheele linie
voor de zooveelste maal te verlagen en de
soldij der gendarmen gelijk te stellen met
die der vrijwilligers-onderofficieren van het
leger. Als u weet, dat een vrijwilliger-on-
derofficier, met flink wat dienstjaren, de
reuzensoldij van 9000 francs per jaar ge
niet, dan weet u wat de Belgische gendar
men te wachten staat.
9000 frans is 630 gulden. Dat worden
dan gendarmen van 12 gulden per week.
Ten leste zullen we hier niet meer weten
of het eigenlijk de gendarmen zijn, die „ar
me zigeuners" begeleiden, dan wel, dat het
de zigeuners zijn die „arme gendarmen"
gezelschap houden.
Een der zigeuners, die we aan de grens
spraken, klaagde ons zijn nood
Men eischt van ons, zoo zeide hij, dat
we een vaderland hebben en we hebben er
nooit een gekend. Weet ik zelf vanwaar ik
ben. Mijn jeugd bracht ik door in 't land
der Magyaren. M'n moeder was een Mon-
tenegrijnsche, m'n vader een Tartaar. Zoo
heb ik het van hen gehoord, maar het staat
niet op papier. Wij houden er geen papie
ren op na. Wellicht daarom worden wij
door de officieele wereld versmaad. Wij
boezemen den menschen hoonend medelij
den of afschuw in. 't Is alsof zij een vloek
tegen ons nebben uitgesproken en gezwo
ren hebben ons te vervolgen. Meestal wei
geren ze handel met ons te drijven en niet
zelden weigeren ze ons het brood, dat we
willen betalen. Waar we onze tenten wil
len opslaan worden we verjaagd, als hon
den. En droef besloot de zigeuner „Wir
sind alleine und keiner uns mag...... Hei-
matloses Zigeunerpack.....
Senator Huysmans—rVan Nest, wethou
der van kunst en onderwijs te Brussel en
tevens voorzitter van de voor 1935 inge
stelde feest-commissie der Belgische hoofd
stad, heeft in een daartoe belegde perscon
ferentie een overzicht gegeven van het pro
gramma der feesten, die tijdens de Brus
selsche Wereldtentoonstelling-1935 plaats
zullen hebben. Het bevat o.m. een grootsch
opgezet internationaal festival voor mu
ziekcorpsen en mannenkoren, waarvoor
reeds meer dan 500 inschrijvingen uit Bel
gië, Nederland, Frankrijk, Engeland, Zwit
serland en Italië binnen zijn. Een der groot
ste attracties zal gevormd worden door den
„reuzenstoet", waarin de 85 Belgische reu
zen te zien zullen zijn, alsmede hun colle
ga's uit andere landen, gevolg! door een
folkloristischen optocht, voorstellend Vlaan
deren en Wallonië. Ook zal de beroemde
Brusselsche „Ommeganck" jaarteekenend
uit de 15e eeuw, tweemaal uittrekken en
wel op de data 8 Juni en 4 Augustus e.k.
Internationale sportfeesten zullen plaats
hebben in het stadion van Heysel, op de
tentoonstelling.
In het koninklijk Park te Brussel zullen
de artisten der Opera en van den Vlaam-
schen Schouwburg, alsmede van het „The
atre du Pare" afwisselend openluchtspelen
opvoeren. Tenslotte zullen de verschillende
Brusselsche wijken, voor geheel den duur
der tentoonstelling, van April tot Novem
ber, in feesttooi prijken, terwijl voor de
fraaiste wijkversieringen belangrijke geld
bedragen als prijzen beschikbaar zijn ge
steld. Reeds is een leger van werklieden
bezig aan het stedelijk feestgewaad voor
de komende lente. Maar uiterlijk merkt
men daar nog niets van. De verrassing
voor Brussel wordt klaar gemaakt in de
Brusselschefeestfabriek. Het is een
wondere benaming en toch is ze juist.
Brussel heeft een heusche feestfabriek. We
mochten er deze week met de Brusselsche
pers een kijkje nemen en we moeten het
erkennen, deze gemeentelijke feestfabriek
is een oord van verrassingen.
Ze is gelegen in de wijk Ransfort, bij
Molenbeek. Het interieur der fabriek
wordt gevormd door een uitgebreid com
plex van werkplaatsen en magazijnen, die
duizend-en-een zeldzaamheden bergen,
welke bij feestelijkheden gebruikt worden.
Voorts wordt deze inrichting nog gebruikt
als bewaarplaats van de groote tooneel-
schermen der Brusselsche Opera. De afdee-
ling waar die décors gerangschikt staan,
lijkt wel een sprookjesstad. We wandelen
er over bergen en door dalen, door zeeën
en stroomen, over daken van kerken en
kasteelen, door besneeuwde velden en groe
ne landouwen. Om in de ateliers te gera
ken waar de feest-attributen van 1935 wor
den vervaardigd moeten we door de onder
wereld van „Faust".
Hier zie, zegt de heer Cousin, direc
teur der inrichting, dat komt binnenkort in
de Brusselsche straten te staan.
We zien obelisken als kerktorens, tri
omfbogen als kathedraalgewelven, luxueu
ze galerijen en kunstig bewerkte straataf
sluitingen in series. De reusachtige binnen
plaats wordt geheel door versieringsmate
riaal ingenomen. Ook de ouderwetsche „ro-
zenmaaksters" ontbreken er niet'n heele
zwerm vlugge midinettes vlechten er kran
sen, draaien er rozen of vervaardigen er
draperieën. Over de regenboogkleuren der
duizenden kunstbloemen schittert het goud
brokaat der baldekgns die voor de praal
wagens van den „Ommeganck" zullen die
nen. Van de ateliers gaan we naar de ma
gazijnen.
Hier is het reuzen-hospitaal, lacht de
heer Cousin.
En werkelijk, daar liggen de kinderen
van Mieke en Janneke, Meecke en Peecke
van Brabant, Goliath met zijn reuzin, Bon-
pa en Bonma, Kinebaba en de Memme, Mui
Lameet en Trui Laweet, de geheele Brus
selsche reuzenfamilie. Ze zijn daar ter ver
pleging. Als ze uittrekken zullen ze weer
gaaf en gezond zijn, opgeblonken en in 't
nieuw gestoken. Brussel vertroetelt zijn
reuzen.
We gaan verder en komen in een reus
achtige hal. Ze heeft veel van een kerk
we zouden ze de Kerk der Overwinningen
kunnen noemen. Het plafond en de wanden
zijn behangen met antieke vlaggen, ven
dels van de gilden, vlaggen uit den Spaan-
schen tijd, uit den tijd van Napoleon en uit
den laatsten wereldoorlog. Door den heer
Cousin uitgenoodigd even te gaan zien
l'étage" bevinden we ons boven in een
soort museum. Het is wel niet toegankelijk
CLXII.
HET UITSPELEN VAN DE EERSTE
KAART.
Wij hebben nu gezien wat beteekent aan
vallend uitkomen en verdedigend (of af
wachtend uitkomen, zoodat wij nu zullen
trachten uiteen te zetten, welke kaart in
algemeenen zin door de voorhand liefst
moet worden voorgespeeld. Gedeeltelijk
heeft de lezer (es) dat reeds kunnen con-
cludeeren uit onze tot nu toe gehouden be
schouwingen, doch er zijn natuurlijk meer
dere gevallen denkbaar, dan die, welke wij
tot nu toe speciaal aangaven.
Als algemeene regel moet gelden, dat het
steeds de voorkeur verdient om aanvallend
op te treden en slechts verdedigend uit te
komen, wanneer aanvallen niet mogelijk is,
of aanvallen in de kleur waarin dat moge
lijk zou zijn kennelijk nadeelig zou wezen.
Verder merken wij op, dat het vaak een
groot verschil oplevert, wanneer men tegen
een kleurenspel, dan wel tegen een sans a
tout spel moet uitkomen.
Ten slotte stellen wij voorop, dat wij in
deze verdere verhandeling als gewoonte
zullen aannemen om uit een suite niet den
hoogste voor te spelen, doch overeenkomstig
de nieuwe conventie, welke wij hebben ui'
een gezet, op één na de hoogste, dus uit
heer, vrouw enz., niet heer, doch vrouw, enz.
A. Er wordt een troefspel gespeeld.
Alzoo eerst aanvallend.
1. Uitgekomen wordt in een kleur waar
van gij aas, heer hebt, en zooals werd uit
eengezet, wordt de heer voorgespeeld, wan
neer ge behalve die twee kaarten nog an
dere kaarten in die kleur hebt Hebt ge
geen andere kaarten dan die twee, zoo
worde aas voorgespeeld.
Het zal voor de meesten wel duidelijk
zijn, waarom uitkomen met deze kaart de
meeste voorkeur verdient doch voor nen,
wien dit nog niet recht duidelijk mocht zijn
willen wij nog nader ophelderen.
Door het uitkomen met deze kaart zjjt
gij ten eerste zoo goed als zeker, dat gij aan
slag blijft, zoodat gij eerst het spel van
den blinde kunt zien, alvorens gij het spel
verder gaat afspelen.
Ten tweede hebt gij een zoo goed als
vaste rentrant, waarmede gij tevens uwe(n)
partner in kennis hebt gesteld. Deze ren
trant dient dan tevens om als vaste stop-
kaart te worden gebruikt, wanneer het noo-
dig mocht zijn de tegenpartij het tempo
verlies van een slag te bezorgen. Over
winst of verlies van tempo hopen wij later
nog iets te zeggen.
Ten derde geeft het uw partner gelegen
heid om door toepassen van den echo aan
te geven of hij deze kleur al dan niet wil
hebben verder gespeeld.
2. Uitkomen uit een suite al dan niet
volledig.
Bijv. uit H, V, B of H, V, 10 wordt de
vrouw voorgespeeld. Uit V, B, 10 óf V, B, 9
wordt de boer voorgespeeld.
Het zal duidelijk zijn, dat wanneer de
voorhand in het bezit zou zyn van een volle
dige en een niet volledige suite, dat dan de
volledige de voorkeur heeft. Zyn beide sui
tes niet even lang, bijv. de eene van den
heer, de andere van de vrouw, dan zal als
regel aan de hand van de biedingen moeten
worden uitgemaakt welke van de twee
moet worden voorgetrokken. Is uit de bie
dingen daaromtrent niets bekend, dan ver
dient meestal de hoogste de voorkeur, om
dat men dan het eerst aan slag is.
3. Uitkomen in een korte kleur, wanneer
gij een of meer kleine troefjes hebt om af
troeven, en gij zoo goed als zeker weet een
vaste rentrant bij uw partner te vinden,,
zoodat hij in de korte kleur kan terug spe
len.
Wg dienen hier iets meer van te zeggen.
Nog altijd worden er spelers gevonden, die
hun partner tot wanhoop brengen door bij
wijze van spreken uit beginsel uit te komen
met een singleton. Dit uitkomen in single-
ton, dat vroeger bij whist vaak juist was,
omdat het als een invite kon worden be
schouwd, is bij contractbridge meestal fout,
wanneer niet wordt voldaan aan bepaalde
voorwaarden, welke wij straks zullen noe
men.
Het is zonder die voorwaarden meestal
fout, omdat gij de kracht van uw partner
in die kleur onnoodig kapot speelt, en bo
vendien de tegenpartij in die kleur een serie
vrgs slagen bezorgt, welke wordt uitge
speeld, zoodra de troeven er zijn uitgesla
gen.
Welke zijn nu de voorwaarden, waaraan
moet worden voldaan om uit te kr met
•singleton of uit A, x? Ten eerste moet gij
een vaste stopkaart in troef hebben en ten
tweede moet gij zoo goed als zeker uw
partner aan slag kunnen brengen. Neem
bijv. aan, dat gij, wanneer harten wordt ge
speeld door de tegenpartij in handen hebt
4k x of A x
A x x x
O xxx
X X X X (x)
Uw partner had ruiten geboden.
Nu moet ge natuurlijk schoppen voor
trekken, hetzij dan dat ge singleton hebt,
hetzij dat gij A x hebt. Nemen we maar aan
het singleton-geval. De kleine schoppen
wordt voorgespeeld en door de tegenpartij
genomen. Deze zal hoogstwaarschijnlijk
harten naspelen, welke onmiddellijk met aas
wordt genomen, waarna ruiten wordt na
gespeeld. Uit het feit, dat gij niet met een
hooge kaart aanvallend te werk zyt gegaan,
en verder uit het feit, dat ge niet in uw
partners kleur hebt getrokken, moet deze
nu, na met ruiten aan slag te zijn gekomen
de gevolgtrekking maken, dat gij dringend
verzoekt in schoppen na te komen.
Uit het bovenstaande volgt dan reed3, dat
gij althans met dat doel die aardigheid niet
moet uithalen wanneer gij twee kleine
schoppen hadt, omdat ge dan geen succes
zult boeken.
Het uitkomen in korte kleur waarop wij
bij geval 3 doelden, beteekent dan ook uit-
«komen in aas sèc of het uitspelen van aas,
heer. Kunt ge daarna in een vaste entrée
van uw partner spelen, dan moet deze on
middellijk de eerste kleur natrekken, opdat
gij renonce kunt introeven.
Voor al die gevallen is het uiteraard uoo-
dig, dat gij kleine troefjes v r ij hebt om
af te troeven. Zyt gij bijv. in het bezit van
H x of V x x van troef dan is het vaak
fout om op renonce te spelen, want dan zult
ge die troeven juist noodig hebben om den
speler in troef tegen te houden, teneinde
daarna in een of meer kleuren slagen te
maken.
4. Ge speelt in de kleur door uw oartner
geboden. Wij hebben daaromtrent al een en
ander gezegd en zullen wij nu alleen volle
digheidshalve de mogelijkheden nog eens
onder het oog zien.
In den regel speelt ge dan de hoogste in
die kleur voor, ook wanneer ge daarin,
hooge kaarten hebt. Zooals wel niet nader
behoeft te worden uiteengezet is het meest
al fout om uit te komen in een kleur, waar
van ge bijv. A V x of H x hebt. Werd die
kleur echter door uw partner geboden, dan
dient ge in die gevallen wèl de hoogste
kaart voor te spelen. Algemeen kan dus
worden gezegd, dat bij 3 of minder kaarten
in de kleur van partner de hoogste wordt
voorgetrokken. Hebt gij er 4 of meer, dan
wordt de regel van elk toegepast, tenzij ge
aas hebt, welke altijd wordt voorgetrokken
(d.w.z. natuurlijk als gij in de kleur van
partner moet voorspelen, en geen der drie
vorige genoemde gevallen zich voordoen).
Wij willen nu nog een enkel woord zeg
gen over het uitkomen bij een slemspel.
Kunt gij uit een suite aanvallend optreden,
dan verdient dat meestal de voorkeur.
Het is meestal fout uit te komen met een
aas, wanneer ge daarbij niet de opvolgende
hebt, vooral wanneer die kleur werd ge
noemd, hetzij door uzelf, hetzij door de te
genpartij. Meestal zult ge door spelen van
aas dan zelf meerdere slagen bij de slem
spelers vrij maken, en juist daardoor het
spel doen winnen. Kom nooit uit in een vork
waarin ge hoopt een of meer slagen te ma
ken, bijv. uit A V x of H B x, want juist
door daarin uit te komen, zult ge in die
kleur dan meestal geen slagen maken, al
thans daarin minstens een slag cadeau ge
ven. Hebt ge geen suite, en ook geen zeker
heid dat uw partner een suite heeft, is net
vaak de veiligste weg om troef te speien,
vooral wanneer Leider en Blinde elkaar in
die kleur hebben gesteund. Eerstens bederft
ge dan waarschijnlijk het minst, en verder
is het winnen van slem vaak afhankelijk
van heen en weer troeven, wat belet wordt,
door zoo spoedig en vaak mogelijk troef te
spelen.