Viissingsche Courant
LEEGVERKOOP WINTERPANTOFFELS BIJ PLOUVIER
TWEEDE BLAD
NEIL LYNDON ONTSNAPT
FEUILLETON
BRIEVEN UIT DE HOFSTAD
VAN AMSTEL EN IJ
Uit de Viissingsche Courant
van vóór 50 jaar.
5
van de
van
Zaterdag 19 Januari 1935. No. 16.
UIT VROEGERE DAGEN.
STRENGE WINTERS IN ZEELAND.
Dat het in den warmen zomer heerlijk
koel aan de zee is, behoeft zeker geen
nader betoog. Maar dat in de lage landen
aan de zee juist door de zee de winters in
den regel niet streng zijn, is wellicht niet
bij alle lezers bekend. Ons land heeft, zoo
als men dat noemt, een zeeklimaat.
Onze provincie Zeeland, niet alleen ge
legen aan de zee, maar doorsneden door
breede zeearmen, ondervindt in 't bijzonder
de gevolgen van het zeeklimaat. Het ge
beurt dan ook vaak, dat in 't Oosten van
ons land schaatsen wordt gereden, terwijl
in Zeeland zoo goed als geen vorst is.
Toch kan, gezien het verleden, ons ge
west wel eens strenge winters hebben.
Volgens enkele weervoorspellers zou
deze winter streng zijn. Gelukkig zijn 't
profeten, die brood eten. Het is reeds over
de helft van Louwmaand en wij hebben
nauwelijks een laagje ijs op de sloten ge
zien. Maarwat niet is, kan nog ko
men. Dit tot troost voor de beoefenaars
van de ijssport.
Wij hebben verschillende kronieken eens
nagelezen en daarin opgemerkt, dat er
menige „ouderwetsche winter" ook in Zee
land is geweest. De voornaamste hebben
wij aangeteekend.
In den winter van lff80 op '81 moet het
zoo koud geweest zijn, als er in geen 100
jaar te voren geweest was. Vele menschen
stierven toen van koude en armoede.
In 1511 was er een langdurige vorst.
Men ging van Arnemuiden tot Borsele over
het zoute water. Met geladen wagens l:on
men een maand lang rijden van Antwerpen
rechtstreeks naar Goes.
Ook het volgende jaar was er een strenge
vorst, die 9 weken duurde.
In 15J/3 duurde de vorst 3 maanden. In
de nieuwe Middelburgsche haven lagen 2
Portugeesche schepen vastgevroren. Met
paarden en wagens werd op. het ijs gereden
om de schepen te lossen en de goederen
naar Middelburg te brengen.
In 156ff moet het zoo streng gevroren
hebben, dat met geladen wagens over de
Schelde werd gereden.
In 168ff was de zee langs de kust geheel
dicht. Men kon op het ijs rijden en men
sloeg er zijn tenten op.
In het begin van 1709 was de winter zoo
streng, dat de vogels bij menigte dood vie
len. Men liep op het zoute water van Vlis-
singen tot Sardam Zelfs op 4 Maart
kon men nog een kwartier ver op de zee
buiten Vlissingen loopen.
Verscheidene menschen stierven door de
koude, 22 soldaten bevroren op hun schild
wachten.
In Vlaanderen viel zooveel sneeuw, dat
twee menschen er onder versmoorden.
Door die strenge vorst van 11 12 we
ken was er moeilijk turf te bekomen en
dan nog zeer duur, nl. 48 het last. De
wintertarwe bevroor. Den volgenden zomer
werd de prijs 22 24 de zak, vroeger
ƒ6 a ƒ8. Natuurlijk waren de andere eet
waren naar evenredigheid ook hoog in
prijs.
In 17!f0 moet de winter in strengheid die
nog van 1709 overtroffen hebben. In 't bij
zonder was het koud op 10 en 11 Januari,
toen veel menschen en dieren bevroren.
In de Lente was het nog zoo koud, dat
de boomen in Juni nog geen bladeren had
den en op 't weiland weinig of geen gras.
Voor een voer hooi van 1600 pond gewicht
werd 100 betaald. Ook de eetwaren waren
zeer duur.
Geautoriseerde vertaling.
Uit het Engelsch van Victor Bridges.
(Nadruk verboden
3)
Ik knoopte myn „slop" dicht en ging
voorzichtig vooi*waarts door de druipende
doornstruiken. Men kon geen hand voor
oogen zien, maar voor zoover ik mij kon
herinneren lag de groote weg naar Tavis
tock aan mijn rechterkant. Dan moest
North Hessary links liggen ik wendde mij
dus in die richting en ging op weg in de
duisternis.
Wie ooit beproefd heeft in den mist door
het bosch te gaan, weet, dat dit de minst
genietbare vorm van lichaamsoefening is,
die er bestaat. Later heb ik my er vaak
over verbaasd, hoe ter wereld ik erin
slaagde, aan een verstuikten enkel of ge
broken nek te ontkomen, want hoe voor
zichtig ik ook voorwaarts kroop, het was
onmogelijk al de talrijke kuilen en over
hangende takken te vermeden. Ik moest wel
in veertien gaten gevallen zijn en myn
hoofd aan minstens evenveel takken ge-
stooten hebben, voor de boomen tenslotte
dunner werden en het licht genoeg was, om
te kunnen zien, waar ik mijn voeten zette.
Ik wist, dat ik nu zeer nabij de grens van
het bosch was, waarbuiten thans stellig
wachten op post stonden, met een kleine
De strenge winter van 1795 was gunstig
voor de Fransche soldaten, die op weg wa
ren naar ons land. De rivieren waren geen
beletsel meer. Met hun kanonnen trokken
zij over deze bevroren wateren gemakkelijk
ons land binnen.
Werd vroeger op Walcheren bij hoogen
waterstand, waardoor de landwegen blank
stonden, met de schuit naar de markt ge
varen, in den winter, als er sneeuw lag,
spande men het paard voor de slee en zoo
ging het stadwaarts.
In de vorige eeuw waren bijzonder
strenge winters die van 1861 en 1871. Het
verkeer van Walcheren met Holland was
geheel gestremd. De stoombooten, die ge
regeld op Rotterdam voeren, lagen vast
gevroren. Door ijsgang was het overzet
veer bij Iersekedam niet te bedienen. Wilde
men naar Holland, dan moest men over
Breskens of Terneuzen naar België en ver
der over Gent en Antwerpen naar Brabant.
Wie meer dan 5 kruisjes telt, kan zich
nog wel de strenge winter van 1890 op 1891
herinneren. Het begon te vriezen met Kerst-
da- om te eindigen einde Maart. In Vlis
singen lagen de havens vol met ingevroren
schepen.
De ijsliefhebbers zullen dezen winter
gaarne een paar weken de schaatsen onder
hun schoenen willen hebben, maar wij ge-
looven niet, dat z.j naar een „ouderwet-
schen" winter zullen verlangen, zooals wij
verscheidene hebben gememoreerd. Vooral
niet in dezen tijd van groote werkeloosheid.
R. B. J. d. M.
De duinen. Dr. D. Buyze t-
Voor ons Hagenaars zijn de duinen altijd
een kostbaar bezit geweest. In vroeger
jaren waren er slechts weinigen die zich
aan een zwerftocht door deze heerlijk-rus
tige oorden waagden. Het was zoo ver en
zoo vermoeiend, maar wie er de inspanning
voor over had, werd dubbel beloond. Sedert
de stad zich steeds meer in de richting van
de zee uitbreidde werd het aantal wande
laars daar grooter en sedert het vrije
strandleven zijn attractie heeft weten te
propageeren, werd het er zelfs heel druk.
Toen helaas bleek het spoedig noodig
eenig paal en perk aan de wandeltochten te
stellen. De ongebondenheid van het publiek
dreigde alle natuurschoon te verdelgen. Ds
eersten, die er vroeger in eenzaamheid
dwaalden, bewonderden het schoone, hadden
er respect voor waar toen de algemeene
horde loskwam, was het meteerbied en
bewondering gedaan. Het was ongelooflijk
in hoe korten tijd mooie gedeelten, waar
wuivende helm en een schat van uiteen-
loopende plantjes en bloemen groeiden, tot
kale woestijnvlakten war,en vernield. De
verwenscht-e voetbal werd zelfs meegeno
men en in minder dan geen tijd waren er
desolate velden, waar het zand stoof en alle
begroeiing verdwenen was.
De overheid met haar straffe hand moest
ingrijpen. Zij heeft maar één middel, het
onaangenaamste, nl. dat van het verbod.
Het mocht gelukken haar ervan te over
tuigen dat zoo mogelijk althans een wande
ling werd toegestaan. Men begon toen
paden aan te leggen en de overige terreinen
af te rasteren. Daarmede was natuurlijk
voor velen heel wat van de bekoring der
duinwandeling er af, maar het kon niet
anders, wilde men niet alles verliezen.
Thans is er een gansch net van paden, voet
en rijwielpaden en inderdaad is de rest der
duinen nu tegen de ruwheid van het publiek
beschermd. Natuurlijk is het oude ongerep
te, het origineele veel verdwenen, het is er
nu zoo netjes en opgeruimd. De paden zijn
breed en net, hard en vlak, vele duinpan
nen zijn als fraaie plantsoenen, waar al
leen nog perken aan ontbreken. Het lijkt
alsof men zijn best deed de natuur en haar
tusschenruimte daarom hield ik stil waar
ik was, en zette mij kalm eenige minuten
op een rotsblok, om wat op adem te
komen.
Zoodra ik wat uitgerust was, stond ik
weer op en er met de uiterste zorgvuldig
heid op lettend, waar ik liep, ging ik op
mijn teenen verder. Nadat ik ongeveer
twaalf stappen gedaan had, doemde plot
seling het hek uit den mist voor my op.
Ik legde mijn hand er boven op en bleef
een oogenblik luisteren naar eenig geluid
van gevaar, ademloos. Behalve het fijne
gespatter van den regen echter was alles
doodstil. Voorzichtig ging ik op de onder
ste plank van het hek staan, sloeg er mijn
beenen over een voor een, en sprong zoo
licht mogelijk op het gras neer.
Terwijl ik dit deed, rees plotseling een
man van den grond omhoog, als een zwar
te schaduw en zich op mij werpend voor ik
een beweging kon maken, greep hy mij om
het middel.
„Gevangen brulde hij en toen, zoo hard
hy kon „Hier is ie Help Help
HOOFDSTUK H.
Een fiets en een werkpak.
Ik was zoo door en door verrast, dat en
kel mijn kracht belette, dat ik omver viel.
Ik wankelde enkele schreden achteruit,
waarbij ik tegen het hek terecht kwam met
een schok, die mij bijna den adem benam.
Door een gelukkig toeval moest ik daarbij
de hand van mijn tegenstander gekneusd
hebben tegen een der planken, want met
een kreet van pijn liet hij een enkel oogen-
ongekunstelde vormen na te bootsen, maar
dat is nu eenmaal niet mogelyk.
Intusschen mogen wij tevreden zijn dat
het natuur-gedeelte althans voor totalen
ondergang is gered en dat wy de vrijheid
behielden om er te wandelen. Door een
deel van het straatvuil in den bodem te
begraven heeft men de oppervlakte iets
meer voedingsstof voor de bloemen en
plantengroei bezorgd, zoodat deze in weel
deriger omvang kunnen opbloeien. Hier
wordt door werkverschaffing nuttige arbeid
verricht, die ten slotte ook aan onze alge
meene zeewering ten goéde komt. Het be
houd der duinen is uit praktisch en aesthe-
tisch oogpunt van belang. Feitelijk is nog
maar een heel smalle strook van de oor
spronkelijke duinen over.
Er is een tijd geweest, dat eenige kilome
ters verder land-in de strook der duinen
zich uitstrekte. Geleidelijk is daar van af
gegraven, is er gelijk en vlak gemaakt, zijn
er huizen op gebouwd. Wat nu nog over is,
is een restje, dat als een kostbaar bezit
gehandhaafd moet worden. We aanvaarden
dan maar de nette paden en de leelijke
afrasteringen, omdat wij begrijpen, dat al
leen op die wijze het bezit veilig gesteld
kan worden. Tegen het vandalisme van een
deel van het publiek zijn nu eenmaal krasse
maatregelen noodig en zij die zich daaraan
niet schuldig maken, moeten zich er bij
neerleggen.
Wie eens de gelegenheid heeft als hij in
Den Haag vertoeft, richte zijn schreden
naar het duinterrein tusschen Den Haag en
Kijkduin. Hij zal verrast staan over het
mooie dat hij te zien krijgt. Van den top
der duinen af is een alleraardigst pano
rama van de stad te aanschouwen in de
verte liggen de dorpen van het Westland,
rijzen de torens van Delft op en aan den
anderen gezichtseinder ligt de eeuwig-
mooie zee. Te midden van de begroeide
duinen slingeren de paden en altijd weer
boeit de schoonheid van dit ongeëvenaarde
Hollandsche landschap.
Bij Kijkduin kan de weg langs 't strand
worden, genomen en worden voortgezet tot
den Hoek van Holland, waar desnoods de
autobus ons terug kan voeren naar Den
Haag. Wie deze wandeling eens maakt,
zal daaraan een aangename herinnering
houden. Zóó vlak bij het gewoel der groote
stad een zoo imponeerende eenzaamheid te
mogen vinden, zal voor de vele min of
meer overspannen geesten een verkwikking
zijn. Bij alle gehaast en gejakker is dit een
afwisseling die de gemoederen kan sterken.
Het groote voorrecht aan zee te liggen
wordt nog niet altijd voldoende door de
stadsbewoners gewaardeerd. Op werkdagen
liggen de duinen verlaten en zelfs op Zon
dag zijn het slechts heel weinigen die deze
wandelwegen bezoeken.
We mogen dezen brief niet sluiten zon
der een enkel woord gezegd te hebben van
een man, die ons plotseling afviel, dr.
Buyze, een echten rondborstigen Zeeuw,
een man van nobel karakter, een dokter
van ongemeene bekwaamheid. Als één der
pioniers voor de eerste hulpverleening bij
ongelukken is hij door het gansche land
bekend. Zijn heengaan wordt als een zwaar
verlies gevoeld. Duizenden over het geheele
land verspreid zullen zijn nagedachtenis in
hoogen eere houden. Als docent van de
E.H.B.O. was hy onovertrefbaar honder
den hebben onder zijn leiding de eerste
hulp geleerd en het was geen geringe eer
leerling van dr. Buyze te zyn geweest.
In zijn geboorteplaats Zierikzee is zijn
stoffelijk overschot ter aarde besteld.
Slechts weinigen konden daarbij aanwezig
zijn, maar talloos velen zullen in die oogen-
blikken vertoefd hebben bij de gedachte
aan hem, die een vriend der lijdende
menschheid was en daar zijn hoog voor
beeld breede scharen heeft geïnspireerd tot
dit nobele werk.
Hij ruste in Zeeuwschen bodem zacht.
EIBER.
blik zijn greep schieten.
Dat was juist, wat ik noodig had. Mijn
linkerarm losrukkend, bracht ik met een
listige beweging mijn elleboog onder zijn
kin en voor hij zich daarvan had hersteld,
bracht ik hem een korten stoot met mijn
rechter arm toe, die in de buurt van zijn
derde vestknoop te land kwam. In ieder
geval, hij deed zijn Welk naar behooren
met 'n vreemd geluid, als het leegzuigen
van een bad, liet hij my Jos en zonk neer ln
het gras, bijna even stil en plotseling als
hij er uit op gerezen was.
Door den mist hoorde ik het geluid van
voetstappen snelle, zware stappen, die
mij van alle kanten naderden. Een seconde
dacht ik er over, weer over het hek te klim
men en het bosch weer op te zoeken. Maar
plotseling kwam een soort van boosaardig
genoegen in mij op en over de liggende ge
stalte op den grond heenspringend, snelde
ik vooruit den mist in. De bewakers, die
zeer dichtbij moesten zijn, hoorden mjj
blijkbaar, want van beide kanten kwam
heesch geschreeuw van „daar gaat hij
„kijk uit, daar 1" en andere welgemeende
raadgevingen.
Het was een vreemde sensatie, zoo hard
door den mist te loopen met het gevoel
ieder oogenblik tegen de monding van een
geladen karabijn te kunnen stooten. Het
eenige, wat my aanwijzing kon geven over
de richting, was de helling van den grond.
Ik wist, dat ik op den goeden weg was,
zoolang ik den heuvel op bleef gaan, want
het groote, rots-overzaaide heuvelgevaarte
van North Hessary lag recht voor my uit
Es ist nicht wahr. De Wereld-
akker. Vluchtelingen spreken.
Een bezoek aan het nieuwe te
huis. Menschlievend internatio-
naal werk. Zeeuwsche vertegen
woordiging. Amsterdamsche
nooden. toenemende criminali-
teit.
Onze Duitsche medeburgers in Amster
dam, waaronder ongetwijfeld „allerliefst
lieve menschen", zooals mevrouw Bosboom
ze zou noemen, toonen zich nog steeds diep
verontwaardigd wanneer men hen spreekt
over min-oirbare handelingen in het Duit
sche rijk.
„Alles wat men beweert omtrent ge
loofsvervolging, mishandeling en berechting
zonder vorm van proces is eenvoudig gelo
gen. De gruwelpropaganda dient alleen om
het derde rijk in de wereld verdacht te ma
ken.
„De op dit oogenblik meest populaire re
geerder in Duitschland is tegelyk ook de
meest edelmoedige en humane man dien
men zich denken kan".
Wij meenden by ons bezoek aan het Jood-
sche toevluchtshuis, nu ongeveer, een jaar
geleden, wel iets anders gezien en gehoord
te hebben er waren daar zelfs vermink
ten als gevolg van mishandeling, en ver
minking simuleert men toch niet maar
met de Duitsch-Amsterdammers valt over
dit onderwerp nu eenmaal niet te praten.
Het is alleen maar jammer, dat de nuch
tere feiten dit zelfbedrog telkens en tel
kens weer op een ontstellende wijze komen
weerspreken, zóó contrasteerend zelfs, dat
men wel met blindheid geslagen moet zijn
om dit niet te zien en ruiterlijk te erkennen.
We zijn in deze onze meening opnieuw
versterkt, toen we gisteren een bezoek
brachten aan het eerst onlangs geopende
toevluchtsoord van de „Wereldakker", de
bekende humanitaire stichting die beoogt
bescherming en hulp te verleenen aan allen,
die om redenen van ras of godsdienst ver
volgd worden.
Met alle waardeering voor het reeds door
ons genoemde Joodsche initiatief, heeft de
stichting gemeend, dat het ook op haar weg
lag, zich het lot der vluchtelingen aan te
trekken en vond hierby onmiddellijk steun
in kringen van alle gezindten.
Met den huisvader deze superbe kracht
wil verder niet genoemd worden zyn we
de drie enorme perceelen van het oude
Weeshuis aan de Keizersgracht, belange
loos afgestaan door de Hervormde diaconie,
doorgetrokken. We hebben gezien hoe met
primitieve middelen in dit 17e eeuwsche
labyrint van gangen, zalen, kamers, kel
ders en keukens nu reeds mogelijk is ge
maakt, dat de réfugiés er zich in 'n ruime
recreatiezaal by een heerlijk brandenden
haard kunnen verkwikken, er gezellige ka
mers en kamertjes vinden voor nachtver
blijf, de moeders met zuigelingen en de
groote gezinnen natuurlyk de geriefelijkste
van het huis.
We hebben ook een oogenblik vertoefd
in de vriendelijke kerkzaal, waar de huis
vader 's morgens uit den Bijbel leest, met
een voor allen toepasselijk woord, en het
orgel bespeelt.
Men heeft ons verder ook rondgeleid door
de werkplaatsen, de keukens, de kleeding-
centrale en ten slotte ook door den tuin,
waar door de verpleegden reeds belangrijk
werk is verricht. Dit is trouwens ook in de
gebouwen het geval geweest, waar uiter
aard veel vernieuwd moest worden en ge
restaureerd.
Zoo heeft men van zalen kamers moeten
makén, muren afgebroken en opgebouwd,
het gebouw van electrisch licht voorzien
enz. enz., een arbeid die stellig nog gerui-
men tijd zal vergen.
Gelukkig werd voor de technische leiding
een belanglooze medewerker gevonden
alle arbeid geschiedt hier trouwens belang
loos in ingenieur Reinheimer, die ge
en daar moest ik over heen om de Walk-
ham-Vallei te bereiken.
En ik ging voort, terwijl de grond al
hooger en hooger rees, tot tenslotte het
vochtige, gladde gras plaats maakte voor
een woestenij van rotsblokken en heide. Ik
bereikte den top en ofschoon de mist mij
alle uitzicht belette, wist ik, dat recht be
neden mij de bosschen lagen, terwijl slechts
ongeveer een mijl van een stijl afdalenden
heuvel mij van hun aangename veiligheid
scheidde.
Ondanks de koude en de vochtigheid en
den honger, die mij sterk begon te kwel
len, vatte ik weer grooteren moed. Wanneer
het geluk mij dienstig is, heeft dat altijd
als een soort van opwekkend middel op mij
gewerkt en buitengewoon gelukkig was ik
thans stellig geweest. Wanneer nu nog het
weer opklaarde en mij gelegenheid gaf
weer droog te worden, zou het noodlot my
zoo mooi behandeld hebben, als een ont
snapte moordenaar maar had kunnen ver
langen.
Ik stak het plateau over, voorzichtig,
want de grond was vol kleine kuilen en
geulen en ik verlangde allerminst, mijn
enkel te verstuiken en begon de andere hel
ling af te dalen. Beneden mij, naar rechts,
was een flauwe lichtschijn zichtbaar. Ik
meende, dat dit het dorp Merivale, aan den
weg naar Tavistock, was en daar ik er
niet op gesteld was, misbruik te maken
van de eenvoudige gastvrijheid, die mij hier
het cachot verleenen zou, boog ik wat meer
in de tegenovergestelde richting. Tenslotte,
nadat ik ongeveer twintig minuten gedaald
Se week 1885.
De „Société anonyme des chemins de fer
économiques Neêrlandais" heeft aan d#
drie daarbij betrokken gemeentebesturen
aanvraag gedaan om de concessie voor
den stoomtramdienst VlissingenMiddel
burg te mogen overdragen aan de „Société
anonyme de MiddelbourgFlessingue et
extensions".
Bereids zijn door de nieuwe maatschap
pij reeds maatregelen genomen om den
dienst meer aan de eischen van den tyd te
doen beantwoorden, door het veranderen
van de lijn en het vernieuwen van al het
materieel zooals locomotieven en wagens.
De lyn VlissingenBadhuis zal, wanneer
de toegangsweg eenmaal gereed is, onmid
dellijk in aanleg worden genomen.
Teneinde de noodige werkzaamheden
voor het een en ander te verrichten, zal de
dienst voor eenigen tijd gestaakt worden.
s f
Met een 70 a 80 werklieden is men dezer
dagen druk in de weer om de kruin van
het duin, waar het nieuwe badhuis ver
rijzen zal, tot een plat vlak te maken.
Zoodra dit geschied zal zyn, wordt on
middellijk met het bouwen van het bad
huis begonnen, dat men voornemens is nog
dezen zomer in exploitatie te brengen.
Ook de nieuwe weg naar het Badhuis is
in voorbereiding, alsmede het bouwen van
een nieuwe brug over den Middelburg—
Vlissingschen watergang.
De bevolking van Vlissingen bedroeg ^p
31 December 1884 11547 personen, zijnde
5700 mannen en 5847 vrouwen, of 36 per
sonen meer dan op 31 December 1883.
Van het Prins Hendrik-dok te Middel
burg werd in 1884 gebruik gemaakt door
17 schepen. Van die schepen voeren er 1
onder Engelsche, 1 onder Duitsche, 1 onder
Belgische en de overigen onder de Neder-
landsche vlag. In het geheel was het droog
dok 168 dagen bezet.
4c
Benoemd tot ontvanger der registratie
te Middelburg de heer F. C. Kist, thans te
IJselmonde.
schoolde en ongeschoolde werklieden onder
de vluchtelingen reeds uitnemend heeft ge
ïnstrueerd.
De Wereldakker mag trouwens niet over
medewerking klagen. Met alle officieele in
stellingen van maatschappelijk werk staat
zij in voortdurend contactzelfs de kinder
politie zond haar jeugdige vluchtelingen toe
en ook aan daadwerkelyken steun heeft het
haar niet ontbroken.
Er is echter schrikbarend veel noodig.
Zoo werd van 6 Januari jl. tot op heden
niet minder dan 3979 maal logies verschaft
er werden 11271 maaltijden verstrekt, 1200
zuigelingen verzorgd en bovendien stond
men aan 1400 doortrekkende vluchtelingen
kleine giften af.
Met betrekking tot het werk valt ten
slotte nog dit te zeggen. Het betreft hier
niet een hulpverleening aan in Nederland
binnensluipende vreemdelingen, maar wel
aan degenen, die als gevolg van het in hun
land heerschende regiem uitgeweken, waar
onder ook eigen landgenooten en kinderen,
die allen om religieuze redenen naburige
landen moesten verlaten. Het gaat om die
menschen.
Ruim 50 rijn er momenteel in het asyl,
een dertigtal zeer dringende aanvragen is
nog in behandeling. De thans verpleegde
vluchtelingen zijn Duitschers (meerendeel),
maar ook Russen, Oostenrijkers en Polen,
naar godsdienstige overtuiging Christenen,
Joden, Joden-Christenen, Gereformeerden
en enkele Roomschen. Mannen en vrouwen
wie het men kan aanzien, dat rij door ver
volging en mishandeling veel geleden heb
ben. De meesten hunner vermoeit zelfs het
spreken.
Uit het Saargebied kwamen gisteren ook
was, begon ik het zacht geruisch van
stroomend water te vernemen en enkele
stappen verder brachten mij aan den oever
van de Walkham.
Een oogenblik bleef ik daar staan, met
een gevoel van vermoeide opgewektheid
over wat ik bereikt had. Ik had tenminste
een tijdelijke verblijfplaats gevonden. Vijf
mijlen lang, naar links, lag de prachtig be
groeide vallei en al de bewakers van Dart
moor konden zich buiten adem zoeken zon
der mij hier te vinden.
Ik weet niet, hoeveel verder ik dien avond
nog zwierf. Wanneer iemand des nachts,
telkens struikelend, in een toestand van
honger, natheid en uitputting door een
bosch gaat, verliest zijn begrip van afstand
spoedig zijn nauwkeurigheid. Maar ik ge
loof, dat ik nog minstens drie mijl aflegde,
voor mijn verlangen om mij neer te leggen
en te slapen te sterk werd, dan dat ik het
nog langer kon weerstaan.
Ik zocht, in de duisternis rond, tot ik een
plek vrij droog gras gevonden had, ruin of
meer door een verhangende rots tegen den
regen beschut. Misschien had ik het beter
kunnen treffen, maar ik was te moe, om
mij daarover te bekommeren, en ging rus
tig liggen en niettegenstaande mijn kneu
zingen en mijn doorgeweekte kleeren had
ik vermoedelijk geen twee minuten op den
grond gelegen, of ik was vast in slaap.
(Wordt vervolgd.)