ïlissifijjsclie Courant
DERDE BLAD
GEMEENTEBESTUUR
van ae
van
Zaterdag 10 SVÏai 1934. No. 117.
sluiting bureaux der gemeente
op den 3en pinksterdag.
Burgemeester en Wethouders van Vlis
singen brengen ter algemeene kennis, dat,
ingevolge het Ambtenarenregelment, op
den 3en Pinksterdag, Dinsdag 22 Mei a.s.,
de bureaux van alle openbare instellingen
der gemeente voor het publiek gesloten
zullen zijn, zulks met uitzondering van den
Burgerlijken Stand, welk kantoor voor het
doen van aangiften van geboorten of over
lijden zoo noodig op dien dag zal zijn ge
opend, indien de noodzakelijkheid daartoe
door de belanghebbenden des daags te vo
ren aan den Ambtenaar van den Burger
lijken Stand wordt aangetoond.
Het onderzoek van ingevoerd vleesch
kan op Dinsdag 22 Mei a.s. alleen aan het
bureau van den keuringsdienst in het
Coöperatief Slachthuis Oost Souburgsche-
weg nr. 12 plaats hebben van 9 uur v.m.
tot 11 uur v.m., terwijl de keuring van le
vend en geslacht vee tot 12 uur v.m. van
dien dag kan geschieden.
Vlissingen, 19 Mei 1934,
Burg. en Weth. voornoemd,
VAN WOELDEREN.
De Secretaris,
F. BISSCHOP.
VOORSTELLEN AAN
DEN GEMEENTERAAD VAN
VLISSINGEN
Door Burg. en Weth. zijn de volgende
voorstellen aan den gemeenteraad gedaan
Aanvulling Ambtenaren- en Werk
liedenreglementen.
Van het college van Ged. Staten van
Zeeland ontvingen wij een exemplaar van
een circulaire van den minister van binnen-
ladsche zaken dd. 20 December 1933, Nr.
16601 I, afdeeling Ambtenaarszaken, be
treffende het opnemen in provinciale en ge
meentelijke ambtenarenreglementen van
diverse artikelen van het Algemeen Rijks
ambtenarenreglement, met het verzoek het
opnemen van de in deze circulaire voorge
schreven artikelen in de reglementen dezer
gemeente wel te willen bevorderen.
In de circulaire wordt Ged. Staten opge
dragen er zorgvuldig op te letten, dat de
noodige uniformiteit wordt verkregen,
waartoe een redactie moet worden gekozen,
zooals in de circulaire is aangegeven en
waaraan eventueel reeds bestaande afwij
kende redacties moeten worden geconfor
meerd.
In het slot dezer circulaire wijst de mi
nister er op, dat over de door hem voorge
schreven wijzigingen en aanvullingen der
provinciale en gemeentelijke reglementen
de locale overlegsinstanties zullen moeten
worden gehoord, maar verzoekt hij tevens
de gemeentebesturen er opmerkzaam op te
maken, dat, wanneer de gemeentelijke amb
tenarenreglementen niet binnen een termijn
van drie maanden conform den inhoud der
circulaire zullen zgn gewijzigd, de regeering
zich genoodzaakt zal zien, zelf over te
gaan tot het aanbrengen van de verlangde
Wijzigingen en aanvullingen, waartoe arti
kel 126 der Ambtenarenwet de bevoegd
heid geeft.
De op te nemen bepalingen luiden als
Volgt
A. „Het is den ambtenaar verboden om
In dienst of bij het gekleed gaan in uniform
insignes of andere onderscheidingsteekenen
of in dienst uniformkleedingstukken te
dragen, een en ander voor zoover die niet
vanwege het daartoe bevoegde gezag zijn
verstrekt of voorgeschreven of voor zoover
niet tot het dragen daarvan aan de ambte
naren in 's rijks dienst, door den voorzitter
van den Raad van Ministers, op grond van
het bepaalde in artikel 50 van het Alge
meen Rijksambtenarenreglement, vergun
ning is verleend."
B. „De ambtenaar, dien een ambts- of
dienstwoning ter bewoning is aangewezen
onthoudt zich van het uitsteken of hijscben
Van andere dan nationale of oranjevlaggen.
Uit het uiterljjk aanzien van de ambts-
of dienstwoning of van het daarbij behoo-
Tcnde erf mag niet blijken van de politieke
gezindheid van den ambtenaar of zijn huis-
genooten."
c- „1. Aan den ambtenaar kan eervol
ontslag worden verleend op grond van re
volutionaire gez'm meid.
2. Onverminderd het bepaalde in het eer
ste lid van dit artikel, kan voorts eervol
ontslag worden verleend aan den ambte
naar, die lid is van een vereeniging, waar-
|'an de voorzitter van den Raad van Minis
ters, ingevolge art. 97b, tweede lid, van het
Algemeen Rijksambtenarenreglement, of
voor zoover het betreft een vereeniging,
waarvan ambtenaren in 's rijks dienst geen
Il(l kunnen zijn, de Commissaris der Konin-
j>'n In de provincie Zeeland, verklaard
heeft, dat zij om de doeleinden, welke ztj
Nastreeft of de middelen, welke zjj aan
wendt, ten aanzien van den ambtenaar in 's
dienstj onderscheidenlijk ten aanzien
van den ambtenaar in gemeentelijken
dienst, de behoorlijke vervulling van zijn
plicht als ambtenaar kan in gevaar bren
gen of schaden, of die op eenigerlei wijze
medewerking of steun verleent aan een
zoodanige vereeniging of aan van haar uit
gaande actie."
D. „1. De vrouwelijke ambtenaar, die in
het huwelijk treedt, wordt met ingang van
den dag van haar huwelijk eervol ontsla
gen.
2. De in het eerste lid gestelde regeling
lijdt uitzondering
a. wanneer de betrokkene den 45-jarigen
leeftijd heeft vervuld
b. wanneer de ambtelijke werkzaamheden
worden verricht in de echtelijke woning of
in een lokaliteit, welke binnenshuis ge
meenschap heeft met die woning
c. wanneer dit door het daartoe bevoegde
gezag, voor een speciaal geval, hetzij voor
een bepaalde categorie van ambten, wordt
bepaald een dergelijke bepaling kan als
regel slechts worden getroffen, indien het
betrokken ambt als een bijbetrekking kan
worden waargenomen."
E. „Voor de toepassing van artikel D
wordt met de vrouwelijke ambtenaar, die
in het huwelijk treedt, gelijk gesteld de
vrouwelijke ambtenaar, die in concubinaat
gaat leven."
„Bij ontslag wegens verandering in de
inrichting van het dienstvak, zal in de eer
ste plaats voor zoodanig ontslag in aan
merking komen de gehuwde vrouwelijke
ambtenaar, tenzij zij kostwinster van een
gezin is."
E. „1. De ambtenaar, die als militair in
gevolge een uit de wet of uit een verbinte
nis voortvloeide verplichting in werkelij-
ken dienst is, wordt geacht in zijn burger
lijke betrekking met verlof te zijn. Hij be
houdt over den tijd van dezen dienst het
genot van de aan zijn ambt verbonden be
zoldiging, voorzoover hij krachtens de ar
tikelen 18x tot en met 20x daarop aan
spraak kan maken, dan wel voor zoover die
Werkelijke dienst wordt vervuld gedurende
het aan hem verleende vacantieverlof.
2. In alle andere gevallen wordt hem de
bezoldiging over den tijd van het verblijf in
werkelijken dienst niet uitbetaald."
G. „1. De ambtenaar, die voor herhalings
oefeningen in werkelijken dienst is, behoudt
over den tijd van dezen dienst het volle ge
not van de aan zijn ambt verbonden bezol
diging.
Voor zooveel noodig bepaalt de minister
van defensie, welke dienst als herhalings
oefening wordt beschouwd.
3. Voor de toepassing van het eerste lid
wordt met herhalingsoefeningen gelijk ge
steld de werkelijke dienst, vervuld krach
tens
a. artikel 5, vijfde lid, onder a der Wet
voor het reservepersoneel der landmacht
1905 (zooals die sedert is gewijzigd), voor
zooveel ziekte betreft
b. artikel 36, eerste lid, onder a, der
Dienstplichtwet, of artikel 5, onder 3e, sub
a der Wet voor de Koninklijke marinereser
ve 1924 (Staatsblad Nr. 369), indien het
niet tijdig bereiken van den vereischten
graad van geoefendheid het gevolg is van
ziekte.
c. artikel 36, eerste lid, onder c der
Dienstplichtwet, artikel 5, vijfde lid, onder
b, der Wet voor het reservepersoneel der
landmacht 1905 (zooals die sedert is gewij
zigd) of artikel 5, onder 3e, sub c der Wet
voor de Koninklijke marinereserve 1924
(Staatsblad Nr. 369), voor zoover betreft
den tijd, doorgebracht tot het ondergaan
van het daar bedoelde onderzoek, indien
dat onderzoek geen krijgstuchtelijke straf
of veroordeelend vonnis tengevolge heeft
d. artikel 36, eerste lid, onder e en f, der
Dienstplichtwet, artikel 5, vijfde lid, onder
c en d, achtste en negende lid, der Wet
voor het reserve-personeel der landmacht
1905 (zooals die sedert is gewijzigd) of
artikel 5, onder 3e, sub e en f der Wet voor
de Koninklijke marine-reserve 1924(Staats
blad Nr. 369)
e. artikel 36, tweede lid, der Dienstplicht
wet, artikel 5, zevende lid, der Wet voor
het reserve-personeel der landmacht 1905
(zooals die sedert is gewijzigd) of artikel 5,
onder 4e der Wet voor de Koninklijke ma
rine-reserve 1924 (Staatsblad Nr. 369),
mits de oproeping in werkelijken dienst
niet plaats heeft voor het ondergaan van
straf en het bedoelde onderzoek geen
krijgstuchtelijke straf of veroordeelend von
nis tengevolge heeft."
H. „1. De ambtenaar, die in verband met
oorlog, oorlogsgevaar of andere buitenge
wone omstandigheden verplichten werkelij
ken dienst verricht, geniet gedurende 30
dagen de volle aan zijn ambt verbonden be
zoldiging en daarna hetgeen deze meer be
draagt dan zijn militaire belooning.
2. Het eerste lid is eerst van toepassing,
nadat de militair, hetzij vóór, hetzij gedu
rende de buitengewone omstandigheden een
werkelijken dienst van 5i/2 maand of, in
dien hij een eerste oefening van korteren
duur te vervullen had, deze oefening neeft
volbracht.
3. Het bepaalde in het tweede lid geldt
niet
a. ten aanzien van de buitengewone
dienstplichtigen, die eerst in werkelijken
dienst behoeven te komen na het jaar der
lichting, waartoe ztf behooren of naar hun
leeftijd gerekend kunnen worden te be
hooren
b. voor de vrijwilligers van den land
storm, die betzij een rang bekleeden, hetzij
het bewijs van voorgeoefendheid hebben
verworven."
I. „Op den ambtenaar, die in t-tidelijken
dienst is aangesteld, zyn de bepalingen,
x Bedoeld zijn de artikelen van het Al
gemeen Rijksambtenarenreglement)
vervat in de artikelen 17, 18 en 19, slechts
van toepassing tot en met den dag, waar
op de burgerlijke betrekking zou zijn beëin
digd, indien hij daaraan niet door den mi
litairen dienst zou z\jn onttrokken."
Hoewel het opnemen van dè onder A tot
en met I voorkomende bepalingen in de ge
meentelijke ambtenaren en werkliedenre
glementen, zooals reeds werd medegedeeld,
imperatief is voorgeschreven en het behan
delen van deze bepalingen in de commissies
voor het georganiseerd overleg derhalve
een formaliteit genoemd kan worden, heb
ben wij, ter voldoening aan de gemeente
lijke verordening op 't georganiseerd over
leg en aan den wensch van den minister
van binnenlandsche zaken, het oordeel daar
over ingewonnen van de ambtenarenorga-
nisaties, welke in het georganiseerd overleg
zijn vertegenwoordigd, en de commissies
voor het georganiseerd overleg bijeen ge
roepen.
De commissie van overlég voor de amb
tenaarszaken adviseert de bepalingen onge
wijzigd in het ambtenarenreglement op te
nemen.
In de vergadering der commissie van
overleg voor de werkliedenzaken werden
bezwaren gemaakt tegen de redactie van
de voorgeschreven bepalingen en tegen op
name van enkele artikelen.
Het heeft geen zin deze bezwaren aan
een beschouwing te onderwerpen, daar uit
eindelijk de aanvulling der reglementen zal
moeten plaats vinden, zonder redactiewij
ziging of weglating van artikelen.
Eveneens werd critiek uitgeoefend op de
door den voorzitter van den raad van mi
nisters ter uitvoering van artikel 97 b,
tweede lid, van het Algemeen Rijksambte
narenreglement, opgemaakte lijst van ver-
eenigingen, waarvan het lidmaatschap aan
leiding kan zijn den ambtenaar eervol te
ontslaan, omdat geacht wordt, dat de doel
einden, welke deze, door den minister aan
gewezen vereenigingen, nastreven of de
middelen, welke zij aanwenden, de behoor
lijke vervulling door den ambtenaar van
zijn plicht als ambtenaar kunnen in gevaar
brengen of schaden.
Een exemplaar van deze lijst van „ver
boden" vereenigingen werd den gemeente
besturen toegezonden door Ged. Staten de
zer provincie, waarbij werd medegedeeld,
dat bij de toepassing van het ambtenaren
reglement met den inhoud daarvan reke
ning dient te worden gehouden. Eventueele
wijzigingen in de lijst zullen door Ged. Sta
ten ter kennis der gemeentebesturen wor
den gebracht.
Het behoeft geen betoog, dat, nu het
samenstellen dezer lijst behoort tot de be
voegdheid van den voorzitter van den mi
nisterraad en, voorzoover vereenigingen
van provinciale- of gemeente-ambtenaren
betreft, waarvan rijksambtenaren geen lid
kunnen zijn, tot de bevoegdheid van de
Commissarissen der Koningin in de provin
cies, en met deze lijst rekening móet wor
den gehouden, het voorstel van de commis
sie van overleg voor de werkliedenzaken
om voor één dezer vereenigingen, nl. „De
Dageraad" een uitzondering te maken,
door ons aan U niet ter inwilliging kan
worden aanbevolen, aangezien wel vast
staat, dat een dergelijk besluit geen goed
keuring zou verwerven.
De derde door ons gehoorde overlegs-
instantie, namelijk die voor het politieper
soneel, kan zich met de aanvulling van het
politie-ambtenarenreglement met de voor
geschreven bepalingen vereenigen, met uit
zondering van één organisatie, welke ech
ter haar bezwaren niet mededeelt, omdat,
naar zij erkent, het zelfs niet mogelijk is
een geringe wijziging aan te brengen.
Wij kunnen, na hetgeen wij mededeelden,
volstaan met U voor te stellen de hiervoor
onder A tot en met I vermelde bepalingen
in de diverse ambtenaren- en werklieden-
reglementen op te nemen en daartoe het
ontwerp-besluit vast te stellen.
De aangehaalde circulaires, alsmede de
ontvangen adviezen, worden overgelegd.
Het taxi-bedrijf.
In den laatsten tijd heeft zich het taxi
bedrijf alhier in belangrijke mate ontwik
keld. Dit is in het bijzonder het geval ten
aanzien van het reizigersvervoer naar en
van het station der spoorwegen en de pro
vinciale booten.
Het is dan oo'-. noodzakelijk geworden,
dat de gemeentelijke overheid maa regelen
neemt en voorschriften vaststelt, waardoor
do belangen van de reizigers worden be
schermd en een veilig en ordelijk verkeer
wordt verzekerd.
Nu bevat de Algemeene Politieverorde
ning sedert hare aanvulling bij Uw besluit
van 24 April 1925 verschillende bepalingen,
(Gemeenteblad Nr. 5 van 1925, waarin zijn
opgenomen de artikelen 110 bis en vol
gende) betreffende het vervoer van reizi
gers door motorrijtuigen door diensten,
welke niet op geregelde tijden personen van
de eene plaats naar de andere vervoeren.
Deze voorschriften zouden voor het thans
beoogde doel eenige aanvulling en wijzi
ging behoeven. We', verbindt art. 110 bis
het op den openbaren weg innemen van
standplaats of het aldaar stoppen tot bet
in- of uitlaten van reizigers aan een ver
gunning van Burgemeesteren Wethouders
doch dit voorschrift achten wij niet vol
doende. Wenschelijk zou het zijn daaraan
de volgende bepalingen toe te voegen
„Alvorens de vergunning te verleenen,
wordt door een deskundige, daartoe door
Burgemeester en Wethouders aangewezen,
een onderzoek ingesteld naar de deugdelijk-
Leid en de inrichting van het motorrijtuig.
Wegens kosten van het ondezoek kan de
deskundige den houder van het motorrij
tuig een door Burgemeester en Wethouders
te bepalen bedrag in rekening brengen.
De verleende vergt nning geldt voor den
tijd van drie maanden na hare dagteeke-
ning en kan telkens, na ingesteld onderzoek
van het motorrijtuig door den deskundige,
worden verlengd voor den tijd van drie
maanden.
Burgemeester en Wethouders verleenen
de vergunning tegen goedkeuring van het
tarief voor het vervoer en voorts onder die
voorwaarden, welke noodig zijn om een
veilig en ordelijk verkeer te verzekeren".
"Voorts is het noodzakelijk in art. 110
quater, 2e en 3e lid, de woorden „binnen
de bebouwde kom der gemeente", voor het
aanwijzen van stand- of stopplaatsen, te
scchrappen, daar de omgeving van net sta
tion der spoorwegen zich buiten Ci be
bouwde kom bevindt.
In art. 110 quinquies kunnen de alinea's
8e en 9e betreffende het verbod van het
vervoer van koffers en handbagage worden
geschrapt, daar deze bepalingen voor de
passagiers te belemmerend zijn. Eveneens
kan zonder eenig bezwaar voor de veilig
heid van het vervoer gemist worden het in
art. 100 sexies opgenomen verbod om in
de motorrijtuigen te rooken.
Een ontwerp-besluit tot wijzigirg der
Algemeene Politieverordening wordt ter
vaststelling aangeboden.
Het. tapverbod gedurende de kermis.
De directie van de Stoomvaart-Maat
schappij eeland heeft, als exploitante van
het Grand Hotel „Britannia", zich in een
overgelegd adres tot Uwen Raad gewe»d
met het verzoek, haar vrijstelling te willen
verleenen van het verbod tot het tappen
van sterken drank gedurende de kermis-
week.
Tot staving van haar verzoek deelt
adressante mede, dat zij ieder jaar, bij her
haling, belemmering van dit verbod onder
vindt bij de uitoefening van haar hotelbe-
drijf, te meer waar de kermistijd juist valt
binnen bet alreeds korte hoogseizoen, waar
in het hotel druk bezet is met gasten van
Nederlandsche en buitenlandscha nationa
liteit.
Voorts wijst zij er op, dat door haar kos
ten noch moeite worden gespaard om de
gasten naar de badplaats Vlissingen te
trekken en dat het tapverbod telkenmale
aanleiding geeft tot groote ontstemming
en ontevredenheid bij hare logé's.
In verband met bet bijzonder karakter
en de ligging van bet Grand Hotel „Britan
nia" ten opzichte van de badplaats hebben
wij het verzoek onmiddellijk in ernstige
overweging genomen. Waar door de Ver
eeniging *er bevordering van het Vreemde
lingenverkeer ui ons college alle mogelijke
middelen worden aangewend om het bezoek
van vreemdelingen aan onze badplaats te
bevorderen, gevoelen wij inaerdaad het be
zwaar, dat het verbod van den verkoop
van sterken drank in het klein gedurende
de kermis* /eek kan opleveren voor een in
richting als het Grand Hotel „Britannia",
alwaar in de zomermaanden vele congres
sen worden gehouden en tal van vreemde
lingen vertoeven.
Aan dit bezv aar is in der tijd getracht
tegemoet te komen door in de verordening
de bepaling op te nemen, dat het tapver
bod niet geldt voor Jocaliteiten, waarvoor
een hotelvergunning is verleend. Onder deze
uitzonderingsbepaling valt evenwel niet het
Grand Hotel „Britannia", daar deze inrich
ting gebruik rnaakt van een volledige ver
gunning ingevolge de Drankwet.
Nu is door ons het denkbeeld overwogen,
om in de vei'ordening de bepaling op te
nemen evenals zulks is geschied in de
verordening betreffende de winkelsluitings
wet dat het tapverbod niet zou gelden
voor de inrichtingen welke zich bevinden
aan den Boulevard Evertsen en aan den
Foulevard Bankert tot aan de spuihaveu
van den Polder Walcheren, omdat men deze
inrichtingen tot de seizoenbedrijven in ver
band met de badplaatsen zou kunnen re
kenen.
Wij hebben echter ger t. vrijheid kunnen
vinden om uw college een voorstel in dien
zin te doen, daar wij het scheppen van een
uitzonderingspositie voor een viertal In
richtingen gedurende de** kermistijd ge
voelen als een groote onbillijkheid tegenover
al de andere hotels en café's in de ge
meente, die eveneens in deze periode door
het tapverbod belangrijke schade in hun
bedrijf ondervinden.
De vraag ;s nu bij ons gerezen, of het
tapverbod in de kermisweek zou kunnen
worden opgeheven teneind" aan het be
zwaar tegemoet te komen.
Ook deze vraag kan door ons niet be
vestigend worden beant -oord. Van de
zegenrijke werking van het tapverbod in
de kermisdagen zij. wij allen overtuigd, ge
zien den gunstigen invloed welke deze
maatregel op het drankmisbruik heeft uit
geoefend.
Juist door dit verbod zijn vele bezwaren
tegen het houden van de kermis onder
vangen.
Ons rest nog de behandeling van de
vraag, of de tijd gc'-omen is de kermis op
te heffen. Afgezien van principieele over
wegingen ten aanzien van deze aangelegen
heid moeten wij*e- op wijzen, dat uit een
financieel oogpui.t bezie, de tijd thans aller
minst gunstig is om tot het afschaffen van
de kermis over te gaan. De schade, welke
de gemeente daarvan zou ondervinden we
gens gemis aan de gelden voor staanplaat
sen en belasting, zou ongeveer 7500 be
dragen. Wij mogen ons thans wel ontslagen
achten van het betoog, dat de gemeentekas
dezen schadepost n: t kan dragen, zoodat
wij U niet kunnen voorstellen tot Let af
schaffen van de kermis te besluiten.
Resumeerende komen wij tot de conclusie,
dat, naar onze meening, niet op bevredi
gende wijze kan worden tegemoet gekomen
aan het verzoek van adressante, hoe gaar
ne wij zulks ook haddon willen doen, zoo-
dat wij U moeven voorstellen, daarop af
wijzend te beschikken.
Het sluitingsuur gedurende
de kermis.
Onder wederaanbieding van het in uwe
vorige vergadering in onze handen om ad
vies gesteld schrijven v: de a-deeling
Vlissingen van den Nieuwen Nederland-
schen Bond van Koffiehuishouders en Slij
ters „Nienebokos", houdende verzoek om
te bevorderen dat het sluitingsuur voor de
koffiehuizen en restaurants gedurende de
kermis eenige wijziging te doen ondergaan,
hebben wij ae eer U het navolgende mede
te deelen.
Adressante voert in haar adres aan, dat
met een sluitingsuur tot 12 uur in de week
kan worden volstaan, maar dit des Zater
dags niet voldoende tegemoet komt aan de
exploitatiemogelijkheden van hare zaken,
daar in werkelijkheid alles op den Zaterdag
gebaseerd is.
Zij verzoekt, vooral nu de toestanden zoo
zwaar drukkend zijn, het sluitingsuur voor
de koffiehuizen e restaurants voor den
Zaterdag van de kermis te willen bepalen
op 2 uur na middernacht en betoogt ver
volgens, dat haar verzoek niet alleen van
beteekenis is voor. bare leden, maar zeer
zeker de geheele gemeente ten goede moet
komen en de druk dm tijden inwilliging
va-i dit verzoek rechtvaardigt.
Zij deelt voorts mede, dat nu de lasten
zoo zwaar geworden zijn en de onkosten
niet meer uit het bedrijf gehaald kunnen
worden, de cmhade voor de gemeente ook
veel grooter zou zijn "dan door het toepas
sen van een tegemoetkoming en onder de
tegenwoordige omstandigheden eenige
extra verdiensten voor genoemde bedrijven
inderdaad broodnoodig is.
Li. verband hiermede merken wij op, dat
krachtens artikel 117 der Algemeene Poli<-
tieverordening de houders van tapperijen,
zijnde de inrichtingen waar\*oor vergunning
of verlof ingevolge de bepalingen der
Drankwet is verleend, verplicht zijn te
zorgen, dat de daarin voor het publiek toe
gankelijke gedeelten, die niet uitsluitend
voor logement zijn bestemd, te twaalf uur
midderaacht gesloten en door de bezoekers
ontruimd zijn. De Burgemeester is bevoegd
vergunning lot afwijking dezer bepali"g te
verleenen.
Het sluiti ;suur der kermisinrichtingen
was vroeger bepaald op Maandag tot en
met Woensdag op 1 uur en op Donderdag
tot en met Saterdag op 2 uur na midder
nacht, naar aanleiding waarvan door den
Burgemeester, in afwijking van genoemd,
artikel 117 het sluitingsuur der tapperijen
werd vastgesteld op dezelfde uren.
Toen daarna, door uwen Raad werd be
sloten bet sluitingsuur der kermisinrich
tingen voor de eerste vijf dagen der week
op 12 uur middernacht en des Zaterdags op
2 uur des nachts vast te stellen, werd door
den Burgemeester bepaald, dat de tappe
rijen moesten gesloten zijn gedurende de
eerste vijf dagen der kermisweek op een
half uur en des Zaterdags op 2 uur na
middernacht.
In uwe vergadering van 30 October 19«*l
besloot uw colic--e om ook het sluitingsuur
der kermisinrichtingen op Zaterdag op 12
uur middernacht vast te stellen, tengevolge
waarvan de Burgemeester bepa.alde, dat de
tapperijen gedurende de kermisweek op alle
dagen moesten gesloten zijn op een half uur
na. middernacht.
Uit het vorenstaande blijkt, dat steeds
gedurende de kermis de belangen der houders
van tapperijen niet uit het oog worden verlo
ren, zoodat er na*-* onze meening geen
reden aanwezig is c. artikel 117 der Al
gemeene Politieverordening in verband
hiermede artikel 118 dier verordening, te
wijzigen in den dc adressante aangegeven
zin.
Op grond "an het bovenstaande geven
wij U in ovei*v "ging afwijzend op het ver
zoek van adressante te beschikken.
Regeling van de erkenning van
waterfitters.
In een overgelegd adres verzoeken de be
sturen van den bond van loodgieters- en
fitterspatroons in Nederland en van den
Nederlandschen Roomsch Katholieken bond
van loodgieters- en koperslagerspatroons
een regeling voor de erkenning van water-
fitters in te voeren.
Naar aanleiding van a it verzoek kunnen
wij U mededeelen, dat in 13 van de door
ons college vastgestelde voorschriften voor
binnenleidingen als bedoeld bij artikel 4
der Verordening regelende de voorwaar
den voor levering van water door het wa
terleidingbedrijf het instituut van erkende
waterfitters reeds voorkomt.
Bij nadere bestudeering van deze aange
legenheid uimt het ons wel gewenscht voor
bovenbedoelde voorschriften te wijzigen in
den geest der voorschriften, zooals die zijn
vastgespeld door de vereeniging voor wa-
terleidingbelangen in Nederland. Het ligt
dan tevens in onze bedoeling om de door
de besturen verzochte regeling voor de
erkenning van waterfitters in tc voeren.
Aangezien een en ander dror uw raad
aan ons college ter regeling is overgelaten,
hebben wij de eer U voor te stellen boven
vermelde besturen in de hiervoren aange
geven zin te berichten.
Een fraude-verzekering.
Met ingang van 1 Januari 1934 hebben
wij b'j J. C. J. Knegt en Zonen, assuradeu
ren te Amsterdam, voor deze gemeente met