1000 500 300 25 4 AUGUSTUS No. 182 72e Jaargang 1934- Uitgave: firma f. VAK DE VELDE Jr., Walstraat 58-60, Vlissingin.Teief. 10. Postrekening 6G2W Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zondag en algemeen erkende Christelijke feestdagen Dit nummer bestaat uit vier bladen. - Eerste blad. Benarde toestand der Zeeuwen in de dagen van den moord op Prins Willemde Prins in alles hun toeverlaat. HENNiNG'S F0T0HANDEL VLISSINGSCHE COURANT ABONNEMENTSPRIJS: Voor alle gemeenten op Walcheren en waar agentschappen geves tigd zijn 2.20 per 3 maanden. Franco door het geheele rijk 2.50. Voor België, Duitschland en Frankrijk /3.40. Voor de overige landen bij wekel. verz. 3.20. Afzonderlijke nrs. 5 cent ADVERTENTIEPRIJSVan 1—5 regels 1.25iedere regel meer 25 cent. Bij abonnement speciale prijzen. Reclames 50 ct. p. regel. Kleine advertenties van 1—5 regels 50 ct. Iedere regel meer 10 ct (max. 10 regels). Bij 3 maal plaatsing van 1—5 regels /Ialles bij vooruitbetaling De abonné's in 't bezit eener Polis, zijn GRATIS verze kerd tegen ongelukken voor gulden bij levens lange ongeschikt heid tot werken. gulden bij dood door een ongeluk. gulden bij verlies van een hand, voet of oog. gulden bij verlies van een duim gulden bij verlies van een wijsvinger gulden bij verlies van eiken anderen vinger AANGESLOTEN BIJ HET BUREAU VOOR PUBLICITEITSWAARDE, INGESTELD DOOR DE VEREENIGING „DE NEDERLANDSCHE DAGBLADPERS'1 „De vijand dringt vast aan met opgeheven vaan". - Sluis en Terneuzen bedreigd, Sas van Gent en Hulst in handen van den vijand, Liefkenshoek eveneensNog 9 Juli, dus den dag vóór den moord, wordt aan den Prins geschreven. De pensionaris van Vlissingen, Mr. Jan van der Beke, brengt de Jobstijding van den moord, daartoe afge vaardigd door de Staten-Generaal, aan Gecommitteerden van Zeeland. „Nochtaps een sonderlingh dapper ende mannelijk ghemoet'\ „Biddach" op 1 Augustus„Onse Vroome Vader des Vaderlandts'\ Het jaar '1584 was voor Zeeland een jaar van groote zorg- en bekommering. In de brieven, geschreven door Gecommitteerde Raden aan verschillende bewindsmannen, in de eerste plaats aan den Prins vóór den fatalen lOen Juli, drukt zwaar de beklem ming van de Zeeuwsche regeeringspersonen voor de groote bedrijvigheid van den vijand, die, door den genialen Panna geleid, een geweldige activiteit ontwikkelde. Nog wa ren Brugge, Gent althans in de eerste helft van dit jaar, Staatsch, Oostend 2, Sluis had den nog Staatsche bezetting, evenals de versterkingen aan de Schelde Lillo enz., maar de berichten uit de, nog zich met moeite staande houdende, door den vijand bedreigde, plaatsen waren allesbehalve be vredigend en de vluchtende Vlamingen, die hier naartoe kwamen, vermeerderden nog de spanning en de vrees. Gecommitteerde Raden schreven aan den Prins nog vlak voor zijn dood hun bekom mernissen, want juist uit deze spontaan ge schreven brieven blijkt, hoe de Prins naast God was „hun schilt' ende betrouwen". Zij maakten hem van alles deelgenoot. Hoe bezwaarde het hun, dat Brugge zich aan den vijand had overgegeven i), de vice- admiraal Cornelis Clayssen werd met de Jobstijding aan den Prins belast en bracht tevens de brieven over den 28en Maart hij had nog onlangs drie groote schepen genomen, die uitstekend als oorlogsschepen konden worden uitgerust De Prins ant woordde hun den 31en Maart, „beduchtende dat de selve stadt Brugghe daarby in ceuwich verderf geschapen is te vallen", dringt er tevens op aan „op de stede van Oostende met allen moghelijcken ernst te letten", er voor te zorgen, dat de bezetting van Oostende haar soldij geregeld ontvangt, waartoe de middelen worden aangewezen, bijv. „de goederen ende coopmanschappen in Zeelandt ghevlucht synde ende dien van Brugghe ende andere metten vyandt partie houdende". Gij moet er wel aan denken, zoo vervolgt de Prins „hoe hoochlicken den lande van Zeelandt aende bovengen, stadt van Oistende is ghelegen" men begrijpe goed, dat de Prins vreesde, dat Ostende in vijands hana een maritiem steunpunt en tevens een piratennest zou worden. De Prins zendt tevens brieven voor den „gou verneur capiteynen ende soldaten binnen Ostende" met verzoek deze zoo spoedig mogelijk daar te doen bezorgen. Maar behalve Oostende worden ook be dreigd Antwerpen, Terneuzen, Sluis, Ber- gei op Zoom en Gecommitteerden begrepen evengoed als de Prins, dat de val van deze plaatsen ten gevolge zou hebben, dat Zee land voor een rechtstreekschen aanval aan de beurt kwam. Maar men keek ook nog verder en de Prins had wel zooveel invloed, dat hij Ge committeerden van Zeeland ook wist te bewegen enkele vendels te zenden naar de Veluwe, die vanuit Zutfen gestadig be dreigd werd. Ook geldelijk stonden ze de Veluwe bij of eigenlijk Gelderland, dat zelf verarmd was door de plunderingen en strooptochten, zoodat begrijpelijk is, dat Gecommitteerden wel eens klaagden over de lasten hun opgelegd, waartoe zij maar steeds de middelen moesten vinden. Maar men begreep heel goed, dat het niet anders kon, want de dreiging was dichtbij. Nieuw- poort en Dixmuiden waren in Parma's handen, dus een groot gedeelte van de Vlaamsche kust, Duinkerken eveneens, het laatst van 1583 had zich de Spanjaard ge nesteld in Steenbergen, Sas van Gent, Hulst en Rupelmonde, zoo ook in Aalst. Men kon zich den vijand slechts van het lijf houden door in Zeeuwsch-Vlaanderen on in de buurt van Antwerpen de dijken door te steken. Yperen was reeds 7 April 1584 gevallen, Gent werd nauw ingesloten en zou 17 September zich overgeven. En al mochten Gecommitteerden dan ook al nauwkeurig den Prins voorrekenen, hoeveel zij maandelijks wel moesten offeren ten algemeenen nutte, zij wisten „van wycken noch van wancken". En wel zwaar waren de offers, daar eigenlijk alleen Hol land en Zeeland in staat waren de lasten op te brengen. Volgens het schrijven en de nauwkeurige specificatie aan den Prins, gedateerd 14 April, bedroegen hun uitgaven en oorlogslasten 27036 Vis. ruim per maand en dat nog alleen voor het personeel aan soldijen en gages. Daar kwamen nog heel wat uitgaven bij aan oorlogsmateriaal e.d., zoo was men bijv. koortsachtig bezig het fort van Neuzen te bouwen, „welck fort aireede gecost heeft vele duysenden. ende noch costen sal". Zoo men hen daarbij niet helpt, zoo dreigen Gecommitteerden, zullen zij zich genoodzaakt zien „tot onsen groo- ten verdriete" er mee op te houden „als wesende hetzelve buyten de provincie van Zeelandt". Men ziet„Staats-Vlaanderen" zou nooit tot Zeeland gerekend worden, de eilanden beooster en bewester Schelde, dat was Zeeland. Men beschouwde Sluis, Terneuzen enz. als het glacis der vesting Zeeland. Sluis had ook reeds meer dan 20.000 gul dens gekost en dit nam steeds toe hoe meer het gevaar naderbij kwam Ook „Bergen óp den Zoom" steunde men reeds, vandaar dat men Z.E. verzocht „de bond- genooten" (wel te verstaan de andere ge ünieerde provinciën) eens meer te laten bij dragen, zij „connen bedencken hoe benout ende beswaert wij hier zitten, verre boven onse macht." Hoe drukkend de lasten ook waren, men bleef niet blind voor de harde noodzakelijk heid ervan en zoo verzuimden Gecomm. ook niet, den Prins den 17en April er op te wijzen," dat naar hun mëening Bergen op Zoom niet genoeg de aandacht heeft. Zij voelen zich gedrongen „t groot mishagen, dat alle vrome hebben" te kennen te geven, „datter soo weynich acht genomen werdt op Uwe F.G. stadt van Berghen opten Zoom, nochtans voor alle den provinciën ende sonderlinge oick voor de staat Antwerpen ende Hollant ende Zeelandt" zoo van be-' lang zijnde. Vandaar hun dringende wenk meer zorg aan deze stad te wijden en met het oog „op die zaken van Vlaenderen ende Berghen ende andere" de garnizoenen van Walcheren en Terneuzen, die afdeelingen naar Gelderland en wel „naer de Veluwe" hebben gezonden, weder voltallig te ma ken door de troepen weer „herwaerts" te doen keeren. Nog den derden Juli, dus een week voor 's Prinsen gewelddadigen dood, zonden Ge committeerden een expresse koerier met de mededeeling, dat de Staten van Brabant door „examinatie" van een gevangene ver nomen haddèn, dat de vijand éen „entre- prinse"' onderneming) van zins was op Tholen, met de klaarblijkelijke bedoe ling Bergen op Zoom af te snijden. Voor alle zekerheid werd den dag daarop nog dezelfde mededeeling aan den Prins gezonden. Den 7den wordt er in een schrijven aan den Prins op aangedrongen, dat het garnizoen weder van de Veluwe naar Walcheren worde gedirigeerd. Zelfs vreest men, dat Mondragon er over denkt „de prendre son chemin vers Suijtbevelande par les drooghtes ou quil a autresfois passé" (inderdaad had Mondragon in Oct. 1572 2) een dergelijke tocht ondernomen tot ontzet van Goes, zooals Ulloa in 1576 over het Zijpe tusschen St.Philipsland enDuiveland), zooals Gecommitteerden den 7en Juli aan Haultain schreven, nadat het hun bericht was door den vice-admiraal Cornelis Clayssen 3). Ook had de vice-admiraal medegedeeld, dat de vijand 10 of 12 galeien in Hulster haven gereed hield voor een onderneming tegen Zuid-Beveland. Bovendien werd Ber gen op Zoom bedreigd „alsoo die vyandt synen wegh ghenomen heeft naer Ossen- drecht en de quartieren daeromtrent", zoo dat Sluis werd verzocht een paar compag nieën naar Bergen op Zoom te zenden, waarvoor de bevelhebber van Sluis niet erg te vinden was, blijkens de gevoerde corres pondentie van 8 Juli. Den 9en Juli, dus den dag vóór den moord, wordt, aan den Prins ge schreven, hoe „Sieur Jacques van de Walle", HET GROOTSTE AMUSEMENT IS HETZELF-FOTOGRAFEEREN (VI H 01 - X O 1- J O or. H CO W LU Q tn z D U.D.1" VE AANGENAAMSTE BEDIENING VINDT U IN ONZE ZAAK! BADHUISSTRAAT 63 een „colonel uit Antwerpen", bij gecommit teerden is gekomen en medegedeeld heeft „hoe dat den vyandt met groote menichte van volcke ghecommen is voor tfort van Lillo ende andere forten, op de riviere lig gende hebbende jeghenwoordich t geschut geplant voor tvoorsz fort van Lillo ende de Prince van Parma in persoon aen dan- dere syde van de riviere tegensover t fort van Lilloo met twaelff stucken geschuts om te moghen empareeren t fort van Lyeff- kenshoeck en te beduchten is deselve tge- weldt van den vyandt nyet en sullen connen wederstaen als wesende deselve onversien van volcke" inderdaad werd het Staat sche fort Liefkenshoek, dat nog niet vol tooid .was, juist den dag van den moord ingenomen, terwijl tegenover Lillo een Spaansch fort gebouwd werd. Dit alles ter voorbereiding van de belegering van Ant werpen, dat het volgend jaar in han den van den vijand zou vallen. Gecom mitteerden verzoeken den Prins ver sterkingen te zenden reeds is Alexander Haultain, de Vlissingsche gouverneur naar Goes vertrokken en hem was dienzelfden 9en Juli het garnizoen van Arnemuiden toe gezonden. Ook hoopt men de Schotsche troepen, vrijgekomen uit het gevallen Yperen, nu te Sluis zijnde, ter versterking te zenden. Dit schrijver} "al den Prins niet meer bijzijn leven bereikt hebben reeds den 12en Juli kwam de Vlissingsche pen sionaris, die te Delft vertoefde, aan Ge committeerden mededeeling doen van de ramp. „Alsoo ons desen morgenstont by den pensionaris van Vlissyngen sekere tydinghe (Godt betert) is gebracht van de doot van Syne Ex.ie" wordt aan de zes stemhebbende steden geschreven, „dient terctonts by elcanderen ghecommen om ordre te stellen op de regeeringhe", zooals reeds in Holland gebeurd is. „En suit niet laeten naer communicatie van desen met uwen collegie yemande van Ulieden staens- voets ende terstonts herwaerts bij ons te seynden". Maar ook de militaire aangelegenheden werden niet uit het oog verloren. Had reeds de Prins kort voor zijn dood nog plakkaten doen vernieuwen „van tverbodt van den toevoer ende commercie op ende metten vyandt", waarvoor zelfs to Vlissingen we derom een admiraliteit was opgericht d.w.z. een prijzenhof ik hoop er later op terug te komen, gecommitteerden regel den ook dadelijk den afweer tegen mo gelijke aanvallen van den vijand, die misbruik kon maken van de verwar ring en ontsteltenis door den plotselin- gen dood van den Prins. Nog dienzelfden 12en Juli wordt omstandig aan den Zeeuwsch-Hollandschen agent te Londen, Joachim Ortell, geschreven, maar tevens niet verzuimd te vermelden „de Staeten hebben alhier vergadert geweest, dewelcke hoe wel nyet sonder groote drouffheyt, nochtans een sonderlingh dapper ende mannelyk gemoet bewesen hebben int aen- hooren van dese tydynge", tevens hebben zij goede orde doen stellen „soo wel tot ver- sekertheyt van de plaetsen ende stercten van Zeelandt ende hare frontieren", wat ook in Holland gebeurd is, naar de Vlis singsche pensionaris, zoo pas uit Holland naar hen afgevaardigd, heeft medegedeeld. Aan den gouverneur van Bergen op Zoom wordt 16 Juli op het hart gedrukt alle aan dacht te wijden aan den vijand, die na zijn succes bij Liefkenshoek, Lilloo belegerd houdt, het op Bergen en Tholen gemunt heeft. Bovendien dient hij te verhinderen, dat soldaten en burgers meubels enz. ver- ltoopen, alsof men vreest de stad te moeten verlaten, wat aan de bewoners den moed zou benemen. Zoo ook wordt aan den ma gistraat van het bedreigde Antwerpen ge schreven dienzelfden 16en Juli, dat men troepen zal zenden naar de belaagde pun ten, maar tevens „alzoo wy met bedroeff- den hertten verstaen hebbende den lee- lycken moort in den persoon van Zyne Ex.ie, oorboir gevonden hebben" afgevaar digden te zenden naar de vergadering van de „generaliteyt tot Delft", verzoeken zij ook afgevaardigden van Antwerpen te zenden. Men wijst er den magistraat ook op, dat „hier veel uwer treffelicke borgers, manspersoonen, nyet alleen cooplieden maer oock collonels ende dekens gevlucht" zijn, „die uwe stadt verswackeu ende decoura- geeren, waertegens wel dient versien". (On der „colonels" moet hier verstaan worden hoofden der burgervendels uit Antwerpen). Om Terneuzen te behouden tegen den steeds opdringenden vijand, was het noodig enkele dijken door te steken en zoo wor den de beroemde „Capiteyn Maerten Drooghe" en de vestingbouwkundige Ma- rinus Kempe 4) gezonden naar het fort van Terneuzen om met den kommandant aldaar overleg te plegen over het doorsteken van den „Hulsterdyck" en het stukmaken der sluis, hetzelfde zal geschieden aan den „sesdyck van Willemskercke", alzoo wordt den 18 en Juli gelast. Admiraal Bloys van Treslong, de gouverneur Jhr. Alexander Haultain en de thesorier Manmaker wor den gedirigeerd naar Zuid-Beveland om de Santvlietsche dijk door te steken en de sluis aldaar af te breken of de dijk van „Beren- drecht" wat Marnix van St. Aldegonde, de Antwerpsche burgemeester wil waar door Lillo kan behouden blijven. Zoo ook zal men naar Goes gaan om nauwkeurig te bestudeeren, welke dijken daar moeten worden doorgestoken, bijv. van de C "ische polders, in het algemeen alles te doen wat het behoud van stad en land van ter Goes kan bevorderen. Uit het schrijven aan Aldegonde spreekt ook berusting in den wil van God „naerdien Godt almachtich belyeft heeft sulex te ge- hengen willen wy t selve in t goede houden, betrouwende dat Godt almachtich deur Syn godlycke genade onse goede saecke sal mainteneren, soo ons sonderlynghe toe- staet tot t zelve in aider vermogen de handt te strecken" (m.a.w. de Heer moge hen vergunnen daartoe de behulpzame hand te verleenen). Zoo schrijven Gecommitteerden den 19en Juli. Besloten werd instemming te betuigen met het besluit van de Staten-Generaal, dat de afgevaardigden van elke provincie, die aan de begrafenis deelnamen, rouw kleederen zouden dragen op gemeenschap pelijke kosten der provinciën. Zoo ook werd overeengekomen een biddag te houden op 1 Augustus. Aan alle steden in Zeeland werd een desbetreffende missive gezonden „om alsoo teghens Godt den Heer te ver soenen, die sonder twyffel op ons groote- lyx is vergramt midts door) die be- soeckynge gedaen by sulcken grouwelicken moort in den persoon van Zyne Princelyke Excellentie hoochloffelieker memorien on sen Vroomen Vader des Vaderlandts ende ons dreygende met meer randere roeden, van welcke versoenynge met vasten bidden ende bekeerynge van sonden wij te hopen hebben, dat Godt die Heere syn ghenadighe ooghen open doende ende ons ontfermende, ons een goede ende vaste regeling en een nyeuw hooft teghen die bloediglie aen- slagen der vyanden weder sal verleenen, tot Synder gloriën ende onser salicheyt". Dit schrijven dateert van den 20en Juli. Bekend is, dat hoe donker het jaar 1584 ook leek, terwijl het volgend jaar Antwer pen in 's vijands handen kwam, de bloei van Holland en Zeeland steeds toenam. De Spaansche regeering mocht met voldoening zien, dat honderden woelige kettersche ge zinnen de overgegeven steden metterwoon verlieten, de beide genoemde gewesten ont vingen hen met open armen en zoo pluk ten de beide zeeprovinciën de vruchten van Parma's overwinningen, al begonnen deze meer en meer Holland en speciaal Zeelar I van alle kanten met groot gevaar te dreigen. 1) Reeds 28 Maart, dus niet, zooals Prof. Blok in zijn „Geschiedenis v/h Nederl. Volk" zegt, in Mei. Men oordeele Den 28en Maart schrijven Gecommitt. „Die van Brugge beantwoordende die brieven van den Raede alhier, verexcuseren hun van den tractate metten vyandt" van toen af is dus Brugge voor actieve medewerking tegen den vijand verloren. Cornelis Clays sen, de vice-admiraal, brengt deze missive over, tegelijk met de „confessie van Hans Hanssen". (Zie Vliss. Cour. van 7, 11, 16 Juli). 2) Vgl. Strada, lib. VII, p. 369, Van Meteren, fol. 76, Hooft VII, 281. 3) Cornelis Claessen werd in 1574 in de plaats van Jan de Moor tot vice-admiraal aangesteld. Hij woonde in 1577 en 1578 in de Breewaterstraat, no. 36. Hij was in 1622 equipagemeester. Den 13 Febr. 1626 wor de door zijn erfgenamen .zijn landerijen verkocht, samen groot 21 gemeten en 199 roeden. Hij nam in 1572 reeds voor Sluis vier Spaansche schepen, was een krachtig onderbevelhebber onder Lodewijk Boisot in 1574 tegen de Spaansche vloot uit Antwer pen, hielp mede Leiden ontzetten in het zelfde jaar. Hij werd geregeld naar den Prins afgevaardigd om dezen van advies te dienen in zeezaken. Vermoedelijk was hij ook degene, die gemaakt had, dat bij de heroprichting der Zeeuwsche admiraliteit in 15S4, Vlissingen aangewezen werd als zetel. Zooals men weet is deze na den dood van den Prins (moet men hier lezen, na door) te Middelburg gevestigd. 4) In een brief van 1585 wordt gesproken van Marinis Cornelis Kempe, „fortificateur deser stede". Deze woonde in 1577 en 1578 op de Oostzijde C no. 9, nu Bellamypark 38. Hij werd schepen in 1575, raad in 1577. Hem werd nog in 1594 en 1595 het toezicht opgedragen over de forticitatiën van Ram- mekens of Zeeburch. Hij ook was het, die in 1581 Vlissingen versterkte, zooals Si mon Stevin in 1609. Maarten Corneliszn Drooghe, eveneens een Vlissinger, behoorde met Jan de Moor en Joos de Wale tot die onverschrokken zeelieden, waar de zaak der vrijheid zoo onnoemelijk veel aan te danken heeft. (Vgl. ook brief van 15 Aug, 1584 Acteboek Gecomm.). H. G. VAN GROL, Archivaris. Fl itsen ENKELE GEDACHTEN OMTRENT DE WERKLOOSHEID. De werkloosheid is een probleem met twee bijzonder sterk naar voren komende facetten. Ten eerste heeft men een soort permanente werkloosheid als gevolg van de technische verbetering der bedrijven, waar bij de machine den arbeid vervangt van tal van arbeiders en ten tweede heeft men de werkloosheid, welke het gevolg is van de stagnatie in het economische leven als uit vloeisel van evenwichtsverstoringen, die min of meer periodiek optreden en die het eene moment veel heftiger zijn dan het andere. Misschien zouden wij voor liet huidige moment een derde fase kunnen noemen en Wel de werkloosheid, ontstaan door het overgaan der maatschappij naar een geheel nieuwe structuur. Toen de werkloosheid groote afmetingen ging aannemen, dacht men in het begin aan de periodieke crisis. Men veronderstelde, dat ook ditmaal het evenwichtsherstel ge leidelijk uit eigen kracht zou ontstaan en men volstond met het verleenen van steun, z :als men dit in vroegere crisis-perioden gewend was. De Staat kwam hierdoor op zware lasten, doch die lasten zouden ge leidelijk verminderen en in de welvaartsera, die gewoonlijk perioden van depressie op volgt, worden terugverdiend door stijgende belastingen en andere staatsinkomsten. Het ziet er naar uit, dat het gewone ver loop ditmaal niet zal plaats vinden en al zal misschien t.z.t. blijken, dat ook nu een redres langs de oude wegen zal volgen tegen de verwachtingen in, dan zullen de gebrach te offers zulke afmetingen hebben aange nomen, da,t deze niet op de natuurlijke wijze zullen kunnen worden gedelgd. Van daar, dat de regeering overweegt de uitkee- ringen tot bescheidener afmetingen terug te brengen en tevens om de instanties, wel ke den werkloosheidsteun hebben te dragen, te nopen tot zware versobering op elk ter rein, waar versoberd kan worden, terwijl de uitkeeringen ten laste van den gewonen dienst moeten worden gebracht om een ko mende generatie, die het toch al zoo moeilijk zal hebben, niet extra te belasten. Wij kennen den werkloozensteun in den vorm van oirecte uitkeeringen zonder dat hiervoor arbeid gepresteerd wordt en de werkverruiming. Beide o.i. echter middelen, die slechts korten tijd effect zullen kunnen sorteeren. Duurt de periode van werkloos heid te lang, dan zullen de steuntrekkers, di niet werken kunnen, moreel sterk ach teruitgaan en tot een leven gedoemd zijn zonder levensvreugde. De enkelen daarge laten, heeft de normale mensch behoefte aan „werk"hij wil in het productie proces zijn ingeschakeld teneinde zichzelf niet als een onnut voorwerp te voelen. Steuntrekken, hoe logisch op zichzelf ook, wordt door het slachtoffer al? het verkrij gen van een „aalmoes" gevoeld, terwijl de genen, die de offers hebben te brengen, ge woonlijk niet anders denken. Ook de werk verruiming, zooals deze momenteel wordt toegepast, is niet practisch het brengt den mensch in een ander werkmilieu dan waar in hij gewoon was en waarheen zijn aspi raties gaan. Werk, dat om welke reden ook, iemand niet „ligt", veroorzaakt ontevreden heid, werkt arbeids-schuwheid in de hand en vermindert de werk-energie. Men zal ten slotte toch hebben over te gaan tot de inschakeling van het bedrijfs leven in de werkverschaffing. De regeering zal toch moeten overgaan tot het gaan steunen van het bedrijfsleven, mits de be drijfsleiders zich onderwerpen aan de eischen, door de Overheid te stellen. Er zijn immers verschillende bedrijven, die een be hoorlijk bestaan zouden kunnen vinden, in dien de kostprijs zou kunnen worden gere-

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1934 | | pagina 1