lieai
4 GROOTE
STUKKEN
TU,
TWEEDE BLAD
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor IOcL
PROVINCIALE STATEN
FEUILLETGN
In het holst van den nacht
Ratten vernielen
zolder en dak.
cent
Woensdag 30 Mei 1934. No. 125.
Flitsen
De verhouding van Staat
en Maatschappij.
Eén van de meest in het oog" loopende
gevolgen van de crisis is ongetwijfeld het
nauwer contact tusschen Staat en Maat
schappij. Op een vroeger volkomen onbe
kende wijze greep de Staat in het bedrijfs
leven in en riep op zijn beurt dat bedrijfs
leven de hulp van den Staat in, om het
hoofd boven water te houden en niet door
de vloedgolven overstroomd te worden.
In alle landen viel dit verschijnsel waar
te nemen en ook ons eigen land bleef niet
verschoond. De groote moeilijkheid wa3
echter, dat de beide partijen niet waren in
gesteld op een dergelijk nauw contact en
op een dergelijke noodzakelijkheid tot sa
menwerking.
En het is aan geen twijfel meer onder
hevig, dat uit deze ontwikkeling iets blij
vends zal groeien, al is onder de tegen
woordige verhoudingen nog moeilijk te zeg
gen, welke concrete vormen dit alles zal
aannemen.
Steeds sterker wordt echter de behoefte
gevoerd aan een goed georganiseerd con
tact tusschen Staat en Maatschappij. Want
daaraan mankeert het momenteel dikwijls.
Zeker, dit kabinet kent voor het eerst een
afzonderlijk Departement van Economische
Zaken, doch gaan wij de organen na, die
op het oogenblik het contact van de regee
ring met het bedrijfsleven tot stand zouden
moeten brengen, dan blijkt een volkomen
systeemloosheid te bestaan.
Vooreerst kennen wij den Economischen
Raad. Doch dit is niets anders dan een col
lege van deskundigen, dat advies kan ge
ven over de algemeene richtlijnen van de
economische politiek. In geenen deele legt
hij echter een hecht contact tusschen den
Staat en de verschillende vertakkingen van
het economisch leven.
De Nijverheidsraad en de Middenstands-
raad, die reeds lang voor den Economischen
Raad waren gevormd, vertegenwoordigen
elk een bepaald stuk van het maatschap
pelijk leven, nl. de industrie en de midden
stand, doch ook zij moeten zich beperken
tot het geven van adviezen. Ook deze
Raden zijn in hun tegenwoordige samen
stelling niet opgewassen tegen de moeilijk
heden, die uit de crisis zijn voortgevloeid.
In de derde plaats treffen wij over ons
land verspreid een 36-tal Kamers van
Koophandel aan. Ook deze onderhouden
eveneens op hun wijze het contact tusschen
de Staatsorganen en het bedrijfsleven.
Meestal neemt dit contact den vorm aan
van het zenden van adressen naar de Sta-
ten-Generaal, welke adressen vaak een
sterk negatief karakter dragen.
De Kamers van Koophandel hebben het
groote nadeel, dat zij zich slechts met re
gionale belangen kunnen bezighouden. Dit
leverde weinig bezwaren op in een tijd, dat
het economisch leven nog een sterk locaal
karakter droeg. Momenteel zijn het echter
juist de belangen van geheele bedrijfstak
ken, die op den voorgrond treden en be
hartigd moeten worden.
In de nieuwe structuur, die zich bezig is
te voltrekken, zullen de Kamers van Koop
handel met haar huidige werkwijze dan
ook nooit een afdoende oplossing kunnen
geven voor het probleem, dat ons hier be
zighoudt.
Ten slotte is het nog noodzakelijk, om op
de functie van Regeeringscommissaris te
wijzen. In verschillende bedrijfstakken kent
men reeds een dergelijke functionaris, al
was de aanleiding tot zijn aanstelling dan
niet overal dezelfde en al strekken zijn be
voegdheden zich dan niet steeds even ver
uit.
Overzien wij nu het geheel, dan kan geen
andere conclusie getrokken worden dan dat
door den loop der omstandigheden het his
torisch gegroeide en het door de crisis
noodzakelijk gewordene op allerlei wijze in
elkander verward zijn geraakt.
Overal kan men tegenwoordig hooren
spreken en kan men lezen over „ordening",
zonder dat een nadere omschrijving gege
ven wordt van de bedoelingen van den
spreker of schrijver. Doch in het onbe
wuste leeft bij velen de gedachte aan het
terrein, dat wij in dit artikel betreden heb
ben.
Eén der problemen van de toekomst zal
zijn de wijze, waarop de noodzakelijk ge
worden samenwerking van Staat en Maat
schappij tot stand moet worden gebracht.
Die samenwerking is noodig, om het ge
heele economisch apparaat in stand te hou
den en te verbeteren. Er moeten op den
duur bepaalde richtlijnen opgesteld worden
voor de organisatie van de Staatsbemoeie
nis met het bedrijfsleven. De beide betrok
ken partijen zullen zich daarop dan moeten
instellen, ten einde langs dien weg te ko
men tot meerdere eenheid van systeem.
Wijziging Ambtenaren-reglemeiat.
Nadat op 12 December de Staten ver
schillende wijzigingen hadden aangebracht
in het Ambtenaren-reglement Zeeland 1(926
kwam van den minister van binnenlandsqhe
zaken op 20 December een circulaire in met
de in de reglementen der gemeenten ge-
wenschte redactie. Op 2 Februari jl. schre
ven Ged. Staten aan den minister, wijzende
op de afwijkingen, die daarvan in het pro
vinciaal reglement voorkomen, of de minis
ter nog wijzigingen wenschelijk achtte*, wat
uit een schrijven van den bewindsman dd.
26 Februari wel degelijk het geval blijkt te
zijn. Ged. Staten meenen dat aan de wen-
schen van den minister gevolg moefc wor
den gegeven en dat mitsdien in het Amb
tenarenreglement Zeeland 1928, vooir zoo
ver het bepalingen bevat, die in huar be
woordingen afwijken van de door den mi
nister wenschelijk geachte redactie sen voor
zooverre daarin onderwerpen nog niet zijn
geregeld, waarvan regeling door (den mi
nister noodzakelijk wordt geoordeeld, met
zoodanige bepalingen behoort te worden
aangevuld. Vergeten mag hierbij niet wor
den. dat door de jongste wijziging van de
Ambtenarenwet 1929 de regeering thans de
bevoegdheid bezit om, indien lagore orga
nen in gebreke mochten blijven in hun
ambtenarenreglementen zoodanige: wijzigin
gen aan te brengen, als door de regeering
noodig worden geacht, dergelijke bepalin
gen eigener, beweging vast te stelllen.
Behalve de door den minister gjewenschte
wijzigingen, zijn in het ontwerp-fciesluit we
derom opgenomen de bereids door de Sta
ten vastgestelde wijzigingen nust betrek
king tot de taak van het scheidsgerecht,
die de aanvankelijke instemming van den
minister konden verwerven eia ten slotte
enkele bepalingen, die speciaal het zoo wei
nig mogelijk dienst doen op .Zondagen en
de verzekering van de gelegenheid tot het
vervullen van kerkelijke plicht-en omvatten.
De minister heeft o.a. nog medegedeeld,
dat er bij hem geen bezwaar tegen bestaat,
indien de regel van het verleonen van ont
slag aan de huwende ambtenares of de
daarmede gelijk gestelde, algemeen werd
gesteld, zonder dat daarop uitzonderingen
werden toegelaten. Ged. Staten hebben ge
meend, gelet het zeer geringfe aantal vrou
welijke amtenaren in diens/t der provincie,
aan deze, meer eenvoudige, regeling de
voorkeur te moeten geven.
Wijziging jaarwedöienverordeiimg.
Ged. Staten herinneren ,oan een tweetal
moties, die in de laatste zitting zijn inge
diend, resp. door de heeren Goossens en
Van 't Hoff. De laatste doelde op de wen-
schelijlcheid, dat ambtenaren op 65, inplaats
van 70-jarigen leeftijd ontslag krijgen, wat
Ged. Staten intusschen in de wijzigingen
van het ambtenarenreglement hebben opge
nomen.
,De motieGoossens, betreffende de wen-
schelijkheid van wijziging van de salariee-
ring van het provinciaal personeel, gaf des
tijds Ged. Staten reeds aanleiding te ver
klaren, dat de daarin behandelde materie
reseds bij hen in overweging was en hun
volle aandacht had, waarop de motie werd
ingetrokken.
Ged. Staten zeggen, dat eenerzijds kan
worden toegegeven, dat er jaarwedden
zijn die, gelet op de tijdsomstandigheden
en de Ioonen in aanverwante beroepen en
bedrijven, ongetwijfeld aan den hoogen kant
zijn, doch dat anderzijds een vergelijking
met de cijfers en bepalingen van het rijks
bezoldigingsbesluit 1934 uitwijst, dat een
zeer groot aantal der wedden, en Ged. Sta
ten denken hier meer in het bijzonder aan
de bezoldiging der hoogere en hoogste pro
vinciale ambtenaren, allerminst te hoog
moeten worden geacht. Dit is trouwens nog
in 1929 door vele leden der Staten erkend.
Als Ged. Staten goed zien, dan kwam
tot dusverre in de Staten in hoofdzaak
tweeërlei strooming tot uiting één, die
meende te moeten streven naar een verla
ging der wedden over de geheele linie en
een, die voornamelijk wenschte te geraken
tot het doen verdwijnen der in de bestaande
salarisregeling voorkomende ongelijkheden,
gevolg van het toekennen van een tege
moetkoming in de huishuur aan een deel
der ambtenaren en van de ongelijke heffing
van bijdragen ter verzekering van eigen
en gezinspensioen. Het is vooral de laatste
strooming, die, hoezeer zij in abstracto wel
licht te verklaren en te verdedigen is, in
concreto de grootste moeilijkheden veroor
zaakt immers, het behoeft wel geen be
toog, dat het zonder meer opheffen der be
staande ongelijkheden, weder opnieuw on
gelijkheden schept, in zooverre slechts een
deel der ambtenaren de gevolgen van een
zoodanigen maatregel zouden ondervinden.
Van de huishuur-vergoeding genieten
ongeveer 130 van de rond 190 ambtenaren
en hun tegemoetkoming varieert van 100
tot 300. Van alle ambtenaren profiteeren
er 142 van de bepaling, dat de pensioens
bijdrage voor hen, die op 1 Januari 1924 in
dienst waren, minder bedraagt. Op den
duur zullen beide groepen van hen, die be
voorrecht zijn, uitsterven. Wordt nu naast
een gelijke heffing der pensioensbijdrage en
met afschaffing van de tegemoetkoming in
de huishuur, tevens nog een salarisverla
ging over de geheele linie ingevoerd, dan
is het zonder meer duidelijk, dat juist de
zoo even bedoelde groep ambtenaren dub
bel zwaar zou worden getroffen, doordat
hun ambtelijk inkomen in dubbele, meestal
zelfs in driedubbele mate wordt aangetast.
De omstandigheid, dat zij althans geduren
de een tiental jaren in een min of meer be
voorrechte positie hebben verkeerd, geeft
daarbij slechts theoretisch leniging.
Hoe men ook werkt, de ongèlijkheid, die
tot dusverre ten bate van een bepaalde
groep ambtenaren bestond, zal bestendigd
blijven, thans evenwel ten nadeele van vrij
wel diezelfde groep.
Mede daarom, doch niet daarom alleen,
hebben Ged. Staten dan ook gemeend, geen
voorstel te moeten doen tot een algeheele
verlaging der wedden.
Ook de vergelijking met de rijksregeling
en de regeling in andere provincies heeft
er toe geleid ieder salaris op zich zelf te
beschouwen en eerst dan tot wijziging over
te gaan, wanneer in een bepaald geval her
ziening uitdrukkelijk geboden scheen. Zelfs
hebben zij gemeend voor enkele wedden,
zooals die van den griffier der Staten en
van den hoofdingenieur van den prov. wa
terstaat een bescheiden verhooging in mi
nimum en maximum te moeten voorstellen.
Men moet verder niet vergeten, dat het ver-
Naar het Duitsch, bewerkt door
J. VAN DER SLUYS.
(Nadruk verboden)
27)
Op het moment, dat zijn auto naast het
trottoir stilhield, was dr. Römhild er uit
gesprongen en met den hoed in de hand
kwam hij op Lizzy toe. De ontmoeting had
plaats Unter den Linden, in de buurt van
de Wilhelmstrasze, waar het op dit uur van
den dag niet bijzonder druk was, zoodat ze
een poosje konden blijven praten zonder
het verkeer te belemmeren en door voorbij
gangers te worden gestoord.
Met een korte hoofdbeweging wees Röm
hild in de richting, waarin Erich Roggen-
hach zijn weg vervolgd had. En nog voor
Lizzy iets zeggen kon, vroeg hij
...4 "Was dat die suffe privaat-docent, met
Wien ik je zag wandelen
..Jaik heb hem in de Leipziggrstrasze
opgepikt, toen hij, zoo ongeveer in de hou
ding van een grazend schaap, wilde voor-
h'jloopen. Je zou je slap gelachen hebben,
aIs je ons gesprek had gehoord."
L>e dokter fronste de wenkbrauwen.
».Ik ben bang, dat je op een roekelooze
banier met vuur speelt, Lizzy Je kunt je
wapens negen en negentig keer gebruikt
hebben en de honderdste* maal met iemand
te doen hebben, bij wien ze falen."
„O, laat dat maar geriust aan mij over
klonk het luchtig. „Ik wieet precies hoe ver
ik gaan kan. Maar ben ;je niet nieuwsgierig
tc hooren waarover iik het met hem heb
gehad?"
„Als jij denkt dat het mij interesseert,
zul je het mij wel vertellen", antwoordde
de dokter koel.
„Zoo is het nu eeuwig met jou altijd
geblaseerd en onverschillig doen, al verga
je inwendig van spann ing en ongeduld Nu
zeg ik je voor straf ï^eelemaal niets."
„Toe stel je niet zoo aan, Lizzy. Het
stadium van kinderachtige plagerijen zijn
we toch wel te boven, zou ik meenen. Wat
heb je hem gezegd en wat heeft hij van jou
te weten willen kome:n
„O, te weten kom en wilde hij van alles
natuurlijk louter dingen, die op Traute
betrekking hebben. Je kunt van mij op een
briefje krijgen Paul, dat hij tot over zijn
ooren verliefd op hajar is. En Joost mag
weten hoe het met jouw kansen op het
oogenblik staat, als ik vanmiddag geen
stokje voor verdere toenaderingspogingen
voor zrp kans had gestoken."
„Hoe heb je dat dan gedaan
„Wel, door hem. op de mouw te spelden
dat er nog altijd iets tusschen Traute en
Meuven bestaat. O, je had zijn gezicht
moeten zien, toen hij het nieuws hoorde
Die komt voorlaopig niet meer bij ons op
visite^ daar .durf ik mijn hoofd om ver
wedden 1"
„Je bent een heks, Lizzy...... ik zou wa
rempel soms bijna bang voor je worden
Maar ik wilde wel, dat jij mij bij Traute
een beetje vlugger op streek hielp. Ik vind
niet dat je hard opschiet."
De blonde gezelschapsdame haalde haar
schouders op.
„Ik doe wat ik kan, Paul. De heele
kwestie is, dat je van het geschikte oogen
blik gebruik moet maken. Zonder een over
rompeling bereik je je doel nooitEn laat
me nu in je wagen meerijden. Ik krijg kou
de voeten, als ik hier nog langer moet blij
ven staan."
Römhild gaf niet dadelijk aan haar
wensch toe.
„Zouden we dat wel wagen, Lizzy. Als
iemand ons ziet en er komen praatjes, die
Falkenhayn bereiken We zijn eigenlijk al
veel te onvoorzichtig, geweest."
„Onzin Paul Wees toch niet zoo bang.
Wie zal er nu iets achter zoeken als ik op
klaarlichten dag bij onzen huisdokter in den
auto zit En wat Ludwig Falkenhayn be
treft, twijfel je-er nog. altijd aan, of ik dien
om mijn vinger kan winden
„Ik weet het niet", was het sceptische
bescheid. „Je moet je macht vooral niet
overschatten. Mannen van Falkenhayn's
slag mogen tegenover een mooie vrouw
nog zoo meegaand zijn als hun goede
naam en hun maatschappelijk aanzien in
het spel komen, vallen zij in den regel niet
mee
vallen van de vergoeding voor huishuur ook
voor hen, wier salaris geen wijziging onder
gaat, een zeer duidelijk merkbare vermin
dering van inkomsten beteekent en voorts,
dat de ongelijkheid in het pensioensverhaal
ipso facto zal verdwijnen, wanneer het ont
werp van wet tot wijziging der Pensioenwet
1922, kracht van wet zal hebben verkregen.
Dan zullen alle publiekrechtelijke lichamen
verplicht worden 10 te verhalen. Ook
dit zal voor een bepaalde groep ambtena
ren een financieel nadeel beteekenen.
Verder hebben Ged. Staten gemeend, ge
zien ook de beslissing der Staten te dien
aanzien in de vergadering van 15 Juli 1930
te mogen komen met een kindertoeslag,
doch louter uit financieele overwegingen
eerst te beginnen met het derde kind. Ten
slotte hebben Ged. Staten gemeend, tenein
de de ambtenaren niet al te zwaar te belas
ten, een bepaling te moeten opnemen, waar
door wordt verzekerd, dat niemand minder
zal ontvangen dan 80 van de wedde
waarop hij ingevolge de thans geldende re-
f eling recht zou kunnen doen gelden, ter
wijl die 80 eerst na drie jaar zal worden
bereikt. Evenzoo willen Ged. Staten ook
de intrekking van de huishuur bij gedeelten
toepassing doen vinden.
De voornaamste wijzigingen in de jaar
wedden zijn griffier der Staten is 5500
7000, zal worden 63007200 klerk
ter griffie is 13001800, zal worden
11001800 bode-schrijver is 1300
1800, zal worden 10001800 inge-
lascht wordt een functie van schrijver, wed
de 6001200. Bij den waterstaat
hoofdingenieur is 55007200, wordt
6300—f 7200 ingenieurs .f 40005000,
wordt 40006000 arbeiders op de we
gen is 13001550, wordt 1000 tot
1350.
Amanuensis van de bibliotheek is 1300
1800, wordt 1001400. Hoofdmachi
nist prov. stoombootdienst op de Wester-
schelde is 23002800, wordt 2500
3000. Voor het kantoor van den directeur,
waar nu eerste en tweede klerken werken
met resp. 1900—2300 en 1200—1800
wedde, stellen Ged. Staten voor klerken en
schrijvers met resp. 12001900 en
600—1200 loon.
Voor de bootdiensten worden verder de
volgende wedden voorgesteld Kapitein
1800—2200 (nu 2100—2500), stuur
man 1500—f 1800 1700—f 1900) dek-
knecht 1000—1350 1300—1600)
dekjongen 500900 machinist 1800
2200 21002500) hulpmachinist
14501750 stoker-olieman 1050
1400 (thans stoker 1350—1650), con
ducteur 1400—1700 1700—2000).
Agenten Vlissingen 18002200 (nu
2500—3000) Bresker.s 1600—2000
2100—2500) Neuzen 1500—1900
2500—f 3000) Hansweert 1400—
1800 2100—2500) Walzoorden 1400
1800 1900—2300) Hoedekensker-
ke 1200—1300 1200—1500) en Bors-
selen 800—1000 1200—1500). Goe
derenklerken 11001700 1200
1800) pontons- of steigerknechts, tevens
bestellers, te Vlissingen, Breskens, Neuzen,
Hansweert en Walzoorden 10001200
1300—1450) Borsselen 800—1000
10001200) en Hoedekenskerke ook
8001000); steenkolenwerkers 1000
1200 (vroeger een 13501500 en een
13001450), bankwerker 1300
Twee metselaars en een timmerman heb
ben op de door ratten vernielde zolderver
dieping van het huis van den Heer Smole-;
naars te Nederweert meer dan 500 doode
ratten gevonden. De Heer S. schreef ons, dat
hij na vele vruchtelooze pogingen om van;
de rattenplaag verlost te worden „Rodent";
gebruikte, waarna hij geen rat meer heeft
gezien. Geen rat of muis ontkomt aan deze
radicale rattendooder. Koop een doos vara
50 ct. of een dubbele doos a 90 ct. Elke
drogist kan U Rodent uit voorraad leveren.'
Imp.Fa. B. Meindersma - Den Haag.. A 49
1700 1600—1900), timmerman 1300
1700 en werkman 10501400
1350—1650).
Voor den agent te Zierikzee 1300
1500 (thans vast 1600).
Voor het tijdvak 1 Juli 193431 Decem
ber 1935 zal een bezoldiging niet minder
dan 90 in 1936 dan 85 en verder dan'
80 mogen bedragen dan volgens de thans
geldende regeling. Zij, die op 1 Januari
1935, als de huurtoeslag wordt ingetrok
ken, deze nog ontvangen, krijgen over 1935
75 over 1936 50 en over 1937 25
van het bedrag, waarop zij volgens de nu
geldende regeling recht zouden hebben.
Wijziging Arbeidsovereenkomsten-
besluit.
Naar de meening van Ged. Staten is er
geen bezwaar tegen enekele door den mi
nister van binnenladsche zaken in het vast
gestelde Arbeidsovereenkomstenbesluit ge-
wenschte wijzigingen. Zij beoogen eener
zijds de positie van personen, werkzaam
op arbeidsovereenkomst in dienst der pro
vincie, scherper te omschrijven, anderzijds
tusschen de voorschriften, die dienaangaan
de bij de verschillende publiekrechtelijke
lichamen bestaan, grootere eenheid te bren
gen.
Onttrekken wegen aan het openbaar
verkeer.
In verband met het bouwen van twee
woningen op den dijk tusschen de polders
St. Pieters en Philippine, op de kruin,
waarvan het voetpad, genaamd Pad over
den Posthoomdijk, is gelegen, is het ge
bruik van dat pad over een lengte van 55 M.
onmogelijk geworden en moet de ligger van
wegen en voetpaden gewijzigd worden,
maar dan moeten eerst de Staten dat pad
over die lengte aan het openbaar verkeer
onttrekken, waartoe Ged. Staten een voor
stel doen.
Aankoop gronden enz.
Uit een door Ged. Staten overgelegden
staat blijkt, dat na de aankoopen vermeld
in de mededeeling van 2 Juni 1933 Ged.
Staten ten behoeve van verschillende wegs-
verbeteringen alsnog hebben aangekocht
een oppervlakte van 33.19.771/2 h.a. voor
een bedrag van "3.944.521/2. Voorts heb
ben zij enkele stukjes grond verkocht, een
voor 180, een voor 3, een voor 111 en
hebben zij verschillende andere stukjes om
niet in erfpacht aan anderen overgedragen
en zijn ruilingen van stukjes grond aange
gaan.
Overneming van wegen in beheer en
onderhoud.
In twee afzonderlijke voorstellen stellen
ÉN.,,DE GESCHENKf NBONS
BLIJVEN GEHANDHAAFD!
Lizzy lachte uitbundig.
„Je bent vandaag een echte ongeluks
profeet, hoor Kom, laten we instappen.
Ik heb je nog allerlei interessante dingen
te vertellen."
Dr. Römhild keek tamelijk zuur, maar
na zoo'n vastberaden invitatie bleef hem
niets anders over, dan met een hoffelijke
buiging het portier voor zijn mooie gezel
lin te openen.
X.
Hoe uitgebreid en winstgevend, zijn leef
tijd in aanmerking genomen, de praktijk
van dr. Paul Römhild in het deftige Westen
van Berlijn ook mocht zijn, op zijn spreek
uren was het altijd stil. Dit strookte echter
geheel met zijn wenschen, want van hulp
zoekenden uit de weinig-bemiddelde klas
sen, die het grootste contingent van de
spreekuur-bezoekenden bij de doktoren ple
gen te leveren, moest hij niet veel hebben.
De onfeilbaar-scherpe blik, dien hij volgens
zijn talrijk aanzienlijke en welgestelde ver-
eerdsters aan het ziekbed toonde, liet hem
niet in den steek, als het er op aankwam
de gegoedheid te schatten van de lieden die
een beroep deden op zijn kundigheden. En
de scherpzinnige medicus beschikte over
woorden, die tegenover de niet met aard-
sche schatten gezegende aspirant-patiën
ten, niet dikwijls hun afschrikbarende uit
werking misten.
Het zelden-gestoorde mo'rgenspreekuur
was voor Römhild een behagelyke vergoo-
zingsstonde, waarop hij zijn eerste sigaar
rookte en op zijn gemak het ochtendblad
las en de belangstelling voor de kwalen
zijner medemenschen was nooit geringer
dan op dezen tijd van den dag.
Hij bleef dan ook nog een kwartiertje
rookend en lezend op den divan liggen, na
dat zijn huisbewaarder hem had medege
deeld, dat zich in de aangrenzende wacht
kamer een bezoeker bevond. En Römhild's
gezicht stond niet bijster vriendelijk, toen
hij eindelijk met een kort „komt u binnen"
de deur van de spreekkamer opende.
Onverschillig liet hij zijn blik langs de
middelmatig groote, magere gestalte van
den binnentredende, die met overdreven,
bijna-fatterige zorgvuldigheid gekleed was.
glijden. En het geelachtige gezicht met de
uitstekende jukbeenderen en de onrustig
stekende diepliggende oogen, was weinig-
geschikt om zijn bijzondere sympathie op
te wekken, zoodat hij hem nog een paar
graden koeler bejegende, dan hij het zijn
dood-enkele minder fortuinlijke patiënten
gewoonlijk op dit uur van den dag deed.
„Gaat u zitten", verzocht hij met een
nonchalante handbeweging. „Waaraan heb
ik het genoegen te danken
De bezoeker, niet uit het veld geslagen
door de weinig aan moedige ide ontvangst,
legde een kruiperige, haast onderworpen
beleefdheid aan den dag.
(Wordt vervolgd.)