Vlissiogsche Courant
VIERDE BLAD
GEMEENTEBESTUUR
Crisis-Pubücatsën
KOOPKRACHT EN NATIONALE
WELVAART.
KAMEROVERZICHT
BINNENLAND
DE LAATSTE RUSTPLAATS VAN DE RIJWIELPLAAT.
Voortaan mag men het (mits zichtbaar) op de linkerborst dragen.
Ieder die een fiets mocht hebben en een geldend rijwielplaat,
Ging voorheen (u weet dat zeker) nooit heel rustig langs de straat.
't Fel begeerd belastingstukje was nooit veilig, hier noch daar
Grabbel grijpgraag lange vingers stonden altijd voor hem klaar.
Pienter uitgedachte gappersstreken met een nijptang of zoo iets,
Knepen stil de kat in donker en het plaatje van je fiets.
't Arm vervolgd rijwielplaatje vond geen rust in huls noch huis
't Leven was voor hem geen hapje, maar een abnormaal groot kruis.
Critisch werd het steeds bekeken, 't lag voor ieder's oogen bloot
Rust'loos ging het door de wereld, als de Wandelende Jood.
Maar nu heeft men iets gevonden dat een uitkomst voor hem is -
Lange vingers grijpen voortaan óf „er naast" of wel glad mis.
't Rustelooze rijwielplaatje lijdt geen honger meer of dorst,
Want men drukt en legt het' voortaan als een zuig'ling aan de borst.
Ha-vee-Wee.
van de
van
Vrijdag 19 October 1934. No. 247.
WINKELSLUITING.
Burgemeester en Wethouders van Vlis-
singen brengen ter algemeene kennis
I. dat de Raad dezer gemeente in zijn
vergadering van 12 October jl., onder Nr. 7,
heeft verklaard van oordeel te zijn, dat de
tegenwoordige buitengewone omstandighe
den aanleiding geven om het bepaalde in
artikel 4, eerste lid, onder x der wet van 27
Juli 1934, Stbl. Nr. 450, toepassing te doen
vinden ten aanzien van
a. winkels, waar uitsluitend of in hoofd
zaak een of meer der navolgende waren
brood, banket, suikerwerk, chocolade, al
dan niet tezamen met consumptieijs, ten
verkoop in voorraad zijn
b. winkels, waar uitsluitend of in hoofd
zaak tabaksartikelen ten verkoop in voor
raad zijn.
II. dat vanaf de inwerkingtreding van de
onder I genoemde wet derhalve vanaf
15 October 1934 de onder a genoemde
winkels des Zondags gedurende zes achter
eenvolgende uren en onder b genoemde
winkels des Zondags gedurende vier achter
eenvolgende uren, liggende tusschen de3
voormiddags 8 uur en des namiddags 8 uur
geopend mogen zijn, doch uitsluitend voor
den verkoop der onder a en b opgesomde
artikelen
III. dat vanaf 15 October 1934, de win
kels, waar uitsluitend of in hoofdzaak hetzij
visch, hetzij fruit, ten verkoop in voorraad
is, des Zondags geopend mogen zijn, gedu
rende ten hoogste vier achtereenvolgende
uren, liggende tusschen 8 uur des voor-
middags en 8 uur des namidddags, doch
uitsluitend voor den verkoop van onder
scheidenlijk visch of fruit
IV. Dat de verkoop als bedoeld onder II
en III alleen mag plaats vinden onder
voorwaarde, dat in den winkel, zoodanig
dat daarvan te allen tijde van buitenaf ge
makkelijk kan worden kennis genomen, is
bevestigd een door of vanwege den burge
meester gewaarmerkt geschrift of druk
werk, waarop duidelijk is kennisgegeven
van de uren, gedurende welke de winkel op
Zondag voor het publiek is geopend en
waarop tevens duidelijk is aangegeven, op
welken winkel bet geschrift of drukwer:-:
betrekking heeft
V. dat de onder IV bedoelde door den
burgemeester gewaarmerkte kennisgeving
tegen betaling van 0.10 vanaf morgen
verkrijgbaar is op het politiebureau, alhier,
onder opgaaf van de uren, waarop belang
hebbende zijn winkel op Zondag wenscht
geopend te hebben.
Vlissingen, 18 October 1934.
Burg. en Weth. voornoemd,
VAN WOELDEREN.
De Secretaris,
F. BISSCHOP.
VERKEER.
Besluit betreffende verlichting van
stilstaande auto's.
Burgemeester en Wethouders van Vlis-
singen brengen ter algemeene kennis, dat
de raad dezer gemeente in zijn vergadering
van 12 October jl., onder.No. 8, heeft be
sloten, dat, behalve gedurende bet tydvak,
gelegen tusschen 12 uur middernacht en
een half uur vóór zonsopgang, inachtne
ming van het voorschrift, vervat in artikel
16, le lid, van het Motor- en Rijwielregle
ment verlichting van auto's ten aan
zien van stilstaande motorrijtuigen op meer
dan twee wielen, niet noodig is op de open
bare wegen, gelegen binnen de in artikel 10
der Algemeene Politieverordening omschre-
van bebouwde kom der gemeente, voorzoo
ver die wegen voorzien zijn van openbare
verlichting.
Vlissingen, 19 October 1934.
Burg. en Weth. voornoemd,
VAN WOELDEREN.
De Secretaris,
F. BISSCHOP.
MEDEDEELING VAN DE LANDBOUW
CRISIS ORGANISATIE VOOR ZEELAND.
Met ingang van Maandag 22 October
wordt de Commissie inzake de teeltbeper
king van tuinbouwgewassen voor Zeeland
van haar taak ontheven en wordt deze
overgenomen door de Stichting Landbouw
Crisis Organisatie voor Zeeland. Alle cor
respondentie inzake de teeltbeperking voor
tuinbouwgewassen dient voortaan gericht
te worden aan de L. C. O. v. Z.,-Groote
Markt 28, Goes.
Fl itsen
Er wordt den laatsten tijd steeds vaker
gepraat en geschreven over de koopkracht
der bevolking, die den grondslag zou vor
men voor de welvaart van de natie. Vooral
in de Vereenigde Staten heeft die theorie
een tijd lang opgeld gedaan en in de begin
periode van het herstel programma van
Roosevelt,, was daarop de geheele tactiek
van de regeering gericht. Verhoog de loonen
maar, laat de prijzen der landbouwproduc
ten stijgen, zoodat arbeiders en boeren
meer kunnen koopen en de welvaart keert
vanzelf terug. Zoo dacht men, in eenvoudige
woorden uitgedrukt.
Het is thans wel duidelijk gebleken, dat de
zaak niet zoo simpel is als de koopkracht
theorie het voorstelt. Het herstel in de
Vereenigde Staten kwam niet, of niet in
de verwachte mate, ondanks de loonsver-
hoogingen Waar zit de fout in deze oogen-
schijnlijke zoo logische redeneering, waar
door vooral de arbeiders en ook de land
bouwende bevolking zich zoo aangetrokken
gevoelen
Deze fout treedt wel duidelijk aan het
licht, wanneer men economisch leven opvat
als een voortdurend proces, en als een pro
ces niet van een individu of van groepen
individuen, maar van de maatschappij als
een geheel. Geen „individueele economie",
maar „sociale economie", gelijk de grijze
professor Cassel, de grootmeester der mo
derne economen, het' eischt.
Het voortbrengingsproces als een geheel
beschouwend ziet men terstond, dat af
gescheiden van voorraden, die eenigszins
kunnen schommelen de productie steeds
gelijk moet zijn aan het verbruik* Als er
groenten voortgebracht worden om op de
mestvaalt terecht te komen, of koffie om
in zee te worden gegooid, dan voelt ieder,
dat zulks in strijd met de beginselen van
iedere productie is.
De stap van de productie naar het ver
bruik geschiedt door de geldcirculatie
heen. Men moet geld hebben om datgene te
koopen, waaraan men behoefte heeft. Dit
geld is echter slechts een tusschenstadium,
een onontbeerlijk hulpmiddel, meer niet.
Nu bestaat de productie volstrekt niet
alleen uit goederen, die door individuen
kunnen worden gebruikt. Er wordt ook
cement gefabriceerd, ijzer, verf, glas, enz.
om gebouwen te maken. Deze gebouwen
dienen volstrekt niet uitsluitend voor wo
ning, maar ook voor fabriek. Er worden
machines vervaardigd, om in fabrieken te
worden opgesteld, er worden electromoto-
ren, kabels en alles wat er bij behoort ge
maakt ten einde de productie in bestaande
•fabrieken te verbeteren en nieuwe in te
richten. Als product bestaat er geen ver
schil tusschen een rol katoen en een motor.
Beiden moeten hun afnemer vinden.
De verbruiksgoederen echter worden voor
het leeuwendeel door de groote massa ge
kocht. Daarvoor geldt dus wel de waarheid,
dat, wanneer die massa slechts meer geld
heeft, zij meer zal koopen. Vele, zeer vele
andere goederen, worden evenwel gekocht
door hen, die meer verdienen of ontvangen
dan zij voor hun direct verbruik noodig
hebben. Zulks heet belegging in de financi-
eele wereld, maar beteekent, dat men
ten slotte voor zijn geld baksteenen en
cement en ijzer en glas koopt, dat verwerkt
wordt in een nieuw bedrijf, noodig voor de
bevrediging der toekomstige behoeften.
Wanneer nu de loonen en prijzen van
landbouwproducten, die veelal als grondstof
dienen, te sterk worden opgedreven, betee
kent zulks, dat de directe verbruikers een
te groot deel van het maatschappelijk pro
duct voor zich opeisehen. Er blijft dan niet
genoeg geld over om kapitaalgoederen te
koopen, de winst is daartoe te klein, en men
veroorzaakt dientengevolge gebrek aan af
zetmogelijkheid in die bedrijven, die speciaal
voor de vervaardiging van kapitaalgoede
ren werken. Dit is bijv. bij de z.g. zware
industrie, de ijzer- en staalindustrie, zeker
voor tweederden het geval.
Er moet dus een zoodanige koopkracht
bestaan in de maatschappij, dat de jaar
lijks geproduceerde verbruiksgoederen ge
heel kunnen worden gekocht. Er moet ook
zooveel winstmogelijkheid bestaan, dat de
jaarlijks geproduceerde kapitaalgoederen
opgenomen kunnen worden. Er behoort een
zekere stijging van koopkracht te bestaan,
opdat de kapitaalbezitters vertrouwen heb
ben in het toekomstige gebruik, en bereid
zijn hun tijdelijk overtollig bezit te inves-
teeren in nieuwe bedrijven, die in de toe
komst meer verbruiksgoederen en kapitaal
goederen zullen voortbrengen. Het een
sluit het andere niet uit, integendeel alle
voorwaarden vormen een noodzakelijke aan
vulling van elkaar. Slechts wanneer aan
die voorwaarden wordt voldaan, kan er
evenwicht in de maatschappelijke productie
bestaan.
TWEEDE KAMER.
Vergadering van Donderdag.
Ziektewet.
Nadat het ontwerp tot bescherming tegen
besmettingsgevaar in de scholen zonder
stemming was aangenomen en de motie
Krijger voor volledige uitvoering der
Twentsche kanalen eveneens op die wijze
was aanvaard, was de herziening der Ziek
tewet aan de orde.
Het is een zuiver technische herziening,
die geen uitbreiding geeft aan het arbeids
veld dier wet. Vandaar dat de Minister zich
tegen vele amendementen moest verzetten,
omdat deze buiten het kader der feitelijke
herziening vielen. Slechts een enkele kon
aanvaard worden, o.a. dat tot opneming der
zgn. provisiereizigers onder de wet.
Over de meeste viel weinig discussie,
want het lot der amendementen was al be
slist door de algemeene opvatting van den
Minister.
Mevrouw De VriesBruins wilde bijvoor
beeld een gescheiden vrouw nog 300 dagen
na de scheiding als gehuwde vrouw blijven
beschouwen. De Minister vond dat dit ge
heel en al buiten het kader der wet viel.
Over karentz-tijd, bedrijfsvereenigingen,
invloed in bestuur, beroepstermijnen en der
gelijke werd nog wat gesproken, maar dat
is altegader techniek, voor de ingewijden
van belang, maar van geen principieele be-
teekenis.
Het ontwerp werd zonder hoofdelijke
stemming goedgekeurd.
Eveneens de conversie der Indische lee
ningen.
De Kamer is tot 6 November uiteen.
BelgischNederlandsche feestmaaltijd
te Brussel.
De correspondent van „het Vad." te
Brussel meldt
Woensdag heeft de Cercle Gaulois de
reeks zijner diplomatieke winterdéjeuners
geopend met een feestmaaltijd ter eere van
Hr. Ms. gezant jhr. mr. A. W. L. Tjarda
van Starkenborgh Stachouwer. Voor de
eerste maal sedert het einde van den oorlog
wapperde aan den voorgevel van deze voor
name sociëteit, die in het oude, statige
heerenhuis van Gendebien, een der grond
leggers van de Belgische onafhankelijk
heid is gevestigd, de Nederlandsche drie
kleur naast de Belgische vlag. Dit feit,
samen met de gulle ontvangst welke Hr.
Ms. gezant te beurt mocht vallen, is onge
twijfeld te beschouwen als een bevestiging
van den ommekeer die in de mentaliteit
van de leidende Brusselsche kringen, ten
opzichte van Nederland te constateeren
valt. Er is een drang naar beter begrijpen,
naar meer verstandhouding en toenadering,
wat zeker wel het best tot uiting kwam in
de bijzonderheid dat hij een diplomatiek
déjeuner als dit, nimmer zooveel Belgische
ministers in den Cercle Gaulois mede aan
zaten als thans.
Bij het nagerecht begroette de voorzitter
van den Cercle Gaulois, de heer Franz
Thijs Hr. Ms. gezant in zeer gelukkig ge
kozen bewoordingen. Wanneer wij uwe ex-
celletie toespreken, zeide hij, dan denken
wij in de eerste plaats aan Nederland, dat
een land is van groote traditie, een land, dat
lang voor vele andere met een kolonialen
geest was bezield, een land, dat een der
mooiste koloniale rijken der wereld bezit
en dat een koopvaardijvloot heeft, die te
recht onder de beste wordt gerekend. Ko
ning Leopold IH is, als prins, aan boord
van Nedei'landsche schepen naar Indië ge
weest. Zijn lof omtrent de degelijkheid van
de Nederlandsche paketbooten en de be
kwaamheid van de Nederlandsche zeelie
den, heeft uw land ten zeerste verdiend.
Onder luid applaus stelde de tafelpresi
dent vervolgens een heildronk in op de Ne
derlandsche natie.
Het antwoord van den gezant jhr. mr.
Tjarda van Starkenborgh Stachouwer was
een meesterstukje van humor, waar hg de
vele kwaliteiten prees van den Gaulois-
voorzitter, den heer Fr. Thijs, en de atmos
feer beschreef, die in deze zeer geziene so
ciëteit heerscht.
Overgaande tot het ernstig deel van zijn
rede zeide de gezant dat Nederland en Bel
gië vele eigenschappen bezitten, die zij ge
meen hebben. Andere factoren verschillen,
wijzigingen nauw aan elkaar verwant en
toch verschillend van afkomst. De geschie
denis bracht ons vaak dicht bij elkaar om
ons vervolgens weer van elkaar te verwij
deren. De taal is gedeeltelijk dezelfde, ge
deeltelijk ook weer verschillend. Hetzelfde
kan gezegd worden van onze aardrijkskun
de en onze geologie. Het resultaat van dit
alles is, dat de vraag oprijstWat is het
dat primeertonze homogeniteit of onze
verscheidenheid? Ik zou er geen antwoord
op kunnen vinden. Maar wel durf ik beves
tigen, dat wij zoowel het eene als het an
dere ten nutte kunnen maken in het be
lang van onze goede nabuurschap en over
eenkomst. Laat ons gebruik maken van de
handen die tusschen ons bestaan om onze
wisselwerking, om de ruiling van onze ge
dachten en producten te bevorderen.
Herinnerend aan het woord van den greo-
ten Zwijger, dat de Nederlanden het gebied
van al de natiën zijn en niet als een wereld
op zichzelf kunnen leven, zeide de gezant
nog dat deze waarheid ook voor onzen tjjd
waarheid blijft. Met den wensch iets te
mogen bijdragen tot de versterking van de
Nederlandsch-Belgische vriendschap en een
heildronk op België, besloot hij zijn in sier
lijk Fransch gehouden toespraak, die luide
werd toegejuicht.
Ook nadat de koffie in een andere zaal
was geserveerd bleven de Nederlandsche en
Belgische deelnemers aan dezen schitterend
geslaagden toenaderingsmaaltijd nog lan
gen tijd met elkaar napraten.
De Tweede Kamer heeft een record bereikt.
De Tweede Kamer is deze week weder in
openbare vergadering bijeen gekomen en
nam het werk, dat de meeste publieke be
langstelling heeft een aanvang, ook al is
dat werk in vele gevallen niet het voor
naamste en het moeilijkste. Na de opening
van de Kamers op 18 September en de zit
tingen waarin de voorzitter gekozen werd
en de afdeelingen en commissies gevormd
werden is er in de afdeelingen reeds dagen
gewerkt, teneinde niet enkei de rijksbegroo-
ting, maar ook tal van wetsontwerpen te
onderzoeken en we twijfelen niet, of zeer
spoedig zullen de voorloopige verslagen
daarover wel verschijnen. Verslagen, die
vooral in de laatste jaren (en daarop wen-
schen we de bijzondere aandacht te vesti
gen) uitmunten door zakelijke kortheid,
maar die tevens blijk geven van gedegen
studie der leden en van een groote kennis
der zaken, die aan de orde zijn en onder
zocht moeten worden. Dat hierdoor niet en
kel overleg met de regeering veel vrucht
baarder wordt en de openbare behandeling
zeer bekort, behoeven we niet nader uiteen
te zetten de praktijk bewijst dit.
DE OVERWELDIGING VAN
BEIGIE.
Herinneringen aan de omzwervingen van
eer. oud oorlogscorrespondent tusschen
de strijdende partijen.
X.
Ter verklaring.
Nu we het eerste hoofdstuk van de be
schrijving onzer herinneringen hebben af
gesloten, volge thans allereerst een woord
„ter verklaring".
Waarom heb ik deze oude herinneringen
opgehaald
Ik meende er een goed werk mee te doen.
Pe wereldoorlog van 19141918 is iets ont-
"iglijks groots en droefs in de wereldge-
teChiedenis geweest. Wij, menschen van mid
delbaren en ouderen leeftijd, hebben door
hetgeen we vernamen en ondervonden, den
oorlog leeren schuwen en haten. We begrij
pen het niet, dat er weer een jong geslacht
is gegroeid, hetwelk even dom, maar ook
even doeltreffend op een nieuwen oorlog
aanstuurt als in het begin onz eeuw door
de menschheid werd ondernomen.
Is men dan vergeten, wat „oorlog" be
teekent
Toen we dat overdachten, drong het tot
ons door, dat hoe versch ook het oor
logsgebeuren nog maar. achter ons ligt de
helft van ons volk er zich uit eigen erva
ring slechts weinig van kan herinneren.
Het zijn al heele mannen en vrouwen, die
de oorlogsjaren slechts als kinderen be
leefden en millioensn van ons volk hebben
pas nó. 1914 het levenslicht aanschouwd.
Die allen hooren, wel eens praten over
den oorlog, maar overigens is hun kennis
ervan een zeer betrekkelijke. Merkwaardig
is ook, dat de oorlogslectuur, voor zoover
die geschiedenis wil zijn van den
geheelen wereldstryd of een gedeelte daar
van, uitermate beperkt is. We kennen zelfs
geen enkel zoodanig werk, in de Nederland
sche taal uitgegeven, dal; een der vele mooie
boeken van den Fransch-Duitschen oorlog
van '70 nabij komt.
Om kort te gaan we hebben het ge
heugen van tijdgenooten nog eens willen
opfrisschen en aan de jeugd een meer
reëel inzicht willen brengen in de afschu
welijke beteekenis van het oorlogsbegrip.
En we hebben ervaren, dat er groote be
langstelling is voor wat we ondernamen.
Van alle kanten heeft men mij duidelijk ge
maakt, dat mijn herinneringen met veei
interesse worden gelezen.
Voor deze betuigingen van instemming
ben ik even dankbaar als voor de bemer
king, welke me van één zijde gewerd.
Mijn herinneringen zouden anti-Duitsch
zijn, zoo luidde de bedoelde critiek.
In zekeren zin ja In zooverre de fei
ten n.l. anti-Duitsch waren, moesten ook
mijn herinneringen het z\jn.
Toen ik in 1914 het oorlogsterrein be
trad, kende ik voor de oorlogsvoerenden
sympathieën en antipathieën. Ik ben toe
vallig bij de Duitschers terecht gekomen,
maar het had ook andersom geweest kun
nen zijn. En toen heb ik gezien en onder
vonden. Ik heb Visé zien branden en daar
gewelddaden zien bedrijven tegen de bur
gerbevolking. Uit wat ik verder uit mijn
herinneringen zal ophalen, kan de lezer
blijken, hoe ik ook de verwoesting mee
maakte van Leuven hoe ik het geteisterde
Dinant heb bezocht, waar meer dan 600
mannen, vrouwen en kinderen werden teza
men gedreven en toen met mitrailleurs zijn
afgemaakt hoe ik, op bezoek bij kardinaal
Mercier, uit den mond van dezen prelaat
de aanklacht van een gemarteld volk heb
moeten noteeren en tenslotte hoe ik zelf
vijf keer door de Duitschers gevangen ge
nomen en „be"-handeld hen geworden. Mag
men van mij verwachten, dat ik de oorlogs-
Duitschers schatjes zal heeten Moet ik
de waarheid verzachten door ze te ver
krachten
Mogelijk, dat de Belgen en Franschen
bij een inval in Duitschland riet ó,nders
noch beter zouden hebben gehandeld. Mo
gelijk Ware het aldus geschied en ik hadde
het meegemaakt en beleefd, dan zou ik
zulke barbarie evenzeer hebben gelaakt als
ik het thans van de Duitschers deed en
nog zal doen.
't Is alles „oud zeer", meende dezelfde
criticus.
De wonden van Christus zijn „oud zeer"
van 19 eeuwen en nog ziet de menschheid
naar Zijn beeld op om zich te herinneren,
wat de Verlosser voor haar geleden heeft.
Het „oud zeer" uit den oorlog moet in
herinnering blijven, opdat volgende gene
raties het zullen weten en het nimmer lee
ren vergeten, wat een duivelsch werk de
oorlog is en welk een menschelijke schande
deze beteekent. Wie op oorlog aansturen
zijn minder te tellen dan de vaders, die
zelf hun vrouw en kinderen koelbloedig het
staal in d'r lichamen stooter. Wie op oorlog
aansturen, vermoorden hun vrouw' en kin
deren óók, maar ze gebruiken anderen voor
het luguber werk en in vele gevallen staan
ze dan mede nog schuldig aan de vooraf
gegane onteering.
Als we het „oud zeer" van den oorlog
ophalen, doen we dat niet om de Duitschers
te grieven, maar om te waarschuwen, want
al moge de Duitscher als „Übermensch" in
zijn geringschatting van andere rassen en
volken hardvochtiger en meedoogenloozer
worden geacht dan een ander naar
Nietzsche is de Duitscher de wilskrachtige
„dionysische" mencch, die boven goed en
kwaad verheven is toch kan men er van
verzekerd wezen, dat elke oorlog niet anders
dan beestachtig kan zijn. Daaraan moet
herinnerd blijven.
Aanvankelijk was het mijn bedoeling om
na de beschrijving van de verwoesting van
Visé, uitvoerig in te gaan op de Duitsche
beschuldiging als zouden de Belgische bur
gerbevolking door franc-tireurs-daden haar
bestraffing noodzakelijk heb oen gemaakt,
maar ik meen, dat ik het verhaal van mijn
ervaringen beter niet kan onderbreken en
bewaar mijn beschouwingen dan ook liever
tot het slot. Ik heb de heele franc-tireurs-
kwestie grondig bestudeerd en er tijdens
den oorlog ook een boekje over gepubliceerd
hetwelk in verscheidene talen is uitgegeven.
Ik wil echter hier reeds vaststellen, dat
ik de franc-tireursbeschuldiging voor een
besliste leugen houd. Ik heb den strijd
meegemaakt om de forten van Luik, was
bij de verwoesting van Visé aanwezig, ik
heb Leuven in vlammen zien opgaan, ik
ben in die stad door zes gewapende sol
daten uit mijn bed gehaald, beschuldigd van
franc-tireursdaden, ik heb de gevechten
gezien rond Antwerpen en den strijd aan
den Yzer, maar
le. Nog nooit heb ik iets van een franc-
tireurskrijg waargenomen.
2e. Nog nimmer een als franc-tireur gewa
pend burgerlijke gevangene gezien.
3e. Nooit van welken Duitschen militair
ook eigen ervaringen van franc-ti
reursdaden der burgerbevolking hoo
ren vertellen.
4. Nooit op mijn vragen zelfs maar een'
enkelen naam van een franc-tireur
hooren noemen.
Wél heb ik vastgesteld
dat reeds in de eerste dagen van den oorlog
in de bladen een uit Duitsche bron komend
bericht over de verwoesting van Visé ver
scheen, waar franc-tireurs zouden zijn opge
treden, terwijl de verwoesting inderdaad
eerst verscheidene dagen later plaats
greep.
Visé werd op 16 Augustu verwoest,
maar op 14 Augustus schreef ik reeds in
mijn blad (zie „De Tijd" no. 20457):
„In Visé wordt een waar schrikbewind
„uitgeoefend. Eergisteren werd met de bel
„door de straten gegaan en afgekondigd,
„dat binnen 24 uur iedereen zijn fietsen
„bi(j de brug brengen moest. Werd daarna
„nog bij iemand een fiets gevonden, dan
„zou hij gefusilleerd en zijn huis in brand
„gestoken worden. Gisterenmorgen kondig
den de Duitschers weer af, dat allr wape-
„nen, ook oude, gebrokene en uit elkaar ge-
„nomene, binnen een uur op het stadhuis
„moesten worden ingeleverd. Als er daarna
„nog wapenen werden gevonden, zouden ze
„de inwoners fusilleeren en de stad verbran
den. Voortdurend worden met bedreigin
gen van verbranding,, eet- en drinkwater
„geëzseht en de inwoners vreezen niets zoo-
„zeer, dan dat den een of anderen dag iets
„geëischt zal worden, wat men niet. kan
„geven".
Zelfs reeds eerder, den Hen Augustus
n.l. verzond ik een telegram aan mijn blad
(zie no. 20153), waarin o.m. voorkwam
„In Visé en omgeving slaapt men des
„nachts nog in de kelders, daar voortdurend
„met brandstichting wordt gedreigd".
Voorloopig genoeg ik ga nu memoreeren
hoe ik in Riemst werd gevangen genomen
en daar in gezelschap van den burgemeester
en den pastoor van het plaatsje werd op
gesloten.
Md. AWordt vervolgd)