Vlissiogsche Courant VIERDE BLAD GEMEENTEBESTUUR Crisis-Pubücatsën KOOPKRACHT EN NATIONALE WELVAART. KAMEROVERZICHT BINNENLAND DE LAATSTE RUSTPLAATS VAN DE RIJWIELPLAAT. Voortaan mag men het (mits zichtbaar) op de linkerborst dragen. Ieder die een fiets mocht hebben en een geldend rijwielplaat, Ging voorheen (u weet dat zeker) nooit heel rustig langs de straat. 't Fel begeerd belastingstukje was nooit veilig, hier noch daar Grabbel grijpgraag lange vingers stonden altijd voor hem klaar. Pienter uitgedachte gappersstreken met een nijptang of zoo iets, Knepen stil de kat in donker en het plaatje van je fiets. 't Arm vervolgd rijwielplaatje vond geen rust in huls noch huis 't Leven was voor hem geen hapje, maar een abnormaal groot kruis. Critisch werd het steeds bekeken, 't lag voor ieder's oogen bloot Rust'loos ging het door de wereld, als de Wandelende Jood. Maar nu heeft men iets gevonden dat een uitkomst voor hem is - Lange vingers grijpen voortaan óf „er naast" of wel glad mis. 't Rustelooze rijwielplaatje lijdt geen honger meer of dorst, Want men drukt en legt het' voortaan als een zuig'ling aan de borst. Ha-vee-Wee. van de van Vrijdag 19 October 1934. No. 247. WINKELSLUITING. Burgemeester en Wethouders van Vlis- singen brengen ter algemeene kennis I. dat de Raad dezer gemeente in zijn vergadering van 12 October jl., onder Nr. 7, heeft verklaard van oordeel te zijn, dat de tegenwoordige buitengewone omstandighe den aanleiding geven om het bepaalde in artikel 4, eerste lid, onder x der wet van 27 Juli 1934, Stbl. Nr. 450, toepassing te doen vinden ten aanzien van a. winkels, waar uitsluitend of in hoofd zaak een of meer der navolgende waren brood, banket, suikerwerk, chocolade, al dan niet tezamen met consumptieijs, ten verkoop in voorraad zijn b. winkels, waar uitsluitend of in hoofd zaak tabaksartikelen ten verkoop in voor raad zijn. II. dat vanaf de inwerkingtreding van de onder I genoemde wet derhalve vanaf 15 October 1934 de onder a genoemde winkels des Zondags gedurende zes achter eenvolgende uren en onder b genoemde winkels des Zondags gedurende vier achter eenvolgende uren, liggende tusschen de3 voormiddags 8 uur en des namiddags 8 uur geopend mogen zijn, doch uitsluitend voor den verkoop der onder a en b opgesomde artikelen III. dat vanaf 15 October 1934, de win kels, waar uitsluitend of in hoofdzaak hetzij visch, hetzij fruit, ten verkoop in voorraad is, des Zondags geopend mogen zijn, gedu rende ten hoogste vier achtereenvolgende uren, liggende tusschen 8 uur des voor- middags en 8 uur des namidddags, doch uitsluitend voor den verkoop van onder scheidenlijk visch of fruit IV. Dat de verkoop als bedoeld onder II en III alleen mag plaats vinden onder voorwaarde, dat in den winkel, zoodanig dat daarvan te allen tijde van buitenaf ge makkelijk kan worden kennis genomen, is bevestigd een door of vanwege den burge meester gewaarmerkt geschrift of druk werk, waarop duidelijk is kennisgegeven van de uren, gedurende welke de winkel op Zondag voor het publiek is geopend en waarop tevens duidelijk is aangegeven, op welken winkel bet geschrift of drukwer:-: betrekking heeft V. dat de onder IV bedoelde door den burgemeester gewaarmerkte kennisgeving tegen betaling van 0.10 vanaf morgen verkrijgbaar is op het politiebureau, alhier, onder opgaaf van de uren, waarop belang hebbende zijn winkel op Zondag wenscht geopend te hebben. Vlissingen, 18 October 1934. Burg. en Weth. voornoemd, VAN WOELDEREN. De Secretaris, F. BISSCHOP. VERKEER. Besluit betreffende verlichting van stilstaande auto's. Burgemeester en Wethouders van Vlis- singen brengen ter algemeene kennis, dat de raad dezer gemeente in zijn vergadering van 12 October jl., onder.No. 8, heeft be sloten, dat, behalve gedurende bet tydvak, gelegen tusschen 12 uur middernacht en een half uur vóór zonsopgang, inachtne ming van het voorschrift, vervat in artikel 16, le lid, van het Motor- en Rijwielregle ment verlichting van auto's ten aan zien van stilstaande motorrijtuigen op meer dan twee wielen, niet noodig is op de open bare wegen, gelegen binnen de in artikel 10 der Algemeene Politieverordening omschre- van bebouwde kom der gemeente, voorzoo ver die wegen voorzien zijn van openbare verlichting. Vlissingen, 19 October 1934. Burg. en Weth. voornoemd, VAN WOELDEREN. De Secretaris, F. BISSCHOP. MEDEDEELING VAN DE LANDBOUW CRISIS ORGANISATIE VOOR ZEELAND. Met ingang van Maandag 22 October wordt de Commissie inzake de teeltbeper king van tuinbouwgewassen voor Zeeland van haar taak ontheven en wordt deze overgenomen door de Stichting Landbouw Crisis Organisatie voor Zeeland. Alle cor respondentie inzake de teeltbeperking voor tuinbouwgewassen dient voortaan gericht te worden aan de L. C. O. v. Z.,-Groote Markt 28, Goes. Fl itsen Er wordt den laatsten tijd steeds vaker gepraat en geschreven over de koopkracht der bevolking, die den grondslag zou vor men voor de welvaart van de natie. Vooral in de Vereenigde Staten heeft die theorie een tijd lang opgeld gedaan en in de begin periode van het herstel programma van Roosevelt,, was daarop de geheele tactiek van de regeering gericht. Verhoog de loonen maar, laat de prijzen der landbouwproduc ten stijgen, zoodat arbeiders en boeren meer kunnen koopen en de welvaart keert vanzelf terug. Zoo dacht men, in eenvoudige woorden uitgedrukt. Het is thans wel duidelijk gebleken, dat de zaak niet zoo simpel is als de koopkracht theorie het voorstelt. Het herstel in de Vereenigde Staten kwam niet, of niet in de verwachte mate, ondanks de loonsver- hoogingen Waar zit de fout in deze oogen- schijnlijke zoo logische redeneering, waar door vooral de arbeiders en ook de land bouwende bevolking zich zoo aangetrokken gevoelen Deze fout treedt wel duidelijk aan het licht, wanneer men economisch leven opvat als een voortdurend proces, en als een pro ces niet van een individu of van groepen individuen, maar van de maatschappij als een geheel. Geen „individueele economie", maar „sociale economie", gelijk de grijze professor Cassel, de grootmeester der mo derne economen, het' eischt. Het voortbrengingsproces als een geheel beschouwend ziet men terstond, dat af gescheiden van voorraden, die eenigszins kunnen schommelen de productie steeds gelijk moet zijn aan het verbruik* Als er groenten voortgebracht worden om op de mestvaalt terecht te komen, of koffie om in zee te worden gegooid, dan voelt ieder, dat zulks in strijd met de beginselen van iedere productie is. De stap van de productie naar het ver bruik geschiedt door de geldcirculatie heen. Men moet geld hebben om datgene te koopen, waaraan men behoefte heeft. Dit geld is echter slechts een tusschenstadium, een onontbeerlijk hulpmiddel, meer niet. Nu bestaat de productie volstrekt niet alleen uit goederen, die door individuen kunnen worden gebruikt. Er wordt ook cement gefabriceerd, ijzer, verf, glas, enz. om gebouwen te maken. Deze gebouwen dienen volstrekt niet uitsluitend voor wo ning, maar ook voor fabriek. Er worden machines vervaardigd, om in fabrieken te worden opgesteld, er worden electromoto- ren, kabels en alles wat er bij behoort ge maakt ten einde de productie in bestaande •fabrieken te verbeteren en nieuwe in te richten. Als product bestaat er geen ver schil tusschen een rol katoen en een motor. Beiden moeten hun afnemer vinden. De verbruiksgoederen echter worden voor het leeuwendeel door de groote massa ge kocht. Daarvoor geldt dus wel de waarheid, dat, wanneer die massa slechts meer geld heeft, zij meer zal koopen. Vele, zeer vele andere goederen, worden evenwel gekocht door hen, die meer verdienen of ontvangen dan zij voor hun direct verbruik noodig hebben. Zulks heet belegging in de financi- eele wereld, maar beteekent, dat men ten slotte voor zijn geld baksteenen en cement en ijzer en glas koopt, dat verwerkt wordt in een nieuw bedrijf, noodig voor de bevrediging der toekomstige behoeften. Wanneer nu de loonen en prijzen van landbouwproducten, die veelal als grondstof dienen, te sterk worden opgedreven, betee kent zulks, dat de directe verbruikers een te groot deel van het maatschappelijk pro duct voor zich opeisehen. Er blijft dan niet genoeg geld over om kapitaalgoederen te koopen, de winst is daartoe te klein, en men veroorzaakt dientengevolge gebrek aan af zetmogelijkheid in die bedrijven, die speciaal voor de vervaardiging van kapitaalgoede ren werken. Dit is bijv. bij de z.g. zware industrie, de ijzer- en staalindustrie, zeker voor tweederden het geval. Er moet dus een zoodanige koopkracht bestaan in de maatschappij, dat de jaar lijks geproduceerde verbruiksgoederen ge heel kunnen worden gekocht. Er moet ook zooveel winstmogelijkheid bestaan, dat de jaarlijks geproduceerde kapitaalgoederen opgenomen kunnen worden. Er behoort een zekere stijging van koopkracht te bestaan, opdat de kapitaalbezitters vertrouwen heb ben in het toekomstige gebruik, en bereid zijn hun tijdelijk overtollig bezit te inves- teeren in nieuwe bedrijven, die in de toe komst meer verbruiksgoederen en kapitaal goederen zullen voortbrengen. Het een sluit het andere niet uit, integendeel alle voorwaarden vormen een noodzakelijke aan vulling van elkaar. Slechts wanneer aan die voorwaarden wordt voldaan, kan er evenwicht in de maatschappelijke productie bestaan. TWEEDE KAMER. Vergadering van Donderdag. Ziektewet. Nadat het ontwerp tot bescherming tegen besmettingsgevaar in de scholen zonder stemming was aangenomen en de motie Krijger voor volledige uitvoering der Twentsche kanalen eveneens op die wijze was aanvaard, was de herziening der Ziek tewet aan de orde. Het is een zuiver technische herziening, die geen uitbreiding geeft aan het arbeids veld dier wet. Vandaar dat de Minister zich tegen vele amendementen moest verzetten, omdat deze buiten het kader der feitelijke herziening vielen. Slechts een enkele kon aanvaard worden, o.a. dat tot opneming der zgn. provisiereizigers onder de wet. Over de meeste viel weinig discussie, want het lot der amendementen was al be slist door de algemeene opvatting van den Minister. Mevrouw De VriesBruins wilde bijvoor beeld een gescheiden vrouw nog 300 dagen na de scheiding als gehuwde vrouw blijven beschouwen. De Minister vond dat dit ge heel en al buiten het kader der wet viel. Over karentz-tijd, bedrijfsvereenigingen, invloed in bestuur, beroepstermijnen en der gelijke werd nog wat gesproken, maar dat is altegader techniek, voor de ingewijden van belang, maar van geen principieele be- teekenis. Het ontwerp werd zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Eveneens de conversie der Indische lee ningen. De Kamer is tot 6 November uiteen. BelgischNederlandsche feestmaaltijd te Brussel. De correspondent van „het Vad." te Brussel meldt Woensdag heeft de Cercle Gaulois de reeks zijner diplomatieke winterdéjeuners geopend met een feestmaaltijd ter eere van Hr. Ms. gezant jhr. mr. A. W. L. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer. Voor de eerste maal sedert het einde van den oorlog wapperde aan den voorgevel van deze voor name sociëteit, die in het oude, statige heerenhuis van Gendebien, een der grond leggers van de Belgische onafhankelijk heid is gevestigd, de Nederlandsche drie kleur naast de Belgische vlag. Dit feit, samen met de gulle ontvangst welke Hr. Ms. gezant te beurt mocht vallen, is onge twijfeld te beschouwen als een bevestiging van den ommekeer die in de mentaliteit van de leidende Brusselsche kringen, ten opzichte van Nederland te constateeren valt. Er is een drang naar beter begrijpen, naar meer verstandhouding en toenadering, wat zeker wel het best tot uiting kwam in de bijzonderheid dat hij een diplomatiek déjeuner als dit, nimmer zooveel Belgische ministers in den Cercle Gaulois mede aan zaten als thans. Bij het nagerecht begroette de voorzitter van den Cercle Gaulois, de heer Franz Thijs Hr. Ms. gezant in zeer gelukkig ge kozen bewoordingen. Wanneer wij uwe ex- celletie toespreken, zeide hij, dan denken wij in de eerste plaats aan Nederland, dat een land is van groote traditie, een land, dat lang voor vele andere met een kolonialen geest was bezield, een land, dat een der mooiste koloniale rijken der wereld bezit en dat een koopvaardijvloot heeft, die te recht onder de beste wordt gerekend. Ko ning Leopold IH is, als prins, aan boord van Nedei'landsche schepen naar Indië ge weest. Zijn lof omtrent de degelijkheid van de Nederlandsche paketbooten en de be kwaamheid van de Nederlandsche zeelie den, heeft uw land ten zeerste verdiend. Onder luid applaus stelde de tafelpresi dent vervolgens een heildronk in op de Ne derlandsche natie. Het antwoord van den gezant jhr. mr. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer was een meesterstukje van humor, waar hg de vele kwaliteiten prees van den Gaulois- voorzitter, den heer Fr. Thijs, en de atmos feer beschreef, die in deze zeer geziene so ciëteit heerscht. Overgaande tot het ernstig deel van zijn rede zeide de gezant dat Nederland en Bel gië vele eigenschappen bezitten, die zij ge meen hebben. Andere factoren verschillen, wijzigingen nauw aan elkaar verwant en toch verschillend van afkomst. De geschie denis bracht ons vaak dicht bij elkaar om ons vervolgens weer van elkaar te verwij deren. De taal is gedeeltelijk dezelfde, ge deeltelijk ook weer verschillend. Hetzelfde kan gezegd worden van onze aardrijkskun de en onze geologie. Het resultaat van dit alles is, dat de vraag oprijstWat is het dat primeertonze homogeniteit of onze verscheidenheid? Ik zou er geen antwoord op kunnen vinden. Maar wel durf ik beves tigen, dat wij zoowel het eene als het an dere ten nutte kunnen maken in het be lang van onze goede nabuurschap en over eenkomst. Laat ons gebruik maken van de handen die tusschen ons bestaan om onze wisselwerking, om de ruiling van onze ge dachten en producten te bevorderen. Herinnerend aan het woord van den greo- ten Zwijger, dat de Nederlanden het gebied van al de natiën zijn en niet als een wereld op zichzelf kunnen leven, zeide de gezant nog dat deze waarheid ook voor onzen tjjd waarheid blijft. Met den wensch iets te mogen bijdragen tot de versterking van de Nederlandsch-Belgische vriendschap en een heildronk op België, besloot hij zijn in sier lijk Fransch gehouden toespraak, die luide werd toegejuicht. Ook nadat de koffie in een andere zaal was geserveerd bleven de Nederlandsche en Belgische deelnemers aan dezen schitterend geslaagden toenaderingsmaaltijd nog lan gen tijd met elkaar napraten. De Tweede Kamer heeft een record bereikt. De Tweede Kamer is deze week weder in openbare vergadering bijeen gekomen en nam het werk, dat de meeste publieke be langstelling heeft een aanvang, ook al is dat werk in vele gevallen niet het voor naamste en het moeilijkste. Na de opening van de Kamers op 18 September en de zit tingen waarin de voorzitter gekozen werd en de afdeelingen en commissies gevormd werden is er in de afdeelingen reeds dagen gewerkt, teneinde niet enkei de rijksbegroo- ting, maar ook tal van wetsontwerpen te onderzoeken en we twijfelen niet, of zeer spoedig zullen de voorloopige verslagen daarover wel verschijnen. Verslagen, die vooral in de laatste jaren (en daarop wen- schen we de bijzondere aandacht te vesti gen) uitmunten door zakelijke kortheid, maar die tevens blijk geven van gedegen studie der leden en van een groote kennis der zaken, die aan de orde zijn en onder zocht moeten worden. Dat hierdoor niet en kel overleg met de regeering veel vrucht baarder wordt en de openbare behandeling zeer bekort, behoeven we niet nader uiteen te zetten de praktijk bewijst dit. DE OVERWELDIGING VAN BEIGIE. Herinneringen aan de omzwervingen van eer. oud oorlogscorrespondent tusschen de strijdende partijen. X. Ter verklaring. Nu we het eerste hoofdstuk van de be schrijving onzer herinneringen hebben af gesloten, volge thans allereerst een woord „ter verklaring". Waarom heb ik deze oude herinneringen opgehaald Ik meende er een goed werk mee te doen. Pe wereldoorlog van 19141918 is iets ont- "iglijks groots en droefs in de wereldge- teChiedenis geweest. Wij, menschen van mid delbaren en ouderen leeftijd, hebben door hetgeen we vernamen en ondervonden, den oorlog leeren schuwen en haten. We begrij pen het niet, dat er weer een jong geslacht is gegroeid, hetwelk even dom, maar ook even doeltreffend op een nieuwen oorlog aanstuurt als in het begin onz eeuw door de menschheid werd ondernomen. Is men dan vergeten, wat „oorlog" be teekent Toen we dat overdachten, drong het tot ons door, dat hoe versch ook het oor logsgebeuren nog maar. achter ons ligt de helft van ons volk er zich uit eigen erva ring slechts weinig van kan herinneren. Het zijn al heele mannen en vrouwen, die de oorlogsjaren slechts als kinderen be leefden en millioensn van ons volk hebben pas nó. 1914 het levenslicht aanschouwd. Die allen hooren, wel eens praten over den oorlog, maar overigens is hun kennis ervan een zeer betrekkelijke. Merkwaardig is ook, dat de oorlogslectuur, voor zoover die geschiedenis wil zijn van den geheelen wereldstryd of een gedeelte daar van, uitermate beperkt is. We kennen zelfs geen enkel zoodanig werk, in de Nederland sche taal uitgegeven, dal; een der vele mooie boeken van den Fransch-Duitschen oorlog van '70 nabij komt. Om kort te gaan we hebben het ge heugen van tijdgenooten nog eens willen opfrisschen en aan de jeugd een meer reëel inzicht willen brengen in de afschu welijke beteekenis van het oorlogsbegrip. En we hebben ervaren, dat er groote be langstelling is voor wat we ondernamen. Van alle kanten heeft men mij duidelijk ge maakt, dat mijn herinneringen met veei interesse worden gelezen. Voor deze betuigingen van instemming ben ik even dankbaar als voor de bemer king, welke me van één zijde gewerd. Mijn herinneringen zouden anti-Duitsch zijn, zoo luidde de bedoelde critiek. In zekeren zin ja In zooverre de fei ten n.l. anti-Duitsch waren, moesten ook mijn herinneringen het z\jn. Toen ik in 1914 het oorlogsterrein be trad, kende ik voor de oorlogsvoerenden sympathieën en antipathieën. Ik ben toe vallig bij de Duitschers terecht gekomen, maar het had ook andersom geweest kun nen zijn. En toen heb ik gezien en onder vonden. Ik heb Visé zien branden en daar gewelddaden zien bedrijven tegen de bur gerbevolking. Uit wat ik verder uit mijn herinneringen zal ophalen, kan de lezer blijken, hoe ik ook de verwoesting mee maakte van Leuven hoe ik het geteisterde Dinant heb bezocht, waar meer dan 600 mannen, vrouwen en kinderen werden teza men gedreven en toen met mitrailleurs zijn afgemaakt hoe ik, op bezoek bij kardinaal Mercier, uit den mond van dezen prelaat de aanklacht van een gemarteld volk heb moeten noteeren en tenslotte hoe ik zelf vijf keer door de Duitschers gevangen ge nomen en „be"-handeld hen geworden. Mag men van mij verwachten, dat ik de oorlogs- Duitschers schatjes zal heeten Moet ik de waarheid verzachten door ze te ver krachten Mogelijk, dat de Belgen en Franschen bij een inval in Duitschland riet ó,nders noch beter zouden hebben gehandeld. Mo gelijk Ware het aldus geschied en ik hadde het meegemaakt en beleefd, dan zou ik zulke barbarie evenzeer hebben gelaakt als ik het thans van de Duitschers deed en nog zal doen. 't Is alles „oud zeer", meende dezelfde criticus. De wonden van Christus zijn „oud zeer" van 19 eeuwen en nog ziet de menschheid naar Zijn beeld op om zich te herinneren, wat de Verlosser voor haar geleden heeft. Het „oud zeer" uit den oorlog moet in herinnering blijven, opdat volgende gene raties het zullen weten en het nimmer lee ren vergeten, wat een duivelsch werk de oorlog is en welk een menschelijke schande deze beteekent. Wie op oorlog aansturen zijn minder te tellen dan de vaders, die zelf hun vrouw en kinderen koelbloedig het staal in d'r lichamen stooter. Wie op oorlog aansturen, vermoorden hun vrouw' en kin deren óók, maar ze gebruiken anderen voor het luguber werk en in vele gevallen staan ze dan mede nog schuldig aan de vooraf gegane onteering. Als we het „oud zeer" van den oorlog ophalen, doen we dat niet om de Duitschers te grieven, maar om te waarschuwen, want al moge de Duitscher als „Übermensch" in zijn geringschatting van andere rassen en volken hardvochtiger en meedoogenloozer worden geacht dan een ander naar Nietzsche is de Duitscher de wilskrachtige „dionysische" mencch, die boven goed en kwaad verheven is toch kan men er van verzekerd wezen, dat elke oorlog niet anders dan beestachtig kan zijn. Daaraan moet herinnerd blijven. Aanvankelijk was het mijn bedoeling om na de beschrijving van de verwoesting van Visé, uitvoerig in te gaan op de Duitsche beschuldiging als zouden de Belgische bur gerbevolking door franc-tireurs-daden haar bestraffing noodzakelijk heb oen gemaakt, maar ik meen, dat ik het verhaal van mijn ervaringen beter niet kan onderbreken en bewaar mijn beschouwingen dan ook liever tot het slot. Ik heb de heele franc-tireurs- kwestie grondig bestudeerd en er tijdens den oorlog ook een boekje over gepubliceerd hetwelk in verscheidene talen is uitgegeven. Ik wil echter hier reeds vaststellen, dat ik de franc-tireursbeschuldiging voor een besliste leugen houd. Ik heb den strijd meegemaakt om de forten van Luik, was bij de verwoesting van Visé aanwezig, ik heb Leuven in vlammen zien opgaan, ik ben in die stad door zes gewapende sol daten uit mijn bed gehaald, beschuldigd van franc-tireursdaden, ik heb de gevechten gezien rond Antwerpen en den strijd aan den Yzer, maar le. Nog nooit heb ik iets van een franc- tireurskrijg waargenomen. 2e. Nog nimmer een als franc-tireur gewa pend burgerlijke gevangene gezien. 3e. Nooit van welken Duitschen militair ook eigen ervaringen van franc-ti reursdaden der burgerbevolking hoo ren vertellen. 4. Nooit op mijn vragen zelfs maar een' enkelen naam van een franc-tireur hooren noemen. Wél heb ik vastgesteld dat reeds in de eerste dagen van den oorlog in de bladen een uit Duitsche bron komend bericht over de verwoesting van Visé ver scheen, waar franc-tireurs zouden zijn opge treden, terwijl de verwoesting inderdaad eerst verscheidene dagen later plaats greep. Visé werd op 16 Augustu verwoest, maar op 14 Augustus schreef ik reeds in mijn blad (zie „De Tijd" no. 20457): „In Visé wordt een waar schrikbewind „uitgeoefend. Eergisteren werd met de bel „door de straten gegaan en afgekondigd, „dat binnen 24 uur iedereen zijn fietsen „bi(j de brug brengen moest. Werd daarna „nog bij iemand een fiets gevonden, dan „zou hij gefusilleerd en zijn huis in brand „gestoken worden. Gisterenmorgen kondig den de Duitschers weer af, dat allr wape- „nen, ook oude, gebrokene en uit elkaar ge- „nomene, binnen een uur op het stadhuis „moesten worden ingeleverd. Als er daarna „nog wapenen werden gevonden, zouden ze „de inwoners fusilleeren en de stad verbran den. Voortdurend worden met bedreigin gen van verbranding,, eet- en drinkwater „geëzseht en de inwoners vreezen niets zoo- „zeer, dan dat den een of anderen dag iets „geëischt zal worden, wat men niet. kan „geven". Zelfs reeds eerder, den Hen Augustus n.l. verzond ik een telegram aan mijn blad (zie no. 20153), waarin o.m. voorkwam „In Visé en omgeving slaapt men des „nachts nog in de kelders, daar voortdurend „met brandstichting wordt gedreigd". Voorloopig genoeg ik ga nu memoreeren hoe ik in Riemst werd gevangen genomen en daar in gezelschap van den burgemeester en den pastoor van het plaatsje werd op gesloten. Md. AWordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1934 | | pagina 11