Viissingsche Courant LEEGVERKOOP WINTERPANTOFFELS BIJ PLOUVIER TWEEDE BLAD NEIL LYNDON ONTSNAPT FEUILLETON BRIEVEN UIT DE HOFSTAD VAN AMSTEL EN IJ Uit de Viissingsche Courant van vóór 50 jaar. 5 van de van Zaterdag 19 Januari 1935. No. 16. UIT VROEGERE DAGEN. STRENGE WINTERS IN ZEELAND. Dat het in den warmen zomer heerlijk koel aan de zee is, behoeft zeker geen nader betoog. Maar dat in de lage landen aan de zee juist door de zee de winters in den regel niet streng zijn, is wellicht niet bij alle lezers bekend. Ons land heeft, zoo als men dat noemt, een zeeklimaat. Onze provincie Zeeland, niet alleen ge legen aan de zee, maar doorsneden door breede zeearmen, ondervindt in 't bijzonder de gevolgen van het zeeklimaat. Het ge beurt dan ook vaak, dat in 't Oosten van ons land schaatsen wordt gereden, terwijl in Zeeland zoo goed als geen vorst is. Toch kan, gezien het verleden, ons ge west wel eens strenge winters hebben. Volgens enkele weervoorspellers zou deze winter streng zijn. Gelukkig zijn 't profeten, die brood eten. Het is reeds over de helft van Louwmaand en wij hebben nauwelijks een laagje ijs op de sloten ge zien. Maarwat niet is, kan nog ko men. Dit tot troost voor de beoefenaars van de ijssport. Wij hebben verschillende kronieken eens nagelezen en daarin opgemerkt, dat er menige „ouderwetsche winter" ook in Zee land is geweest. De voornaamste hebben wij aangeteekend. In den winter van lff80 op '81 moet het zoo koud geweest zijn, als er in geen 100 jaar te voren geweest was. Vele menschen stierven toen van koude en armoede. In 1511 was er een langdurige vorst. Men ging van Arnemuiden tot Borsele over het zoute water. Met geladen wagens l:on men een maand lang rijden van Antwerpen rechtstreeks naar Goes. Ook het volgende jaar was er een strenge vorst, die 9 weken duurde. In 15J/3 duurde de vorst 3 maanden. In de nieuwe Middelburgsche haven lagen 2 Portugeesche schepen vastgevroren. Met paarden en wagens werd op. het ijs gereden om de schepen te lossen en de goederen naar Middelburg te brengen. In 156ff moet het zoo streng gevroren hebben, dat met geladen wagens over de Schelde werd gereden. In 168ff was de zee langs de kust geheel dicht. Men kon op het ijs rijden en men sloeg er zijn tenten op. In het begin van 1709 was de winter zoo streng, dat de vogels bij menigte dood vie len. Men liep op het zoute water van Vlis- singen tot Sardam Zelfs op 4 Maart kon men nog een kwartier ver op de zee buiten Vlissingen loopen. Verscheidene menschen stierven door de koude, 22 soldaten bevroren op hun schild wachten. In Vlaanderen viel zooveel sneeuw, dat twee menschen er onder versmoorden. Door die strenge vorst van 11 12 we ken was er moeilijk turf te bekomen en dan nog zeer duur, nl. 48 het last. De wintertarwe bevroor. Den volgenden zomer werd de prijs 22 24 de zak, vroeger ƒ6 a ƒ8. Natuurlijk waren de andere eet waren naar evenredigheid ook hoog in prijs. In 17!f0 moet de winter in strengheid die nog van 1709 overtroffen hebben. In 't bij zonder was het koud op 10 en 11 Januari, toen veel menschen en dieren bevroren. In de Lente was het nog zoo koud, dat de boomen in Juni nog geen bladeren had den en op 't weiland weinig of geen gras. Voor een voer hooi van 1600 pond gewicht werd 100 betaald. Ook de eetwaren waren zeer duur. Geautoriseerde vertaling. Uit het Engelsch van Victor Bridges. (Nadruk verboden 3) Ik knoopte myn „slop" dicht en ging voorzichtig vooi*waarts door de druipende doornstruiken. Men kon geen hand voor oogen zien, maar voor zoover ik mij kon herinneren lag de groote weg naar Tavis tock aan mijn rechterkant. Dan moest North Hessary links liggen ik wendde mij dus in die richting en ging op weg in de duisternis. Wie ooit beproefd heeft in den mist door het bosch te gaan, weet, dat dit de minst genietbare vorm van lichaamsoefening is, die er bestaat. Later heb ik my er vaak over verbaasd, hoe ter wereld ik erin slaagde, aan een verstuikten enkel of ge broken nek te ontkomen, want hoe voor zichtig ik ook voorwaarts kroop, het was onmogelijk al de talrijke kuilen en over hangende takken te vermeden. Ik moest wel in veertien gaten gevallen zijn en myn hoofd aan minstens evenveel takken ge- stooten hebben, voor de boomen tenslotte dunner werden en het licht genoeg was, om te kunnen zien, waar ik mijn voeten zette. Ik wist, dat ik nu zeer nabij de grens van het bosch was, waarbuiten thans stellig wachten op post stonden, met een kleine De strenge winter van 1795 was gunstig voor de Fransche soldaten, die op weg wa ren naar ons land. De rivieren waren geen beletsel meer. Met hun kanonnen trokken zij over deze bevroren wateren gemakkelijk ons land binnen. Werd vroeger op Walcheren bij hoogen waterstand, waardoor de landwegen blank stonden, met de schuit naar de markt ge varen, in den winter, als er sneeuw lag, spande men het paard voor de slee en zoo ging het stadwaarts. In de vorige eeuw waren bijzonder strenge winters die van 1861 en 1871. Het verkeer van Walcheren met Holland was geheel gestremd. De stoombooten, die ge regeld op Rotterdam voeren, lagen vast gevroren. Door ijsgang was het overzet veer bij Iersekedam niet te bedienen. Wilde men naar Holland, dan moest men over Breskens of Terneuzen naar België en ver der over Gent en Antwerpen naar Brabant. Wie meer dan 5 kruisjes telt, kan zich nog wel de strenge winter van 1890 op 1891 herinneren. Het begon te vriezen met Kerst- da- om te eindigen einde Maart. In Vlis singen lagen de havens vol met ingevroren schepen. De ijsliefhebbers zullen dezen winter gaarne een paar weken de schaatsen onder hun schoenen willen hebben, maar wij ge- looven niet, dat z.j naar een „ouderwet- schen" winter zullen verlangen, zooals wij verscheidene hebben gememoreerd. Vooral niet in dezen tijd van groote werkeloosheid. R. B. J. d. M. De duinen. Dr. D. Buyze t- Voor ons Hagenaars zijn de duinen altijd een kostbaar bezit geweest. In vroeger jaren waren er slechts weinigen die zich aan een zwerftocht door deze heerlijk-rus tige oorden waagden. Het was zoo ver en zoo vermoeiend, maar wie er de inspanning voor over had, werd dubbel beloond. Sedert de stad zich steeds meer in de richting van de zee uitbreidde werd het aantal wande laars daar grooter en sedert het vrije strandleven zijn attractie heeft weten te propageeren, werd het er zelfs heel druk. Toen helaas bleek het spoedig noodig eenig paal en perk aan de wandeltochten te stellen. De ongebondenheid van het publiek dreigde alle natuurschoon te verdelgen. Ds eersten, die er vroeger in eenzaamheid dwaalden, bewonderden het schoone, hadden er respect voor waar toen de algemeene horde loskwam, was het meteerbied en bewondering gedaan. Het was ongelooflijk in hoe korten tijd mooie gedeelten, waar wuivende helm en een schat van uiteen- loopende plantjes en bloemen groeiden, tot kale woestijnvlakten war,en vernield. De verwenscht-e voetbal werd zelfs meegeno men en in minder dan geen tijd waren er desolate velden, waar het zand stoof en alle begroeiing verdwenen was. De overheid met haar straffe hand moest ingrijpen. Zij heeft maar één middel, het onaangenaamste, nl. dat van het verbod. Het mocht gelukken haar ervan te over tuigen dat zoo mogelijk althans een wande ling werd toegestaan. Men begon toen paden aan te leggen en de overige terreinen af te rasteren. Daarmede was natuurlijk voor velen heel wat van de bekoring der duinwandeling er af, maar het kon niet anders, wilde men niet alles verliezen. Thans is er een gansch net van paden, voet en rijwielpaden en inderdaad is de rest der duinen nu tegen de ruwheid van het publiek beschermd. Natuurlijk is het oude ongerep te, het origineele veel verdwenen, het is er nu zoo netjes en opgeruimd. De paden zijn breed en net, hard en vlak, vele duinpan nen zijn als fraaie plantsoenen, waar al leen nog perken aan ontbreken. Het lijkt alsof men zijn best deed de natuur en haar tusschenruimte daarom hield ik stil waar ik was, en zette mij kalm eenige minuten op een rotsblok, om wat op adem te komen. Zoodra ik wat uitgerust was, stond ik weer op en er met de uiterste zorgvuldig heid op lettend, waar ik liep, ging ik op mijn teenen verder. Nadat ik ongeveer twaalf stappen gedaan had, doemde plot seling het hek uit den mist voor my op. Ik legde mijn hand er boven op en bleef een oogenblik luisteren naar eenig geluid van gevaar, ademloos. Behalve het fijne gespatter van den regen echter was alles doodstil. Voorzichtig ging ik op de onder ste plank van het hek staan, sloeg er mijn beenen over een voor een, en sprong zoo licht mogelijk op het gras neer. Terwijl ik dit deed, rees plotseling een man van den grond omhoog, als een zwar te schaduw en zich op mij werpend voor ik een beweging kon maken, greep hy mij om het middel. „Gevangen brulde hij en toen, zoo hard hy kon „Hier is ie Help Help HOOFDSTUK H. Een fiets en een werkpak. Ik was zoo door en door verrast, dat en kel mijn kracht belette, dat ik omver viel. Ik wankelde enkele schreden achteruit, waarbij ik tegen het hek terecht kwam met een schok, die mij bijna den adem benam. Door een gelukkig toeval moest ik daarbij de hand van mijn tegenstander gekneusd hebben tegen een der planken, want met een kreet van pijn liet hij een enkel oogen- ongekunstelde vormen na te bootsen, maar dat is nu eenmaal niet mogelyk. Intusschen mogen wij tevreden zijn dat het natuur-gedeelte althans voor totalen ondergang is gered en dat wy de vrijheid behielden om er te wandelen. Door een deel van het straatvuil in den bodem te begraven heeft men de oppervlakte iets meer voedingsstof voor de bloemen en plantengroei bezorgd, zoodat deze in weel deriger omvang kunnen opbloeien. Hier wordt door werkverschaffing nuttige arbeid verricht, die ten slotte ook aan onze alge meene zeewering ten goéde komt. Het be houd der duinen is uit praktisch en aesthe- tisch oogpunt van belang. Feitelijk is nog maar een heel smalle strook van de oor spronkelijke duinen over. Er is een tijd geweest, dat eenige kilome ters verder land-in de strook der duinen zich uitstrekte. Geleidelijk is daar van af gegraven, is er gelijk en vlak gemaakt, zijn er huizen op gebouwd. Wat nu nog over is, is een restje, dat als een kostbaar bezit gehandhaafd moet worden. We aanvaarden dan maar de nette paden en de leelijke afrasteringen, omdat wij begrijpen, dat al leen op die wijze het bezit veilig gesteld kan worden. Tegen het vandalisme van een deel van het publiek zijn nu eenmaal krasse maatregelen noodig en zij die zich daaraan niet schuldig maken, moeten zich er bij neerleggen. Wie eens de gelegenheid heeft als hij in Den Haag vertoeft, richte zijn schreden naar het duinterrein tusschen Den Haag en Kijkduin. Hij zal verrast staan over het mooie dat hij te zien krijgt. Van den top der duinen af is een alleraardigst pano rama van de stad te aanschouwen in de verte liggen de dorpen van het Westland, rijzen de torens van Delft op en aan den anderen gezichtseinder ligt de eeuwig- mooie zee. Te midden van de begroeide duinen slingeren de paden en altijd weer boeit de schoonheid van dit ongeëvenaarde Hollandsche landschap. Bij Kijkduin kan de weg langs 't strand worden, genomen en worden voortgezet tot den Hoek van Holland, waar desnoods de autobus ons terug kan voeren naar Den Haag. Wie deze wandeling eens maakt, zal daaraan een aangename herinnering houden. Zóó vlak bij het gewoel der groote stad een zoo imponeerende eenzaamheid te mogen vinden, zal voor de vele min of meer overspannen geesten een verkwikking zijn. Bij alle gehaast en gejakker is dit een afwisseling die de gemoederen kan sterken. Het groote voorrecht aan zee te liggen wordt nog niet altijd voldoende door de stadsbewoners gewaardeerd. Op werkdagen liggen de duinen verlaten en zelfs op Zon dag zijn het slechts heel weinigen die deze wandelwegen bezoeken. We mogen dezen brief niet sluiten zon der een enkel woord gezegd te hebben van een man, die ons plotseling afviel, dr. Buyze, een echten rondborstigen Zeeuw, een man van nobel karakter, een dokter van ongemeene bekwaamheid. Als één der pioniers voor de eerste hulpverleening bij ongelukken is hij door het gansche land bekend. Zijn heengaan wordt als een zwaar verlies gevoeld. Duizenden over het geheele land verspreid zullen zijn nagedachtenis in hoogen eere houden. Als docent van de E.H.B.O. was hy onovertrefbaar honder den hebben onder zijn leiding de eerste hulp geleerd en het was geen geringe eer leerling van dr. Buyze te zyn geweest. In zijn geboorteplaats Zierikzee is zijn stoffelijk overschot ter aarde besteld. Slechts weinigen konden daarbij aanwezig zijn, maar talloos velen zullen in die oogen- blikken vertoefd hebben bij de gedachte aan hem, die een vriend der lijdende menschheid was en daar zijn hoog voor beeld breede scharen heeft geïnspireerd tot dit nobele werk. Hij ruste in Zeeuwschen bodem zacht. EIBER. blik zijn greep schieten. Dat was juist, wat ik noodig had. Mijn linkerarm losrukkend, bracht ik met een listige beweging mijn elleboog onder zijn kin en voor hij zich daarvan had hersteld, bracht ik hem een korten stoot met mijn rechter arm toe, die in de buurt van zijn derde vestknoop te land kwam. In ieder geval, hij deed zijn Welk naar behooren met 'n vreemd geluid, als het leegzuigen van een bad, liet hij my Jos en zonk neer ln het gras, bijna even stil en plotseling als hij er uit op gerezen was. Door den mist hoorde ik het geluid van voetstappen snelle, zware stappen, die mij van alle kanten naderden. Een seconde dacht ik er over, weer over het hek te klim men en het bosch weer op te zoeken. Maar plotseling kwam een soort van boosaardig genoegen in mij op en over de liggende ge stalte op den grond heenspringend, snelde ik vooruit den mist in. De bewakers, die zeer dichtbij moesten zijn, hoorden mjj blijkbaar, want van beide kanten kwam heesch geschreeuw van „daar gaat hij „kijk uit, daar 1" en andere welgemeende raadgevingen. Het was een vreemde sensatie, zoo hard door den mist te loopen met het gevoel ieder oogenblik tegen de monding van een geladen karabijn te kunnen stooten. Het eenige, wat my aanwijzing kon geven over de richting, was de helling van den grond. Ik wist, dat ik op den goeden weg was, zoolang ik den heuvel op bleef gaan, want het groote, rots-overzaaide heuvelgevaarte van North Hessary lag recht voor my uit Es ist nicht wahr. De Wereld- akker. Vluchtelingen spreken. Een bezoek aan het nieuwe te huis. Menschlievend internatio- naal werk. Zeeuwsche vertegen woordiging. Amsterdamsche nooden. toenemende criminali- teit. Onze Duitsche medeburgers in Amster dam, waaronder ongetwijfeld „allerliefst lieve menschen", zooals mevrouw Bosboom ze zou noemen, toonen zich nog steeds diep verontwaardigd wanneer men hen spreekt over min-oirbare handelingen in het Duit sche rijk. „Alles wat men beweert omtrent ge loofsvervolging, mishandeling en berechting zonder vorm van proces is eenvoudig gelo gen. De gruwelpropaganda dient alleen om het derde rijk in de wereld verdacht te ma ken. „De op dit oogenblik meest populaire re geerder in Duitschland is tegelyk ook de meest edelmoedige en humane man dien men zich denken kan". Wij meenden by ons bezoek aan het Jood- sche toevluchtshuis, nu ongeveer, een jaar geleden, wel iets anders gezien en gehoord te hebben er waren daar zelfs vermink ten als gevolg van mishandeling, en ver minking simuleert men toch niet maar met de Duitsch-Amsterdammers valt over dit onderwerp nu eenmaal niet te praten. Het is alleen maar jammer, dat de nuch tere feiten dit zelfbedrog telkens en tel kens weer op een ontstellende wijze komen weerspreken, zóó contrasteerend zelfs, dat men wel met blindheid geslagen moet zijn om dit niet te zien en ruiterlijk te erkennen. We zijn in deze onze meening opnieuw versterkt, toen we gisteren een bezoek brachten aan het eerst onlangs geopende toevluchtsoord van de „Wereldakker", de bekende humanitaire stichting die beoogt bescherming en hulp te verleenen aan allen, die om redenen van ras of godsdienst ver volgd worden. Met alle waardeering voor het reeds door ons genoemde Joodsche initiatief, heeft de stichting gemeend, dat het ook op haar weg lag, zich het lot der vluchtelingen aan te trekken en vond hierby onmiddellijk steun in kringen van alle gezindten. Met den huisvader deze superbe kracht wil verder niet genoemd worden zyn we de drie enorme perceelen van het oude Weeshuis aan de Keizersgracht, belange loos afgestaan door de Hervormde diaconie, doorgetrokken. We hebben gezien hoe met primitieve middelen in dit 17e eeuwsche labyrint van gangen, zalen, kamers, kel ders en keukens nu reeds mogelijk is ge maakt, dat de réfugiés er zich in 'n ruime recreatiezaal by een heerlijk brandenden haard kunnen verkwikken, er gezellige ka mers en kamertjes vinden voor nachtver blijf, de moeders met zuigelingen en de groote gezinnen natuurlyk de geriefelijkste van het huis. We hebben ook een oogenblik vertoefd in de vriendelijke kerkzaal, waar de huis vader 's morgens uit den Bijbel leest, met een voor allen toepasselijk woord, en het orgel bespeelt. Men heeft ons verder ook rondgeleid door de werkplaatsen, de keukens, de kleeding- centrale en ten slotte ook door den tuin, waar door de verpleegden reeds belangrijk werk is verricht. Dit is trouwens ook in de gebouwen het geval geweest, waar uiter aard veel vernieuwd moest worden en ge restaureerd. Zoo heeft men van zalen kamers moeten makén, muren afgebroken en opgebouwd, het gebouw van electrisch licht voorzien enz. enz., een arbeid die stellig nog gerui- men tijd zal vergen. Gelukkig werd voor de technische leiding een belanglooze medewerker gevonden alle arbeid geschiedt hier trouwens belang loos in ingenieur Reinheimer, die ge en daar moest ik over heen om de Walk- ham-Vallei te bereiken. En ik ging voort, terwijl de grond al hooger en hooger rees, tot tenslotte het vochtige, gladde gras plaats maakte voor een woestenij van rotsblokken en heide. Ik bereikte den top en ofschoon de mist mij alle uitzicht belette, wist ik, dat recht be neden mij de bosschen lagen, terwijl slechts ongeveer een mijl van een stijl afdalenden heuvel mij van hun aangename veiligheid scheidde. Ondanks de koude en de vochtigheid en den honger, die mij sterk begon te kwel len, vatte ik weer grooteren moed. Wanneer het geluk mij dienstig is, heeft dat altijd als een soort van opwekkend middel op mij gewerkt en buitengewoon gelukkig was ik thans stellig geweest. Wanneer nu nog het weer opklaarde en mij gelegenheid gaf weer droog te worden, zou het noodlot my zoo mooi behandeld hebben, als een ont snapte moordenaar maar had kunnen ver langen. Ik stak het plateau over, voorzichtig, want de grond was vol kleine kuilen en geulen en ik verlangde allerminst, mijn enkel te verstuiken en begon de andere hel ling af te dalen. Beneden mij, naar rechts, was een flauwe lichtschijn zichtbaar. Ik meende, dat dit het dorp Merivale, aan den weg naar Tavistock, was en daar ik er niet op gesteld was, misbruik te maken van de eenvoudige gastvrijheid, die mij hier het cachot verleenen zou, boog ik wat meer in de tegenovergestelde richting. Tenslotte, nadat ik ongeveer twintig minuten gedaald Se week 1885. De „Société anonyme des chemins de fer économiques Neêrlandais" heeft aan d# drie daarbij betrokken gemeentebesturen aanvraag gedaan om de concessie voor den stoomtramdienst VlissingenMiddel burg te mogen overdragen aan de „Société anonyme de MiddelbourgFlessingue et extensions". Bereids zijn door de nieuwe maatschap pij reeds maatregelen genomen om den dienst meer aan de eischen van den tyd te doen beantwoorden, door het veranderen van de lijn en het vernieuwen van al het materieel zooals locomotieven en wagens. De lyn VlissingenBadhuis zal, wanneer de toegangsweg eenmaal gereed is, onmid dellijk in aanleg worden genomen. Teneinde de noodige werkzaamheden voor het een en ander te verrichten, zal de dienst voor eenigen tijd gestaakt worden. s f Met een 70 a 80 werklieden is men dezer dagen druk in de weer om de kruin van het duin, waar het nieuwe badhuis ver rijzen zal, tot een plat vlak te maken. Zoodra dit geschied zal zyn, wordt on middellijk met het bouwen van het bad huis begonnen, dat men voornemens is nog dezen zomer in exploitatie te brengen. Ook de nieuwe weg naar het Badhuis is in voorbereiding, alsmede het bouwen van een nieuwe brug over den Middelburg— Vlissingschen watergang. De bevolking van Vlissingen bedroeg ^p 31 December 1884 11547 personen, zijnde 5700 mannen en 5847 vrouwen, of 36 per sonen meer dan op 31 December 1883. Van het Prins Hendrik-dok te Middel burg werd in 1884 gebruik gemaakt door 17 schepen. Van die schepen voeren er 1 onder Engelsche, 1 onder Duitsche, 1 onder Belgische en de overigen onder de Neder- landsche vlag. In het geheel was het droog dok 168 dagen bezet. 4c Benoemd tot ontvanger der registratie te Middelburg de heer F. C. Kist, thans te IJselmonde. schoolde en ongeschoolde werklieden onder de vluchtelingen reeds uitnemend heeft ge ïnstrueerd. De Wereldakker mag trouwens niet over medewerking klagen. Met alle officieele in stellingen van maatschappelijk werk staat zij in voortdurend contactzelfs de kinder politie zond haar jeugdige vluchtelingen toe en ook aan daadwerkelyken steun heeft het haar niet ontbroken. Er is echter schrikbarend veel noodig. Zoo werd van 6 Januari jl. tot op heden niet minder dan 3979 maal logies verschaft er werden 11271 maaltijden verstrekt, 1200 zuigelingen verzorgd en bovendien stond men aan 1400 doortrekkende vluchtelingen kleine giften af. Met betrekking tot het werk valt ten slotte nog dit te zeggen. Het betreft hier niet een hulpverleening aan in Nederland binnensluipende vreemdelingen, maar wel aan degenen, die als gevolg van het in hun land heerschende regiem uitgeweken, waar onder ook eigen landgenooten en kinderen, die allen om religieuze redenen naburige landen moesten verlaten. Het gaat om die menschen. Ruim 50 rijn er momenteel in het asyl, een dertigtal zeer dringende aanvragen is nog in behandeling. De thans verpleegde vluchtelingen zijn Duitschers (meerendeel), maar ook Russen, Oostenrijkers en Polen, naar godsdienstige overtuiging Christenen, Joden, Joden-Christenen, Gereformeerden en enkele Roomschen. Mannen en vrouwen wie het men kan aanzien, dat rij door ver volging en mishandeling veel geleden heb ben. De meesten hunner vermoeit zelfs het spreken. Uit het Saargebied kwamen gisteren ook was, begon ik het zacht geruisch van stroomend water te vernemen en enkele stappen verder brachten mij aan den oever van de Walkham. Een oogenblik bleef ik daar staan, met een gevoel van vermoeide opgewektheid over wat ik bereikt had. Ik had tenminste een tijdelijke verblijfplaats gevonden. Vijf mijlen lang, naar links, lag de prachtig be groeide vallei en al de bewakers van Dart moor konden zich buiten adem zoeken zon der mij hier te vinden. Ik weet niet, hoeveel verder ik dien avond nog zwierf. Wanneer iemand des nachts, telkens struikelend, in een toestand van honger, natheid en uitputting door een bosch gaat, verliest zijn begrip van afstand spoedig zijn nauwkeurigheid. Maar ik ge loof, dat ik nog minstens drie mijl aflegde, voor mijn verlangen om mij neer te leggen en te slapen te sterk werd, dan dat ik het nog langer kon weerstaan. Ik zocht, in de duisternis rond, tot ik een plek vrij droog gras gevonden had, ruin of meer door een verhangende rots tegen den regen beschut. Misschien had ik het beter kunnen treffen, maar ik was te moe, om mij daarover te bekommeren, en ging rus tig liggen en niettegenstaande mijn kneu zingen en mijn doorgeweekte kleeren had ik vermoedelijk geen twee minuten op den grond gelegen, of ik was vast in slaap. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1935 | | pagina 5