Vlissingsehe Courant
PLOUVIER HEEFT DE SCHOENEN
TWEEDE BLAD
DE TWEELINGZUSTERS
UIT VROEGERE DAGEN.
BRIEVEN UIT DE HOFSTAD
VAN AMSTEl EN IJ
Uit de Vlissingsehe Courant
van vóór 50 jaar.
FEUILLETON
van de
van
Zaterdag 10 November 1934. No. 268
Willebrord op Walcheren.
(Slot)
Kan het verhaal van het stuk werpen van
het Wodanbeeld door Willebrord als waar
heid worden aangenomen, wat verder nog
van hem verteld wordt in betrekking tot
Walcheren kan legendarisch worden be
schouwd. Toch willen wij ze aan de lezers
niet onthouden.
Toen de evangelieprediker van West-
kapelle langs den duinkant zuidwaarts trok
en een groote hitte hem en zijn volgelingen
bijna van dorst deed versmachten, sloeg hij
met zijn staf op het zand aan den voet der
duinen. Evenals Mozes met zijn staf op de
rots sloeg en hieruit water ontsprong, zoo
borrelde uit het dorre zand aan Walcheren's
kust helder water omhoog op de plaats,
waar Willebrord had geslagen. De dorstigen
konden zich lesschen. Op dezelfde plek werd
een put gegraven, die voortdurend heerlijk
water bleef geven. Later ontstond om dien
put het visschersdorp Zoutelande.
De naam Willebrord houdt de herinnering
aan dit wonder levendig. De bewoners van
het dorpje spreken echter van het markt-
putje, daar vroeger, toen de duinen meer
zeewaarts lagen, het putje op de markt lag.
Opmerkelijk, dat een dergelijk wonder
door Willebrord ook bij het dorpje Heiloo in
Noord-Holland, eveneens aan den duinvoet
gelegen, zou zijn verricht. Aan het water
van dezen Willebrordsput wordt zelfs ge
neeskracht toegeschreven. Op bepaalde da
gen van het jaar, vooral op 1 November,
Willebrordsdag, komen duizenden Roomsch-
Katholieken hierheen een bedevaart doen en
nemen van het wonderbare water mee naar
huis.
Toen Willebrord, op Walcheren zijnde,
nog meer Zuidwaarts trok, kwam hij bij. het
overzetveer naar het overliggende Vlaande
ren, de oorsprong van oud-Vlissingen.
Hier vroegen eenige bedelaars hem om
onderstand. Willebrord gaf hun eerst zfjn
flesch, opdat zij hun dorst zouden lesschen.
Toen ze allen gedronken hadden, bleek de
flesch niet alleen nog even vol te zijn, maar
de inhoud was niet meer water uit de pas
ontstane bron, doch beste wijn. Eèn nieuw
wonder dus van Willebrord.
Na zijn prediking wilde hij zijn reis
voortzetten, doch kwam tot de ontdekking,
dat zijn drinkflesch of beker, die van zilver
moet geweest zijn, verdwenen was. De arme
visschers, verlokt door de kostbaarheid der
flesch of ook door zijn wonderdoende
kracht hadden hem gestolen.
De stad, die uit dit visschersdorp is voort
gekomen, voert in haar wapen een zilveren
flesch en nog altijd heeten de Vlissingers
flesschedieven.
Ondanks zijn vurige prediking en de ge
noemde wonderen, die Willebrord deed, von
den zijn woorden niet altijd spoedig ingang
in de harten der ruwe heidenen. Voor hfj
Walcheren verliet, zou hij nog een wonder
op 't eiland verrichten tot afbreuk van 't
heidendom. Wij zeiden reeds in het vorige
artikel, dat vroeger op Walcheren veel
eikenbosschen waren, waarin de afgoden
dienst plaats had. Op het gebed van Wille
brord werden in één nacht alle eikenbos
schen door een zwaren storm omver gewor
pen en waren dus de heilige plaatsen ver
nield.
In 695 werd Willebrord door den paus te
Rome tot aartsbisschop gewijd, zijn zetel te
Utrecht hebbende. Hier werd door hem de
St. Maartenskerk gesticht. Met recht heet
hij apostel der Friezen.
Hij overleed op 81-jarigen leeftijd den
7den November 739 in de door hem gestichte
abdij te Epternach of Echternach in Luxem
burg. Zijn relequieën (voorwerpen van hem
afkomstig) werden in 1906 in ,de basiliek
van de abdij bijgezet. Jaarlijks worden vele
bedevaarten naar zijn graf gedaan.
De genoemde abdij werd de erfgenaam
van de vele bezittingen van Willebrord.
Hierbij waren ook veel grondeigendommen
in Zeeland, voornamelijk, op Walcheren.
Later kwamen deze goederen aan den bis
schop van Utrecht.
Zoolang dé bewoners van Walcheren tot
de Roomsche kerk behoorden, dus tot. 1572,
bleef Willebrord ,bjj him. godsdienstplech
tigheden een voorname plaats innemen. Of
hierbij oók het zoogen. Willebrordspütje te
Zoutelande betrokken was, is niet bekend.
Wel w;erd hij te Westkapelle bijzonder ver
eerd. Men meehde zelfs in 't bezit te zijn
van zijn gebeente, dat in een gesloten kistje
werd bewaard.
Eenmaal in 't jaar reden de Westkappe-
laars met dit kistje op een wagen door
gansch Walcheren. Dit geschiedde niet op
7 November, den sterfdag van Willebrord,
doch op den 4den Juli. Op dezen datum in
1253 werden bij Westkapelle de Vlamingen
door de Hollanders en de Zeeuwen versla
gen. Deze hadden in den strijd het gebeente
van Willebrord met zich gevoerd. Daar Wil
lebrord te Echternach is begraven, kon zijn
gebeente echter niet te Westkapelle wor
den bewaard.
De. eerste dagen van Juli waren evenwel
voor Westkapelle van groote beteekenis.
Den 2den Juli begon de kerkmis of jaar
markt. Albrecht van Beieren had in 1361
hiertoe het récht gegeven.
Op dien dag werd in een processie of
ommegang door de stad de vermeende
beenderen van Willebrord omgedragen om
er twee dagen later mee door Walcheren te
rijden.
Mogelijk staat hiermede ook in verband
de verplichting van de St. Maartenskerk te
Middelburg, vroeger op de groote markt
staande, om jaarlijks op den 4 Juli een
kruis naar de Willebrordskerk te West
kapelle te brengen.
De overgang tot de Hervorming deed
natuurlijk dat alles ophouden, doch de jaar
markt, later kermis genaamd, bleef.
De bevolking van het noordelijk en het
westelijk deel van Walcheren houdt de
Westkappelsche kermis in eere door op dien
dag het landwerk te laten rusten.
In den Roomschen tijd ging ieder, die
kon, naar Westkapelle om de processie en
de kerkmis bij té wonen.
Op Walcheren is er nog een blijvende
herinnering aan den grooten evangeliepredi
ker Willebrord.
Na den overgang tot het christendom
werden bij den doop en de naamgeving de
vroegere heidensche namen niet veel meer
gebruikt. Behalve de bijbelsche namen wer
den ook de namen van de heiligen gekozen
en. zoo komt op Walcheren nog de voornaam
Willebrord voor. Door achtervoeging van
't woórdje zoon, later verkort tot sen of se,
ontstond de achternaam Willebrordse of
Willeboordse.
R. B. J. d. M.
Het vereenigingsleven.
We hebben er al eens eer op gewezen,
dat het vereenigingsleven achteruit is ge
gaan. Het is niet alleen de tijdsomstandig
heid, die daartoe den stoot gaf en geeft.
Ook voor de komst der inzinking van het
gansche maatschappelijke leven liep het al
niet best meer met den animo voor het ver
eenigingsleven. De groote bloei, dien dit
leven een halve eeuw geleden vertoonde, is
tot staan gekomen en door allerlei oorza
ken is de teruggang ontstaan. Het is op
dit oogenblik natuurlijk óók de algemeene
bezuiniging, die velen hun lidmaatschap
doet opzeggen, al wordt die reden er niet
altijd bij genoemd. Er is altijd wel een mo
tief te vinden als men er af wil.
Maar er is ook geen lüst nieer om bijéén
te komen en te vergaderen. De animo daar
voor is inderdaad tot onder nul gedaald.
Er is misschien een tijdlang te veel ver
gaderd en er is niet altijd een aangename
discussie geweest. Sommige lieden, die zich
uitsloofden, zagen dat anderen die niets
uitvoerden, altijd weer met grimmige kri
tiek kwamen. Het eind is., dan dikwijls dat
dit criticus een bestuurszetel verovert en
maar al te vaak bleek dan wee? de waar
heid van het gezegde, dat de kritiek gemak
kelijk, maar de kunst moeilijk is.
Het is wel opvallend, dat in de hooger-
ontwikkelde kringen de animo voor het ver
eenigingsleven zoo zeer is verzwakt. Men
heeft daar vroeger zijn beste krachten wel
willen geven, doch de ervaringen zijn voor
velen van dien aard, dat zij zich op den
duur maar terugtrokken. Er is geen „aar
digheid" meer aan, gelijk men zegt, al is
het dan nooit om de aardigheid begonnen.
Er valt zoo weinig positief resultaat te be
reiken en de meeste vereenigir.gén staan
op een dood punt.
We hadden aanleiding om dit punt nog
eens in gedachten te nemen na een merk
waardige mededeeling die wij dezer dagen
toevallig kregen.
Vooral in kleinere plaatsen is er nog wel
iets van sommig vereenigingsleven overge
bleven. Daar is een vereeniging niet dik
wijls één der uitspanningen. We denken
maar eens aan de vele afdeelingen van de
Maatschappij tot nut van 't algemeen. Op de
kleinere plaatsen hebben die heel wat pret
tige en leerzame avonden georganiseerd en
de bevolking heel wat afwisseling in den
eentonigen winter gebracht.
.Hier is echter ook verandering gekomen.
De mededeeling dan was van één dier
vele sprekers die 's winters den boer op
gaan om voor de vereenigingen te spreken
of voor te dragen. Deze man vertelde nog,
dat hij in een klein dorpje ieder jaar een
maal optrad en daar altijd een volle zaal
had.
Hij was er nu pas weer geweest en het
viel hem op, dat het lang zoo vol niet was.
Zijn veronderstelling was, dat hier de al
gemeene bezuiniging zich óók deed gevoe
len, maar toen hij in die richting een opmer
king maakte, kreeg hij heel iets anders te
hooren.
U heeft vanavond een zwaren concur
rent, aldus luidde het antwoord.
Onze man, eenigszins verbaasd, vroeg of
er dan in het dorp nog iets anders aan
het handje was.
Er is vanavond Mengelberg-concert,
was daarop het antwoord.
U kunt de stomme verbazing begrijpen
van onzen voordrager, die niet kon gelooven
dat zooiets het geval was.
Ja, in de radio, was het lachende ant
woord.
Wat vroeger voor de muziekliefhebbers
op kleine plaatsen onbereikbaar was, is
thans mogelijk. Zij wonen de beste concer
ten bij die vroeger alleen als een sprookje
voor hen bestonden.
En nu Mengelberg op den zelfden avond
uitzond als onze man optrad, lieten zij den
ouden getrouwen spreker in den steek en ble
ven bij den luidspreker zitten. We zullen het
die. menschen niet euvel duiden dat zij dit
doen als zij van muziek houden en nooit
in de gelegenheid zijn om die bij te wonen.
Intusschen is de radio dan ook een geduch
te concurrent geworden ook op de kleine
plaatsen. Men kan daarover lange beschou
wingen houden maar het eind zal zijn dat
men zich er bij heeft aan te passen.
Het is wel jammer, dat het vereenigings
leven dien kant is opgegaan. Jammer is het
ook, dat het zich zoozeer versplinterd heeft.
Menige vereeniging bood gelegenheid om
eens menschen te ontmoeten uit allerlei
kringen. Er zijn nu eenmaai diverse van
die min of meer zelfstandige kringen en
deze raken elkaar dikwijls niet of zelden.
In het vereenigingsleven, in de actie voor
het een of ander nuttig of r angenaam doel
ontmoeten de vertegenwoordigers van uit-
éénloopende kringen elkaar en het is dui
delijk dat dit een goede zijde had.
Oudtijds nam misschien de sociëteit de
plaats in voor samenkomst, maar in de
groote steden is het sociëteitsleven tot nihil
gedaald. Niet één procent van de Haagsche
bevolking is meer lid van een sociëteit. Ze
ker is het jongere geslacht op dit oogën-
blik heelemaal niet in die richting georiën
teerd. Dit zoekt zijn genoegens en afleiding
elders dan in die besloten milieu's waar de
oude heeren de leiding hebben.
Het aantal vereenigingen groeide vroeger
voortdurend aan. Of dit nu nog het geval is,
valt te betwijfelen. Zeer vele lijden een kwij
nend bestaan en het zijn dikwijls nog maar
een paar personen die het zaakje gaande
houden. Financieel zijn ze wel alle achter
uitgegaan en het valt dus te vreezen dat
vele er van in stilte ten grave dalen.
Het zijn ook wel eens de hooge belastin
gen die velen er toe brengen hun vrijwillige
offers voor het maatschappelijk leven in te
trekken. Endie willekeurige subsidies
van overheidswege zijn vele een doorn in
het oog. EIBER.
Nieuwe attracties. Zesdaag-
sclie en Cineac. Beide stellen te
leur. Onzeker zakenleven.
Moordende concurrentiewinkel
opheffing. Kunstijsbaan en na
tuurbad in Oost.
Wie na de succesvolle middenstandsten
toonstelling en de onmiddellijk daarna ge
volgde niet minder belangrijke land- en
tuinbouw-ten toonstelling, gemeend mocht
hebben, dat de reeks Amsterdamsche at
tracties daarmede voorloopig wel beëindigd
zou zijn, zal moeten erkennen zich vergist
te hebben.
Met een tusschenruimte van nog geen
maand brengen city en Zuid weer nieuwe
evenementen, ditmaal in den vorm van de
Cineac-opening en de Zesdaagsche. En de
stedelijke belangstelling voor alles wat
nieuw en interessant is, blijkt nog even di
ligent als in de tentoonstellingsdagen.
Toch moet het den geregelden bezoeker
van den Zesdaagsche opgevallen zijn, dat
de belangstelling dit jaar aanzienlijk min
der is dan in 1933.
Ook het enthousiasme van vorige wed
strijden ontbrak. De Zesdaagsche heeft
natuurlijk zijn drukke momenten gehad,
avonden waarop eenige duizenden de R.A.I.
vulden, maar van een geregeld druk be
zoek of „uitverkocht", als weleer, is zelfs
tijdens de spannendste races geen sprake
geweest. „Er moet nu geld bij", beweert
men in de R.A.I. Geen wonder, in een pe
riode van toenemende werkloosheid en een
als lam geslagen handel en industrie.
Men moet er zich nog over verwonderen
dat bij zoo grooten nood in de stad, hon
derden hoegenaamd geen bezwaar maak
ten van hun verminderd inkomen een of
twee rijksdaalders en meer voor een be
perkt entrée-biljet aan de R.A.I.-cassa af
te staan. Last not least de betreurens
waardige valpartijen, "waarvan eenige flin
ke jonge kerels levenslang de gevolgen
zullen moeten dragen, hebben er ditmaal
niet toe medegewerkt om de belangstelling
voor deze Zesdaagsche te verhoogen, zoo
dat hij ook uit sportief (ren-sportief) oog
punt zijn voorgangers ver achter zich laat.
S
„Het feit, dat men zich van internationa
le beroemdheden op het gebied van zang
en tooneelspeelkunst meestal te groote ver
wachtingen schept, maakt dat hun optre
den in den regel tegenvalt."
De opmerking is van wijlen Róssing en
ongetwijfeld juist.
Zoo heeft de opening van de Cineac, het
bioscopisch nieuwsblad, aangekondigd als
een der meest moderne attracties, hier al-
Jf5e week 1881/.
De bouw van de Belgische Loodsensocie-
teit aan den Noordzeeboulevard alhier is
opgedragen aan de laagste inschrijfster, de
firma Ditmars Zoon te Middelburg voor
25.980. Mede was ingeschreven door de
heeren A. Loois, alhier, voor 29.176
Goossens, Antwerpen, voor ƒ27.825 Van
Miert, Middelburg, voor ƒ26.380; C. Ma
ters, alhier, voor ƒ26.160. De raming be
droeg 26.984.
Door het prov. kerkbestuur van Zuid-
Holland is tot de evangeliebediening toege
laten de heer W. van der Beke Callenfels,
alhièr.
Door den heer P. Smith, secretaris-pen
ningmeester der Zuid-Holi. Reddingsmaat
schappij, is aan de bemanning van de al
hier gestationneerde reddingsboot een gel
delijke belooning met dankbetuiging uitge
reikt, wegens het redden der equipage van
het Russische barkschip „Angela", dat op
27 October op de Spijkerplaat was gestrand.
De bemanning bestond uit de heeren Egbert
van Hoepen, schipper 2e klas, M. J. J.
Kaartsteker, C. de Mul, J. van Wilsum,
sloeproeiers Ned. Loodswezen en Thomas
Krul, J. J. Lute, L. Schmelzer, roeiers Bel
gisch Loodswezen.
Aan den Nieuwen Neuzenpolder, bij den
Brakman, heeft opnieuw een oeverafscliui-
ving plaats gehad ter lengte van 170 a 180
M. bij een breedte van 60 a 70 M. De wa
terlijn is aldaar nu nog circa 200 M. van
den zeedijk verwijderd.
gemeen de verwachting gewekt, dat Am
sterdam een instelling van beteekenis rij
ker zou worden. Maar in de praktijk is de
noviteit erg tegengevallen.
Men kan er den bouwkundigen geen
verwijt van maken, dat bij een grondopper-
vlakte van slechts 370 M2. met de ruimte
gewoekerd moest worden dat voor den
bouw bijna uitsluitend staal, steen en glas
in aanmerking kwam de veiligheid eischt
dit, waardoor aan een bijzonder fraai
aspect van den gevel van dit deels aan een
steeg gelegen hoekgebouw niet gedacht
kon worden.
Wel daarentegen had het interieur
(somber grijs met geen enkele versiering,
zelfs kelderachtig), fraaier en naar den
vorm ook gezelliger kunnen zijn.
Meer nog dan dit is het geprojecteerde
een teleurstelling gebleken. Het journal
van de Cineac is, behoudens één eigen op
name (voetbalmatch HollandZweden),
een- weinig interessant en volstrekt niet
correct afdraaien van films die men in
iedere andere bioscoop als voorprogram
ma ziet, vervaardigd ook door de algemeen
bekende ateliers op journalgebied hier te
lande. (Er is veel oud nieuws onder).
Naast het groote projectiedoek worden
op een kléiner tableau telkens de laatste
berichten van het „Algemeen Handelsblad"
geprojecteerd.
Als geheel genomen is het een vervelen
de vertooning en men voelt zich werkelijk
opgelucht, wanneer men na een uur lang
ge-cineast te hebben, weer in de gezellige
Reguliersbreestraat staat, met het zooveel
mooiere Tuschinski tegenover zich.
Indien aan het vertoonde niet spoedig
een geheel ander of meer werkelijk-actueel
karakter wordt gegeven, dan voorspellen
we dat na den eersten toeloop van nieuws
gierigen de Cineac-bezoekers te tellen zul
len zijn.
Ook de nauwe relatie die blijkens het
geprojecteerde en een brochure over den
bouw tusschen „Handelsblad" en Cineac
bestaat, doet vreemd aan vreemd omdat
de tendenz hiervan niet wordt toegelicht.
Ons interesseert dit niet, doch het publiek
heeft zoo zijn sym- en anti-pathiën en de
politiek het gaat immers tegen de ver
kiezingen spreekt ten slotte ook een
woordje mee
Uit het Engelsch
van PATRICIA YVENTWORTH.
(Nadruk verboden
451
„Wat heb je aan de koffie gehad?" En
toen ze aarzelde „Ik geloof er niets van,
dat je wat gegeten hebt."
„Werkelijk wel."
„Wat dan?"
„Boterhammen."
„Ik wil wedden, dat er margarine opzat",
grauwde John. „Is het soms niet zoo?"
„Ja."
„Zie je wel en voortgaande „We zul
len het onderwerp nu verder laten rusten,
omdat ik mijn aandacht voor den wagen
noodig heb, want als ik er over doorpraat,
bots ik zoo nog tegen een tram. Als we
straks buiten de stad zijn, heb ik je een
heeleboel dingen te zeggen
Al gauw hadden ze de drukte achter zich.
De grijze huizenmassa's maakten plaats
voor lommerrijk geboomte en de blauwe
hemel welfde zich over een bloeiende we
reld. Ze sloegen een smallen zijweg in, die
door een dennenbosch naar een open heide
klom.
John stopte en ze stapten uit.
„Eerst moet je wat eten en dan kunnen
wc praten. Ik heb een picnic-mand meege
bracht, dat leek me reusachtig gezellig."
Ze gingen op de donkergroene heide zit
ten dé zondoorschenen lucht, vervuld van
dennegeur, omringde hen. Over de wijde
heide koepelde een diep-blauwe hemel, die
in verren, wazigen horizont, door met
bosch bedekte heuvels omzoomd, ver
vloeide.
Anne had niet gemerkt', dat ze honger
had, tot de mand openging en de kostelijke
inhoud voor haar oogen lag een soort
combinatie van lunch en thee. Ze at niet
genoeg om John tevreden te stellen, maar
toch aanmerkelijk meer, als ze zelf moge
lijk geacht had. Het genieten van een goe
den, verfijnden maaltijd, na een jaar gevan
geniskost en tien dagen van juffrouw
Brownling's gekokkerel gaf even de ver
kwikkende illusie van weer in het oude le
ven te zijn teruggekeerd.
Ze was nu niet Annie Jones, maar Anne
Waveney, en de klok van haar leven was
een jaar teruggezet. De zware geur der
dennen, de warmte van de zon en het rui-
schen van den zachten wind langs haar
heen al deze dingen gingen buiten het
bestaan van Annie Jones om. Anne Wave
ney dronk het genot ervan met diepe teu
gen een lang half uur.
Toen hun maal afgeloopen was, pakte
John alles weer in, keurig en handig, zoo
als een man die veel in de open lucht ge
leefd heeft, dat pleegt te doen. Hij sloot de
mand en kwam naast Anne op den grond
zitten.
„Nu moeten wij eens rustig en ernstig
praten."
Al dien tijd hadden ze prettig en luchtig
met elkaar gebabbeld, over onbelangrijke
dingen, maar op het moment waarop John
zei „Nu moeten wij eens rustig en ernstig
praten", kwam er iets gedwongens tus
schen hen.
„De moeilijkheid is echter, dat ik abso
luut niet weet, hoe ik beginnen moet", ging
hij voort.
„Begin dan niet."
Anne's oogen schenen gehecht aan het
nevelige blauw van den horizon en Anne
Waveney's leven was weer even ver van
haar verwijderd als die heuvels in de verte.
Ze kon niet teruggaan in dat leven en dat
opnieuw leven gaan. Een half uur lang had
ze daarvan gedroomd, én nu moest ze te-
rugkeeren tot de werkelijkheid. Ze zou
graag nog wat langer in haar droom ver
loren zijn gebleven. En terugblikkend in
het schoone rijk harer fantasieën zei ze
„Begin niet."
„Ik moet."
Zuchtend wendde ze de oogen van den
horizon af en keek hem in de ernstige
oogen.
„Ik heb zelfs geen idee, hoe ik zal begin
nen, laat staan dat ik veel terecht zal
brengen van wat ik zeggen wil Je hebt
me eigenlijk maar één keer gezien, niet
waar? De keeren, die jij vergeten hebt,
kan ik niet meetellen, want als jij ze ver
geten hebt, bestaan ze voor zoover het jou
betreft, eenvoudig niet. Goeie hemel, wat
zit ik eigenlijk te dazen Maar enfin, wat
ik ermee bedoel komt hierop neer. Het zou
normaal zijn wanneer ik me als een abso
luut vreemde tegenover je gevoelde. Maar
dat is me onmogelijk ik ben geen vreem
de ik kan me niet vreemd tegenover je
voelen en ik kan me niet als zoodanig ge
dragen. En ik kan je ook geen tijd geven
om <laar een beetje aan te wennen, want er
moet direct iets gedaan worden."
„Dat zie ik niet in."
„Dat zou je wél, als je in mijn schoenen
stond. Hemel-nog-aan-toe, Anne, stel je
zelf een oogenblikje in mijn plaats Ik
kom onverwacht in Engeland terug moet
de plaats gaan innemen, die voor je broers
bestemd was ik krijg alles hetoude
kasteel waar jij bent groot gebracht, het
landgoed dat jouw tehuis was en ik kan
zelfs niemand vinden, die me wil zeggen
waar je bent, of wat je doet, of je ook maar
een penny bezit om van te leven. En ten
slotte vind ik je...... als dienstmeisje van
een kwaadsappig vrouwmensch als die Mrs.
Fossick Yates, die je niet voldoende te eten
geeft en je je vingers blauw laat werken.
Ik bid je, Anne, tracht je eens even te ver
plaatsen in wat ik voel
Anne keek neer in de hei. Die was als
een donker bosch. En heel diep daarin ver
borgen bewogen, zich kleine, bezige schep-
se tjes, die druk heen en weer liepenof
zich met eikaars zaken bemoeiden net als
menschen."
„Ik begrijp je", klonk haar stem, zacht
en vriendelijk.
„Nog eens, ik ben geen vreemde", her
haalde John met meer nadruk dan zoo
even, „ik kan het niet zijn. Nu ik de plaats
van je broers ingenomen heb, moet ik doen,
wat zij in dit geval zouden gedaan hebben.
Dat moet je toch met me eens zijn."
„Hoe weet je, dat zij iets voor me zouden
doen?" Anne's stem doofde uit. Welk ver
band kon er in 's hemelsnaam bestaan tus
schen Courtney en Tom en Annie Jones,
die in de gevangenis had gezeten
„Neem me niet kwalijk, maar nu praat
jé toch heusch onzin, Anne. Kijk eens hier,
ik zal je vertellen wat mijn bedoeling is. Je
vader heeft zijn testament veranderd." Hij
zag haar niet aan terwijl hij sprak. „Hij
heeft een inkomen van acht honderd pond
per jaar aan Jenny nagelaten inplaats van
vierhonderd aan elk van jullie. Menschen
doen wonderlijke dingen als ze ziek zijn, en
ik wil geen critiek oefenen op zijn besluit.
Maar die vierhonderd pond per jaar moet
je uit de opbrengst van het landgoed heb
ben en ik zal zorgen dat dit gebeurt."
„Dat kun je niet."
„Natuurlijk kan ik dit wel. Het is zoo
eenvoudig als wat."
Anne keek hem nu voor het eerst recht
en strak in de oogen.
„Je bedoelt dat jij het mij zoudt geven?"
„Ik bedoel wat ik zeg dat het uit de
opbrengst van het landgoed zou komen."
„Dat wil zeggen van jou."
Even was het stil.
„Het is maar hoe je het opvat."
„Het is de zuivere waarheidik noem
het kind bij den naam."
Wordt vervolgd.)