lieai 4 GROOTE STUKKEN TU, TWEEDE BLAD HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor IOcL PROVINCIALE STATEN FEUILLETGN In het holst van den nacht Ratten vernielen zolder en dak. cent Woensdag 30 Mei 1934. No. 125. Flitsen De verhouding van Staat en Maatschappij. Eén van de meest in het oog" loopende gevolgen van de crisis is ongetwijfeld het nauwer contact tusschen Staat en Maat schappij. Op een vroeger volkomen onbe kende wijze greep de Staat in het bedrijfs leven in en riep op zijn beurt dat bedrijfs leven de hulp van den Staat in, om het hoofd boven water te houden en niet door de vloedgolven overstroomd te worden. In alle landen viel dit verschijnsel waar te nemen en ook ons eigen land bleef niet verschoond. De groote moeilijkheid wa3 echter, dat de beide partijen niet waren in gesteld op een dergelijk nauw contact en op een dergelijke noodzakelijkheid tot sa menwerking. En het is aan geen twijfel meer onder hevig, dat uit deze ontwikkeling iets blij vends zal groeien, al is onder de tegen woordige verhoudingen nog moeilijk te zeg gen, welke concrete vormen dit alles zal aannemen. Steeds sterker wordt echter de behoefte gevoerd aan een goed georganiseerd con tact tusschen Staat en Maatschappij. Want daaraan mankeert het momenteel dikwijls. Zeker, dit kabinet kent voor het eerst een afzonderlijk Departement van Economische Zaken, doch gaan wij de organen na, die op het oogenblik het contact van de regee ring met het bedrijfsleven tot stand zouden moeten brengen, dan blijkt een volkomen systeemloosheid te bestaan. Vooreerst kennen wij den Economischen Raad. Doch dit is niets anders dan een col lege van deskundigen, dat advies kan ge ven over de algemeene richtlijnen van de economische politiek. In geenen deele legt hij echter een hecht contact tusschen den Staat en de verschillende vertakkingen van het economisch leven. De Nijverheidsraad en de Middenstands- raad, die reeds lang voor den Economischen Raad waren gevormd, vertegenwoordigen elk een bepaald stuk van het maatschap pelijk leven, nl. de industrie en de midden stand, doch ook zij moeten zich beperken tot het geven van adviezen. Ook deze Raden zijn in hun tegenwoordige samen stelling niet opgewassen tegen de moeilijk heden, die uit de crisis zijn voortgevloeid. In de derde plaats treffen wij over ons land verspreid een 36-tal Kamers van Koophandel aan. Ook deze onderhouden eveneens op hun wijze het contact tusschen de Staatsorganen en het bedrijfsleven. Meestal neemt dit contact den vorm aan van het zenden van adressen naar de Sta- ten-Generaal, welke adressen vaak een sterk negatief karakter dragen. De Kamers van Koophandel hebben het groote nadeel, dat zij zich slechts met re gionale belangen kunnen bezighouden. Dit leverde weinig bezwaren op in een tijd, dat het economisch leven nog een sterk locaal karakter droeg. Momenteel zijn het echter juist de belangen van geheele bedrijfstak ken, die op den voorgrond treden en be hartigd moeten worden. In de nieuwe structuur, die zich bezig is te voltrekken, zullen de Kamers van Koop handel met haar huidige werkwijze dan ook nooit een afdoende oplossing kunnen geven voor het probleem, dat ons hier be zighoudt. Ten slotte is het nog noodzakelijk, om op de functie van Regeeringscommissaris te wijzen. In verschillende bedrijfstakken kent men reeds een dergelijke functionaris, al was de aanleiding tot zijn aanstelling dan niet overal dezelfde en al strekken zijn be voegdheden zich dan niet steeds even ver uit. Overzien wij nu het geheel, dan kan geen andere conclusie getrokken worden dan dat door den loop der omstandigheden het his torisch gegroeide en het door de crisis noodzakelijk gewordene op allerlei wijze in elkander verward zijn geraakt. Overal kan men tegenwoordig hooren spreken en kan men lezen over „ordening", zonder dat een nadere omschrijving gege ven wordt van de bedoelingen van den spreker of schrijver. Doch in het onbe wuste leeft bij velen de gedachte aan het terrein, dat wij in dit artikel betreden heb ben. Eén der problemen van de toekomst zal zijn de wijze, waarop de noodzakelijk ge worden samenwerking van Staat en Maat schappij tot stand moet worden gebracht. Die samenwerking is noodig, om het ge heele economisch apparaat in stand te hou den en te verbeteren. Er moeten op den duur bepaalde richtlijnen opgesteld worden voor de organisatie van de Staatsbemoeie nis met het bedrijfsleven. De beide betrok ken partijen zullen zich daarop dan moeten instellen, ten einde langs dien weg te ko men tot meerdere eenheid van systeem. Wijziging Ambtenaren-reglemeiat. Nadat op 12 December de Staten ver schillende wijzigingen hadden aangebracht in het Ambtenaren-reglement Zeeland 1(926 kwam van den minister van binnenlandsqhe zaken op 20 December een circulaire in met de in de reglementen der gemeenten ge- wenschte redactie. Op 2 Februari jl. schre ven Ged. Staten aan den minister, wijzende op de afwijkingen, die daarvan in het pro vinciaal reglement voorkomen, of de minis ter nog wijzigingen wenschelijk achtte*, wat uit een schrijven van den bewindsman dd. 26 Februari wel degelijk het geval blijkt te zijn. Ged. Staten meenen dat aan de wen- schen van den minister gevolg moefc wor den gegeven en dat mitsdien in het Amb tenarenreglement Zeeland 1928, vooir zoo ver het bepalingen bevat, die in huar be woordingen afwijken van de door den mi nister wenschelijk geachte redactie sen voor zooverre daarin onderwerpen nog niet zijn geregeld, waarvan regeling door (den mi nister noodzakelijk wordt geoordeeld, met zoodanige bepalingen behoort te worden aangevuld. Vergeten mag hierbij niet wor den. dat door de jongste wijziging van de Ambtenarenwet 1929 de regeering thans de bevoegdheid bezit om, indien lagore orga nen in gebreke mochten blijven in hun ambtenarenreglementen zoodanige: wijzigin gen aan te brengen, als door de regeering noodig worden geacht, dergelijke bepalin gen eigener, beweging vast te stelllen. Behalve de door den minister gjewenschte wijzigingen, zijn in het ontwerp-fciesluit we derom opgenomen de bereids door de Sta ten vastgestelde wijzigingen nust betrek king tot de taak van het scheidsgerecht, die de aanvankelijke instemming van den minister konden verwerven eia ten slotte enkele bepalingen, die speciaal het zoo wei nig mogelijk dienst doen op .Zondagen en de verzekering van de gelegenheid tot het vervullen van kerkelijke plicht-en omvatten. De minister heeft o.a. nog medegedeeld, dat er bij hem geen bezwaar tegen bestaat, indien de regel van het verleonen van ont slag aan de huwende ambtenares of de daarmede gelijk gestelde, algemeen werd gesteld, zonder dat daarop uitzonderingen werden toegelaten. Ged. Staten hebben ge meend, gelet het zeer geringfe aantal vrou welijke amtenaren in diens/t der provincie, aan deze, meer eenvoudige, regeling de voorkeur te moeten geven. Wijziging jaarwedöienverordeiimg. Ged. Staten herinneren ,oan een tweetal moties, die in de laatste zitting zijn inge diend, resp. door de heeren Goossens en Van 't Hoff. De laatste doelde op de wen- schelijlcheid, dat ambtenaren op 65, inplaats van 70-jarigen leeftijd ontslag krijgen, wat Ged. Staten intusschen in de wijzigingen van het ambtenarenreglement hebben opge nomen. ,De motieGoossens, betreffende de wen- schelijkheid van wijziging van de salariee- ring van het provinciaal personeel, gaf des tijds Ged. Staten reeds aanleiding te ver klaren, dat de daarin behandelde materie reseds bij hen in overweging was en hun volle aandacht had, waarop de motie werd ingetrokken. Ged. Staten zeggen, dat eenerzijds kan worden toegegeven, dat er jaarwedden zijn die, gelet op de tijdsomstandigheden en de Ioonen in aanverwante beroepen en bedrijven, ongetwijfeld aan den hoogen kant zijn, doch dat anderzijds een vergelijking met de cijfers en bepalingen van het rijks bezoldigingsbesluit 1934 uitwijst, dat een zeer groot aantal der wedden, en Ged. Sta ten denken hier meer in het bijzonder aan de bezoldiging der hoogere en hoogste pro vinciale ambtenaren, allerminst te hoog moeten worden geacht. Dit is trouwens nog in 1929 door vele leden der Staten erkend. Als Ged. Staten goed zien, dan kwam tot dusverre in de Staten in hoofdzaak tweeërlei strooming tot uiting één, die meende te moeten streven naar een verla ging der wedden over de geheele linie en een, die voornamelijk wenschte te geraken tot het doen verdwijnen der in de bestaande salarisregeling voorkomende ongelijkheden, gevolg van het toekennen van een tege moetkoming in de huishuur aan een deel der ambtenaren en van de ongelijke heffing van bijdragen ter verzekering van eigen en gezinspensioen. Het is vooral de laatste strooming, die, hoezeer zij in abstracto wel licht te verklaren en te verdedigen is, in concreto de grootste moeilijkheden veroor zaakt immers, het behoeft wel geen be toog, dat het zonder meer opheffen der be staande ongelijkheden, weder opnieuw on gelijkheden schept, in zooverre slechts een deel der ambtenaren de gevolgen van een zoodanigen maatregel zouden ondervinden. Van de huishuur-vergoeding genieten ongeveer 130 van de rond 190 ambtenaren en hun tegemoetkoming varieert van 100 tot 300. Van alle ambtenaren profiteeren er 142 van de bepaling, dat de pensioens bijdrage voor hen, die op 1 Januari 1924 in dienst waren, minder bedraagt. Op den duur zullen beide groepen van hen, die be voorrecht zijn, uitsterven. Wordt nu naast een gelijke heffing der pensioensbijdrage en met afschaffing van de tegemoetkoming in de huishuur, tevens nog een salarisverla ging over de geheele linie ingevoerd, dan is het zonder meer duidelijk, dat juist de zoo even bedoelde groep ambtenaren dub bel zwaar zou worden getroffen, doordat hun ambtelijk inkomen in dubbele, meestal zelfs in driedubbele mate wordt aangetast. De omstandigheid, dat zij althans geduren de een tiental jaren in een min of meer be voorrechte positie hebben verkeerd, geeft daarbij slechts theoretisch leniging. Hoe men ook werkt, de ongèlijkheid, die tot dusverre ten bate van een bepaalde groep ambtenaren bestond, zal bestendigd blijven, thans evenwel ten nadeele van vrij wel diezelfde groep. Mede daarom, doch niet daarom alleen, hebben Ged. Staten dan ook gemeend, geen voorstel te moeten doen tot een algeheele verlaging der wedden. Ook de vergelijking met de rijksregeling en de regeling in andere provincies heeft er toe geleid ieder salaris op zich zelf te beschouwen en eerst dan tot wijziging over te gaan, wanneer in een bepaald geval her ziening uitdrukkelijk geboden scheen. Zelfs hebben zij gemeend voor enkele wedden, zooals die van den griffier der Staten en van den hoofdingenieur van den prov. wa terstaat een bescheiden verhooging in mi nimum en maximum te moeten voorstellen. Men moet verder niet vergeten, dat het ver- Naar het Duitsch, bewerkt door J. VAN DER SLUYS. (Nadruk verboden) 27) Op het moment, dat zijn auto naast het trottoir stilhield, was dr. Römhild er uit gesprongen en met den hoed in de hand kwam hij op Lizzy toe. De ontmoeting had plaats Unter den Linden, in de buurt van de Wilhelmstrasze, waar het op dit uur van den dag niet bijzonder druk was, zoodat ze een poosje konden blijven praten zonder het verkeer te belemmeren en door voorbij gangers te worden gestoord. Met een korte hoofdbeweging wees Röm hild in de richting, waarin Erich Roggen- hach zijn weg vervolgd had. En nog voor Lizzy iets zeggen kon, vroeg hij ...4 "Was dat die suffe privaat-docent, met Wien ik je zag wandelen ..Jaik heb hem in de Leipziggrstrasze opgepikt, toen hij, zoo ongeveer in de hou ding van een grazend schaap, wilde voor- h'jloopen. Je zou je slap gelachen hebben, aIs je ons gesprek had gehoord." L>e dokter fronste de wenkbrauwen. ».Ik ben bang, dat je op een roekelooze banier met vuur speelt, Lizzy Je kunt je wapens negen en negentig keer gebruikt hebben en de honderdste* maal met iemand te doen hebben, bij wien ze falen." „O, laat dat maar geriust aan mij over klonk het luchtig. „Ik wieet precies hoe ver ik gaan kan. Maar ben ;je niet nieuwsgierig tc hooren waarover iik het met hem heb gehad?" „Als jij denkt dat het mij interesseert, zul je het mij wel vertellen", antwoordde de dokter koel. „Zoo is het nu eeuwig met jou altijd geblaseerd en onverschillig doen, al verga je inwendig van spann ing en ongeduld Nu zeg ik je voor straf ï^eelemaal niets." „Toe stel je niet zoo aan, Lizzy. Het stadium van kinderachtige plagerijen zijn we toch wel te boven, zou ik meenen. Wat heb je hem gezegd en wat heeft hij van jou te weten willen kome:n „O, te weten kom en wilde hij van alles natuurlijk louter dingen, die op Traute betrekking hebben. Je kunt van mij op een briefje krijgen Paul, dat hij tot over zijn ooren verliefd op hajar is. En Joost mag weten hoe het met jouw kansen op het oogenblik staat, als ik vanmiddag geen stokje voor verdere toenaderingspogingen voor zrp kans had gestoken." „Hoe heb je dat dan gedaan „Wel, door hem. op de mouw te spelden dat er nog altijd iets tusschen Traute en Meuven bestaat. O, je had zijn gezicht moeten zien, toen hij het nieuws hoorde Die komt voorlaopig niet meer bij ons op visite^ daar .durf ik mijn hoofd om ver wedden 1" „Je bent een heks, Lizzy...... ik zou wa rempel soms bijna bang voor je worden Maar ik wilde wel, dat jij mij bij Traute een beetje vlugger op streek hielp. Ik vind niet dat je hard opschiet." De blonde gezelschapsdame haalde haar schouders op. „Ik doe wat ik kan, Paul. De heele kwestie is, dat je van het geschikte oogen blik gebruik moet maken. Zonder een over rompeling bereik je je doel nooitEn laat me nu in je wagen meerijden. Ik krijg kou de voeten, als ik hier nog langer moet blij ven staan." Römhild gaf niet dadelijk aan haar wensch toe. „Zouden we dat wel wagen, Lizzy. Als iemand ons ziet en er komen praatjes, die Falkenhayn bereiken We zijn eigenlijk al veel te onvoorzichtig, geweest." „Onzin Paul Wees toch niet zoo bang. Wie zal er nu iets achter zoeken als ik op klaarlichten dag bij onzen huisdokter in den auto zit En wat Ludwig Falkenhayn be treft, twijfel je-er nog. altijd aan, of ik dien om mijn vinger kan winden „Ik weet het niet", was het sceptische bescheid. „Je moet je macht vooral niet overschatten. Mannen van Falkenhayn's slag mogen tegenover een mooie vrouw nog zoo meegaand zijn als hun goede naam en hun maatschappelijk aanzien in het spel komen, vallen zij in den regel niet mee vallen van de vergoeding voor huishuur ook voor hen, wier salaris geen wijziging onder gaat, een zeer duidelijk merkbare vermin dering van inkomsten beteekent en voorts, dat de ongelijkheid in het pensioensverhaal ipso facto zal verdwijnen, wanneer het ont werp van wet tot wijziging der Pensioenwet 1922, kracht van wet zal hebben verkregen. Dan zullen alle publiekrechtelijke lichamen verplicht worden 10 te verhalen. Ook dit zal voor een bepaalde groep ambtena ren een financieel nadeel beteekenen. Verder hebben Ged. Staten gemeend, ge zien ook de beslissing der Staten te dien aanzien in de vergadering van 15 Juli 1930 te mogen komen met een kindertoeslag, doch louter uit financieele overwegingen eerst te beginnen met het derde kind. Ten slotte hebben Ged. Staten gemeend, tenein de de ambtenaren niet al te zwaar te belas ten, een bepaling te moeten opnemen, waar door wordt verzekerd, dat niemand minder zal ontvangen dan 80 van de wedde waarop hij ingevolge de thans geldende re- f eling recht zou kunnen doen gelden, ter wijl die 80 eerst na drie jaar zal worden bereikt. Evenzoo willen Ged. Staten ook de intrekking van de huishuur bij gedeelten toepassing doen vinden. De voornaamste wijzigingen in de jaar wedden zijn griffier der Staten is 5500 7000, zal worden 63007200 klerk ter griffie is 13001800, zal worden 11001800 bode-schrijver is 1300 1800, zal worden 10001800 inge- lascht wordt een functie van schrijver, wed de 6001200. Bij den waterstaat hoofdingenieur is 55007200, wordt 6300—f 7200 ingenieurs .f 40005000, wordt 40006000 arbeiders op de we gen is 13001550, wordt 1000 tot 1350. Amanuensis van de bibliotheek is 1300 1800, wordt 1001400. Hoofdmachi nist prov. stoombootdienst op de Wester- schelde is 23002800, wordt 2500 3000. Voor het kantoor van den directeur, waar nu eerste en tweede klerken werken met resp. 1900—2300 en 1200—1800 wedde, stellen Ged. Staten voor klerken en schrijvers met resp. 12001900 en 600—1200 loon. Voor de bootdiensten worden verder de volgende wedden voorgesteld Kapitein 1800—2200 (nu 2100—2500), stuur man 1500—f 1800 1700—f 1900) dek- knecht 1000—1350 1300—1600) dekjongen 500900 machinist 1800 2200 21002500) hulpmachinist 14501750 stoker-olieman 1050 1400 (thans stoker 1350—1650), con ducteur 1400—1700 1700—2000). Agenten Vlissingen 18002200 (nu 2500—3000) Bresker.s 1600—2000 2100—2500) Neuzen 1500—1900 2500—f 3000) Hansweert 1400— 1800 2100—2500) Walzoorden 1400 1800 1900—2300) Hoedekensker- ke 1200—1300 1200—1500) en Bors- selen 800—1000 1200—1500). Goe derenklerken 11001700 1200 1800) pontons- of steigerknechts, tevens bestellers, te Vlissingen, Breskens, Neuzen, Hansweert en Walzoorden 10001200 1300—1450) Borsselen 800—1000 10001200) en Hoedekenskerke ook 8001000); steenkolenwerkers 1000 1200 (vroeger een 13501500 en een 13001450), bankwerker 1300 Twee metselaars en een timmerman heb ben op de door ratten vernielde zolderver dieping van het huis van den Heer Smole-; naars te Nederweert meer dan 500 doode ratten gevonden. De Heer S. schreef ons, dat hij na vele vruchtelooze pogingen om van; de rattenplaag verlost te worden „Rodent"; gebruikte, waarna hij geen rat meer heeft gezien. Geen rat of muis ontkomt aan deze radicale rattendooder. Koop een doos vara 50 ct. of een dubbele doos a 90 ct. Elke drogist kan U Rodent uit voorraad leveren.' Imp.Fa. B. Meindersma - Den Haag.. A 49 1700 1600—1900), timmerman 1300 1700 en werkman 10501400 1350—1650). Voor den agent te Zierikzee 1300 1500 (thans vast 1600). Voor het tijdvak 1 Juli 193431 Decem ber 1935 zal een bezoldiging niet minder dan 90 in 1936 dan 85 en verder dan' 80 mogen bedragen dan volgens de thans geldende regeling. Zij, die op 1 Januari 1935, als de huurtoeslag wordt ingetrok ken, deze nog ontvangen, krijgen over 1935 75 over 1936 50 en over 1937 25 van het bedrag, waarop zij volgens de nu geldende regeling recht zouden hebben. Wijziging Arbeidsovereenkomsten- besluit. Naar de meening van Ged. Staten is er geen bezwaar tegen enekele door den mi nister van binnenladsche zaken in het vast gestelde Arbeidsovereenkomstenbesluit ge- wenschte wijzigingen. Zij beoogen eener zijds de positie van personen, werkzaam op arbeidsovereenkomst in dienst der pro vincie, scherper te omschrijven, anderzijds tusschen de voorschriften, die dienaangaan de bij de verschillende publiekrechtelijke lichamen bestaan, grootere eenheid te bren gen. Onttrekken wegen aan het openbaar verkeer. In verband met het bouwen van twee woningen op den dijk tusschen de polders St. Pieters en Philippine, op de kruin, waarvan het voetpad, genaamd Pad over den Posthoomdijk, is gelegen, is het ge bruik van dat pad over een lengte van 55 M. onmogelijk geworden en moet de ligger van wegen en voetpaden gewijzigd worden, maar dan moeten eerst de Staten dat pad over die lengte aan het openbaar verkeer onttrekken, waartoe Ged. Staten een voor stel doen. Aankoop gronden enz. Uit een door Ged. Staten overgelegden staat blijkt, dat na de aankoopen vermeld in de mededeeling van 2 Juni 1933 Ged. Staten ten behoeve van verschillende wegs- verbeteringen alsnog hebben aangekocht een oppervlakte van 33.19.771/2 h.a. voor een bedrag van "3.944.521/2. Voorts heb ben zij enkele stukjes grond verkocht, een voor 180, een voor 3, een voor 111 en hebben zij verschillende andere stukjes om niet in erfpacht aan anderen overgedragen en zijn ruilingen van stukjes grond aange gaan. Overneming van wegen in beheer en onderhoud. In twee afzonderlijke voorstellen stellen ÉN.,,DE GESCHENKf NBONS BLIJVEN GEHANDHAAFD! Lizzy lachte uitbundig. „Je bent vandaag een echte ongeluks profeet, hoor Kom, laten we instappen. Ik heb je nog allerlei interessante dingen te vertellen." Dr. Römhild keek tamelijk zuur, maar na zoo'n vastberaden invitatie bleef hem niets anders over, dan met een hoffelijke buiging het portier voor zijn mooie gezel lin te openen. X. Hoe uitgebreid en winstgevend, zijn leef tijd in aanmerking genomen, de praktijk van dr. Paul Römhild in het deftige Westen van Berlijn ook mocht zijn, op zijn spreek uren was het altijd stil. Dit strookte echter geheel met zijn wenschen, want van hulp zoekenden uit de weinig-bemiddelde klas sen, die het grootste contingent van de spreekuur-bezoekenden bij de doktoren ple gen te leveren, moest hij niet veel hebben. De onfeilbaar-scherpe blik, dien hij volgens zijn talrijk aanzienlijke en welgestelde ver- eerdsters aan het ziekbed toonde, liet hem niet in den steek, als het er op aankwam de gegoedheid te schatten van de lieden die een beroep deden op zijn kundigheden. En de scherpzinnige medicus beschikte over woorden, die tegenover de niet met aard- sche schatten gezegende aspirant-patiën ten, niet dikwijls hun afschrikbarende uit werking misten. Het zelden-gestoorde mo'rgenspreekuur was voor Römhild een behagelyke vergoo- zingsstonde, waarop hij zijn eerste sigaar rookte en op zijn gemak het ochtendblad las en de belangstelling voor de kwalen zijner medemenschen was nooit geringer dan op dezen tijd van den dag. Hij bleef dan ook nog een kwartiertje rookend en lezend op den divan liggen, na dat zijn huisbewaarder hem had medege deeld, dat zich in de aangrenzende wacht kamer een bezoeker bevond. En Römhild's gezicht stond niet bijster vriendelijk, toen hij eindelijk met een kort „komt u binnen" de deur van de spreekkamer opende. Onverschillig liet hij zijn blik langs de middelmatig groote, magere gestalte van den binnentredende, die met overdreven, bijna-fatterige zorgvuldigheid gekleed was. glijden. En het geelachtige gezicht met de uitstekende jukbeenderen en de onrustig stekende diepliggende oogen, was weinig- geschikt om zijn bijzondere sympathie op te wekken, zoodat hij hem nog een paar graden koeler bejegende, dan hij het zijn dood-enkele minder fortuinlijke patiënten gewoonlijk op dit uur van den dag deed. „Gaat u zitten", verzocht hij met een nonchalante handbeweging. „Waaraan heb ik het genoegen te danken De bezoeker, niet uit het veld geslagen door de weinig aan moedige ide ontvangst, legde een kruiperige, haast onderworpen beleefdheid aan den dag. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1934 | | pagina 5