Vlissingsehe Courant PLOUVIER HEEFT DE SCHOENEN TWEEDE BLAD DE TWEELINGZUSTERS UIT VROEGERE DAGEN. BRIEVEN UIT DE HOFSTAD VAN AMSTEl EN IJ Uit de Vlissingsehe Courant van vóór 50 jaar. FEUILLETON van de van Zaterdag 10 November 1934. No. 268 Willebrord op Walcheren. (Slot) Kan het verhaal van het stuk werpen van het Wodanbeeld door Willebrord als waar heid worden aangenomen, wat verder nog van hem verteld wordt in betrekking tot Walcheren kan legendarisch worden be schouwd. Toch willen wij ze aan de lezers niet onthouden. Toen de evangelieprediker van West- kapelle langs den duinkant zuidwaarts trok en een groote hitte hem en zijn volgelingen bijna van dorst deed versmachten, sloeg hij met zijn staf op het zand aan den voet der duinen. Evenals Mozes met zijn staf op de rots sloeg en hieruit water ontsprong, zoo borrelde uit het dorre zand aan Walcheren's kust helder water omhoog op de plaats, waar Willebrord had geslagen. De dorstigen konden zich lesschen. Op dezelfde plek werd een put gegraven, die voortdurend heerlijk water bleef geven. Later ontstond om dien put het visschersdorp Zoutelande. De naam Willebrord houdt de herinnering aan dit wonder levendig. De bewoners van het dorpje spreken echter van het markt- putje, daar vroeger, toen de duinen meer zeewaarts lagen, het putje op de markt lag. Opmerkelijk, dat een dergelijk wonder door Willebrord ook bij het dorpje Heiloo in Noord-Holland, eveneens aan den duinvoet gelegen, zou zijn verricht. Aan het water van dezen Willebrordsput wordt zelfs ge neeskracht toegeschreven. Op bepaalde da gen van het jaar, vooral op 1 November, Willebrordsdag, komen duizenden Roomsch- Katholieken hierheen een bedevaart doen en nemen van het wonderbare water mee naar huis. Toen Willebrord, op Walcheren zijnde, nog meer Zuidwaarts trok, kwam hij bij. het overzetveer naar het overliggende Vlaande ren, de oorsprong van oud-Vlissingen. Hier vroegen eenige bedelaars hem om onderstand. Willebrord gaf hun eerst zfjn flesch, opdat zij hun dorst zouden lesschen. Toen ze allen gedronken hadden, bleek de flesch niet alleen nog even vol te zijn, maar de inhoud was niet meer water uit de pas ontstane bron, doch beste wijn. Eèn nieuw wonder dus van Willebrord. Na zijn prediking wilde hij zijn reis voortzetten, doch kwam tot de ontdekking, dat zijn drinkflesch of beker, die van zilver moet geweest zijn, verdwenen was. De arme visschers, verlokt door de kostbaarheid der flesch of ook door zijn wonderdoende kracht hadden hem gestolen. De stad, die uit dit visschersdorp is voort gekomen, voert in haar wapen een zilveren flesch en nog altijd heeten de Vlissingers flesschedieven. Ondanks zijn vurige prediking en de ge noemde wonderen, die Willebrord deed, von den zijn woorden niet altijd spoedig ingang in de harten der ruwe heidenen. Voor hfj Walcheren verliet, zou hij nog een wonder op 't eiland verrichten tot afbreuk van 't heidendom. Wij zeiden reeds in het vorige artikel, dat vroeger op Walcheren veel eikenbosschen waren, waarin de afgoden dienst plaats had. Op het gebed van Wille brord werden in één nacht alle eikenbos schen door een zwaren storm omver gewor pen en waren dus de heilige plaatsen ver nield. In 695 werd Willebrord door den paus te Rome tot aartsbisschop gewijd, zijn zetel te Utrecht hebbende. Hier werd door hem de St. Maartenskerk gesticht. Met recht heet hij apostel der Friezen. Hij overleed op 81-jarigen leeftijd den 7den November 739 in de door hem gestichte abdij te Epternach of Echternach in Luxem burg. Zijn relequieën (voorwerpen van hem afkomstig) werden in 1906 in ,de basiliek van de abdij bijgezet. Jaarlijks worden vele bedevaarten naar zijn graf gedaan. De genoemde abdij werd de erfgenaam van de vele bezittingen van Willebrord. Hierbij waren ook veel grondeigendommen in Zeeland, voornamelijk, op Walcheren. Later kwamen deze goederen aan den bis schop van Utrecht. Zoolang dé bewoners van Walcheren tot de Roomsche kerk behoorden, dus tot. 1572, bleef Willebrord ,bjj him. godsdienstplech tigheden een voorname plaats innemen. Of hierbij oók het zoogen. Willebrordspütje te Zoutelande betrokken was, is niet bekend. Wel w;erd hij te Westkapelle bijzonder ver eerd. Men meehde zelfs in 't bezit te zijn van zijn gebeente, dat in een gesloten kistje werd bewaard. Eenmaal in 't jaar reden de Westkappe- laars met dit kistje op een wagen door gansch Walcheren. Dit geschiedde niet op 7 November, den sterfdag van Willebrord, doch op den 4den Juli. Op dezen datum in 1253 werden bij Westkapelle de Vlamingen door de Hollanders en de Zeeuwen versla gen. Deze hadden in den strijd het gebeente van Willebrord met zich gevoerd. Daar Wil lebrord te Echternach is begraven, kon zijn gebeente echter niet te Westkapelle wor den bewaard. De. eerste dagen van Juli waren evenwel voor Westkapelle van groote beteekenis. Den 2den Juli begon de kerkmis of jaar markt. Albrecht van Beieren had in 1361 hiertoe het récht gegeven. Op dien dag werd in een processie of ommegang door de stad de vermeende beenderen van Willebrord omgedragen om er twee dagen later mee door Walcheren te rijden. Mogelijk staat hiermede ook in verband de verplichting van de St. Maartenskerk te Middelburg, vroeger op de groote markt staande, om jaarlijks op den 4 Juli een kruis naar de Willebrordskerk te West kapelle te brengen. De overgang tot de Hervorming deed natuurlijk dat alles ophouden, doch de jaar markt, later kermis genaamd, bleef. De bevolking van het noordelijk en het westelijk deel van Walcheren houdt de Westkappelsche kermis in eere door op dien dag het landwerk te laten rusten. In den Roomschen tijd ging ieder, die kon, naar Westkapelle om de processie en de kerkmis bij té wonen. Op Walcheren is er nog een blijvende herinnering aan den grooten evangeliepredi ker Willebrord. Na den overgang tot het christendom werden bij den doop en de naamgeving de vroegere heidensche namen niet veel meer gebruikt. Behalve de bijbelsche namen wer den ook de namen van de heiligen gekozen en. zoo komt op Walcheren nog de voornaam Willebrord voor. Door achtervoeging van 't woórdje zoon, later verkort tot sen of se, ontstond de achternaam Willebrordse of Willeboordse. R. B. J. d. M. Het vereenigingsleven. We hebben er al eens eer op gewezen, dat het vereenigingsleven achteruit is ge gaan. Het is niet alleen de tijdsomstandig heid, die daartoe den stoot gaf en geeft. Ook voor de komst der inzinking van het gansche maatschappelijke leven liep het al niet best meer met den animo voor het ver eenigingsleven. De groote bloei, dien dit leven een halve eeuw geleden vertoonde, is tot staan gekomen en door allerlei oorza ken is de teruggang ontstaan. Het is op dit oogenblik natuurlijk óók de algemeene bezuiniging, die velen hun lidmaatschap doet opzeggen, al wordt die reden er niet altijd bij genoemd. Er is altijd wel een mo tief te vinden als men er af wil. Maar er is ook geen lüst nieer om bijéén te komen en te vergaderen. De animo daar voor is inderdaad tot onder nul gedaald. Er is misschien een tijdlang te veel ver gaderd en er is niet altijd een aangename discussie geweest. Sommige lieden, die zich uitsloofden, zagen dat anderen die niets uitvoerden, altijd weer met grimmige kri tiek kwamen. Het eind is., dan dikwijls dat dit criticus een bestuurszetel verovert en maar al te vaak bleek dan wee? de waar heid van het gezegde, dat de kritiek gemak kelijk, maar de kunst moeilijk is. Het is wel opvallend, dat in de hooger- ontwikkelde kringen de animo voor het ver eenigingsleven zoo zeer is verzwakt. Men heeft daar vroeger zijn beste krachten wel willen geven, doch de ervaringen zijn voor velen van dien aard, dat zij zich op den duur maar terugtrokken. Er is geen „aar digheid" meer aan, gelijk men zegt, al is het dan nooit om de aardigheid begonnen. Er valt zoo weinig positief resultaat te be reiken en de meeste vereenigir.gén staan op een dood punt. We hadden aanleiding om dit punt nog eens in gedachten te nemen na een merk waardige mededeeling die wij dezer dagen toevallig kregen. Vooral in kleinere plaatsen is er nog wel iets van sommig vereenigingsleven overge bleven. Daar is een vereeniging niet dik wijls één der uitspanningen. We denken maar eens aan de vele afdeelingen van de Maatschappij tot nut van 't algemeen. Op de kleinere plaatsen hebben die heel wat pret tige en leerzame avonden georganiseerd en de bevolking heel wat afwisseling in den eentonigen winter gebracht. .Hier is echter ook verandering gekomen. De mededeeling dan was van één dier vele sprekers die 's winters den boer op gaan om voor de vereenigingen te spreken of voor te dragen. Deze man vertelde nog, dat hij in een klein dorpje ieder jaar een maal optrad en daar altijd een volle zaal had. Hij was er nu pas weer geweest en het viel hem op, dat het lang zoo vol niet was. Zijn veronderstelling was, dat hier de al gemeene bezuiniging zich óók deed gevoe len, maar toen hij in die richting een opmer king maakte, kreeg hij heel iets anders te hooren. U heeft vanavond een zwaren concur rent, aldus luidde het antwoord. Onze man, eenigszins verbaasd, vroeg of er dan in het dorp nog iets anders aan het handje was. Er is vanavond Mengelberg-concert, was daarop het antwoord. U kunt de stomme verbazing begrijpen van onzen voordrager, die niet kon gelooven dat zooiets het geval was. Ja, in de radio, was het lachende ant woord. Wat vroeger voor de muziekliefhebbers op kleine plaatsen onbereikbaar was, is thans mogelijk. Zij wonen de beste concer ten bij die vroeger alleen als een sprookje voor hen bestonden. En nu Mengelberg op den zelfden avond uitzond als onze man optrad, lieten zij den ouden getrouwen spreker in den steek en ble ven bij den luidspreker zitten. We zullen het die. menschen niet euvel duiden dat zij dit doen als zij van muziek houden en nooit in de gelegenheid zijn om die bij te wonen. Intusschen is de radio dan ook een geduch te concurrent geworden ook op de kleine plaatsen. Men kan daarover lange beschou wingen houden maar het eind zal zijn dat men zich er bij heeft aan te passen. Het is wel jammer, dat het vereenigings leven dien kant is opgegaan. Jammer is het ook, dat het zich zoozeer versplinterd heeft. Menige vereeniging bood gelegenheid om eens menschen te ontmoeten uit allerlei kringen. Er zijn nu eenmaai diverse van die min of meer zelfstandige kringen en deze raken elkaar dikwijls niet of zelden. In het vereenigingsleven, in de actie voor het een of ander nuttig of r angenaam doel ontmoeten de vertegenwoordigers van uit- éénloopende kringen elkaar en het is dui delijk dat dit een goede zijde had. Oudtijds nam misschien de sociëteit de plaats in voor samenkomst, maar in de groote steden is het sociëteitsleven tot nihil gedaald. Niet één procent van de Haagsche bevolking is meer lid van een sociëteit. Ze ker is het jongere geslacht op dit oogën- blik heelemaal niet in die richting georiën teerd. Dit zoekt zijn genoegens en afleiding elders dan in die besloten milieu's waar de oude heeren de leiding hebben. Het aantal vereenigingen groeide vroeger voortdurend aan. Of dit nu nog het geval is, valt te betwijfelen. Zeer vele lijden een kwij nend bestaan en het zijn dikwijls nog maar een paar personen die het zaakje gaande houden. Financieel zijn ze wel alle achter uitgegaan en het valt dus te vreezen dat vele er van in stilte ten grave dalen. Het zijn ook wel eens de hooge belastin gen die velen er toe brengen hun vrijwillige offers voor het maatschappelijk leven in te trekken. Endie willekeurige subsidies van overheidswege zijn vele een doorn in het oog. EIBER. Nieuwe attracties. Zesdaag- sclie en Cineac. Beide stellen te leur. Onzeker zakenleven. Moordende concurrentiewinkel opheffing. Kunstijsbaan en na tuurbad in Oost. Wie na de succesvolle middenstandsten toonstelling en de onmiddellijk daarna ge volgde niet minder belangrijke land- en tuinbouw-ten toonstelling, gemeend mocht hebben, dat de reeks Amsterdamsche at tracties daarmede voorloopig wel beëindigd zou zijn, zal moeten erkennen zich vergist te hebben. Met een tusschenruimte van nog geen maand brengen city en Zuid weer nieuwe evenementen, ditmaal in den vorm van de Cineac-opening en de Zesdaagsche. En de stedelijke belangstelling voor alles wat nieuw en interessant is, blijkt nog even di ligent als in de tentoonstellingsdagen. Toch moet het den geregelden bezoeker van den Zesdaagsche opgevallen zijn, dat de belangstelling dit jaar aanzienlijk min der is dan in 1933. Ook het enthousiasme van vorige wed strijden ontbrak. De Zesdaagsche heeft natuurlijk zijn drukke momenten gehad, avonden waarop eenige duizenden de R.A.I. vulden, maar van een geregeld druk be zoek of „uitverkocht", als weleer, is zelfs tijdens de spannendste races geen sprake geweest. „Er moet nu geld bij", beweert men in de R.A.I. Geen wonder, in een pe riode van toenemende werkloosheid en een als lam geslagen handel en industrie. Men moet er zich nog over verwonderen dat bij zoo grooten nood in de stad, hon derden hoegenaamd geen bezwaar maak ten van hun verminderd inkomen een of twee rijksdaalders en meer voor een be perkt entrée-biljet aan de R.A.I.-cassa af te staan. Last not least de betreurens waardige valpartijen, "waarvan eenige flin ke jonge kerels levenslang de gevolgen zullen moeten dragen, hebben er ditmaal niet toe medegewerkt om de belangstelling voor deze Zesdaagsche te verhoogen, zoo dat hij ook uit sportief (ren-sportief) oog punt zijn voorgangers ver achter zich laat. S „Het feit, dat men zich van internationa le beroemdheden op het gebied van zang en tooneelspeelkunst meestal te groote ver wachtingen schept, maakt dat hun optre den in den regel tegenvalt." De opmerking is van wijlen Róssing en ongetwijfeld juist. Zoo heeft de opening van de Cineac, het bioscopisch nieuwsblad, aangekondigd als een der meest moderne attracties, hier al- Jf5e week 1881/. De bouw van de Belgische Loodsensocie- teit aan den Noordzeeboulevard alhier is opgedragen aan de laagste inschrijfster, de firma Ditmars Zoon te Middelburg voor 25.980. Mede was ingeschreven door de heeren A. Loois, alhier, voor 29.176 Goossens, Antwerpen, voor ƒ27.825 Van Miert, Middelburg, voor ƒ26.380; C. Ma ters, alhier, voor ƒ26.160. De raming be droeg 26.984. Door het prov. kerkbestuur van Zuid- Holland is tot de evangeliebediening toege laten de heer W. van der Beke Callenfels, alhièr. Door den heer P. Smith, secretaris-pen ningmeester der Zuid-Holi. Reddingsmaat schappij, is aan de bemanning van de al hier gestationneerde reddingsboot een gel delijke belooning met dankbetuiging uitge reikt, wegens het redden der equipage van het Russische barkschip „Angela", dat op 27 October op de Spijkerplaat was gestrand. De bemanning bestond uit de heeren Egbert van Hoepen, schipper 2e klas, M. J. J. Kaartsteker, C. de Mul, J. van Wilsum, sloeproeiers Ned. Loodswezen en Thomas Krul, J. J. Lute, L. Schmelzer, roeiers Bel gisch Loodswezen. Aan den Nieuwen Neuzenpolder, bij den Brakman, heeft opnieuw een oeverafscliui- ving plaats gehad ter lengte van 170 a 180 M. bij een breedte van 60 a 70 M. De wa terlijn is aldaar nu nog circa 200 M. van den zeedijk verwijderd. gemeen de verwachting gewekt, dat Am sterdam een instelling van beteekenis rij ker zou worden. Maar in de praktijk is de noviteit erg tegengevallen. Men kan er den bouwkundigen geen verwijt van maken, dat bij een grondopper- vlakte van slechts 370 M2. met de ruimte gewoekerd moest worden dat voor den bouw bijna uitsluitend staal, steen en glas in aanmerking kwam de veiligheid eischt dit, waardoor aan een bijzonder fraai aspect van den gevel van dit deels aan een steeg gelegen hoekgebouw niet gedacht kon worden. Wel daarentegen had het interieur (somber grijs met geen enkele versiering, zelfs kelderachtig), fraaier en naar den vorm ook gezelliger kunnen zijn. Meer nog dan dit is het geprojecteerde een teleurstelling gebleken. Het journal van de Cineac is, behoudens één eigen op name (voetbalmatch HollandZweden), een- weinig interessant en volstrekt niet correct afdraaien van films die men in iedere andere bioscoop als voorprogram ma ziet, vervaardigd ook door de algemeen bekende ateliers op journalgebied hier te lande. (Er is veel oud nieuws onder). Naast het groote projectiedoek worden op een kléiner tableau telkens de laatste berichten van het „Algemeen Handelsblad" geprojecteerd. Als geheel genomen is het een vervelen de vertooning en men voelt zich werkelijk opgelucht, wanneer men na een uur lang ge-cineast te hebben, weer in de gezellige Reguliersbreestraat staat, met het zooveel mooiere Tuschinski tegenover zich. Indien aan het vertoonde niet spoedig een geheel ander of meer werkelijk-actueel karakter wordt gegeven, dan voorspellen we dat na den eersten toeloop van nieuws gierigen de Cineac-bezoekers te tellen zul len zijn. Ook de nauwe relatie die blijkens het geprojecteerde en een brochure over den bouw tusschen „Handelsblad" en Cineac bestaat, doet vreemd aan vreemd omdat de tendenz hiervan niet wordt toegelicht. Ons interesseert dit niet, doch het publiek heeft zoo zijn sym- en anti-pathiën en de politiek het gaat immers tegen de ver kiezingen spreekt ten slotte ook een woordje mee Uit het Engelsch van PATRICIA YVENTWORTH. (Nadruk verboden 451 „Wat heb je aan de koffie gehad?" En toen ze aarzelde „Ik geloof er niets van, dat je wat gegeten hebt." „Werkelijk wel." „Wat dan?" „Boterhammen." „Ik wil wedden, dat er margarine opzat", grauwde John. „Is het soms niet zoo?" „Ja." „Zie je wel en voortgaande „We zul len het onderwerp nu verder laten rusten, omdat ik mijn aandacht voor den wagen noodig heb, want als ik er over doorpraat, bots ik zoo nog tegen een tram. Als we straks buiten de stad zijn, heb ik je een heeleboel dingen te zeggen Al gauw hadden ze de drukte achter zich. De grijze huizenmassa's maakten plaats voor lommerrijk geboomte en de blauwe hemel welfde zich over een bloeiende we reld. Ze sloegen een smallen zijweg in, die door een dennenbosch naar een open heide klom. John stopte en ze stapten uit. „Eerst moet je wat eten en dan kunnen wc praten. Ik heb een picnic-mand meege bracht, dat leek me reusachtig gezellig." Ze gingen op de donkergroene heide zit ten dé zondoorschenen lucht, vervuld van dennegeur, omringde hen. Over de wijde heide koepelde een diep-blauwe hemel, die in verren, wazigen horizont, door met bosch bedekte heuvels omzoomd, ver vloeide. Anne had niet gemerkt', dat ze honger had, tot de mand openging en de kostelijke inhoud voor haar oogen lag een soort combinatie van lunch en thee. Ze at niet genoeg om John tevreden te stellen, maar toch aanmerkelijk meer, als ze zelf moge lijk geacht had. Het genieten van een goe den, verfijnden maaltijd, na een jaar gevan geniskost en tien dagen van juffrouw Brownling's gekokkerel gaf even de ver kwikkende illusie van weer in het oude le ven te zijn teruggekeerd. Ze was nu niet Annie Jones, maar Anne Waveney, en de klok van haar leven was een jaar teruggezet. De zware geur der dennen, de warmte van de zon en het rui- schen van den zachten wind langs haar heen al deze dingen gingen buiten het bestaan van Annie Jones om. Anne Wave ney dronk het genot ervan met diepe teu gen een lang half uur. Toen hun maal afgeloopen was, pakte John alles weer in, keurig en handig, zoo als een man die veel in de open lucht ge leefd heeft, dat pleegt te doen. Hij sloot de mand en kwam naast Anne op den grond zitten. „Nu moeten wij eens rustig en ernstig praten." Al dien tijd hadden ze prettig en luchtig met elkaar gebabbeld, over onbelangrijke dingen, maar op het moment waarop John zei „Nu moeten wij eens rustig en ernstig praten", kwam er iets gedwongens tus schen hen. „De moeilijkheid is echter, dat ik abso luut niet weet, hoe ik beginnen moet", ging hij voort. „Begin dan niet." Anne's oogen schenen gehecht aan het nevelige blauw van den horizon en Anne Waveney's leven was weer even ver van haar verwijderd als die heuvels in de verte. Ze kon niet teruggaan in dat leven en dat opnieuw leven gaan. Een half uur lang had ze daarvan gedroomd, én nu moest ze te- rugkeeren tot de werkelijkheid. Ze zou graag nog wat langer in haar droom ver loren zijn gebleven. En terugblikkend in het schoone rijk harer fantasieën zei ze „Begin niet." „Ik moet." Zuchtend wendde ze de oogen van den horizon af en keek hem in de ernstige oogen. „Ik heb zelfs geen idee, hoe ik zal begin nen, laat staan dat ik veel terecht zal brengen van wat ik zeggen wil Je hebt me eigenlijk maar één keer gezien, niet waar? De keeren, die jij vergeten hebt, kan ik niet meetellen, want als jij ze ver geten hebt, bestaan ze voor zoover het jou betreft, eenvoudig niet. Goeie hemel, wat zit ik eigenlijk te dazen Maar enfin, wat ik ermee bedoel komt hierop neer. Het zou normaal zijn wanneer ik me als een abso luut vreemde tegenover je gevoelde. Maar dat is me onmogelijk ik ben geen vreem de ik kan me niet vreemd tegenover je voelen en ik kan me niet als zoodanig ge dragen. En ik kan je ook geen tijd geven om <laar een beetje aan te wennen, want er moet direct iets gedaan worden." „Dat zie ik niet in." „Dat zou je wél, als je in mijn schoenen stond. Hemel-nog-aan-toe, Anne, stel je zelf een oogenblikje in mijn plaats Ik kom onverwacht in Engeland terug moet de plaats gaan innemen, die voor je broers bestemd was ik krijg alles hetoude kasteel waar jij bent groot gebracht, het landgoed dat jouw tehuis was en ik kan zelfs niemand vinden, die me wil zeggen waar je bent, of wat je doet, of je ook maar een penny bezit om van te leven. En ten slotte vind ik je...... als dienstmeisje van een kwaadsappig vrouwmensch als die Mrs. Fossick Yates, die je niet voldoende te eten geeft en je je vingers blauw laat werken. Ik bid je, Anne, tracht je eens even te ver plaatsen in wat ik voel Anne keek neer in de hei. Die was als een donker bosch. En heel diep daarin ver borgen bewogen, zich kleine, bezige schep- se tjes, die druk heen en weer liepenof zich met eikaars zaken bemoeiden net als menschen." „Ik begrijp je", klonk haar stem, zacht en vriendelijk. „Nog eens, ik ben geen vreemde", her haalde John met meer nadruk dan zoo even, „ik kan het niet zijn. Nu ik de plaats van je broers ingenomen heb, moet ik doen, wat zij in dit geval zouden gedaan hebben. Dat moet je toch met me eens zijn." „Hoe weet je, dat zij iets voor me zouden doen?" Anne's stem doofde uit. Welk ver band kon er in 's hemelsnaam bestaan tus schen Courtney en Tom en Annie Jones, die in de gevangenis had gezeten „Neem me niet kwalijk, maar nu praat jé toch heusch onzin, Anne. Kijk eens hier, ik zal je vertellen wat mijn bedoeling is. Je vader heeft zijn testament veranderd." Hij zag haar niet aan terwijl hij sprak. „Hij heeft een inkomen van acht honderd pond per jaar aan Jenny nagelaten inplaats van vierhonderd aan elk van jullie. Menschen doen wonderlijke dingen als ze ziek zijn, en ik wil geen critiek oefenen op zijn besluit. Maar die vierhonderd pond per jaar moet je uit de opbrengst van het landgoed heb ben en ik zal zorgen dat dit gebeurt." „Dat kun je niet." „Natuurlijk kan ik dit wel. Het is zoo eenvoudig als wat." Anne keek hem nu voor het eerst recht en strak in de oogen. „Je bedoelt dat jij het mij zoudt geven?" „Ik bedoel wat ik zeg dat het uit de opbrengst van het landgoed zou komen." „Dat wil zeggen van jou." Even was het stil. „Het is maar hoe je het opvat." „Het is de zuivere waarheidik noem het kind bij den naam." Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1934 | | pagina 5