Vlissiagscbe Courant
TWEEDE BLAD
Haar moeders evenbeeld
Gemakkelijk loopen - Welfschoenen koopen
UIT VROEGERE DAGEN.
FEUILLETON
Toekomstige Middenstandspolitiek
Uit de Vlissingsche Courant
van vóór 50 jaar.
BRIEVEN UIT DE HOFSTAD
van de
van
Zaterdag 1 September 1934. N° 206.
DE RUÏNES VAN WALCHEREN.
Op Walcheren stonden vroeger veel
ruïnes, niet van kasteelen maar van ver
woeste kerken. De kasteelen werden, nadat
zij door de eigenaars niet meer werden be
woond, voor afbraak verkocht. De kerk
gebouwen, geen particulieren als eigenaar
hebbende, bleven soms meer dan twee
eeuwen staan, totdat ten laatste de stukken
muren werden opgeruimd. Zoo zijn er van
de vele ruïnes slechts een tweetal over
gebleven, nl. te Hoogelande en te Brig-
damme. De eerste is de mooiste.
Volgens de beschrijving van „Mooi Zee
land", dezen zomer uitgegeven door de
Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer op
Walcheren, gevestigd te Middelburg, zou er
nog een ruïne zijn, nl. Rammekens. Dit is
echter niet zoo. Rammekens is nog, wat de
muren betreft, in denzelfden toestand ge
bleven, zooals Napoleon het kasteel in 1812
heeft doen herstellen.
Op de vraag, hoe het kwam, dat er op
Walcheren zooveel kerkruïnes waren, kan
dit antwoord worden gegeven
Tijdens het beleg van Middelburg (1572
1574) werden bijna alle dorpskerken door
do troepen van Willem van Oranje vernield.
De geestelijken hadden bijtijds hun heil in
Middelburg gezocht. Toen deze stad zich
moest overgeven, was het met het
Roomsch-Katholicisme op Walcheren, zoo
wel in de steden als op het platteland ge
daan. De kerken in de stad kwamen aan
de Hervormden, maar op het platteland,
waar wegens de troebelen veel armoede
heerschte, bleven de kerkgebouwen in de
eerste jaren in een desolaten toestand. Ook
wai de bevolking zeer verminderd. Veel
land lag ongebaand, d.w.z. ongebruikt. Bo
vendien was er veel onverschilligheid om
trent den godsdienst.
Langzamerhand ontstond in de grootste
dorpen behoefte aan een kerkgebouw voor
de nieuwe leer. Er werd een kerkelijke ge
meente gevormd en getracht een predikant
te beroepen. Met financieele hulp der Sta
ten, die alle geestelijke goederen tot zich
hadden getrokken, werd het verwoeste
kerkgebouw hersteld. Was het dorp te klein
om een gemeente te vormen, dan bleef de
vernielde kerk staan.
Zoo bleven als "ruïnes staan de kerken te
Welzinge, Nieuwerkêrk (bij Arnemuiden),
Schellacht (achter Middelburg), Hoogelan
de, Krommenhoeke, Ter Buttinge, Marie-
kerke, Boudewijnskerke, Poppendamme en
Zandijk.
Tientallen van jaren, sommige meer dan
twee eeuwen, hebben zij weer en wind ge
trotseerd. Zoo ze niet waren afgebroken
zouden zij er nog gestaan hebben als histo
rische herinneringen. Op het eind der 18e
eeuw en in 't begin der 19e eeuw zijn z\j
bijna alle opgeruimd. Het puin werd voor
namelijk gebruikt tot verbetering der vele
slijkwegen. Van de bruikbare steenen, z.g.
Zeeuwsche moppen, werden woningen ge
bouwd. Op de oude kerkhoven bleef men
tot in het midden der vorige eeuw be
graven.
Wij schreven reeds, dat er op Walcheren
slechts een tweetal ruïnes zijn overgebleven,
nl. die te Hoogelande en te Brigdamme. De
eerste, die dateert uit de genoemde Spaan-
sche troebelen, is de mooiste. De laatste is
echter van ouderen datum.
Wie graag de vrije natuur ziet, bestijge
het ijzeren ros of ga met de apostelpaarden
vanuit Middelburg langs den Seisweg. Voor
hij bij Ter Buttinge is, moet hij links den
nieuwen straatweg inslaan naar Hooge
lande. Spoedig ziet hij in de verte de blin
Naar het Engelsch van LOUIS TRACY.
(Nadruk verboden)
50)
Den volgenden morgen bracht een blin
kende limousine lady Carshaw naar de wo
ning van de Towers. Lady Helen was thuis.
„Wat een verschrikkelijke dingen worden
er toch verteld, lady Carshaw", beklaagde
ze haar bezoeksters. „Wat is er eigenlijk
aan de hand Waarom bent u zoo plotse
ling uit uw huis in Harley Street vertrok
ken Je hoort van allerlei, maar niemand
schijnt het rechte te weten."
„Och, een gril van Reginald", antwoord
de lady Carshaw, die heel goed begreep dat
Helen zich van den domme hield en precies
wist uit welken hoek de wind waaide, met
een vaag handgebaar.
„Hij is nog altijd razend op dat meisje.
De jongen is eenvoudig zichzelf niet."
„Ze moet haar kaarten handig hebben
uitgespeeld", meende de gastvrouw.
„Ja, zeldzaam handig. Je zou zooveel
raffiment niet bij iemand van dien stand
zoeken. En ze heeft mij zoo schandelijk be
drogen Ik heb haar opgezocht en ze be
loofde Reginald met rust te zullen laten.
Maar nu is ze opeens spoorloos verdwenen,
natuurlijk om buiten schot te blijven, en
Reginald wil me niet vertellen waar ze is.
Weet jij het misschien
kende duinen schitteren. Ook ontwaart hij
eenige vluchtbergen, die sprakelooze getui
gen zijn van de werkkracht der voor
vaderen. Zij hebben echter niet meer hun
oorspronkelijke hoogte. Verderop ziet hij
een hoog stuk kerkmuur van de ruïne te
Hoogelande boven het omringende houtge
was uitsteken.
Hoogelande zelf valt tegen. Was het
vroeger een dorpje met eenige huizen,
thans staan er maar eenige hofsteden. Het
eene huis na het andere is afgebroken, al
leen de kerkruïne is overgebleven als her
innering aan 't geen vroeger eens was. Van
den toren is niets meer te zien, maar de
kerkmuren staan nog flink hoog. Schrijver
dezes is in 't bezit van een teekening der
ruïne van 't jaar 1823. Sinds dien tijd is
het verval niet groot. Nog is duidelijk te
zien waar de ramen hebben gezeten. De
tegenwoordige bezitter van het ambacht
Hoogelande, de heer P. M. W. Hoegen van
Hoogelande, wonende te Serooskerke, eige
naar der ruïne met 't kerkhof, zorgt er
voor, dat de muren niet verder afbrokkelen.
De kerk van Hoogelande was van zeer
ouden datum. In een charter van Boude-
wijn II Bisschop van Utrecht d.d. 1188
wordt van de kerk melding gemaakt. Zij
was een dochterkerk van de Westminster
of St. Maartenskerk te Middelburg, welke
op de groote markt heeft gestaan. Zij was
gewijd aan de H. Maria.
R. B. J. d. M.
Op het 31e Nationaal Middenstandscon
gres, dat op 5 September a.s. te Amster
dam wordt gehouden, zal als eenig onder
werp aan de orde komen het vraagstuk der
z.g. bedrijfsordening, samengevat onder den
titel „Toekomstige Middenstandspolitiek".
Een zestal personen is door het bondsbe-
stuur uitgenoodigd hierover in het bonds
orgaan een inleidende beschouwing te ge
ven ter voorbereiding van de discussies.
Aan de inleidende beschouwing van prof.
J. A. Veraardt, hoogleeraar aan de Tech
nische Hoogeschool te Delft, is het volgen
de ontleend
Jarenlang heeft „de" economische we
tenschap in Nederland zich gesteld tegen
over den economist, die orde als doelmatig
aanprees op een of ander gebied, hoewel
dit er een beetje uitgaat den laatsten tijd.
Een wetenschap heeft niets anders te doen,
dan zich met de feiten te bemoeien, deze
zoo goed mogelijk te beschrijven, te ver
klaren en te ordenen. De „Economie" welke
inleider steeds tegenover zich vond, wordt
gelaaktzij is geen wetenschap van hooge
ongerepte objectiviteit, die ontleedt en ver
klaart met de voor een wetenschap benoo-
digde objectiviteit. De middenstanders, die
de H.B.S. bezochten,, herinneren zich van
de Staathuishoudkunde nog wel, hoe zij
werden bezig gehouden met een markt,
waar koopers en verkoopers elkaar ont
moetten. Dit was neergedropen in het
H.B.S.-leerboekje uit de handboeken der
„groote" economisten zij hadden te doen
met het geweldigste, maar tevens met het
onnoozelste dogma van de hier te lande
nog. altijd machtige Economiedat de
maximum satisfactie tot stand komt, als
allen individueel en vrij concufreeren.
Welnu, zij die zich met het vraagstuk van
„economische orde in het middenstands be
drijf" gaan bezig houden dus allereerst
de middenstanders zelf moeten zich van
heel die oude en verouderde Economie los
maken en dus voor alles van de „voorop
stellingen", waarvan die Economie leefde
en waarmede zij zoo talloos velen heeft
misleid. Men behoude gerust zijn liefde voor
„vrijheid als het hoogste goed" evenzeer
als anderen vóór alles in hun gezindheid
blijven plaatsen ,,orde in heel het maat
schappelijk en dus ook in het economische
leven". Dat doet er niets aan toe. Als men
zich maar losmaakt van deze gedachte
dat de welvaart der menschen al van te
voren aan een bepaald maatschappelijk
systeem en in de oude Economie was
dat, historisch heel goed verklaarbaar, het
systeem van de - individualisme en vrijheid
gebonden zou zijn. Daar weet men in het
geheel niets van. Het is bijv. heel goed
denkbaar al lijkt het den inleider zeer
onwaarschijnlijk dat op den duur het Rus
sische systeem een veel grooter tijdelijke
welvaart aan de Russen brengt, dan ooit
onder vrije productie en individualistische
concurrentie, voor zoover die dan ooit
mochten hebben bestaan, kan worden ver
kregen.
Prof. Veraart verklaart zich nog wel aan
hanger van de doelstelling redelijke voor
ziening in de redelijke behoeften van alle
menschen en de overgroote meerderheid der
medeburgers zich wel met dat doel van 't
economische leven kan vereenigen.
Prof. Veraart blijft dan bij zijn bekend
standpuntn.ï. dat- slechts publiekrechte
lijke organisaties van alle middenstands-
bedrijven de afdoende oplossing der eco
nomische moeilijkheden kan brengen. Niet
van buiten af, doch van binnen uit moet
elk bijeen behoorend complex van onderne
mingen in het middenstandsbedrijf bekleed
worden met publiekrechtelijke bevoegdhe
den, die de voor elke groep noodige maat
regelen met vaste handontwerpt en uit
voert.
Prof. Veraart is echter van meening, dat
onmogelijk kan worden gewacht tot die
doelbewuste en grootsche ordening komt,
gegeven de hopelooze onkunde en het ge
mis aan energie en voortvarendheid in de
betrokken kringen.- Daarom zal genoegen
moeten worden genomen met zeer onvolle
dige, half 't doeltreffende maatregelen, die
eenigszins verlichting in den nood van den
middenstand kunnen brengen. Prof. Ver
aart noemt daarvan twee en wel
le. een burgerlijke stand van het mid-
denstandsbedrijf en
2e. eischen omtrent vestiging van nieuwe
ondernemingen, zoowel in het winkel- als in
het ambachtsbedrijf.
Wat die vestigingseischen betreft be
halve kapitaal en ondernemerstalent, moet
worden beoordeeld of de onderneming op
een bepaald deel van de locale markt kan
worden geduld of dus in de wijk, waar de
onderneming zich wil gaan vestigen, hier
aan redelijke behoefte is.
Prof. Veraart acht dit nog maar een
uiterst bescheiden begin. En veel van de
rampen, die den middenstand teisteren,
worden ermee niet, of zeer onvoldoende be
streden. Maar waar zoo langen tijd niets is
gedaan en iets, dat waarlijk goed en groot
is, niet te verwachten is laat ons maar
daarmee beginnen.
Aan de inleidende beschouwing van den
heer F. L. van der Leeuw, adj. directeur
van het bureau van den Kon. Nede-rl. Mid
denstandsbond, -is het volgende ontleend
Inleider is-van--meening,' dat de laatste
jaren zooveel over bedrijfsordening in mid
denstandskringen gesproken en geschreven
wordt, omdat deze den middenstander
wordt aangeprezen als een middel tegen
allerlei middenstandskwalen, terwijl be
drijfsordening, deels voorlooper, deels eind
doel is van politieke strevingen. De heer
Van der Leeuw merkt op, dat de groote
massa der middenstanders er verbetering
van de slechte bedrijfsuitkomsten van ver
wacht, en de principieele voorstanders mee-
nen, dat door bedrijfsordening versterking
der maatschappelijke positie van den klein
handelaar mogelijk zal worden.
Inleider noemt beide verwachtingen on
juist. De groote moeilijkheid, waarmee het
middenstandsbedrijf te kampen heeft, is ge
legen in het verminderen van den omzet
bij onveranderd blijven der vaste lasten
(om van stijging nog maar niet te spreken).
Daaraan is door interne maatregelen ten
aanzien van den middenstand heel weinig
te veranderen. Het verminderen van den
omzet is een gevolg van de dalende koop
kracht, welke evenmin kunstmatig kan
worden vergroot en zeker niet door ver
dere binding van het economische leven.
Alles is terug te voeren tot de gestoorde
wereld verhoudingen, in het bijzonder wat
betreft het ruilverkeer. Valt hieraan bin
nen de eigen landsgrenzen van een kleine
natie reeds zoo goed als niets te veranderen
nog minder heil is te verwachten van ge
forceerde verschuivingen binnen den kring
van een bepaalde volksgroep.
De heer Van der Leeuw acht dit laatste
juist noodlottig voor den middenstand. Bij
eventueele opgang der conjunctuur dient de
individueele vrijheid zooveel mogelijk ge
handhaafd te worden om energie en onder
nemingsgeest te kunnen ontplooien. De
massa zal niet bevredigd worden door be
drijfsordening, op den duur houdt men wij
zigingen in de economische verhoudingen
niet kunstmatig tegen en kunstmatige be
scherming is funest voor den middenstand,
omdat wat uit eigen kracht niet sterk ge
noeg is,- niet in leven kan worden gehouden
met kunstmiddelen. De middenstand heeft
zich van geslacht tot geslacht kunnen
handhaven door zich te stalen in den
strijd om het bestaan.
De vrees, dat het middenstandsbedrijf in
den concurrentiestrijd langzamerhand het
onderspit zou moeten delven is wellicht
oorzaak van vele zwakke plekken, die hij
inderdaad vertoon. Vele kleineren uit den
middenstand, waaraan velen mede om be
drijfsordening en saneering roepen, verge
ten dat brj zulk een saneering slachtoffers
zullen vallen door uitstooting en dat zij op
den duur het kind van de rekening zullen
worden.
Inleider raadt den middenstand zich niet
te begeven in 'n avonturierspolitiek, waar
achter z.i. politieke strevingen verborgen
liggen. Omdat de maatschappij al genoeg
wrange vruchten heeft geplukt van de be
moeiingen van politici met economische
vraagstukken. Immers ook op internatio
naal gebied vindt het streven naar autarkie
voortgang, hoewel de kopstukken der eco
nomische wereld en de Internationale Ka
mer van Koophandel van meening zijn, dat
het opheffen van handelsbelemmeringen
alleen tot herstel der normale verhoudingen
kan leiden. Dit alles, teneinde bij een ge
wapend conflict in eigen behoeften te kun
nen voorzien.
Er moet een oogenblik komen, waarop
het de menschheid duidelijk wordt, dat het
beginsel der arbeidsverdeeling ook in de
wereldhuishouding moet worden doorge
voerd op den grondslag van de economisch
geografische gesteldheid en door de voort
schrijding der techniek zal de menschheid
meer welvaart deelachtig worden. Zoodra
er kentering ten goede komt, zal het ver
langen naar nieuwe systemen afnemen.
Déze inleider kan slechts op enkele pun
ten adviseeren tot maatregelen, doch zegt
allereerst tot den Middenstand „Hetziet
Uzelf".
De heer Van der .Leeuw ziet niet de wèn-
schelijkheid behalve het wegnemen van
crisisgevolgen van ingrijpen in de be
staande machtsverhoudingen. Principieel
acht hij voor het overheidsorgaan geen
leidende, noch regelende functie in het be
drijfsleven weggelegd. Zonder principieele
koerswijziging kunnen wel bepaalde midde
len worden toegepast ter beteugeling van
uitwassen, waarvoor verwezen wordt naar
het urgentie-program der drie Nederland-
sche Middenstandsbonden.
Het stellen van vestigingseischen, zooals
vakbekwaamheid en het kunnen dragen van
een deel van het financieele risico, acht in
leider w e 1 gewenscht, omdat daarmede
tevens het algemeen belang wordt gediend.
Een tijdelijke spertijd wordt ongewenscht
geacht. De Overheid heeft geen taak met
betrekking tot regeling der bedrijfsverhou-
dingen. Wel meent inleider, dat er behoefte
bestaat aan nieuwe organen op beperkt ter
rein,'om langs korteren weg meer deskun
dig opgestelde regelingen te krijgen, een
orgaan van lage orde, dat een deel der
wetgevende taak zou kunnen overnemen.
„Ik Ik heb niets uitstaande met dat
schepsel."
„Natuurlijk niet. Dat ze jou niet interes
seert, is begrijpelijk, maar met mij is het
anders ik ben Reginald's moeder. Je hebt
er geen idee van, Helen, hoe ik onder die
geschiedenis Ijjd."
„Arme lady Carshaw Het is ook wel
heel erg."
„Het zou nooit zijn gebeurd als zijn vader
geleefd had. Om iets dergelijks met kracht
en energie tegen te gaan is geen werk voor
een vrouw daar is een man voor noodig.
Ik wil er eens met mr. Meiklejohn over pra
ten. Hij is discreet en iemand met onder
vinding."
„Maar hij is niet in de stad."
„Wat vreeselijk jammer Waar zou ik
hem kunnen vinden
„Ik heb reden om aan te nemen dat Re
ginald niet bijster op zijn inmenging gesteld
zal zijn."
„Dat spreekt vanzelf. Hij mag ook nooit
weten dat mr. Meiklejohn er achter zit. Ik
had het me ook zoo voorgesteld dat die zou
trachten invloed op dat meisje uit te oefe
nen, door haar bang te maken of geld te
geven of iets van dien aard."
Lady Helen was niet ten volle in Meikle-
john's vertrouwen. Hij was genoodzaakt
haar in die zaak van die West-Afrikaansche
concessie in 't geheim te nemen, maar veel
te sluw en te voorzichtig om iets tegen haar
los te laten over het belang dat hij bij Wini
fred's verdwijning had. Dus in dat opzicht
was ze volmaakt argeloos en aan den ande
ren kant lachte het haar toe om, met lady
Carshaw als werktuig, den obstinaten Regi
nald, die zich verstout had haar te versma
den, zijn welverdiende straf te bezorgen.
„Ik weet nietZe aarzelde en zweeg.
Toen „Ik weet waar mr. Meiklejohn op
het moment is, maar het is van bet groot
ste belang dat hij niet lastig gevallen
wordt."
„Helen, je mocht Reginald altijd graag
lijden", pleitte de oudere vrouw. „We moe
ten al het mogelijke doèn misschien is hij
nog te redden."
„Maar hij zou argwaan kunnen koeste
ren je in het oog laten houden, je gangen
nagaan
Lady Carshaw lachte.
„Er is in zjjn gedachten voor niets anders
plaats dan voor zijn geliefde Winifred."
„Dus u weet zeker, dat hij u niet zal vol
gen, wanneer ik u vertel waar mr. Meikle
john is
„Absoluut zeker."
„Goed dan. Zijn adres is hotel Splen-
dide, Cromer."
„Je bent een schat, Helen. Ik denk, dat
het het beste is hem eerst te schrijven voor
ik naar hem toe ga."
„Maar laat vooral niet merken dat u zijn
adres van mij weet."
„Je weet toch dat je op mijn discretie
kunt rekenen, Helen."
„Ik ben alleen bang dat hij niet veel zal
uitrichten. Reginald is koppig als hij ergens
zijn zinnen op gezet heeft."
„Zoo is het. Daarom ben ik heelemaal op
den goeden wil van het meisje aangewezen
en Meiklejohn is juist de man om zoo'n deli
cate aangelegenheid in orde te brengen."
Met een kus namen ze afscheid.
„Als Reginald Meiklejohn in zijn vingers
krijgt", overlegde lady Carshaw toen de
auto haar weer naar haar flat voerde, „zal
het een stormachtig onderhoud worden.
Helen zal woedend op me zijn. Maar wat
kan het me schelen Ik heb de liefde van
mijn jongen teruggewonnen
XXVI.
Op het spoor.
„Het is een bekend feit", zei rechercheur
inspecteur Winter, mr. Marshall's plaats
vervanger, toen hij dien Zondagmorgen
naast sir Reginald in den auto zat een
van zijn wagens had de jonge baronet nog
ter beschikking gehouden en hij chauffeer
de dien zelf „het is een bekend feit, maar
menschen die een of andere schooiersstreek
wenschen uit te halen; installeeren zich dik
wijls in afgelegen behuizingen ergens op het
platteland of in de buurt van een kleine
plaats. Ik durf er dan ook een goede sigaar
onder te verwedden, dat „bij Uxbridge" be-
teekent een oud, verlaten heerenhuis".
„Een verblijfplaats die niemands verden
king opwekt opperde de jongeman.
De inspecteur knikte.
„Juist. Uxbridge is geknipt voor iets
dergelijks. En toch zal het zoeken waar
schijnlijker gemakkelijker gaan dan die lui
meenen. De politie, de menschen van de
post, de winkeliers, kennen iedereen in zoo'n
nest. Ze kunnen ons waarschijnlijk bijzon
derheden meedeelen over honderden ingeze
35c week 188 k.
Uit het gemeenteverslag over 1883
De gemeente telde 5 openbare en 3 bij
zondere scholen.
School A (hoofd de heer P. Landsman)
met. 6 .onderwijzers, werd bezocht door 188
jongens en 151 meisjes. Al deze leerlingen
genoten kosteloos onderwijs.
School B (hoofd de heer J. F. op den
Zieke) met 6 onderwijzers en 3 kweekelin-
geii, werd bezocht door 173 jongens en 153
meisjes.
School C (hoofd de heer W. van Kamer)
met 6 onderwijzers, werd bezocht door 138
jongens en 109 meisjes.
School D (hoofd mej. E. M. Schuurman)
met 3 onderwijzeressen, telde 32 vrouwe
lijke leerlingen.
School E (hoofd de heer E. G. J. Stuart)
met 2 onderwijzers van deze school maak
ten op ultimo December 1.1. 26 mannelijke
leerlingen gebruik.
Overeenkomstig de wet op het L. O. werd
door het Rijk over het jaar 1883 aan de
gemeente uitgekeerd een bedrag van
ƒ64.640.12.
Er is een bijzondere school voor gewoon
en meer uitgebreid lager onderwijs met een
hoofdonderwijzeres, mej. J. C. van der Grin
ten, en 7 onderwijzeressen. Deze school werd
bezocht door 158. meisjes.
Voorts een school voor gewoon en meer
uitgebreid lager onderwijs (R.-K. parochiale
school) met een hoofdonderwijzer, de heer
A. F. Kussè, en 4 onderwijzers. Zij werd
bezocht door 188 jongens.
Een school voor gewoon en meer uitge
breid lager onderwijs, met een hoofdonder
wijzer, de heer H. Merckens, met 3 onder
wijzers en 3 kweekelingen. Deze school
werd bezocht door 80 jongens en 63 meisjes.
Door den heer C. Maters zal in het in aan
bouw zijnde winkelhuis op den hoek van het
Betje Wolffplein, in den gevel van dat huis
worden aangebracht de gedenksteen, af
komstig van het weeshuis, dat in 1630 ge
sticht, later voor kazerne werd ingericht
en thans plaats gemaakt heeft voor de fon
tein, onlangs ter eere van Betje Wolff en
Aagje Deken opgericht.
Dezer dagen is, uitsluitend ten dienste
der scheepvaart, een telefonische verbin
ding opengesteld tusschen den kustlicht
toren van Westkapelle en het rijkstelegraaf
kantoor alhier.
Van 23 tot 29 Augustus vervoerden de
mailbooten der Stoomv. Mij. „Zeeland" 1914
passagiers, nl. 775 uit Queenboro en 1139
daarheen.
Het voormalig kruitmagazijn bij de
vroegere marinierskazerne aan den Westdijk
alhier, is voor afbraak verkocht aan den
heer C. Maters alhier, voor de som van
ƒ750.
Woensdagavond heeft ds. N. A. de Gaay
Fortman, tevoren predikant bij de Ned.
Herv. gemeente alhier, zijn intrede gedaan
in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. Hij sprak
naar aanleiding van Hebr. 12 1824. Een
zeer talrijke schare woonde deze plechtig-
heic bij.
Het groote euvel.
Hetzelfde euvel, dat wij een vorige maal
bij het winkelbedrijf hebben besproken, be
staat eigenlijk op ieder gebied. Overal is
de markt overvoerd en dat is heusch niet
aan de bijzondere tijdsomstandigheden te
wijten. VN anneer wij maar eens zien wat
een bespottelijke vlucht de auto-branche
heeft genomen, dan bewijst dit al dat het
met den tijd niets te maken heeft. Ieder
pakhuisje wordt voor garage geschikt ge
maakt en met een paar auto's wordt een
tenen, die niets uit te staan hebben met de
ontvoering van een jong meisje. Er zullen
misschien een dozijn overblijven die in aan
merking komen om verdacht te worden en
door onderzoek kunnen we daaruit vier of
vijf schiften, waaronder degenen schuilen
die we hebben moeten."
Het ging echter niet zoo glad als de in
specteur zich had voorgesteld. „Moore
House" was door bemiddeling van een Lon-
denschen makelaar verhuurd aan een zeke
re „mijnheer en mevrouw Forest", men
schen met verlof uit de koloniën, die een
jaar in Engeland dachten te blijven. De be
woners waren niet per trein gearriveerd,
maar per auto, zoodat aan het station nie
mand hen gezien had. Rachel, steeds met
een voile voor, die voor een vrouw van haar
jaren niemands achterdocht wekte, en onop
vallend gekleed, deed haar huishoudelijke
boodschappen in nog kleinere gehuchten in
de nabijheid en paste zorgvuldig op, zich
daarbij niet aan het station van Uxbridge
te vertoonen. Post ontvingen ze niet
Voles had voor een specialen koerierdienst
met zijn Londensche schuilplaats gezorgd.
Het gevolg van deze tactiek was, dat nie
mand in Uxbridge hen kende of zelfs ooit
een blik op hen geworpen had.
Ofschoon ze dus aanvankelijk weinig op
schoten, liet de man van Scotland Yard zich
niet ontmoedigen.
(Wordt vervolgd.)