Vlissingsche Courant
VIERDE BLAD
BRIEVEN UIT BELGIE
BURGERLIJKE STAND
van de
van
Zaterdag 1 September 1934. N° 206.
Het plan-Sap. De actie van
Brabant en Limburg in België ge
zien. Het nieuwe hoedje.
Nieuw reglement op het verkeers
wezen.
De Hollanders hebben hun man van wijs
landsbeleid in minister Colijn. De Franschen
hebben in minister Doumergue hun figuur
van den politieken wijsgeer. De Engelschen
hebben in Sir Montagu Norman hun finan-
cieele specialiteit en de Belgen hebben hun
dito in minister Sap, wien België zijn plan
van algeheele hervorming op financieel en
industrieel gebied te danken heeft. Dit plan
is thans gepubliceerd en de Belgische pers
heeft het met groote sympathie ontvangen.
Zelfs de socialistische bladen uiten hun te
vredenheid en meenen in het regeeringsplan
de gedeeltelijke verwezenlijking van het
roode Plan-de-Man te zien, gelijk de Brussel-
sche „Le Peuple" het spijtig zegt„Le
plan-Sap sape le plan-de-Man". (Het plan-
Sap ondermijnt het plan-de-Man). Het on
dermijnen (saper) is hier bedoeld in den
zin van „vervangen".
Ook de deflationnisten zijn met het plan-
Sap tevreden, wijl er, volgens hun zeggen,
uit blijkt, dat de regeering in geen geval
het paardenmiddel der inflatie zal toepas
sen de inflationnisten daarentegen mee
nen, dat het gepubliceerde plan juist hun
theorie bevestigt en wijl aldus iedereen te
vreden is zeggen de doorgewinterde critici,
die nooit kunnen zwijgen, dat minister Sap
niets gedaan heeft dan de financieele pro
blemen te ontwijken door de schulden en de
daaruit volgende lasten te verplaatsen,
maar toch zijn de sceptici zoo vriendelijk
om in minister Sap een groot financieel
tacticus te zien. „Maar de Duitsche mi
nister Schacht, voegen zij er sarcastisch
aan toe, is ook een groot financieel tacticus
en niettemin bracht hij zijn land financieel
aan den afgrond."
De groote verdienste van het plan-Sap
is mede de aangekondigde hervorming der
landsadministratie, welke een belangrijke
bezuiniging inhoudt en de ministers zelf
controleert. Om dat te verwezenlijken wordt
aan ieder ministerie een bezuinigingsinspec
teur toegevoegd, wiens opdracht bestaat in
de strenge controle der uitgaven en het
uitbrengen van adviezen ter verdere bezui
niging. Hiervoor zijn dertien inspecteurs
benoodigd, wier gezamenlijk salaris 700.000
francs zou moeten bedragen en dat betaald
zal wordenuit het percentage der ver
kregen bezuinigingen. Indien deze een zeker
DE OVERWELDIGING VAN
BELGIE.
Herinneringen aan de omzwervingen van
eer. oud-oorlogscorrespondent tusschen
de strijdende partijen.
lil.
In Luik.
Ik heb dezen dag reeds bijna 30 K.M.
geloopen, als ik eindelijk het dorp Aegen-
tenau benader. Het plaatsje is vrijwel on
beschadigd, maar burgers zie ik er niet ze
houden zich vermoedelijk schuil in de kel
ders der woningen, uit vrees voor de gra
naten, welke nog steeds en onophoudelijk
over en weer door de lucht klieven.
In Cherath liggen spoorwagens over den
weg, waar deze de spoorlijn ViséLuik
kruistverderop zie ik een prikkeldraad
versperring, omgekapte boomen en slierten
ijzerdraad. De Duitschers hebben den boel
zoodanig opgeruimd echter, dat ze een
smallen doorgang hebben.
De open legerauto's, waarin officieren
zijn gezeten, zijn voorzien van zware beu
gels, welke van vóór naar achter gespan
nen zijn. Ze hebben een scherpen boven
kant. Deze beugels dienen om ijzerdraden
door te snijden, welke mogelijk door den
vijand over den weg kunnen zijn gespannen.
De beugels komen boven de hoofden der
inzittenden uit, voor wie ze een afdoende
bescherming vormen.
In deze gemeente gaat een man rond, die
de muren beplakt met proclamaties, waarin
den burgers wordt beloofd, dat hun grond
en eigendommen zullen worden gespaard,
wanneer bevelen en reglementen stipt zul
len worden opgevolgd. Deze man is de
eenige burger, dien ik op mijn doortocht zie.
Buiten Cherath staat een legerauto tus
schen enkele omgelegde boomen twee of
ficieren en drie minderen staan om een
kaart, welke op den grond ligt gespreid en
tusschen de militairen in staat een jong
meisje van nauwelijks 20 jaar, hetwelk
blijkbaar wordt gedwongen om inlichtingen
te geven, het meisje huilt. Een der offi
cieren houdt me aan, maar na onderzoek
van mijn papieren mag ik toch weer door
gaan.
In Jupille ligt een schipbrug, welke op
dr.t oogenblik echter niet wordt gebruikt. Ik
zie hier ontzaglijk veel Duitsche troepen
ze behooren tot de legers, welke tusschen
de forten van Luik door, België zijn binnen
gedrongen en enkele dagen later, met de
nog niet genomen forten in den rug, bij
Haelen slag leverden tegen de Belgen. Het
is een. imposant gezicht om die machtige
percentage niet overschrijden, zal ook het
geraamde salaris naar verhouding dalen.
Als ddt niet trekt
De dertien bezuinigingsinspecteurs zullen
echter him salaris wel binnen krijgen en
vooral op de departementen zullen zij ge
makkelijk werk hebben. Om te beginnen
op het departement van binnenlandsche
zaken werden de posten van directeur-gene
raal reeds van 7 op 3 teruggebracht, met de
daaruit volgende ontslagen aan de talrijke
ambtenaren die op de vier overbodig ge
achte afdeelingen werkzaam waren. Op het
departement der P. T. T., waar reeds op
ruiming werd gehouden en nog slechts twee
directeuren-generaal met tien subalterne
directeuren heerschen, bleek vooralsnog
geen bezuiniging mogelijk. Thans is „Ko
loniën" aan de buurt, waar niet minder dan
zes directeuren-generaal met twintig di
recteuren zijn. En ieder subalterne directeur
heeft weer zijn onderdirecteuren, met een
staf van afdeelingschefs en mindere bu
reaucratische goden. Op de andere depar
tementen is het nog ergerbij Landsver
dediging en Buitenlandsche Zaken zijn de
posten van directeur-generaal en de andere
vette baantjes legio. Heusch, de dertien
bezuinigingsinspecteurs zullen hun salaris
wel halen.
De Belgische pers legt groote belang
stelling aan den dag voor de actie ter
militaire verdediging van de Nederlandsche
provincies Brabant en Limburg. Het Brus-
selsche „Laatste Nieuws" wijdt een be
langwekkende artikelenreeks aan de actie
en wijst er op, dat uit de gedachtenwisse-
ling, die over de kwestie is ontstaan, vol
doende blijkt, hoe men ook in Nederland
een behoorlijke landsverdediging niet al
leen beschouwt in verband met de eigen
onafhankelijkheid, maar ook in het licht
van algemeene West-Europeesche veilig
heid. Er bestaat wellicht ?een enkel klein
land, dat door de lastigste omstandigheden
heen, zijn onafhankelijkheid beter heeft
kunnen hoog houden dan Nederland, en
niemand zal durven beweren, dat wat in
Nederland op het gebied van de landsver
dediging gebeurt, door andere dan eigen in
zichten zou zijn ingegeven. Men moge het
trouwens betreuren, dat de lage landen aan
de zee, Nederland en België, die den vrede
als het hoogste goed beschouwen, zooveel
aandacht te wijden hebben aan de ver-
eischten van hun landsverdediging, maar
zij hebben evenmin hun aardrijkskundige
ligging uitgevonden als de Europeesche
tegenstellingen, die een gevaar voor den
vrede zullen blijven, zoolang er geen ge
waarborgd volkenrecht bestaat.
De Brusselsche „Soir", hetzelfde onder
werp behandelend, zegt o.a. „Evenals in
België is ook in Nederland het vraagstuk
der landsverdediging aan de orde van den
dag. In 1914 rekende Nederland nog op de
vermaarde „Hollandsche Waterlinie", waar
door het mogelijk was het land vóór Am
sterdam over een oppervlakte van 40 K.M.
onder water te zetten. Maar die veertig
K.M. afstand bleken al spoedig niet meer
voldoende om zich te vrijwaren voor de ver
nieling en doöd brengende twee-en-veerti
ger, der „Dikke Bertha". Generaal Snijders,
legers van de hoogten aan den Oostelijken
Maasoever te zien neerdalen. Als ze bene
den zijn, betreden ze den weg naar Visé,
dien ik zooeven ben komen loopen ze gaan
bij Lixhe over de Maas en volgen daarop
den weg naar Tongeren. Lang blijf ik naar
de neerdalende legers kijken, ook omdat
ik uiterst vermoeid ben en wat rusten wil.
xk zie uhlanen, kurassiers, infanterie, ar
tillerie en den z.g trein. Het is een impo
sant gezicht de manschappen zitten keu
rig in hun uniformen de paarden hebben
alle nieuw tuig. De soldaten zingen vader-
landsche liederen, trotsch en bewust rij
den de officieren tusschen de afdeelingen
in, waar- ~n velen de omgeving hooghartig
door een monocle bezien.
Ik was d eenige burger, die het gedoe
stond te bekijken en het voorwerp van
stomme verbazing van allen, die langs me
heentrokken. Het was duidelijk t- zien, dat
niemand wist, wat-ie van me denken moest:
een soort burger in een semi-militaire uit
rusting Als ik een of anderen comman
dant zag, groette ik en hoewel dat vaak
weifelend ging als regel werd ik dan
behoorlijk teruggegroet. Eén officier was
het geval blijkbaar te grijs hij trad uit
den troep en vroeg me, wie en wat ik was.
Een vluchtig onderzoek van mijn papieren
bevredigde ook hem.
Ik geloof, dat het goed zou zijn om den
lezer intusschen eenig inzicht te geven in
de mate van gevaar, welke mijn positie tij
dens de beschreven wandeling opleverde.
De situatie was zóó, dat nog geen enkel
fort van Luik was gevallenstuk voor
stuk werden de forten door de Duitsche ar
tillerie beschoten en de bezetting der forten
liet zich natuurlijk evenmin onbetuigd, doch
hield bepaalde punten, als de Duitsche ar
tilleriestellingen, enkele knooppunten van
wegen en b.v. de schipbrug te Lixhe, onder
vuur. Ik wandelde dan ook voortdurend
onder een razenden donder, maar toch voel
de ik me na korten tijd betrekkelijk veilig,
hoewel ik door twee fortenlinies moest
heenbreken om te trachten Luik te berei
ken.
Leeken stellen zich een vuurlinie wel eens
voor als een oord, waar de kogels en grana
ten neerkomen als regendruppels bij een
donderbui. Zóó is de werkelijkheid niet,
althans niet in den bewegingsoorlog. Het
Belgische veldleger had Luik al dadelijk
prijsgegeven, zoodat er dus weinig of geen
kans was, dat ik in een infanterie-botsing
bekneld zou geraken. De artillerie der for
ten stuurt haar granaten natuurlijk niet
luk-raak door de luchtze heeft bepaalde
belangrijke doelpunten, waarop wordt ge
richt en alleen wanneer men die doelpun
ten moet benaderen, loopt men doodsge
wiens recente artikel, verschenen in de
„Daily Telegraph", men zich wellicht her
innert, mobiliseerde zijn leger, bij het uit
breken van den oorlog, in enkele uren
om eventueel den opmarsch te kunnen stui
ten van het Pruisische leger door het zuiden
van Nederland. De troepen van den keizer
ontweken echter het Hollandsch gebied en
marcheerden eenvoudig over Luik naar
Brussel en Antwerpen op. Zal het nieuwe
Duitschland dezelfde scrupules hebben als
dat van den keizer Zal het ook weifelen
om de neutraliteit van Nederland te schen
den De Limburgers zijn de eerste belang
hebbenden om daaraan te twijfelen en hun
burgemeesters bevroeden zoozeer het ge
vaar, dat zij zich tot de Nederlandsche
regeering gewend hebben, om hun bezorgd
heid uit te spreken over de verontrustende
bezuinigingen waaraan men het Neder
landsche legerbudget wil onderwerpen."
Een Brusselsch taxichauffeur staat voor
niets, hetgeen in de averechtsche taal van
het chauffeursjargon beduidt een Brus
selsch taxichauffeur staat voor alles. Zoo
ook de chauffeur van de roode-band-taxi
nummer zooveel, wiens leege auto, tuk op
een vrachtje, als een nijdig metalen beest,
met groote versnellingsprongen door de
wriemelende drukte van den boulevard
vloog.
Maar de argusoogen van den taximan
hadden het gevaar ontdekt. Het kwam tot
hem in de vlugge verschijning van een ner
veus dametje, dat pardoes naar den over
kant der straat vluchtte. Zij had daar een
étalage met de nieuwste najaarshoedjes
gezien. Doch plotseling zag zij ze niet
meer, de roode-band-taxi sprong dreigend
op haar toe en zij viel er vol eerbiedige
ontzetting voor neer. Den chauffeur dankte
zij haar leven, want hij wist zijn vehikel,
nog juist op tijd, vlak voor de in zwijm
gevallen dame, met veel gekrijsch van rem
men en ach en weegeroep van onthutste
voorbijgangers, te doen stoppen.
Hij waagde er zijn remmen aan, gelijk
het in den taxivakterm luidt, maar het da
metje was er mee gered. Zij was slechts
bewusteloos van schrik, maar overigens on
gedeerd, alleen haar hoedje had een deuk
gekregen. Barmhartige lieden ontfermden
zich over de bewustelooze juffrouw, namen
haar liefderijk op, om ze binnen te dragen
in de eerste de beste geopende deur daar
vlakbij, toevallig in den winkel der modiste
wier étalage het slachtoffer bijna nood
lottig werd. Met veel moeite werd de zoo
gunstig gevallen vrouw bijgebracht en met
groote oogen van verwondering staarde ze
ons wezenloos aan, verklaarde daarop, met
een jammerende hardnekkigheid, dat ze
overreden en gedood was en wist niet beter
te doen dan maar weer terug te vallen in
haar flauwtetoen zij zich schielijk be
dacht zij had op de toonbank een collectie
sjieke najaarshoedjes gezien. En haar
hoedje was gedeukt
Men belde haar man op, want het arme
mensch was nog te zenuwachtig om alleen
naar huis te kunnen gaan. De gedienstige
echtgenoot kwam onmiddellijk, een roode-
band-taxi bracht hem aan, een taxi waar
van zijn vrouw niet meer terug had.
vaar. Dat was, toen ik in Lixhe bij de schip
brug werd opgehouden, maar mijn verderen
tocht naar Luik is betrekkelijk zonder ge
vaar geweest. Wél beloopt men natuurlijk
kans, dat de artillerie der forten plots een
nieuw doelpunt kiest, in welk geval mijn
positie onverwachts hachelijk had kunnen
worden.
De meeste vrees heb ik onderweg ten
slotte gehad voor kleine uhlanen-patrouilles
welke je soms met getrokken en gerichte
pistolen voorbijsnelden. Ruw volkje was dat
en ik geloof, dat ik als eenig passant op den
weg wel een kogel van den een of ander
zou hebben gekregen, wanneer tenslotte
mijn uitmonstering geen twijfel zou hebben
gewekt over de vraag, of ik wel een „ge
wone" burger was.
Respect had ik voor de Duitsche vlieg
tuigen, de Taubes, welke boven me cirkel
den om de uitwerking der granaten op de
Belgische forten te controleeren. Bommen
werden in die eerste oorlogsdagen nog niet
veel gebruikt behoudens om vijandelijke
vliegtuigparken te vernielen maar ik
wist, dat Duitsche vliegeniers vijandelijke
infanterie bestookten met een vrij primi
tief, doch gevreesd wapen ze wierpen
soms bundels ijzeren drie-hoekige pijltjes
omlaag, een soort steekbijteltjes. Zoo'n
bundel kreeg in den val een groote sprei
ding en kon, als ze in een troep soldaten
terecht kwam, heel veel onheil uitrichten.
Dit primitieve aanvalswapen is overigens
slechts korten tijd gebruikt geworden.
Als zoo'n Taube op niet te groote hoogte
boven me zweefde, drukte ik me wel eens
'n poosje tegen een boomstam aan. Je moet
eerst een poosje oorlogservaring hebben
om té weten, dat één man, al is hij dan ook
de eenige passant op een weg, in de vuur
linie gelegen geen doelwit voor projectielen
uit een vliegtuig kan zijn
Het moge waar zijn, dat Luik de Duit
schers heeft „opgehouden" en dat dezen
er vele mannen hebben verloren, ik kan
niet aannemen, zulks in strijd met vele
„geboekte" meeningen, dat de Duitsche op
marsch door de vesting Luik ernstig bena
deeld is geworden. Het lijkt mij dat de be-
teekenis van Luik's rol in den oorlog, over
dreven is geworden, ik zal daarop later
nog terugkomen. De Duitschers zijn er in
geslaagd om, zij het dan ten koste van of
fers, heele legerscharen tusschen de forten
door België te laten doortrekken. Die troe
pen waren zoo groot en zoo sterk, dat ze
by Haelen het Belgische leger konden ver
slaan.
Toen ik om 7 uur des avonds van mijn
eersten reisdag Luik binnentrok, waren
dienzelfden dag ook Duitsche troepen in
NA DE VACANTIE.
Nu zitten zij weer in de banken
En luisteren met het eene oor,
Want van daarbuiten dringen klanken,
Met zachte lokstem, tot hen door.
't Was eenig op den eersten morgen,
Je zag de oude vriendjes weer.
Maar nu, nu dalen zware zorgen
Weer op de kleine hoofden neer.
De ramen van de klas staan open,
De zon schijnt op den lessenaar.
Je hoort een ijscoventer loopen,
Zijn gongslag roert een teere snaar.
Je kunt zoo moeilijk zitten blijven,
Je bent er niet meer aan gewend,
En dan nog lange zinnen schrijven,
Of sommen, die je niet goed kent.
Wanneer j' in de vacantiedagen,
Ook dikwijls schooltje hebt gespeeld,
Dan is het anders, meer bij vlagen,
Dan hou je op als 't je verveelt.
Maar als het hier je gaat vervelen,
Zoodat je graag wat anders wil,
Dan kan je maar niet zoo gaan spelen,
Dan moet je stil zijn, al maar stil.
Hè, hoor nou toch die vogels fluiten,
Wat duurde die vacantie kort,
(Zeg Jantje, kijk daar niet naar buiten,
Zit stil en oogen naar het bord).
Het kan nu toch niet lang meer duren,
Hoera de bel, wat is dat fijn,
Nu zal het voor een tweetal uren,
Weer eventjes vacantie zijn.
(„Utr. Dagbl.") P. GASUS.
Laat ons maar loopen manlief, zei ze
moedig, terwijl ze zich behaaglijk in den
spiegel bewonderde.
Haar nieuw najaarshoedje stond haar
goed, te goed, meende zij, om er zich mee
te verschuilen in een taxi, waarin niemand
je ziet,
Endeed haar echtgenoot aarze
lend, zijn er misschien ook kosten aan ver
bonden, van den dokter of zoo
Van den dokter niet, antwoordde hem
zrjn gevallen ega haastig, maar wel van de
modiste, twee honderd francs voor dit
hoedje. Staat het me niet leuk man M'n
zomerhoedje is bij m'n val voor de taxi
leelijk gehavend, alsof het zoo moest zijn,
het was meer dan uit den tijd.
Haar echtgenoot werd plotseling on
vriendelijk. Grijnzend keek hij naar het
nieuwe hoedje en verwijtend zei hij tot zijn
vrouw, terwijl hij nijdig twee briefjes van
honderd francs op de toonbank wierp
H'mals je weer eens zoo'n ge
valletje hebt, laat je dan niet meer bij 'n
modiste binnen dragen
Het nieuw reglement op het verkeers
wezen in België, waarvan wij hier reeds
terloops melding maakten en dat ook voor
Nederlandsche automobilisten, motorrijders
en wielrijders die België bezoeken van be
lang is, wordt 1 October aanstaande van
kracht. Het bevat in hoofdzaak bepalingen
welke ook reeds in Nederland gelden en
wel de volgende
Ingaande 1 October a.s. zullen rijwielen
de stad gekomen, waar ze de op een hoogte
gelegen citadel hadden bezet, welke door
de Belgen vrijwillig was verlaten. De Duit
schers zaten dus in de stad, welke door
twee gordels van forten was omringd en ze
hadden nog geen enkel fort in handen
Boven de stad zweven een paar Duit
sche vliegtuigen overal trillen de ramen
van het gedreun der kanonschoten. Reeds
hebben de Duitschers vanaf de citadel de
forten onder vuur, maar de Belgen beant
woorden dit vuur niet, blijkbaar willen
ze de stad sparen.
Er bewegen zich maar weinig burgers in
die streken sommigen hebben 'n witte
band om den arm, kenteeken, dat ze politie
dienst verrichten. Uit de woningen hangen
witte vlaggen, t.w. lakens aan stokken. In
de voornaamste straten drommen de Duit
sche soldaten samen, joelend, krijschend,
overwinnings-dol. Ze overvallen de café's,
waar piano's en orgels „op bevel" spelen
en vanuit de wijd geopende ramen en deu
ren dezer zaken, golft een breed „Deutsch-
land, Deutschland über alles" door de stra
ten, tergend voor de bewoners, die weten,
dat hun zoons of echtgenooten daar onder
die betonnen koepels van de forten zitten
opgesloten, waarop de Duitsche granaten
onbarmhartig splinterend beuken. Wilde
angst of doffe berusting leest men van de
gezichten der enkele burgers, die zich op
straat moeten wagen.
Uit pakhuizen en winkels worden zakken
met graan, suiker of wat ook eetbaar is,
weggesleept alle voorraden worden gere-
quireerd met den dood worden degenen
bedreigd, die iets pogen achter te houden.
Op karren en auto's worden de inbeslagge-
nomen goederen weggevoerd.
Op de drukste punten staat een militair
muziekkorps, dat onder luid gejoel van de
dronken soldaten nationale liederen ten ge-
hoore brengt en pittige marschen speelt.
De avond begint te vallen en de vochtige
lucht drukt de kruitdamp omlaag, welke
boven de stad hangt
Ik dwaal nog even rond om de verwoes
tingen op te nemen. De Belgen blijken de
schoone Pordes Arches, de Maasbrug met
haar prachtige beelden, te hebben opge
blazen, evenals de Pont Maghin. "Vóór de
Duitschers Luik binnentrokken, hebben ze
een aantal granaten op de stad afgevuurd,
vermoedelijk om de bevolking down te stel
len en door dit vuur zijn in bepaalde wijken
veJe huizen verwoest.
Bij elkaar had ik dien dag zeker vijftig
kilometer geloopen, een bewijs, dat ook
zonder training groote lichamelijke inspan
ning mogeljjk is, als de duivel je op de
hielen loopt te trappen. Toch begon ik
thans héél erg naar wat eten en rust te
in België voor de verlichting voorzien moe
ten zijn van een naar voren uitstralend wit
of geelachtig niet verblindend lichtde
lantaarn mag noch aan den achterkant
noch aan de zijkanten met gekleurd glas
gemonteerd zijn. Aan de achterzijde van
het rijwiel wordt een achterwaarts uitstra
lend rood licht verplichtend.
Automobielen moeten d.d. 1 October in
België voorzien zijn van een ruitenwisscher,
een rugspiegel en twee richtingsaanwijzers
van oranje-gele kleur op beide vlakken,
aangebracht op de voorste helft van het
voertuig, voorts van een lichtgevende aan
wijzer aan de achterzijde (stop), waarmede
vertragen of stilhouden bedoeld wordt, in
één of twee toestellen van oranje-gele kleur.
Voor de verlichting moeten de motor
voertuigen vanaf 1 October a.s. voorzien
zijn van twee witte of geelachtige niet ver
blindende standlichten en twee vooruit-
stralende wegschijnwerpers deze moeten
een voldoende lichtvermogen hebben om bij
mistig weer den weg op honderd meter te
verlichten. De verdere verlichting zal be
staan uit twee niet verblindende, witte of
geelachtige vooruitstralende kruisings
schijnwerpers deze moeten een voldoende
lichtvermogen hebben om den rijweg bij
mistig weer tenminste op dertig meter te
verlichten. De standlichten mogen in de
zelfde lantaarns als de weg-schijnwerpers
en de kruisingsschijnwerpers onderge
bracht worden. De twee voorlantaarns moe
ten even sterk zijn. Het is verboden tevens
een weglantaarn en een standlantaarn te
ontsteken. De hulplantaarn is niet ver
boden, doch mag slechts in de bebouwde
kommen of bij het naderen van een ander
voertuig gebruikt worden. Voor de ver
lichting van aanhangwagens geldt vanaf 1
October, dat aan weerszijden van den aan
hangwagen, dicht bij het voorvlak, een wit
of geelachtig licht zij aangebracht. Die twee
lichten moeten op dezelfde hoogte hangen
en van voldoende capaciteit zijn om zijde
lings het voertuig naar behooren te kunnen
verlichten. W. v. M.
MIDDELBURG.
ONDERTROUWD
J. Mondeel, 32 j. en J. M. van Luijk, 29 j.
GETROUWD:
M. van den Buuse, 27 j. en L. B. J. van Bo
ven, 24 j. P. Schout, 29 j. en J. M.
Meeuwse, 23 j. A. Huijsman, 49 j. en A.
M. Scheltinga, 32 j. A. J. Barentsen, 26 j.
en J. J. Roose, 24 j.
BEVALLEN:
J. J. Leiendecker, geb. Kokke, d.
Door het poetsen Uwer tanden mei
hedecêznd&yhTajzdjws^
merkbaar minder tandbederf
verlangen. Ik had wat chocolade genuttigd
onderweg, maar overgens dien dag niets
gebruikt. Het drong echter al spoedig tot
me door, dat ik thans een moeilijk vraag
stuk kreeg op te lossen. Alle winkels, alle
zaken, waren nadat de Duitschers de stad
waren binnen getrokken, buiten bedrijf ge
steld. De café's en hotels waren slechts
voor de militairen geopend in de stad was
gas, noch electriciteit, zoodat ze straks vol
komen in de donkerte zou komen er waren
bovendien proclamaties aangeplakt, dat na
9 uur geen burger zich meer op straat zou
mogen begeven.
Vóór mijn vertrek naar België had ik
enkele adressen genoteerd en me van aan
bevelingen voorzien. Ik besloot te gaan
aankloppen aan het klooster van de Soeurs
de la Misérecorde, waar een nicht van me
den sluier had aangenomen. Na wat zoeken
vond ik het gebouw in de Rue des Clarisses
en zij het niet zonder moeite, want de
zusters waren buitengewoon beangst en
wantrouwend kreeg ik mijn nicht te
spreken. Weldra zat ik nu temidden van het
heele convent en werd in honderd-uit ge
vraagd, onderwijl de zusters me een ste-
vigen, zij het kouden maaltijd voorzetten
er was geen mogelijkheid om een warm
maal te bereiden.
De taak der zusters is het opvoeden van
verwaarloosde kindertjes en ze vertelden
me, welken angst ze om dezen hadden uit
gestaan. Tijdens het bombardement van de
s^ad hadden ze met al de kleinen een dag
en een nacht in de zwaar gewelfde kelders
van het klooster doorgebracht. Voortdurend
hoorden ze het ontploffen der granaten en
elk oogenblik meenden ze haar dood te
moeten verwachten. Het sombere van den
donkeren kelder stemde ze nog droeviger
't angstgegil van de kindertjes maakte ze
haast wanhopig. Ze hadden niets kunnen
doen dan als-maar bidden. Ook de kinderen
lieten ze door gezamenlijk gebed haar angst
overwinnen.
Thans wisten ze van den dokter, dat de
Duitschers in de stad waren ze waren nog
niet aan het klooster geweest. Ik kreeg een
briefje mee voor een in het klooster beleen
den hotelhouder, aan wien ze onderdak voor
me verzochten en deze man heeft me voor
den nacht als persoonlijke gast in zijn huis
opgenomen.
Ik kon mijn lichaam uitstrekken op een
bed, maar slapen kon ik niet. Ik was te ver
moeid en had dien dag meer meegemaakt
dan ik geestelijk verteren konOok de
geschutsdonder hield me wakker.
/Wórdt vervolgd)