Vlissiagscbe Courant TWEEDE BLAD Haar moeders evenbeeld Gemakkelijk loopen - Welfschoenen koopen UIT VROEGERE DAGEN. FEUILLETON Toekomstige Middenstandspolitiek Uit de Vlissingsche Courant van vóór 50 jaar. BRIEVEN UIT DE HOFSTAD van de van Zaterdag 1 September 1934. N° 206. DE RUÏNES VAN WALCHEREN. Op Walcheren stonden vroeger veel ruïnes, niet van kasteelen maar van ver woeste kerken. De kasteelen werden, nadat zij door de eigenaars niet meer werden be woond, voor afbraak verkocht. De kerk gebouwen, geen particulieren als eigenaar hebbende, bleven soms meer dan twee eeuwen staan, totdat ten laatste de stukken muren werden opgeruimd. Zoo zijn er van de vele ruïnes slechts een tweetal over gebleven, nl. te Hoogelande en te Brig- damme. De eerste is de mooiste. Volgens de beschrijving van „Mooi Zee land", dezen zomer uitgegeven door de Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer op Walcheren, gevestigd te Middelburg, zou er nog een ruïne zijn, nl. Rammekens. Dit is echter niet zoo. Rammekens is nog, wat de muren betreft, in denzelfden toestand ge bleven, zooals Napoleon het kasteel in 1812 heeft doen herstellen. Op de vraag, hoe het kwam, dat er op Walcheren zooveel kerkruïnes waren, kan dit antwoord worden gegeven Tijdens het beleg van Middelburg (1572 1574) werden bijna alle dorpskerken door do troepen van Willem van Oranje vernield. De geestelijken hadden bijtijds hun heil in Middelburg gezocht. Toen deze stad zich moest overgeven, was het met het Roomsch-Katholicisme op Walcheren, zoo wel in de steden als op het platteland ge daan. De kerken in de stad kwamen aan de Hervormden, maar op het platteland, waar wegens de troebelen veel armoede heerschte, bleven de kerkgebouwen in de eerste jaren in een desolaten toestand. Ook wai de bevolking zeer verminderd. Veel land lag ongebaand, d.w.z. ongebruikt. Bo vendien was er veel onverschilligheid om trent den godsdienst. Langzamerhand ontstond in de grootste dorpen behoefte aan een kerkgebouw voor de nieuwe leer. Er werd een kerkelijke ge meente gevormd en getracht een predikant te beroepen. Met financieele hulp der Sta ten, die alle geestelijke goederen tot zich hadden getrokken, werd het verwoeste kerkgebouw hersteld. Was het dorp te klein om een gemeente te vormen, dan bleef de vernielde kerk staan. Zoo bleven als "ruïnes staan de kerken te Welzinge, Nieuwerkêrk (bij Arnemuiden), Schellacht (achter Middelburg), Hoogelan de, Krommenhoeke, Ter Buttinge, Marie- kerke, Boudewijnskerke, Poppendamme en Zandijk. Tientallen van jaren, sommige meer dan twee eeuwen, hebben zij weer en wind ge trotseerd. Zoo ze niet waren afgebroken zouden zij er nog gestaan hebben als histo rische herinneringen. Op het eind der 18e eeuw en in 't begin der 19e eeuw zijn z\j bijna alle opgeruimd. Het puin werd voor namelijk gebruikt tot verbetering der vele slijkwegen. Van de bruikbare steenen, z.g. Zeeuwsche moppen, werden woningen ge bouwd. Op de oude kerkhoven bleef men tot in het midden der vorige eeuw be graven. Wij schreven reeds, dat er op Walcheren slechts een tweetal ruïnes zijn overgebleven, nl. die te Hoogelande en te Brigdamme. De eerste, die dateert uit de genoemde Spaan- sche troebelen, is de mooiste. De laatste is echter van ouderen datum. Wie graag de vrije natuur ziet, bestijge het ijzeren ros of ga met de apostelpaarden vanuit Middelburg langs den Seisweg. Voor hij bij Ter Buttinge is, moet hij links den nieuwen straatweg inslaan naar Hooge lande. Spoedig ziet hij in de verte de blin Naar het Engelsch van LOUIS TRACY. (Nadruk verboden) 50) Den volgenden morgen bracht een blin kende limousine lady Carshaw naar de wo ning van de Towers. Lady Helen was thuis. „Wat een verschrikkelijke dingen worden er toch verteld, lady Carshaw", beklaagde ze haar bezoeksters. „Wat is er eigenlijk aan de hand Waarom bent u zoo plotse ling uit uw huis in Harley Street vertrok ken Je hoort van allerlei, maar niemand schijnt het rechte te weten." „Och, een gril van Reginald", antwoord de lady Carshaw, die heel goed begreep dat Helen zich van den domme hield en precies wist uit welken hoek de wind waaide, met een vaag handgebaar. „Hij is nog altijd razend op dat meisje. De jongen is eenvoudig zichzelf niet." „Ze moet haar kaarten handig hebben uitgespeeld", meende de gastvrouw. „Ja, zeldzaam handig. Je zou zooveel raffiment niet bij iemand van dien stand zoeken. En ze heeft mij zoo schandelijk be drogen Ik heb haar opgezocht en ze be loofde Reginald met rust te zullen laten. Maar nu is ze opeens spoorloos verdwenen, natuurlijk om buiten schot te blijven, en Reginald wil me niet vertellen waar ze is. Weet jij het misschien kende duinen schitteren. Ook ontwaart hij eenige vluchtbergen, die sprakelooze getui gen zijn van de werkkracht der voor vaderen. Zij hebben echter niet meer hun oorspronkelijke hoogte. Verderop ziet hij een hoog stuk kerkmuur van de ruïne te Hoogelande boven het omringende houtge was uitsteken. Hoogelande zelf valt tegen. Was het vroeger een dorpje met eenige huizen, thans staan er maar eenige hofsteden. Het eene huis na het andere is afgebroken, al leen de kerkruïne is overgebleven als her innering aan 't geen vroeger eens was. Van den toren is niets meer te zien, maar de kerkmuren staan nog flink hoog. Schrijver dezes is in 't bezit van een teekening der ruïne van 't jaar 1823. Sinds dien tijd is het verval niet groot. Nog is duidelijk te zien waar de ramen hebben gezeten. De tegenwoordige bezitter van het ambacht Hoogelande, de heer P. M. W. Hoegen van Hoogelande, wonende te Serooskerke, eige naar der ruïne met 't kerkhof, zorgt er voor, dat de muren niet verder afbrokkelen. De kerk van Hoogelande was van zeer ouden datum. In een charter van Boude- wijn II Bisschop van Utrecht d.d. 1188 wordt van de kerk melding gemaakt. Zij was een dochterkerk van de Westminster of St. Maartenskerk te Middelburg, welke op de groote markt heeft gestaan. Zij was gewijd aan de H. Maria. R. B. J. d. M. Op het 31e Nationaal Middenstandscon gres, dat op 5 September a.s. te Amster dam wordt gehouden, zal als eenig onder werp aan de orde komen het vraagstuk der z.g. bedrijfsordening, samengevat onder den titel „Toekomstige Middenstandspolitiek". Een zestal personen is door het bondsbe- stuur uitgenoodigd hierover in het bonds orgaan een inleidende beschouwing te ge ven ter voorbereiding van de discussies. Aan de inleidende beschouwing van prof. J. A. Veraardt, hoogleeraar aan de Tech nische Hoogeschool te Delft, is het volgen de ontleend Jarenlang heeft „de" economische we tenschap in Nederland zich gesteld tegen over den economist, die orde als doelmatig aanprees op een of ander gebied, hoewel dit er een beetje uitgaat den laatsten tijd. Een wetenschap heeft niets anders te doen, dan zich met de feiten te bemoeien, deze zoo goed mogelijk te beschrijven, te ver klaren en te ordenen. De „Economie" welke inleider steeds tegenover zich vond, wordt gelaaktzij is geen wetenschap van hooge ongerepte objectiviteit, die ontleedt en ver klaart met de voor een wetenschap benoo- digde objectiviteit. De middenstanders, die de H.B.S. bezochten,, herinneren zich van de Staathuishoudkunde nog wel, hoe zij werden bezig gehouden met een markt, waar koopers en verkoopers elkaar ont moetten. Dit was neergedropen in het H.B.S.-leerboekje uit de handboeken der „groote" economisten zij hadden te doen met het geweldigste, maar tevens met het onnoozelste dogma van de hier te lande nog. altijd machtige Economiedat de maximum satisfactie tot stand komt, als allen individueel en vrij concufreeren. Welnu, zij die zich met het vraagstuk van „economische orde in het middenstands be drijf" gaan bezig houden dus allereerst de middenstanders zelf moeten zich van heel die oude en verouderde Economie los maken en dus voor alles van de „voorop stellingen", waarvan die Economie leefde en waarmede zij zoo talloos velen heeft misleid. Men behoude gerust zijn liefde voor „vrijheid als het hoogste goed" evenzeer als anderen vóór alles in hun gezindheid blijven plaatsen ,,orde in heel het maat schappelijk en dus ook in het economische leven". Dat doet er niets aan toe. Als men zich maar losmaakt van deze gedachte dat de welvaart der menschen al van te voren aan een bepaald maatschappelijk systeem en in de oude Economie was dat, historisch heel goed verklaarbaar, het systeem van de - individualisme en vrijheid gebonden zou zijn. Daar weet men in het geheel niets van. Het is bijv. heel goed denkbaar al lijkt het den inleider zeer onwaarschijnlijk dat op den duur het Rus sische systeem een veel grooter tijdelijke welvaart aan de Russen brengt, dan ooit onder vrije productie en individualistische concurrentie, voor zoover die dan ooit mochten hebben bestaan, kan worden ver kregen. Prof. Veraart verklaart zich nog wel aan hanger van de doelstelling redelijke voor ziening in de redelijke behoeften van alle menschen en de overgroote meerderheid der medeburgers zich wel met dat doel van 't economische leven kan vereenigen. Prof. Veraart blijft dan bij zijn bekend standpuntn.ï. dat- slechts publiekrechte lijke organisaties van alle middenstands- bedrijven de afdoende oplossing der eco nomische moeilijkheden kan brengen. Niet van buiten af, doch van binnen uit moet elk bijeen behoorend complex van onderne mingen in het middenstandsbedrijf bekleed worden met publiekrechtelijke bevoegdhe den, die de voor elke groep noodige maat regelen met vaste handontwerpt en uit voert. Prof. Veraart is echter van meening, dat onmogelijk kan worden gewacht tot die doelbewuste en grootsche ordening komt, gegeven de hopelooze onkunde en het ge mis aan energie en voortvarendheid in de betrokken kringen.- Daarom zal genoegen moeten worden genomen met zeer onvolle dige, half 't doeltreffende maatregelen, die eenigszins verlichting in den nood van den middenstand kunnen brengen. Prof. Ver aart noemt daarvan twee en wel le. een burgerlijke stand van het mid- denstandsbedrijf en 2e. eischen omtrent vestiging van nieuwe ondernemingen, zoowel in het winkel- als in het ambachtsbedrijf. Wat die vestigingseischen betreft be halve kapitaal en ondernemerstalent, moet worden beoordeeld of de onderneming op een bepaald deel van de locale markt kan worden geduld of dus in de wijk, waar de onderneming zich wil gaan vestigen, hier aan redelijke behoefte is. Prof. Veraart acht dit nog maar een uiterst bescheiden begin. En veel van de rampen, die den middenstand teisteren, worden ermee niet, of zeer onvoldoende be streden. Maar waar zoo langen tijd niets is gedaan en iets, dat waarlijk goed en groot is, niet te verwachten is laat ons maar daarmee beginnen. Aan de inleidende beschouwing van den heer F. L. van der Leeuw, adj. directeur van het bureau van den Kon. Nede-rl. Mid denstandsbond, -is het volgende ontleend Inleider is-van--meening,' dat de laatste jaren zooveel over bedrijfsordening in mid denstandskringen gesproken en geschreven wordt, omdat deze den middenstander wordt aangeprezen als een middel tegen allerlei middenstandskwalen, terwijl be drijfsordening, deels voorlooper, deels eind doel is van politieke strevingen. De heer Van der Leeuw merkt op, dat de groote massa der middenstanders er verbetering van de slechte bedrijfsuitkomsten van ver wacht, en de principieele voorstanders mee- nen, dat door bedrijfsordening versterking der maatschappelijke positie van den klein handelaar mogelijk zal worden. Inleider noemt beide verwachtingen on juist. De groote moeilijkheid, waarmee het middenstandsbedrijf te kampen heeft, is ge legen in het verminderen van den omzet bij onveranderd blijven der vaste lasten (om van stijging nog maar niet te spreken). Daaraan is door interne maatregelen ten aanzien van den middenstand heel weinig te veranderen. Het verminderen van den omzet is een gevolg van de dalende koop kracht, welke evenmin kunstmatig kan worden vergroot en zeker niet door ver dere binding van het economische leven. Alles is terug te voeren tot de gestoorde wereld verhoudingen, in het bijzonder wat betreft het ruilverkeer. Valt hieraan bin nen de eigen landsgrenzen van een kleine natie reeds zoo goed als niets te veranderen nog minder heil is te verwachten van ge forceerde verschuivingen binnen den kring van een bepaalde volksgroep. De heer Van der Leeuw acht dit laatste juist noodlottig voor den middenstand. Bij eventueele opgang der conjunctuur dient de individueele vrijheid zooveel mogelijk ge handhaafd te worden om energie en onder nemingsgeest te kunnen ontplooien. De massa zal niet bevredigd worden door be drijfsordening, op den duur houdt men wij zigingen in de economische verhoudingen niet kunstmatig tegen en kunstmatige be scherming is funest voor den middenstand, omdat wat uit eigen kracht niet sterk ge noeg is,- niet in leven kan worden gehouden met kunstmiddelen. De middenstand heeft zich van geslacht tot geslacht kunnen handhaven door zich te stalen in den strijd om het bestaan. De vrees, dat het middenstandsbedrijf in den concurrentiestrijd langzamerhand het onderspit zou moeten delven is wellicht oorzaak van vele zwakke plekken, die hij inderdaad vertoon. Vele kleineren uit den middenstand, waaraan velen mede om be drijfsordening en saneering roepen, verge ten dat brj zulk een saneering slachtoffers zullen vallen door uitstooting en dat zij op den duur het kind van de rekening zullen worden. Inleider raadt den middenstand zich niet te begeven in 'n avonturierspolitiek, waar achter z.i. politieke strevingen verborgen liggen. Omdat de maatschappij al genoeg wrange vruchten heeft geplukt van de be moeiingen van politici met economische vraagstukken. Immers ook op internatio naal gebied vindt het streven naar autarkie voortgang, hoewel de kopstukken der eco nomische wereld en de Internationale Ka mer van Koophandel van meening zijn, dat het opheffen van handelsbelemmeringen alleen tot herstel der normale verhoudingen kan leiden. Dit alles, teneinde bij een ge wapend conflict in eigen behoeften te kun nen voorzien. Er moet een oogenblik komen, waarop het de menschheid duidelijk wordt, dat het beginsel der arbeidsverdeeling ook in de wereldhuishouding moet worden doorge voerd op den grondslag van de economisch geografische gesteldheid en door de voort schrijding der techniek zal de menschheid meer welvaart deelachtig worden. Zoodra er kentering ten goede komt, zal het ver langen naar nieuwe systemen afnemen. Déze inleider kan slechts op enkele pun ten adviseeren tot maatregelen, doch zegt allereerst tot den Middenstand „Hetziet Uzelf". De heer Van der .Leeuw ziet niet de wèn- schelijkheid behalve het wegnemen van crisisgevolgen van ingrijpen in de be staande machtsverhoudingen. Principieel acht hij voor het overheidsorgaan geen leidende, noch regelende functie in het be drijfsleven weggelegd. Zonder principieele koerswijziging kunnen wel bepaalde midde len worden toegepast ter beteugeling van uitwassen, waarvoor verwezen wordt naar het urgentie-program der drie Nederland- sche Middenstandsbonden. Het stellen van vestigingseischen, zooals vakbekwaamheid en het kunnen dragen van een deel van het financieele risico, acht in leider w e 1 gewenscht, omdat daarmede tevens het algemeen belang wordt gediend. Een tijdelijke spertijd wordt ongewenscht geacht. De Overheid heeft geen taak met betrekking tot regeling der bedrijfsverhou- dingen. Wel meent inleider, dat er behoefte bestaat aan nieuwe organen op beperkt ter rein,'om langs korteren weg meer deskun dig opgestelde regelingen te krijgen, een orgaan van lage orde, dat een deel der wetgevende taak zou kunnen overnemen. „Ik Ik heb niets uitstaande met dat schepsel." „Natuurlijk niet. Dat ze jou niet interes seert, is begrijpelijk, maar met mij is het anders ik ben Reginald's moeder. Je hebt er geen idee van, Helen, hoe ik onder die geschiedenis Ijjd." „Arme lady Carshaw Het is ook wel heel erg." „Het zou nooit zijn gebeurd als zijn vader geleefd had. Om iets dergelijks met kracht en energie tegen te gaan is geen werk voor een vrouw daar is een man voor noodig. Ik wil er eens met mr. Meiklejohn over pra ten. Hij is discreet en iemand met onder vinding." „Maar hij is niet in de stad." „Wat vreeselijk jammer Waar zou ik hem kunnen vinden „Ik heb reden om aan te nemen dat Re ginald niet bijster op zijn inmenging gesteld zal zijn." „Dat spreekt vanzelf. Hij mag ook nooit weten dat mr. Meiklejohn er achter zit. Ik had het me ook zoo voorgesteld dat die zou trachten invloed op dat meisje uit te oefe nen, door haar bang te maken of geld te geven of iets van dien aard." Lady Helen was niet ten volle in Meikle- john's vertrouwen. Hij was genoodzaakt haar in die zaak van die West-Afrikaansche concessie in 't geheim te nemen, maar veel te sluw en te voorzichtig om iets tegen haar los te laten over het belang dat hij bij Wini fred's verdwijning had. Dus in dat opzicht was ze volmaakt argeloos en aan den ande ren kant lachte het haar toe om, met lady Carshaw als werktuig, den obstinaten Regi nald, die zich verstout had haar te versma den, zijn welverdiende straf te bezorgen. „Ik weet nietZe aarzelde en zweeg. Toen „Ik weet waar mr. Meiklejohn op het moment is, maar het is van bet groot ste belang dat hij niet lastig gevallen wordt." „Helen, je mocht Reginald altijd graag lijden", pleitte de oudere vrouw. „We moe ten al het mogelijke doèn misschien is hij nog te redden." „Maar hij zou argwaan kunnen koeste ren je in het oog laten houden, je gangen nagaan Lady Carshaw lachte. „Er is in zjjn gedachten voor niets anders plaats dan voor zijn geliefde Winifred." „Dus u weet zeker, dat hij u niet zal vol gen, wanneer ik u vertel waar mr. Meikle john is „Absoluut zeker." „Goed dan. Zijn adres is hotel Splen- dide, Cromer." „Je bent een schat, Helen. Ik denk, dat het het beste is hem eerst te schrijven voor ik naar hem toe ga." „Maar laat vooral niet merken dat u zijn adres van mij weet." „Je weet toch dat je op mijn discretie kunt rekenen, Helen." „Ik ben alleen bang dat hij niet veel zal uitrichten. Reginald is koppig als hij ergens zijn zinnen op gezet heeft." „Zoo is het. Daarom ben ik heelemaal op den goeden wil van het meisje aangewezen en Meiklejohn is juist de man om zoo'n deli cate aangelegenheid in orde te brengen." Met een kus namen ze afscheid. „Als Reginald Meiklejohn in zijn vingers krijgt", overlegde lady Carshaw toen de auto haar weer naar haar flat voerde, „zal het een stormachtig onderhoud worden. Helen zal woedend op me zijn. Maar wat kan het me schelen Ik heb de liefde van mijn jongen teruggewonnen XXVI. Op het spoor. „Het is een bekend feit", zei rechercheur inspecteur Winter, mr. Marshall's plaats vervanger, toen hij dien Zondagmorgen naast sir Reginald in den auto zat een van zijn wagens had de jonge baronet nog ter beschikking gehouden en hij chauffeer de dien zelf „het is een bekend feit, maar menschen die een of andere schooiersstreek wenschen uit te halen; installeeren zich dik wijls in afgelegen behuizingen ergens op het platteland of in de buurt van een kleine plaats. Ik durf er dan ook een goede sigaar onder te verwedden, dat „bij Uxbridge" be- teekent een oud, verlaten heerenhuis". „Een verblijfplaats die niemands verden king opwekt opperde de jongeman. De inspecteur knikte. „Juist. Uxbridge is geknipt voor iets dergelijks. En toch zal het zoeken waar schijnlijker gemakkelijker gaan dan die lui meenen. De politie, de menschen van de post, de winkeliers, kennen iedereen in zoo'n nest. Ze kunnen ons waarschijnlijk bijzon derheden meedeelen over honderden ingeze 35c week 188 k. Uit het gemeenteverslag over 1883 De gemeente telde 5 openbare en 3 bij zondere scholen. School A (hoofd de heer P. Landsman) met. 6 .onderwijzers, werd bezocht door 188 jongens en 151 meisjes. Al deze leerlingen genoten kosteloos onderwijs. School B (hoofd de heer J. F. op den Zieke) met 6 onderwijzers en 3 kweekelin- geii, werd bezocht door 173 jongens en 153 meisjes. School C (hoofd de heer W. van Kamer) met 6 onderwijzers, werd bezocht door 138 jongens en 109 meisjes. School D (hoofd mej. E. M. Schuurman) met 3 onderwijzeressen, telde 32 vrouwe lijke leerlingen. School E (hoofd de heer E. G. J. Stuart) met 2 onderwijzers van deze school maak ten op ultimo December 1.1. 26 mannelijke leerlingen gebruik. Overeenkomstig de wet op het L. O. werd door het Rijk over het jaar 1883 aan de gemeente uitgekeerd een bedrag van ƒ64.640.12. Er is een bijzondere school voor gewoon en meer uitgebreid lager onderwijs met een hoofdonderwijzeres, mej. J. C. van der Grin ten, en 7 onderwijzeressen. Deze school werd bezocht door 158. meisjes. Voorts een school voor gewoon en meer uitgebreid lager onderwijs (R.-K. parochiale school) met een hoofdonderwijzer, de heer A. F. Kussè, en 4 onderwijzers. Zij werd bezocht door 188 jongens. Een school voor gewoon en meer uitge breid lager onderwijs, met een hoofdonder wijzer, de heer H. Merckens, met 3 onder wijzers en 3 kweekelingen. Deze school werd bezocht door 80 jongens en 63 meisjes. Door den heer C. Maters zal in het in aan bouw zijnde winkelhuis op den hoek van het Betje Wolffplein, in den gevel van dat huis worden aangebracht de gedenksteen, af komstig van het weeshuis, dat in 1630 ge sticht, later voor kazerne werd ingericht en thans plaats gemaakt heeft voor de fon tein, onlangs ter eere van Betje Wolff en Aagje Deken opgericht. Dezer dagen is, uitsluitend ten dienste der scheepvaart, een telefonische verbin ding opengesteld tusschen den kustlicht toren van Westkapelle en het rijkstelegraaf kantoor alhier. Van 23 tot 29 Augustus vervoerden de mailbooten der Stoomv. Mij. „Zeeland" 1914 passagiers, nl. 775 uit Queenboro en 1139 daarheen. Het voormalig kruitmagazijn bij de vroegere marinierskazerne aan den Westdijk alhier, is voor afbraak verkocht aan den heer C. Maters alhier, voor de som van ƒ750. Woensdagavond heeft ds. N. A. de Gaay Fortman, tevoren predikant bij de Ned. Herv. gemeente alhier, zijn intrede gedaan in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. Hij sprak naar aanleiding van Hebr. 12 1824. Een zeer talrijke schare woonde deze plechtig- heic bij. Het groote euvel. Hetzelfde euvel, dat wij een vorige maal bij het winkelbedrijf hebben besproken, be staat eigenlijk op ieder gebied. Overal is de markt overvoerd en dat is heusch niet aan de bijzondere tijdsomstandigheden te wijten. VN anneer wij maar eens zien wat een bespottelijke vlucht de auto-branche heeft genomen, dan bewijst dit al dat het met den tijd niets te maken heeft. Ieder pakhuisje wordt voor garage geschikt ge maakt en met een paar auto's wordt een tenen, die niets uit te staan hebben met de ontvoering van een jong meisje. Er zullen misschien een dozijn overblijven die in aan merking komen om verdacht te worden en door onderzoek kunnen we daaruit vier of vijf schiften, waaronder degenen schuilen die we hebben moeten." Het ging echter niet zoo glad als de in specteur zich had voorgesteld. „Moore House" was door bemiddeling van een Lon- denschen makelaar verhuurd aan een zeke re „mijnheer en mevrouw Forest", men schen met verlof uit de koloniën, die een jaar in Engeland dachten te blijven. De be woners waren niet per trein gearriveerd, maar per auto, zoodat aan het station nie mand hen gezien had. Rachel, steeds met een voile voor, die voor een vrouw van haar jaren niemands achterdocht wekte, en onop vallend gekleed, deed haar huishoudelijke boodschappen in nog kleinere gehuchten in de nabijheid en paste zorgvuldig op, zich daarbij niet aan het station van Uxbridge te vertoonen. Post ontvingen ze niet Voles had voor een specialen koerierdienst met zijn Londensche schuilplaats gezorgd. Het gevolg van deze tactiek was, dat nie mand in Uxbridge hen kende of zelfs ooit een blik op hen geworpen had. Ofschoon ze dus aanvankelijk weinig op schoten, liet de man van Scotland Yard zich niet ontmoedigen. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1934 | | pagina 17