Vlissingsche Courant VIERDE BLAD BRIEVEN UIT BELGIE BURGERLIJKE STAND van de van Zaterdag 1 September 1934. N° 206. Het plan-Sap. De actie van Brabant en Limburg in België ge zien. Het nieuwe hoedje. Nieuw reglement op het verkeers wezen. De Hollanders hebben hun man van wijs landsbeleid in minister Colijn. De Franschen hebben in minister Doumergue hun figuur van den politieken wijsgeer. De Engelschen hebben in Sir Montagu Norman hun finan- cieele specialiteit en de Belgen hebben hun dito in minister Sap, wien België zijn plan van algeheele hervorming op financieel en industrieel gebied te danken heeft. Dit plan is thans gepubliceerd en de Belgische pers heeft het met groote sympathie ontvangen. Zelfs de socialistische bladen uiten hun te vredenheid en meenen in het regeeringsplan de gedeeltelijke verwezenlijking van het roode Plan-de-Man te zien, gelijk de Brussel- sche „Le Peuple" het spijtig zegt„Le plan-Sap sape le plan-de-Man". (Het plan- Sap ondermijnt het plan-de-Man). Het on dermijnen (saper) is hier bedoeld in den zin van „vervangen". Ook de deflationnisten zijn met het plan- Sap tevreden, wijl er, volgens hun zeggen, uit blijkt, dat de regeering in geen geval het paardenmiddel der inflatie zal toepas sen de inflationnisten daarentegen mee nen, dat het gepubliceerde plan juist hun theorie bevestigt en wijl aldus iedereen te vreden is zeggen de doorgewinterde critici, die nooit kunnen zwijgen, dat minister Sap niets gedaan heeft dan de financieele pro blemen te ontwijken door de schulden en de daaruit volgende lasten te verplaatsen, maar toch zijn de sceptici zoo vriendelijk om in minister Sap een groot financieel tacticus te zien. „Maar de Duitsche mi nister Schacht, voegen zij er sarcastisch aan toe, is ook een groot financieel tacticus en niettemin bracht hij zijn land financieel aan den afgrond." De groote verdienste van het plan-Sap is mede de aangekondigde hervorming der landsadministratie, welke een belangrijke bezuiniging inhoudt en de ministers zelf controleert. Om dat te verwezenlijken wordt aan ieder ministerie een bezuinigingsinspec teur toegevoegd, wiens opdracht bestaat in de strenge controle der uitgaven en het uitbrengen van adviezen ter verdere bezui niging. Hiervoor zijn dertien inspecteurs benoodigd, wier gezamenlijk salaris 700.000 francs zou moeten bedragen en dat betaald zal wordenuit het percentage der ver kregen bezuinigingen. Indien deze een zeker DE OVERWELDIGING VAN BELGIE. Herinneringen aan de omzwervingen van eer. oud-oorlogscorrespondent tusschen de strijdende partijen. lil. In Luik. Ik heb dezen dag reeds bijna 30 K.M. geloopen, als ik eindelijk het dorp Aegen- tenau benader. Het plaatsje is vrijwel on beschadigd, maar burgers zie ik er niet ze houden zich vermoedelijk schuil in de kel ders der woningen, uit vrees voor de gra naten, welke nog steeds en onophoudelijk over en weer door de lucht klieven. In Cherath liggen spoorwagens over den weg, waar deze de spoorlijn ViséLuik kruistverderop zie ik een prikkeldraad versperring, omgekapte boomen en slierten ijzerdraad. De Duitschers hebben den boel zoodanig opgeruimd echter, dat ze een smallen doorgang hebben. De open legerauto's, waarin officieren zijn gezeten, zijn voorzien van zware beu gels, welke van vóór naar achter gespan nen zijn. Ze hebben een scherpen boven kant. Deze beugels dienen om ijzerdraden door te snijden, welke mogelijk door den vijand over den weg kunnen zijn gespannen. De beugels komen boven de hoofden der inzittenden uit, voor wie ze een afdoende bescherming vormen. In deze gemeente gaat een man rond, die de muren beplakt met proclamaties, waarin den burgers wordt beloofd, dat hun grond en eigendommen zullen worden gespaard, wanneer bevelen en reglementen stipt zul len worden opgevolgd. Deze man is de eenige burger, dien ik op mijn doortocht zie. Buiten Cherath staat een legerauto tus schen enkele omgelegde boomen twee of ficieren en drie minderen staan om een kaart, welke op den grond ligt gespreid en tusschen de militairen in staat een jong meisje van nauwelijks 20 jaar, hetwelk blijkbaar wordt gedwongen om inlichtingen te geven, het meisje huilt. Een der offi cieren houdt me aan, maar na onderzoek van mijn papieren mag ik toch weer door gaan. In Jupille ligt een schipbrug, welke op dr.t oogenblik echter niet wordt gebruikt. Ik zie hier ontzaglijk veel Duitsche troepen ze behooren tot de legers, welke tusschen de forten van Luik door, België zijn binnen gedrongen en enkele dagen later, met de nog niet genomen forten in den rug, bij Haelen slag leverden tegen de Belgen. Het is een. imposant gezicht om die machtige percentage niet overschrijden, zal ook het geraamde salaris naar verhouding dalen. Als ddt niet trekt De dertien bezuinigingsinspecteurs zullen echter him salaris wel binnen krijgen en vooral op de departementen zullen zij ge makkelijk werk hebben. Om te beginnen op het departement van binnenlandsche zaken werden de posten van directeur-gene raal reeds van 7 op 3 teruggebracht, met de daaruit volgende ontslagen aan de talrijke ambtenaren die op de vier overbodig ge achte afdeelingen werkzaam waren. Op het departement der P. T. T., waar reeds op ruiming werd gehouden en nog slechts twee directeuren-generaal met tien subalterne directeuren heerschen, bleek vooralsnog geen bezuiniging mogelijk. Thans is „Ko loniën" aan de buurt, waar niet minder dan zes directeuren-generaal met twintig di recteuren zijn. En ieder subalterne directeur heeft weer zijn onderdirecteuren, met een staf van afdeelingschefs en mindere bu reaucratische goden. Op de andere depar tementen is het nog ergerbij Landsver dediging en Buitenlandsche Zaken zijn de posten van directeur-generaal en de andere vette baantjes legio. Heusch, de dertien bezuinigingsinspecteurs zullen hun salaris wel halen. De Belgische pers legt groote belang stelling aan den dag voor de actie ter militaire verdediging van de Nederlandsche provincies Brabant en Limburg. Het Brus- selsche „Laatste Nieuws" wijdt een be langwekkende artikelenreeks aan de actie en wijst er op, dat uit de gedachtenwisse- ling, die over de kwestie is ontstaan, vol doende blijkt, hoe men ook in Nederland een behoorlijke landsverdediging niet al leen beschouwt in verband met de eigen onafhankelijkheid, maar ook in het licht van algemeene West-Europeesche veilig heid. Er bestaat wellicht ?een enkel klein land, dat door de lastigste omstandigheden heen, zijn onafhankelijkheid beter heeft kunnen hoog houden dan Nederland, en niemand zal durven beweren, dat wat in Nederland op het gebied van de landsver dediging gebeurt, door andere dan eigen in zichten zou zijn ingegeven. Men moge het trouwens betreuren, dat de lage landen aan de zee, Nederland en België, die den vrede als het hoogste goed beschouwen, zooveel aandacht te wijden hebben aan de ver- eischten van hun landsverdediging, maar zij hebben evenmin hun aardrijkskundige ligging uitgevonden als de Europeesche tegenstellingen, die een gevaar voor den vrede zullen blijven, zoolang er geen ge waarborgd volkenrecht bestaat. De Brusselsche „Soir", hetzelfde onder werp behandelend, zegt o.a. „Evenals in België is ook in Nederland het vraagstuk der landsverdediging aan de orde van den dag. In 1914 rekende Nederland nog op de vermaarde „Hollandsche Waterlinie", waar door het mogelijk was het land vóór Am sterdam over een oppervlakte van 40 K.M. onder water te zetten. Maar die veertig K.M. afstand bleken al spoedig niet meer voldoende om zich te vrijwaren voor de ver nieling en doöd brengende twee-en-veerti ger, der „Dikke Bertha". Generaal Snijders, legers van de hoogten aan den Oostelijken Maasoever te zien neerdalen. Als ze bene den zijn, betreden ze den weg naar Visé, dien ik zooeven ben komen loopen ze gaan bij Lixhe over de Maas en volgen daarop den weg naar Tongeren. Lang blijf ik naar de neerdalende legers kijken, ook omdat ik uiterst vermoeid ben en wat rusten wil. xk zie uhlanen, kurassiers, infanterie, ar tillerie en den z.g trein. Het is een impo sant gezicht de manschappen zitten keu rig in hun uniformen de paarden hebben alle nieuw tuig. De soldaten zingen vader- landsche liederen, trotsch en bewust rij den de officieren tusschen de afdeelingen in, waar- ~n velen de omgeving hooghartig door een monocle bezien. Ik was d eenige burger, die het gedoe stond te bekijken en het voorwerp van stomme verbazing van allen, die langs me heentrokken. Het was duidelijk t- zien, dat niemand wist, wat-ie van me denken moest: een soort burger in een semi-militaire uit rusting Als ik een of anderen comman dant zag, groette ik en hoewel dat vaak weifelend ging als regel werd ik dan behoorlijk teruggegroet. Eén officier was het geval blijkbaar te grijs hij trad uit den troep en vroeg me, wie en wat ik was. Een vluchtig onderzoek van mijn papieren bevredigde ook hem. Ik geloof, dat het goed zou zijn om den lezer intusschen eenig inzicht te geven in de mate van gevaar, welke mijn positie tij dens de beschreven wandeling opleverde. De situatie was zóó, dat nog geen enkel fort van Luik was gevallenstuk voor stuk werden de forten door de Duitsche ar tillerie beschoten en de bezetting der forten liet zich natuurlijk evenmin onbetuigd, doch hield bepaalde punten, als de Duitsche ar tilleriestellingen, enkele knooppunten van wegen en b.v. de schipbrug te Lixhe, onder vuur. Ik wandelde dan ook voortdurend onder een razenden donder, maar toch voel de ik me na korten tijd betrekkelijk veilig, hoewel ik door twee fortenlinies moest heenbreken om te trachten Luik te berei ken. Leeken stellen zich een vuurlinie wel eens voor als een oord, waar de kogels en grana ten neerkomen als regendruppels bij een donderbui. Zóó is de werkelijkheid niet, althans niet in den bewegingsoorlog. Het Belgische veldleger had Luik al dadelijk prijsgegeven, zoodat er dus weinig of geen kans was, dat ik in een infanterie-botsing bekneld zou geraken. De artillerie der for ten stuurt haar granaten natuurlijk niet luk-raak door de luchtze heeft bepaalde belangrijke doelpunten, waarop wordt ge richt en alleen wanneer men die doelpun ten moet benaderen, loopt men doodsge wiens recente artikel, verschenen in de „Daily Telegraph", men zich wellicht her innert, mobiliseerde zijn leger, bij het uit breken van den oorlog, in enkele uren om eventueel den opmarsch te kunnen stui ten van het Pruisische leger door het zuiden van Nederland. De troepen van den keizer ontweken echter het Hollandsch gebied en marcheerden eenvoudig over Luik naar Brussel en Antwerpen op. Zal het nieuwe Duitschland dezelfde scrupules hebben als dat van den keizer Zal het ook weifelen om de neutraliteit van Nederland te schen den De Limburgers zijn de eerste belang hebbenden om daaraan te twijfelen en hun burgemeesters bevroeden zoozeer het ge vaar, dat zij zich tot de Nederlandsche regeering gewend hebben, om hun bezorgd heid uit te spreken over de verontrustende bezuinigingen waaraan men het Neder landsche legerbudget wil onderwerpen." Een Brusselsch taxichauffeur staat voor niets, hetgeen in de averechtsche taal van het chauffeursjargon beduidt een Brus selsch taxichauffeur staat voor alles. Zoo ook de chauffeur van de roode-band-taxi nummer zooveel, wiens leege auto, tuk op een vrachtje, als een nijdig metalen beest, met groote versnellingsprongen door de wriemelende drukte van den boulevard vloog. Maar de argusoogen van den taximan hadden het gevaar ontdekt. Het kwam tot hem in de vlugge verschijning van een ner veus dametje, dat pardoes naar den over kant der straat vluchtte. Zij had daar een étalage met de nieuwste najaarshoedjes gezien. Doch plotseling zag zij ze niet meer, de roode-band-taxi sprong dreigend op haar toe en zij viel er vol eerbiedige ontzetting voor neer. Den chauffeur dankte zij haar leven, want hij wist zijn vehikel, nog juist op tijd, vlak voor de in zwijm gevallen dame, met veel gekrijsch van rem men en ach en weegeroep van onthutste voorbijgangers, te doen stoppen. Hij waagde er zijn remmen aan, gelijk het in den taxivakterm luidt, maar het da metje was er mee gered. Zij was slechts bewusteloos van schrik, maar overigens on gedeerd, alleen haar hoedje had een deuk gekregen. Barmhartige lieden ontfermden zich over de bewustelooze juffrouw, namen haar liefderijk op, om ze binnen te dragen in de eerste de beste geopende deur daar vlakbij, toevallig in den winkel der modiste wier étalage het slachtoffer bijna nood lottig werd. Met veel moeite werd de zoo gunstig gevallen vrouw bijgebracht en met groote oogen van verwondering staarde ze ons wezenloos aan, verklaarde daarop, met een jammerende hardnekkigheid, dat ze overreden en gedood was en wist niet beter te doen dan maar weer terug te vallen in haar flauwtetoen zij zich schielijk be dacht zij had op de toonbank een collectie sjieke najaarshoedjes gezien. En haar hoedje was gedeukt Men belde haar man op, want het arme mensch was nog te zenuwachtig om alleen naar huis te kunnen gaan. De gedienstige echtgenoot kwam onmiddellijk, een roode- band-taxi bracht hem aan, een taxi waar van zijn vrouw niet meer terug had. vaar. Dat was, toen ik in Lixhe bij de schip brug werd opgehouden, maar mijn verderen tocht naar Luik is betrekkelijk zonder ge vaar geweest. Wél beloopt men natuurlijk kans, dat de artillerie der forten plots een nieuw doelpunt kiest, in welk geval mijn positie onverwachts hachelijk had kunnen worden. De meeste vrees heb ik onderweg ten slotte gehad voor kleine uhlanen-patrouilles welke je soms met getrokken en gerichte pistolen voorbijsnelden. Ruw volkje was dat en ik geloof, dat ik als eenig passant op den weg wel een kogel van den een of ander zou hebben gekregen, wanneer tenslotte mijn uitmonstering geen twijfel zou hebben gewekt over de vraag, of ik wel een „ge wone" burger was. Respect had ik voor de Duitsche vlieg tuigen, de Taubes, welke boven me cirkel den om de uitwerking der granaten op de Belgische forten te controleeren. Bommen werden in die eerste oorlogsdagen nog niet veel gebruikt behoudens om vijandelijke vliegtuigparken te vernielen maar ik wist, dat Duitsche vliegeniers vijandelijke infanterie bestookten met een vrij primi tief, doch gevreesd wapen ze wierpen soms bundels ijzeren drie-hoekige pijltjes omlaag, een soort steekbijteltjes. Zoo'n bundel kreeg in den val een groote sprei ding en kon, als ze in een troep soldaten terecht kwam, heel veel onheil uitrichten. Dit primitieve aanvalswapen is overigens slechts korten tijd gebruikt geworden. Als zoo'n Taube op niet te groote hoogte boven me zweefde, drukte ik me wel eens 'n poosje tegen een boomstam aan. Je moet eerst een poosje oorlogservaring hebben om té weten, dat één man, al is hij dan ook de eenige passant op een weg, in de vuur linie gelegen geen doelwit voor projectielen uit een vliegtuig kan zijn Het moge waar zijn, dat Luik de Duit schers heeft „opgehouden" en dat dezen er vele mannen hebben verloren, ik kan niet aannemen, zulks in strijd met vele „geboekte" meeningen, dat de Duitsche op marsch door de vesting Luik ernstig bena deeld is geworden. Het lijkt mij dat de be- teekenis van Luik's rol in den oorlog, over dreven is geworden, ik zal daarop later nog terugkomen. De Duitschers zijn er in geslaagd om, zij het dan ten koste van of fers, heele legerscharen tusschen de forten door België te laten doortrekken. Die troe pen waren zoo groot en zoo sterk, dat ze by Haelen het Belgische leger konden ver slaan. Toen ik om 7 uur des avonds van mijn eersten reisdag Luik binnentrok, waren dienzelfden dag ook Duitsche troepen in NA DE VACANTIE. Nu zitten zij weer in de banken En luisteren met het eene oor, Want van daarbuiten dringen klanken, Met zachte lokstem, tot hen door. 't Was eenig op den eersten morgen, Je zag de oude vriendjes weer. Maar nu, nu dalen zware zorgen Weer op de kleine hoofden neer. De ramen van de klas staan open, De zon schijnt op den lessenaar. Je hoort een ijscoventer loopen, Zijn gongslag roert een teere snaar. Je kunt zoo moeilijk zitten blijven, Je bent er niet meer aan gewend, En dan nog lange zinnen schrijven, Of sommen, die je niet goed kent. Wanneer j' in de vacantiedagen, Ook dikwijls schooltje hebt gespeeld, Dan is het anders, meer bij vlagen, Dan hou je op als 't je verveelt. Maar als het hier je gaat vervelen, Zoodat je graag wat anders wil, Dan kan je maar niet zoo gaan spelen, Dan moet je stil zijn, al maar stil. Hè, hoor nou toch die vogels fluiten, Wat duurde die vacantie kort, (Zeg Jantje, kijk daar niet naar buiten, Zit stil en oogen naar het bord). Het kan nu toch niet lang meer duren, Hoera de bel, wat is dat fijn, Nu zal het voor een tweetal uren, Weer eventjes vacantie zijn. („Utr. Dagbl.") P. GASUS. Laat ons maar loopen manlief, zei ze moedig, terwijl ze zich behaaglijk in den spiegel bewonderde. Haar nieuw najaarshoedje stond haar goed, te goed, meende zij, om er zich mee te verschuilen in een taxi, waarin niemand je ziet, Endeed haar echtgenoot aarze lend, zijn er misschien ook kosten aan ver bonden, van den dokter of zoo Van den dokter niet, antwoordde hem zrjn gevallen ega haastig, maar wel van de modiste, twee honderd francs voor dit hoedje. Staat het me niet leuk man M'n zomerhoedje is bij m'n val voor de taxi leelijk gehavend, alsof het zoo moest zijn, het was meer dan uit den tijd. Haar echtgenoot werd plotseling on vriendelijk. Grijnzend keek hij naar het nieuwe hoedje en verwijtend zei hij tot zijn vrouw, terwijl hij nijdig twee briefjes van honderd francs op de toonbank wierp H'mals je weer eens zoo'n ge valletje hebt, laat je dan niet meer bij 'n modiste binnen dragen Het nieuw reglement op het verkeers wezen in België, waarvan wij hier reeds terloops melding maakten en dat ook voor Nederlandsche automobilisten, motorrijders en wielrijders die België bezoeken van be lang is, wordt 1 October aanstaande van kracht. Het bevat in hoofdzaak bepalingen welke ook reeds in Nederland gelden en wel de volgende Ingaande 1 October a.s. zullen rijwielen de stad gekomen, waar ze de op een hoogte gelegen citadel hadden bezet, welke door de Belgen vrijwillig was verlaten. De Duit schers zaten dus in de stad, welke door twee gordels van forten was omringd en ze hadden nog geen enkel fort in handen Boven de stad zweven een paar Duit sche vliegtuigen overal trillen de ramen van het gedreun der kanonschoten. Reeds hebben de Duitschers vanaf de citadel de forten onder vuur, maar de Belgen beant woorden dit vuur niet, blijkbaar willen ze de stad sparen. Er bewegen zich maar weinig burgers in die streken sommigen hebben 'n witte band om den arm, kenteeken, dat ze politie dienst verrichten. Uit de woningen hangen witte vlaggen, t.w. lakens aan stokken. In de voornaamste straten drommen de Duit sche soldaten samen, joelend, krijschend, overwinnings-dol. Ze overvallen de café's, waar piano's en orgels „op bevel" spelen en vanuit de wijd geopende ramen en deu ren dezer zaken, golft een breed „Deutsch- land, Deutschland über alles" door de stra ten, tergend voor de bewoners, die weten, dat hun zoons of echtgenooten daar onder die betonnen koepels van de forten zitten opgesloten, waarop de Duitsche granaten onbarmhartig splinterend beuken. Wilde angst of doffe berusting leest men van de gezichten der enkele burgers, die zich op straat moeten wagen. Uit pakhuizen en winkels worden zakken met graan, suiker of wat ook eetbaar is, weggesleept alle voorraden worden gere- quireerd met den dood worden degenen bedreigd, die iets pogen achter te houden. Op karren en auto's worden de inbeslagge- nomen goederen weggevoerd. Op de drukste punten staat een militair muziekkorps, dat onder luid gejoel van de dronken soldaten nationale liederen ten ge- hoore brengt en pittige marschen speelt. De avond begint te vallen en de vochtige lucht drukt de kruitdamp omlaag, welke boven de stad hangt Ik dwaal nog even rond om de verwoes tingen op te nemen. De Belgen blijken de schoone Pordes Arches, de Maasbrug met haar prachtige beelden, te hebben opge blazen, evenals de Pont Maghin. "Vóór de Duitschers Luik binnentrokken, hebben ze een aantal granaten op de stad afgevuurd, vermoedelijk om de bevolking down te stel len en door dit vuur zijn in bepaalde wijken veJe huizen verwoest. Bij elkaar had ik dien dag zeker vijftig kilometer geloopen, een bewijs, dat ook zonder training groote lichamelijke inspan ning mogeljjk is, als de duivel je op de hielen loopt te trappen. Toch begon ik thans héél erg naar wat eten en rust te in België voor de verlichting voorzien moe ten zijn van een naar voren uitstralend wit of geelachtig niet verblindend lichtde lantaarn mag noch aan den achterkant noch aan de zijkanten met gekleurd glas gemonteerd zijn. Aan de achterzijde van het rijwiel wordt een achterwaarts uitstra lend rood licht verplichtend. Automobielen moeten d.d. 1 October in België voorzien zijn van een ruitenwisscher, een rugspiegel en twee richtingsaanwijzers van oranje-gele kleur op beide vlakken, aangebracht op de voorste helft van het voertuig, voorts van een lichtgevende aan wijzer aan de achterzijde (stop), waarmede vertragen of stilhouden bedoeld wordt, in één of twee toestellen van oranje-gele kleur. Voor de verlichting moeten de motor voertuigen vanaf 1 October a.s. voorzien zijn van twee witte of geelachtige niet ver blindende standlichten en twee vooruit- stralende wegschijnwerpers deze moeten een voldoende lichtvermogen hebben om bij mistig weer den weg op honderd meter te verlichten. De verdere verlichting zal be staan uit twee niet verblindende, witte of geelachtige vooruitstralende kruisings schijnwerpers deze moeten een voldoende lichtvermogen hebben om den rijweg bij mistig weer tenminste op dertig meter te verlichten. De standlichten mogen in de zelfde lantaarns als de weg-schijnwerpers en de kruisingsschijnwerpers onderge bracht worden. De twee voorlantaarns moe ten even sterk zijn. Het is verboden tevens een weglantaarn en een standlantaarn te ontsteken. De hulplantaarn is niet ver boden, doch mag slechts in de bebouwde kommen of bij het naderen van een ander voertuig gebruikt worden. Voor de ver lichting van aanhangwagens geldt vanaf 1 October, dat aan weerszijden van den aan hangwagen, dicht bij het voorvlak, een wit of geelachtig licht zij aangebracht. Die twee lichten moeten op dezelfde hoogte hangen en van voldoende capaciteit zijn om zijde lings het voertuig naar behooren te kunnen verlichten. W. v. M. MIDDELBURG. ONDERTROUWD J. Mondeel, 32 j. en J. M. van Luijk, 29 j. GETROUWD: M. van den Buuse, 27 j. en L. B. J. van Bo ven, 24 j. P. Schout, 29 j. en J. M. Meeuwse, 23 j. A. Huijsman, 49 j. en A. M. Scheltinga, 32 j. A. J. Barentsen, 26 j. en J. J. Roose, 24 j. BEVALLEN: J. J. Leiendecker, geb. Kokke, d. Door het poetsen Uwer tanden mei hedecêznd&yhTajzdjws^ merkbaar minder tandbederf verlangen. Ik had wat chocolade genuttigd onderweg, maar overgens dien dag niets gebruikt. Het drong echter al spoedig tot me door, dat ik thans een moeilijk vraag stuk kreeg op te lossen. Alle winkels, alle zaken, waren nadat de Duitschers de stad waren binnen getrokken, buiten bedrijf ge steld. De café's en hotels waren slechts voor de militairen geopend in de stad was gas, noch electriciteit, zoodat ze straks vol komen in de donkerte zou komen er waren bovendien proclamaties aangeplakt, dat na 9 uur geen burger zich meer op straat zou mogen begeven. Vóór mijn vertrek naar België had ik enkele adressen genoteerd en me van aan bevelingen voorzien. Ik besloot te gaan aankloppen aan het klooster van de Soeurs de la Misérecorde, waar een nicht van me den sluier had aangenomen. Na wat zoeken vond ik het gebouw in de Rue des Clarisses en zij het niet zonder moeite, want de zusters waren buitengewoon beangst en wantrouwend kreeg ik mijn nicht te spreken. Weldra zat ik nu temidden van het heele convent en werd in honderd-uit ge vraagd, onderwijl de zusters me een ste- vigen, zij het kouden maaltijd voorzetten er was geen mogelijkheid om een warm maal te bereiden. De taak der zusters is het opvoeden van verwaarloosde kindertjes en ze vertelden me, welken angst ze om dezen hadden uit gestaan. Tijdens het bombardement van de s^ad hadden ze met al de kleinen een dag en een nacht in de zwaar gewelfde kelders van het klooster doorgebracht. Voortdurend hoorden ze het ontploffen der granaten en elk oogenblik meenden ze haar dood te moeten verwachten. Het sombere van den donkeren kelder stemde ze nog droeviger 't angstgegil van de kindertjes maakte ze haast wanhopig. Ze hadden niets kunnen doen dan als-maar bidden. Ook de kinderen lieten ze door gezamenlijk gebed haar angst overwinnen. Thans wisten ze van den dokter, dat de Duitschers in de stad waren ze waren nog niet aan het klooster geweest. Ik kreeg een briefje mee voor een in het klooster beleen den hotelhouder, aan wien ze onderdak voor me verzochten en deze man heeft me voor den nacht als persoonlijke gast in zijn huis opgenomen. Ik kon mijn lichaam uitstrekken op een bed, maar slapen kon ik niet. Ik was te ver moeid en had dien dag meer meegemaakt dan ik geestelijk verteren konOok de geschutsdonder hield me wakker. /Wórdt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1934 | | pagina 23