1000
500
300
25
4 AUGUSTUS
No. 182
72e Jaargang
1934-
Uitgave: firma f. VAK DE VELDE Jr., Walstraat 58-60, Vlissingin.Teief. 10. Postrekening 6G2W
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zondag en algemeen erkende Christelijke feestdagen
Dit nummer bestaat uit vier bladen. - Eerste blad.
Benarde toestand der Zeeuwen in de dagen van den moord op
Prins Willemde Prins in alles hun toeverlaat.
HENNiNG'S
F0T0HANDEL
VLISSINGSCHE COURANT
ABONNEMENTSPRIJS: Voor alle gemeenten op Walcheren en waar agentschappen geves
tigd zijn 2.20 per 3 maanden. Franco door het geheele rijk 2.50. Voor België, Duitschland
en Frankrijk /3.40. Voor de overige landen bij wekel. verz. 3.20. Afzonderlijke nrs. 5 cent
ADVERTENTIEPRIJSVan 1—5 regels 1.25iedere regel meer 25 cent. Bij abonnement
speciale prijzen. Reclames 50 ct. p. regel. Kleine advertenties van 1—5 regels 50 ct. Iedere regel
meer 10 ct (max. 10 regels). Bij 3 maal plaatsing van 1—5 regels /Ialles bij vooruitbetaling
De abonné's in 't bezit eener
Polis, zijn GRATIS verze
kerd tegen ongelukken voor
gulden bij levens
lange ongeschikt
heid tot werken.
gulden bij dood
door
een ongeluk.
gulden bij verlies
van een
hand, voet of oog.
gulden bij verlies
van
een duim
gulden bij verlies
van een
wijsvinger
gulden bij verlies
van eiken
anderen vinger
AANGESLOTEN BIJ HET BUREAU VOOR PUBLICITEITSWAARDE, INGESTELD DOOR DE VEREENIGING „DE NEDERLANDSCHE DAGBLADPERS'1
„De vijand dringt vast aan met opgeheven vaan". - Sluis en Terneuzen
bedreigd, Sas van Gent en Hulst in handen van den vijand, Liefkenshoek
eveneensNog 9 Juli, dus den dag vóór den moord, wordt aan den
Prins geschreven. De pensionaris van Vlissingen, Mr. Jan van
der Beke, brengt de Jobstijding van den moord, daartoe afge
vaardigd door de Staten-Generaal, aan Gecommitteerden van
Zeeland. „Nochtaps een sonderlingh dapper ende mannelijk
ghemoet'\ „Biddach" op 1 Augustus„Onse Vroome
Vader des Vaderlandts'\
Het jaar '1584 was voor Zeeland een jaar
van groote zorg- en bekommering. In de
brieven, geschreven door Gecommitteerde
Raden aan verschillende bewindsmannen,
in de eerste plaats aan den Prins vóór den
fatalen lOen Juli, drukt zwaar de beklem
ming van de Zeeuwsche regeeringspersonen
voor de groote bedrijvigheid van den vijand,
die, door den genialen Panna geleid, een
geweldige activiteit ontwikkelde. Nog wa
ren Brugge, Gent althans in de eerste helft
van dit jaar, Staatsch, Oostend 2, Sluis had
den nog Staatsche bezetting, evenals de
versterkingen aan de Schelde Lillo enz.,
maar de berichten uit de, nog zich met
moeite staande houdende, door den vijand
bedreigde, plaatsen waren allesbehalve be
vredigend en de vluchtende Vlamingen, die
hier naartoe kwamen, vermeerderden nog
de spanning en de vrees.
Gecommitteerde Raden schreven aan den
Prins nog vlak voor zijn dood hun bekom
mernissen, want juist uit deze spontaan ge
schreven brieven blijkt, hoe de Prins naast
God was „hun schilt' ende betrouwen". Zij
maakten hem van alles deelgenoot.
Hoe bezwaarde het hun, dat Brugge zich
aan den vijand had overgegeven i), de vice-
admiraal Cornelis Clayssen werd met de
Jobstijding aan den Prins belast en bracht
tevens de brieven over den 28en Maart
hij had nog onlangs drie groote schepen
genomen, die uitstekend als oorlogsschepen
konden worden uitgerust De Prins ant
woordde hun den 31en Maart, „beduchtende
dat de selve stadt Brugghe daarby in
ceuwich verderf geschapen is te vallen",
dringt er tevens op aan „op de stede van
Oostende met allen moghelijcken ernst te
letten", er voor te zorgen, dat de bezetting
van Oostende haar soldij geregeld ontvangt,
waartoe de middelen worden aangewezen,
bijv. „de goederen ende coopmanschappen
in Zeelandt ghevlucht synde ende dien van
Brugghe ende andere metten vyandt partie
houdende". Gij moet er wel aan denken,
zoo vervolgt de Prins „hoe hoochlicken den
lande van Zeelandt aende bovengen, stadt
van Oistende is ghelegen" men begrijpe
goed, dat de Prins vreesde, dat Ostende in
vijands hana een maritiem steunpunt en
tevens een piratennest zou worden. De
Prins zendt tevens brieven voor den „gou
verneur capiteynen ende soldaten binnen
Ostende" met verzoek deze zoo spoedig
mogelijk daar te doen bezorgen.
Maar behalve Oostende worden ook be
dreigd Antwerpen, Terneuzen, Sluis, Ber-
gei op Zoom en Gecommitteerden begrepen
evengoed als de Prins, dat de val van deze
plaatsen ten gevolge zou hebben, dat Zee
land voor een rechtstreekschen aanval aan
de beurt kwam.
Maar men keek ook nog verder en de
Prins had wel zooveel invloed, dat hij Ge
committeerden van Zeeland ook wist te
bewegen enkele vendels te zenden naar de
Veluwe, die vanuit Zutfen gestadig be
dreigd werd. Ook geldelijk stonden ze de
Veluwe bij of eigenlijk Gelderland, dat zelf
verarmd was door de plunderingen en
strooptochten, zoodat begrijpelijk is, dat
Gecommitteerden wel eens klaagden over
de lasten hun opgelegd, waartoe zij maar
steeds de middelen moesten vinden. Maar
men begreep heel goed, dat het niet anders
kon, want de dreiging was dichtbij. Nieuw-
poort en Dixmuiden waren in Parma's
handen, dus een groot gedeelte van de
Vlaamsche kust, Duinkerken eveneens, het
laatst van 1583 had zich de Spanjaard ge
nesteld in Steenbergen, Sas van Gent,
Hulst en Rupelmonde, zoo ook in Aalst.
Men kon zich den vijand slechts van het
lijf houden door in Zeeuwsch-Vlaanderen
on in de buurt van Antwerpen de dijken
door te steken. Yperen was reeds 7 April
1584 gevallen, Gent werd nauw ingesloten
en zou 17 September zich overgeven.
En al mochten Gecommitteerden dan
ook al nauwkeurig den Prins voorrekenen,
hoeveel zij maandelijks wel moesten offeren
ten algemeenen nutte, zij wisten „van
wycken noch van wancken". En wel zwaar
waren de offers, daar eigenlijk alleen Hol
land en Zeeland in staat waren de lasten
op te brengen. Volgens het schrijven en de
nauwkeurige specificatie aan den Prins,
gedateerd 14 April, bedroegen hun uitgaven
en oorlogslasten 27036 Vis. ruim per
maand en dat nog alleen voor het personeel
aan soldijen en gages. Daar kwamen nog
heel wat uitgaven bij aan oorlogsmateriaal
e.d., zoo was men bijv. koortsachtig bezig
het fort van Neuzen te bouwen, „welck fort
aireede gecost heeft vele duysenden. ende
noch costen sal". Zoo men hen daarbij niet
helpt, zoo dreigen Gecommitteerden, zullen
zij zich genoodzaakt zien „tot onsen groo-
ten verdriete" er mee op te houden „als
wesende hetzelve buyten de provincie van
Zeelandt".
Men ziet„Staats-Vlaanderen" zou nooit
tot Zeeland gerekend worden, de eilanden
beooster en bewester Schelde, dat was
Zeeland. Men beschouwde Sluis, Terneuzen
enz. als het glacis der vesting Zeeland.
Sluis had ook reeds meer dan 20.000 gul
dens gekost en dit nam steeds toe hoe
meer het gevaar naderbij kwam Ook
„Bergen óp den Zoom" steunde men reeds,
vandaar dat men Z.E. verzocht „de bond-
genooten" (wel te verstaan de andere ge
ünieerde provinciën) eens meer te laten bij
dragen, zij „connen bedencken hoe benout
ende beswaert wij hier zitten, verre boven
onse macht."
Hoe drukkend de lasten ook waren, men
bleef niet blind voor de harde noodzakelijk
heid ervan en zoo verzuimden Gecomm. ook
niet, den Prins den 17en April er op te wijzen,"
dat naar hun mëening Bergen op Zoom niet
genoeg de aandacht heeft. Zij voelen zich
gedrongen „t groot mishagen, dat alle
vrome hebben" te kennen te geven, „datter
soo weynich acht genomen werdt op
Uwe F.G. stadt van Berghen opten Zoom,
nochtans voor alle den provinciën ende
sonderlinge oick voor de staat Antwerpen
ende Hollant ende Zeelandt" zoo van be-'
lang zijnde. Vandaar hun dringende wenk
meer zorg aan deze stad te wijden en met
het oog „op die zaken van Vlaenderen ende
Berghen ende andere" de garnizoenen van
Walcheren en Terneuzen, die afdeelingen
naar Gelderland en wel „naer de Veluwe"
hebben gezonden, weder voltallig te ma
ken door de troepen weer „herwaerts" te
doen keeren.
Nog den derden Juli, dus een week voor
's Prinsen gewelddadigen dood, zonden Ge
committeerden een expresse koerier met de
mededeeling, dat de Staten van Brabant
door „examinatie" van een gevangene ver
nomen haddèn, dat de vijand éen „entre-
prinse"' onderneming) van zins was
op Tholen, met de klaarblijkelijke bedoe
ling Bergen op Zoom af te snijden. Voor
alle zekerheid werd den dag daarop
nog dezelfde mededeeling aan den Prins
gezonden. Den 7den wordt er in een
schrijven aan den Prins op aangedrongen,
dat het garnizoen weder van de Veluwe
naar Walcheren worde gedirigeerd. Zelfs
vreest men, dat Mondragon er over denkt
„de prendre son chemin vers Suijtbevelande
par les drooghtes ou quil a autresfois passé"
(inderdaad had Mondragon in Oct. 1572 2)
een dergelijke tocht ondernomen tot ontzet
van Goes, zooals Ulloa in 1576 over het
Zijpe tusschen St.Philipsland enDuiveland),
zooals Gecommitteerden den 7en Juli aan
Haultain schreven, nadat het hun bericht was
door den vice-admiraal Cornelis Clayssen 3).
Ook had de vice-admiraal medegedeeld,
dat de vijand 10 of 12 galeien in Hulster
haven gereed hield voor een onderneming
tegen Zuid-Beveland. Bovendien werd Ber
gen op Zoom bedreigd „alsoo die vyandt
synen wegh ghenomen heeft naer Ossen-
drecht en de quartieren daeromtrent", zoo
dat Sluis werd verzocht een paar compag
nieën naar Bergen op Zoom te zenden,
waarvoor de bevelhebber van Sluis niet erg
te vinden was, blijkens de gevoerde corres
pondentie van 8 Juli. Den 9en Juli, dus den
dag vóór den moord, wordt, aan den Prins ge
schreven, hoe „Sieur Jacques van de Walle",
HET GROOTSTE AMUSEMENT
IS HETZELF-FOTOGRAFEEREN
(VI H 01
- X
O
1- J
O or.
H CO W
LU Q
tn z
D
U.D.1"
VE AANGENAAMSTE
BEDIENING VINDT U
IN ONZE ZAAK!
BADHUISSTRAAT 63
een „colonel uit Antwerpen", bij gecommit
teerden is gekomen en medegedeeld heeft
„hoe dat den vyandt met groote menichte
van volcke ghecommen is voor tfort van
Lillo ende andere forten, op de riviere lig
gende hebbende jeghenwoordich t geschut
geplant voor tvoorsz fort van Lillo ende
de Prince van Parma in persoon aen dan-
dere syde van de riviere tegensover t fort
van Lilloo met twaelff stucken geschuts
om te moghen empareeren t fort van Lyeff-
kenshoeck en te beduchten is deselve tge-
weldt van den vyandt nyet en sullen connen
wederstaen als wesende deselve onversien
van volcke" inderdaad werd het Staat
sche fort Liefkenshoek, dat nog niet vol
tooid .was, juist den dag van den moord
ingenomen, terwijl tegenover Lillo een
Spaansch fort gebouwd werd. Dit alles ter
voorbereiding van de belegering van Ant
werpen, dat het volgend jaar in han
den van den vijand zou vallen. Gecom
mitteerden verzoeken den Prins ver
sterkingen te zenden reeds is Alexander
Haultain, de Vlissingsche gouverneur naar
Goes vertrokken en hem was dienzelfden
9en Juli het garnizoen van Arnemuiden toe
gezonden. Ook hoopt men de Schotsche
troepen, vrijgekomen uit het gevallen
Yperen, nu te Sluis zijnde, ter versterking
te zenden. Dit schrijver} "al den Prins niet
meer bijzijn leven bereikt hebben reeds
den 12en Juli kwam de Vlissingsche pen
sionaris, die te Delft vertoefde, aan Ge
committeerden mededeeling doen van de
ramp. „Alsoo ons desen morgenstont by
den pensionaris van Vlissyngen sekere
tydinghe (Godt betert) is gebracht van de
doot van Syne Ex.ie" wordt aan de zes
stemhebbende steden geschreven, „dient
terctonts by elcanderen ghecommen om
ordre te stellen op de regeeringhe", zooals
reeds in Holland gebeurd is. „En suit niet
laeten naer communicatie van desen met
uwen collegie yemande van Ulieden staens-
voets ende terstonts herwaerts bij ons te
seynden".
Maar ook de militaire aangelegenheden
werden niet uit het oog verloren. Had reeds
de Prins kort voor zijn dood nog plakkaten
doen vernieuwen „van tverbodt van den
toevoer ende commercie op ende metten
vyandt", waarvoor zelfs to Vlissingen we
derom een admiraliteit was opgericht
d.w.z. een prijzenhof ik hoop er later op
terug te komen, gecommitteerden regel
den ook dadelijk den afweer tegen mo
gelijke aanvallen van den vijand, die
misbruik kon maken van de verwar
ring en ontsteltenis door den plotselin-
gen dood van den Prins. Nog dienzelfden
12en Juli wordt omstandig aan den
Zeeuwsch-Hollandschen agent te Londen,
Joachim Ortell, geschreven, maar tevens
niet verzuimd te vermelden „de Staeten
hebben alhier vergadert geweest, dewelcke
hoe wel nyet sonder groote drouffheyt,
nochtans een sonderlingh dapper ende
mannelyk gemoet bewesen hebben int aen-
hooren van dese tydynge", tevens hebben zij
goede orde doen stellen „soo wel tot ver-
sekertheyt van de plaetsen ende stercten
van Zeelandt ende hare frontieren", wat
ook in Holland gebeurd is, naar de Vlis
singsche pensionaris, zoo pas uit Holland
naar hen afgevaardigd, heeft medegedeeld.
Aan den gouverneur van Bergen op Zoom
wordt 16 Juli op het hart gedrukt alle aan
dacht te wijden aan den vijand, die na zijn
succes bij Liefkenshoek, Lilloo belegerd
houdt, het op Bergen en Tholen gemunt
heeft. Bovendien dient hij te verhinderen,
dat soldaten en burgers meubels enz. ver-
ltoopen, alsof men vreest de stad te moeten
verlaten, wat aan de bewoners den moed
zou benemen. Zoo ook wordt aan den ma
gistraat van het bedreigde Antwerpen ge
schreven dienzelfden 16en Juli, dat men
troepen zal zenden naar de belaagde pun
ten, maar tevens „alzoo wy met bedroeff-
den hertten verstaen hebbende den lee-
lycken moort in den persoon van Zyne
Ex.ie, oorboir gevonden hebben" afgevaar
digden te zenden naar de vergadering van
de „generaliteyt tot Delft", verzoeken zij
ook afgevaardigden van Antwerpen te
zenden. Men wijst er den magistraat ook op,
dat „hier veel uwer treffelicke borgers,
manspersoonen, nyet alleen cooplieden maer
oock collonels ende dekens gevlucht" zijn,
„die uwe stadt verswackeu ende decoura-
geeren, waertegens wel dient versien". (On
der „colonels" moet hier verstaan worden
hoofden der burgervendels uit Antwerpen).
Om Terneuzen te behouden tegen den
steeds opdringenden vijand, was het noodig
enkele dijken door te steken en zoo wor
den de beroemde „Capiteyn Maerten
Drooghe" en de vestingbouwkundige Ma-
rinus Kempe 4) gezonden naar het fort van
Terneuzen om met den kommandant aldaar
overleg te plegen over het doorsteken van
den „Hulsterdyck" en het stukmaken der
sluis, hetzelfde zal geschieden aan den
„sesdyck van Willemskercke", alzoo wordt
den 18 en Juli gelast. Admiraal Bloys van
Treslong, de gouverneur Jhr. Alexander
Haultain en de thesorier Manmaker wor
den gedirigeerd naar Zuid-Beveland om de
Santvlietsche dijk door te steken en de sluis
aldaar af te breken of de dijk van „Beren-
drecht" wat Marnix van St. Aldegonde,
de Antwerpsche burgemeester wil waar
door Lillo kan behouden blijven. Zoo ook
zal men naar Goes gaan om nauwkeurig
te bestudeeren, welke dijken daar moeten
worden doorgestoken, bijv. van de C "ische
polders, in het algemeen alles te doen wat
het behoud van stad en land van ter Goes
kan bevorderen.
Uit het schrijven aan Aldegonde spreekt ook
berusting in den wil van God „naerdien
Godt almachtich belyeft heeft sulex te ge-
hengen willen wy t selve in t goede houden,
betrouwende dat Godt almachtich deur Syn
godlycke genade onse goede saecke sal
mainteneren, soo ons sonderlynghe toe-
staet tot t zelve in aider vermogen de handt
te strecken" (m.a.w. de Heer moge hen
vergunnen daartoe de behulpzame hand te
verleenen). Zoo schrijven Gecommitteerden
den 19en Juli.
Besloten werd instemming te betuigen
met het besluit van de Staten-Generaal,
dat de afgevaardigden van elke provincie,
die aan de begrafenis deelnamen, rouw
kleederen zouden dragen op gemeenschap
pelijke kosten der provinciën. Zoo ook werd
overeengekomen een biddag te houden op
1 Augustus. Aan alle steden in Zeeland
werd een desbetreffende missive gezonden
„om alsoo teghens Godt den Heer te ver
soenen, die sonder twyffel op ons groote-
lyx is vergramt midts door) die be-
soeckynge gedaen by sulcken grouwelicken
moort in den persoon van Zyne Princelyke
Excellentie hoochloffelieker memorien on
sen Vroomen Vader des Vaderlandts ende
ons dreygende met meer randere roeden,
van welcke versoenynge met vasten bidden
ende bekeerynge van sonden wij te hopen
hebben, dat Godt die Heere syn ghenadighe
ooghen open doende ende ons ontfermende,
ons een goede ende vaste regeling en een
nyeuw hooft teghen die bloediglie aen-
slagen der vyanden weder sal verleenen, tot
Synder gloriën ende onser salicheyt".
Dit schrijven dateert van den 20en Juli.
Bekend is, dat hoe donker het jaar 1584
ook leek, terwijl het volgend jaar Antwer
pen in 's vijands handen kwam, de bloei van
Holland en Zeeland steeds toenam. De
Spaansche regeering mocht met voldoening
zien, dat honderden woelige kettersche ge
zinnen de overgegeven steden metterwoon
verlieten, de beide genoemde gewesten ont
vingen hen met open armen en zoo pluk
ten de beide zeeprovinciën de vruchten van
Parma's overwinningen, al begonnen deze
meer en meer Holland en speciaal Zeelar I
van alle kanten met groot gevaar te
dreigen.
1) Reeds 28 Maart, dus niet, zooals Prof.
Blok in zijn „Geschiedenis v/h Nederl.
Volk" zegt, in Mei. Men oordeele Den
28en Maart schrijven Gecommitt. „Die van
Brugge beantwoordende die brieven van
den Raede alhier, verexcuseren hun van
den tractate metten vyandt" van toen af
is dus Brugge voor actieve medewerking
tegen den vijand verloren. Cornelis Clays
sen, de vice-admiraal, brengt deze missive
over, tegelijk met de „confessie van Hans
Hanssen". (Zie Vliss. Cour. van 7, 11, 16
Juli).
2) Vgl. Strada, lib. VII, p. 369, Van
Meteren, fol. 76, Hooft VII, 281.
3) Cornelis Claessen werd in 1574 in de
plaats van Jan de Moor tot vice-admiraal
aangesteld. Hij woonde in 1577 en 1578 in
de Breewaterstraat, no. 36. Hij was in 1622
equipagemeester. Den 13 Febr. 1626 wor
de door zijn erfgenamen .zijn landerijen
verkocht, samen groot 21 gemeten en 199
roeden. Hij nam in 1572 reeds voor Sluis
vier Spaansche schepen, was een krachtig
onderbevelhebber onder Lodewijk Boisot in
1574 tegen de Spaansche vloot uit Antwer
pen, hielp mede Leiden ontzetten in het
zelfde jaar. Hij werd geregeld naar den
Prins afgevaardigd om dezen van advies te
dienen in zeezaken. Vermoedelijk was hij
ook degene, die gemaakt had, dat bij de
heroprichting der Zeeuwsche admiraliteit
in 15S4, Vlissingen aangewezen werd als
zetel. Zooals men weet is deze na den dood
van den Prins (moet men hier lezen, na
door) te Middelburg gevestigd.
4) In een brief van 1585 wordt gesproken
van Marinis Cornelis Kempe, „fortificateur
deser stede". Deze woonde in 1577 en 1578
op de Oostzijde C no. 9, nu Bellamypark 38.
Hij werd schepen in 1575, raad in 1577.
Hem werd nog in 1594 en 1595 het toezicht
opgedragen over de forticitatiën van Ram-
mekens of Zeeburch. Hij ook was het, die
in 1581 Vlissingen versterkte, zooals Si
mon Stevin in 1609. Maarten Corneliszn
Drooghe, eveneens een Vlissinger, behoorde
met Jan de Moor en Joos de Wale tot die
onverschrokken zeelieden, waar de zaak
der vrijheid zoo onnoemelijk veel aan te
danken heeft. (Vgl. ook brief van 15 Aug,
1584 Acteboek Gecomm.).
H. G. VAN GROL,
Archivaris.
Fl itsen
ENKELE GEDACHTEN
OMTRENT DE WERKLOOSHEID.
De werkloosheid is een probleem met
twee bijzonder sterk naar voren komende
facetten. Ten eerste heeft men een soort
permanente werkloosheid als gevolg van de
technische verbetering der bedrijven, waar
bij de machine den arbeid vervangt van tal
van arbeiders en ten tweede heeft men de
werkloosheid, welke het gevolg is van de
stagnatie in het economische leven als uit
vloeisel van evenwichtsverstoringen, die min
of meer periodiek optreden en die het eene
moment veel heftiger zijn dan het andere.
Misschien zouden wij voor liet huidige
moment een derde fase kunnen noemen en
Wel de werkloosheid, ontstaan door het
overgaan der maatschappij naar een geheel
nieuwe structuur.
Toen de werkloosheid groote afmetingen
ging aannemen, dacht men in het begin aan
de periodieke crisis. Men veronderstelde,
dat ook ditmaal het evenwichtsherstel ge
leidelijk uit eigen kracht zou ontstaan en
men volstond met het verleenen van steun,
z :als men dit in vroegere crisis-perioden
gewend was. De Staat kwam hierdoor op
zware lasten, doch die lasten zouden ge
leidelijk verminderen en in de welvaartsera,
die gewoonlijk perioden van depressie op
volgt, worden terugverdiend door stijgende
belastingen en andere staatsinkomsten.
Het ziet er naar uit, dat het gewone ver
loop ditmaal niet zal plaats vinden en al
zal misschien t.z.t. blijken, dat ook nu een
redres langs de oude wegen zal volgen tegen
de verwachtingen in, dan zullen de gebrach
te offers zulke afmetingen hebben aange
nomen, da,t deze niet op de natuurlijke
wijze zullen kunnen worden gedelgd. Van
daar, dat de regeering overweegt de uitkee-
ringen tot bescheidener afmetingen terug
te brengen en tevens om de instanties, wel
ke den werkloosheidsteun hebben te dragen,
te nopen tot zware versobering op elk ter
rein, waar versoberd kan worden, terwijl de
uitkeeringen ten laste van den gewonen
dienst moeten worden gebracht om een ko
mende generatie, die het toch al zoo moeilijk
zal hebben, niet extra te belasten.
Wij kennen den werkloozensteun in den
vorm van oirecte uitkeeringen zonder dat
hiervoor arbeid gepresteerd wordt en de
werkverruiming. Beide o.i. echter middelen,
die slechts korten tijd effect zullen kunnen
sorteeren. Duurt de periode van werkloos
heid te lang, dan zullen de steuntrekkers,
di niet werken kunnen, moreel sterk ach
teruitgaan en tot een leven gedoemd zijn
zonder levensvreugde. De enkelen daarge
laten, heeft de normale mensch behoefte
aan „werk"hij wil in het productie
proces zijn ingeschakeld teneinde zichzelf
niet als een onnut voorwerp te voelen.
Steuntrekken, hoe logisch op zichzelf ook,
wordt door het slachtoffer al? het verkrij
gen van een „aalmoes" gevoeld, terwijl de
genen, die de offers hebben te brengen, ge
woonlijk niet anders denken. Ook de werk
verruiming, zooals deze momenteel wordt
toegepast, is niet practisch het brengt den
mensch in een ander werkmilieu dan waar
in hij gewoon was en waarheen zijn aspi
raties gaan. Werk, dat om welke reden ook,
iemand niet „ligt", veroorzaakt ontevreden
heid, werkt arbeids-schuwheid in de hand
en vermindert de werk-energie.
Men zal ten slotte toch hebben over te
gaan tot de inschakeling van het bedrijfs
leven in de werkverschaffing. De regeering
zal toch moeten overgaan tot het gaan
steunen van het bedrijfsleven, mits de be
drijfsleiders zich onderwerpen aan de
eischen, door de Overheid te stellen. Er zijn
immers verschillende bedrijven, die een be
hoorlijk bestaan zouden kunnen vinden, in
dien de kostprijs zou kunnen worden gere-