ïlissifijjsclie Courant DERDE BLAD GEMEENTEBESTUUR van ae van Zaterdag 10 SVÏai 1934. No. 117. sluiting bureaux der gemeente op den 3en pinksterdag. Burgemeester en Wethouders van Vlis singen brengen ter algemeene kennis, dat, ingevolge het Ambtenarenregelment, op den 3en Pinksterdag, Dinsdag 22 Mei a.s., de bureaux van alle openbare instellingen der gemeente voor het publiek gesloten zullen zijn, zulks met uitzondering van den Burgerlijken Stand, welk kantoor voor het doen van aangiften van geboorten of over lijden zoo noodig op dien dag zal zijn ge opend, indien de noodzakelijkheid daartoe door de belanghebbenden des daags te vo ren aan den Ambtenaar van den Burger lijken Stand wordt aangetoond. Het onderzoek van ingevoerd vleesch kan op Dinsdag 22 Mei a.s. alleen aan het bureau van den keuringsdienst in het Coöperatief Slachthuis Oost Souburgsche- weg nr. 12 plaats hebben van 9 uur v.m. tot 11 uur v.m., terwijl de keuring van le vend en geslacht vee tot 12 uur v.m. van dien dag kan geschieden. Vlissingen, 19 Mei 1934, Burg. en Weth. voornoemd, VAN WOELDEREN. De Secretaris, F. BISSCHOP. VOORSTELLEN AAN DEN GEMEENTERAAD VAN VLISSINGEN Door Burg. en Weth. zijn de volgende voorstellen aan den gemeenteraad gedaan Aanvulling Ambtenaren- en Werk liedenreglementen. Van het college van Ged. Staten van Zeeland ontvingen wij een exemplaar van een circulaire van den minister van binnen- ladsche zaken dd. 20 December 1933, Nr. 16601 I, afdeeling Ambtenaarszaken, be treffende het opnemen in provinciale en ge meentelijke ambtenarenreglementen van diverse artikelen van het Algemeen Rijks ambtenarenreglement, met het verzoek het opnemen van de in deze circulaire voorge schreven artikelen in de reglementen dezer gemeente wel te willen bevorderen. In de circulaire wordt Ged. Staten opge dragen er zorgvuldig op te letten, dat de noodige uniformiteit wordt verkregen, waartoe een redactie moet worden gekozen, zooals in de circulaire is aangegeven en waaraan eventueel reeds bestaande afwij kende redacties moeten worden geconfor meerd. In het slot dezer circulaire wijst de mi nister er op, dat over de door hem voorge schreven wijzigingen en aanvullingen der provinciale en gemeentelijke reglementen de locale overlegsinstanties zullen moeten worden gehoord, maar verzoekt hij tevens de gemeentebesturen er opmerkzaam op te maken, dat, wanneer de gemeentelijke amb tenarenreglementen niet binnen een termijn van drie maanden conform den inhoud der circulaire zullen zgn gewijzigd, de regeering zich genoodzaakt zal zien, zelf over te gaan tot het aanbrengen van de verlangde Wijzigingen en aanvullingen, waartoe arti kel 126 der Ambtenarenwet de bevoegd heid geeft. De op te nemen bepalingen luiden als Volgt A. „Het is den ambtenaar verboden om In dienst of bij het gekleed gaan in uniform insignes of andere onderscheidingsteekenen of in dienst uniformkleedingstukken te dragen, een en ander voor zoover die niet vanwege het daartoe bevoegde gezag zijn verstrekt of voorgeschreven of voor zoover niet tot het dragen daarvan aan de ambte naren in 's rijks dienst, door den voorzitter van den Raad van Ministers, op grond van het bepaalde in artikel 50 van het Alge meen Rijksambtenarenreglement, vergun ning is verleend." B. „De ambtenaar, dien een ambts- of dienstwoning ter bewoning is aangewezen onthoudt zich van het uitsteken of hijscben Van andere dan nationale of oranjevlaggen. Uit het uiterljjk aanzien van de ambts- of dienstwoning of van het daarbij behoo- Tcnde erf mag niet blijken van de politieke gezindheid van den ambtenaar of zijn huis- genooten." c- „1. Aan den ambtenaar kan eervol ontslag worden verleend op grond van re volutionaire gez'm meid. 2. Onverminderd het bepaalde in het eer ste lid van dit artikel, kan voorts eervol ontslag worden verleend aan den ambte naar, die lid is van een vereeniging, waar- |'an de voorzitter van den Raad van Minis ters, ingevolge art. 97b, tweede lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, of voor zoover het betreft een vereeniging, waarvan ambtenaren in 's rijks dienst geen Il(l kunnen zijn, de Commissaris der Konin- j>'n In de provincie Zeeland, verklaard heeft, dat zij om de doeleinden, welke ztj Nastreeft of de middelen, welke zjj aan wendt, ten aanzien van den ambtenaar in 's dienstj onderscheidenlijk ten aanzien van den ambtenaar in gemeentelijken dienst, de behoorlijke vervulling van zijn plicht als ambtenaar kan in gevaar bren gen of schaden, of die op eenigerlei wijze medewerking of steun verleent aan een zoodanige vereeniging of aan van haar uit gaande actie." D. „1. De vrouwelijke ambtenaar, die in het huwelijk treedt, wordt met ingang van den dag van haar huwelijk eervol ontsla gen. 2. De in het eerste lid gestelde regeling lijdt uitzondering a. wanneer de betrokkene den 45-jarigen leeftijd heeft vervuld b. wanneer de ambtelijke werkzaamheden worden verricht in de echtelijke woning of in een lokaliteit, welke binnenshuis ge meenschap heeft met die woning c. wanneer dit door het daartoe bevoegde gezag, voor een speciaal geval, hetzij voor een bepaalde categorie van ambten, wordt bepaald een dergelijke bepaling kan als regel slechts worden getroffen, indien het betrokken ambt als een bijbetrekking kan worden waargenomen." E. „Voor de toepassing van artikel D wordt met de vrouwelijke ambtenaar, die in het huwelijk treedt, gelijk gesteld de vrouwelijke ambtenaar, die in concubinaat gaat leven." „Bij ontslag wegens verandering in de inrichting van het dienstvak, zal in de eer ste plaats voor zoodanig ontslag in aan merking komen de gehuwde vrouwelijke ambtenaar, tenzij zij kostwinster van een gezin is." E. „1. De ambtenaar, die als militair in gevolge een uit de wet of uit een verbinte nis voortvloeide verplichting in werkelij- ken dienst is, wordt geacht in zijn burger lijke betrekking met verlof te zijn. Hij be houdt over den tijd van dezen dienst het genot van de aan zijn ambt verbonden be zoldiging, voorzoover hij krachtens de ar tikelen 18x tot en met 20x daarop aan spraak kan maken, dan wel voor zoover die Werkelijke dienst wordt vervuld gedurende het aan hem verleende vacantieverlof. 2. In alle andere gevallen wordt hem de bezoldiging over den tijd van het verblijf in werkelijken dienst niet uitbetaald." G. „1. De ambtenaar, die voor herhalings oefeningen in werkelijken dienst is, behoudt over den tijd van dezen dienst het volle ge not van de aan zijn ambt verbonden bezol diging. Voor zooveel noodig bepaalt de minister van defensie, welke dienst als herhalings oefening wordt beschouwd. 3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt met herhalingsoefeningen gelijk ge steld de werkelijke dienst, vervuld krach tens a. artikel 5, vijfde lid, onder a der Wet voor het reservepersoneel der landmacht 1905 (zooals die sedert is gewijzigd), voor zooveel ziekte betreft b. artikel 36, eerste lid, onder a, der Dienstplichtwet, of artikel 5, onder 3e, sub a der Wet voor de Koninklijke marinereser ve 1924 (Staatsblad Nr. 369), indien het niet tijdig bereiken van den vereischten graad van geoefendheid het gevolg is van ziekte. c. artikel 36, eerste lid, onder c der Dienstplichtwet, artikel 5, vijfde lid, onder b, der Wet voor het reservepersoneel der landmacht 1905 (zooals die sedert is gewij zigd) of artikel 5, onder 3e, sub c der Wet voor de Koninklijke marinereserve 1924 (Staatsblad Nr. 369), voor zoover betreft den tijd, doorgebracht tot het ondergaan van het daar bedoelde onderzoek, indien dat onderzoek geen krijgstuchtelijke straf of veroordeelend vonnis tengevolge heeft d. artikel 36, eerste lid, onder e en f, der Dienstplichtwet, artikel 5, vijfde lid, onder c en d, achtste en negende lid, der Wet voor het reserve-personeel der landmacht 1905 (zooals die sedert is gewijzigd) of artikel 5, onder 3e, sub e en f der Wet voor de Koninklijke marine-reserve 1924(Staats blad Nr. 369) e. artikel 36, tweede lid, der Dienstplicht wet, artikel 5, zevende lid, der Wet voor het reserve-personeel der landmacht 1905 (zooals die sedert is gewijzigd) of artikel 5, onder 4e der Wet voor de Koninklijke ma rine-reserve 1924 (Staatsblad Nr. 369), mits de oproeping in werkelijken dienst niet plaats heeft voor het ondergaan van straf en het bedoelde onderzoek geen krijgstuchtelijke straf of veroordeelend von nis tengevolge heeft." H. „1. De ambtenaar, die in verband met oorlog, oorlogsgevaar of andere buitenge wone omstandigheden verplichten werkelij ken dienst verricht, geniet gedurende 30 dagen de volle aan zijn ambt verbonden be zoldiging en daarna hetgeen deze meer be draagt dan zijn militaire belooning. 2. Het eerste lid is eerst van toepassing, nadat de militair, hetzij vóór, hetzij gedu rende de buitengewone omstandigheden een werkelijken dienst van 5i/2 maand of, in dien hij een eerste oefening van korteren duur te vervullen had, deze oefening neeft volbracht. 3. Het bepaalde in het tweede lid geldt niet a. ten aanzien van de buitengewone dienstplichtigen, die eerst in werkelijken dienst behoeven te komen na het jaar der lichting, waartoe ztf behooren of naar hun leeftijd gerekend kunnen worden te be hooren b. voor de vrijwilligers van den land storm, die betzij een rang bekleeden, hetzij het bewijs van voorgeoefendheid hebben verworven." I. „Op den ambtenaar, die in t-tidelijken dienst is aangesteld, zyn de bepalingen, x Bedoeld zijn de artikelen van het Al gemeen Rijksambtenarenreglement) vervat in de artikelen 17, 18 en 19, slechts van toepassing tot en met den dag, waar op de burgerlijke betrekking zou zijn beëin digd, indien hij daaraan niet door den mi litairen dienst zou z\jn onttrokken." Hoewel het opnemen van dè onder A tot en met I voorkomende bepalingen in de ge meentelijke ambtenaren en werkliedenre glementen, zooals reeds werd medegedeeld, imperatief is voorgeschreven en het behan delen van deze bepalingen in de commissies voor het georganiseerd overleg derhalve een formaliteit genoemd kan worden, heb ben wij, ter voldoening aan de gemeente lijke verordening op 't georganiseerd over leg en aan den wensch van den minister van binnenlandsche zaken, het oordeel daar over ingewonnen van de ambtenarenorga- nisaties, welke in het georganiseerd overleg zijn vertegenwoordigd, en de commissies voor het georganiseerd overleg bijeen ge roepen. De commissie van overlég voor de amb tenaarszaken adviseert de bepalingen onge wijzigd in het ambtenarenreglement op te nemen. In de vergadering der commissie van overleg voor de werkliedenzaken werden bezwaren gemaakt tegen de redactie van de voorgeschreven bepalingen en tegen op name van enkele artikelen. Het heeft geen zin deze bezwaren aan een beschouwing te onderwerpen, daar uit eindelijk de aanvulling der reglementen zal moeten plaats vinden, zonder redactiewij ziging of weglating van artikelen. Eveneens werd critiek uitgeoefend op de door den voorzitter van den raad van mi nisters ter uitvoering van artikel 97 b, tweede lid, van het Algemeen Rijksambte narenreglement, opgemaakte lijst van ver- eenigingen, waarvan het lidmaatschap aan leiding kan zijn den ambtenaar eervol te ontslaan, omdat geacht wordt, dat de doel einden, welke deze, door den minister aan gewezen vereenigingen, nastreven of de middelen, welke zij aanwenden, de behoor lijke vervulling door den ambtenaar van zijn plicht als ambtenaar kunnen in gevaar brengen of schaden. Een exemplaar van deze lijst van „ver boden" vereenigingen werd den gemeente besturen toegezonden door Ged. Staten de zer provincie, waarbij werd medegedeeld, dat bij de toepassing van het ambtenaren reglement met den inhoud daarvan reke ning dient te worden gehouden. Eventueele wijzigingen in de lijst zullen door Ged. Sta ten ter kennis der gemeentebesturen wor den gebracht. Het behoeft geen betoog, dat, nu het samenstellen dezer lijst behoort tot de be voegdheid van den voorzitter van den mi nisterraad en, voorzoover vereenigingen van provinciale- of gemeente-ambtenaren betreft, waarvan rijksambtenaren geen lid kunnen zijn, tot de bevoegdheid van de Commissarissen der Koningin in de provin cies, en met deze lijst rekening móet wor den gehouden, het voorstel van de commis sie van overleg voor de werkliedenzaken om voor één dezer vereenigingen, nl. „De Dageraad" een uitzondering te maken, door ons aan U niet ter inwilliging kan worden aanbevolen, aangezien wel vast staat, dat een dergelijk besluit geen goed keuring zou verwerven. De derde door ons gehoorde overlegs- instantie, namelijk die voor het politieper soneel, kan zich met de aanvulling van het politie-ambtenarenreglement met de voor geschreven bepalingen vereenigen, met uit zondering van één organisatie, welke ech ter haar bezwaren niet mededeelt, omdat, naar zij erkent, het zelfs niet mogelijk is een geringe wijziging aan te brengen. Wij kunnen, na hetgeen wij mededeelden, volstaan met U voor te stellen de hiervoor onder A tot en met I vermelde bepalingen in de diverse ambtenaren- en werklieden- reglementen op te nemen en daartoe het ontwerp-besluit vast te stellen. De aangehaalde circulaires, alsmede de ontvangen adviezen, worden overgelegd. Het taxi-bedrijf. In den laatsten tijd heeft zich het taxi bedrijf alhier in belangrijke mate ontwik keld. Dit is in het bijzonder het geval ten aanzien van het reizigersvervoer naar en van het station der spoorwegen en de pro vinciale booten. Het is dan oo'-. noodzakelijk geworden, dat de gemeentelijke overheid maa regelen neemt en voorschriften vaststelt, waardoor do belangen van de reizigers worden be schermd en een veilig en ordelijk verkeer wordt verzekerd. Nu bevat de Algemeene Politieverorde ning sedert hare aanvulling bij Uw besluit van 24 April 1925 verschillende bepalingen, (Gemeenteblad Nr. 5 van 1925, waarin zijn opgenomen de artikelen 110 bis en vol gende) betreffende het vervoer van reizi gers door motorrijtuigen door diensten, welke niet op geregelde tijden personen van de eene plaats naar de andere vervoeren. Deze voorschriften zouden voor het thans beoogde doel eenige aanvulling en wijzi ging behoeven. We', verbindt art. 110 bis het op den openbaren weg innemen van standplaats of het aldaar stoppen tot bet in- of uitlaten van reizigers aan een ver gunning van Burgemeesteren Wethouders doch dit voorschrift achten wij niet vol doende. Wenschelijk zou het zijn daaraan de volgende bepalingen toe te voegen „Alvorens de vergunning te verleenen, wordt door een deskundige, daartoe door Burgemeester en Wethouders aangewezen, een onderzoek ingesteld naar de deugdelijk- Leid en de inrichting van het motorrijtuig. Wegens kosten van het ondezoek kan de deskundige den houder van het motorrij tuig een door Burgemeester en Wethouders te bepalen bedrag in rekening brengen. De verleende vergt nning geldt voor den tijd van drie maanden na hare dagteeke- ning en kan telkens, na ingesteld onderzoek van het motorrijtuig door den deskundige, worden verlengd voor den tijd van drie maanden. Burgemeester en Wethouders verleenen de vergunning tegen goedkeuring van het tarief voor het vervoer en voorts onder die voorwaarden, welke noodig zijn om een veilig en ordelijk verkeer te verzekeren". "Voorts is het noodzakelijk in art. 110 quater, 2e en 3e lid, de woorden „binnen de bebouwde kom der gemeente", voor het aanwijzen van stand- of stopplaatsen, te scchrappen, daar de omgeving van net sta tion der spoorwegen zich buiten Ci be bouwde kom bevindt. In art. 110 quinquies kunnen de alinea's 8e en 9e betreffende het verbod van het vervoer van koffers en handbagage worden geschrapt, daar deze bepalingen voor de passagiers te belemmerend zijn. Eveneens kan zonder eenig bezwaar voor de veilig heid van het vervoer gemist worden het in art. 100 sexies opgenomen verbod om in de motorrijtuigen te rooken. Een ontwerp-besluit tot wijzigirg der Algemeene Politieverordening wordt ter vaststelling aangeboden. Het. tapverbod gedurende de kermis. De directie van de Stoomvaart-Maat schappij eeland heeft, als exploitante van het Grand Hotel „Britannia", zich in een overgelegd adres tot Uwen Raad gewe»d met het verzoek, haar vrijstelling te willen verleenen van het verbod tot het tappen van sterken drank gedurende de kermis- week. Tot staving van haar verzoek deelt adressante mede, dat zij ieder jaar, bij her haling, belemmering van dit verbod onder vindt bij de uitoefening van haar hotelbe- drijf, te meer waar de kermistijd juist valt binnen bet alreeds korte hoogseizoen, waar in het hotel druk bezet is met gasten van Nederlandsche en buitenlandscha nationa liteit. Voorts wijst zij er op, dat door haar kos ten noch moeite worden gespaard om de gasten naar de badplaats Vlissingen te trekken en dat het tapverbod telkenmale aanleiding geeft tot groote ontstemming en ontevredenheid bij hare logé's. In verband met bet bijzonder karakter en de ligging van bet Grand Hotel „Britan nia" ten opzichte van de badplaats hebben wij het verzoek onmiddellijk in ernstige overweging genomen. Waar door de Ver eeniging *er bevordering van het Vreemde lingenverkeer ui ons college alle mogelijke middelen worden aangewend om het bezoek van vreemdelingen aan onze badplaats te bevorderen, gevoelen wij inaerdaad het be zwaar, dat het verbod van den verkoop van sterken drank in het klein gedurende de kermis* /eek kan opleveren voor een in richting als het Grand Hotel „Britannia", alwaar in de zomermaanden vele congres sen worden gehouden en tal van vreemde lingen vertoeven. Aan dit bezv aar is in der tijd getracht tegemoet te komen door in de verordening de bepaling op te nemen, dat het tapver bod niet geldt voor Jocaliteiten, waarvoor een hotelvergunning is verleend. Onder deze uitzonderingsbepaling valt evenwel niet het Grand Hotel „Britannia", daar deze inrich ting gebruik rnaakt van een volledige ver gunning ingevolge de Drankwet. Nu is door ons het denkbeeld overwogen, om in de vei'ordening de bepaling op te nemen evenals zulks is geschied in de verordening betreffende de winkelsluitings wet dat het tapverbod niet zou gelden voor de inrichtingen welke zich bevinden aan den Boulevard Evertsen en aan den Foulevard Bankert tot aan de spuihaveu van den Polder Walcheren, omdat men deze inrichtingen tot de seizoenbedrijven in ver band met de badplaatsen zou kunnen re kenen. Wij hebben echter ger t. vrijheid kunnen vinden om uw college een voorstel in dien zin te doen, daar wij het scheppen van een uitzonderingspositie voor een viertal In richtingen gedurende de** kermistijd ge voelen als een groote onbillijkheid tegenover al de andere hotels en café's in de ge meente, die eveneens in deze periode door het tapverbod belangrijke schade in hun bedrijf ondervinden. De vraag ;s nu bij ons gerezen, of het tapverbod in de kermisweek zou kunnen worden opgeheven teneind" aan het be zwaar tegemoet te komen. Ook deze vraag kan door ons niet be vestigend worden beant -oord. Van de zegenrijke werking van het tapverbod in de kermisdagen zij. wij allen overtuigd, ge zien den gunstigen invloed welke deze maatregel op het drankmisbruik heeft uit geoefend. Juist door dit verbod zijn vele bezwaren tegen het houden van de kermis onder vangen. Ons rest nog de behandeling van de vraag, of de tijd gc'-omen is de kermis op te heffen. Afgezien van principieele over wegingen ten aanzien van deze aangelegen heid moeten wij*e- op wijzen, dat uit een financieel oogpui.t bezie, de tijd thans aller minst gunstig is om tot het afschaffen van de kermis over te gaan. De schade, welke de gemeente daarvan zou ondervinden we gens gemis aan de gelden voor staanplaat sen en belasting, zou ongeveer 7500 be dragen. Wij mogen ons thans wel ontslagen achten van het betoog, dat de gemeentekas dezen schadepost n: t kan dragen, zoodat wij U niet kunnen voorstellen tot Let af schaffen van de kermis te besluiten. Resumeerende komen wij tot de conclusie, dat, naar onze meening, niet op bevredi gende wijze kan worden tegemoet gekomen aan het verzoek van adressante, hoe gaar ne wij zulks ook haddon willen doen, zoo- dat wij U moeven voorstellen, daarop af wijzend te beschikken. Het sluitingsuur gedurende de kermis. Onder wederaanbieding van het in uwe vorige vergadering in onze handen om ad vies gesteld schrijven v: de a-deeling Vlissingen van den Nieuwen Nederland- schen Bond van Koffiehuishouders en Slij ters „Nienebokos", houdende verzoek om te bevorderen dat het sluitingsuur voor de koffiehuizen en restaurants gedurende de kermis eenige wijziging te doen ondergaan, hebben wij ae eer U het navolgende mede te deelen. Adressante voert in haar adres aan, dat met een sluitingsuur tot 12 uur in de week kan worden volstaan, maar dit des Zater dags niet voldoende tegemoet komt aan de exploitatiemogelijkheden van hare zaken, daar in werkelijkheid alles op den Zaterdag gebaseerd is. Zij verzoekt, vooral nu de toestanden zoo zwaar drukkend zijn, het sluitingsuur voor de koffiehuizen e restaurants voor den Zaterdag van de kermis te willen bepalen op 2 uur na middernacht en betoogt ver volgens, dat haar verzoek niet alleen van beteekenis is voor. bare leden, maar zeer zeker de geheele gemeente ten goede moet komen en de druk dm tijden inwilliging va-i dit verzoek rechtvaardigt. Zij deelt voorts mede, dat nu de lasten zoo zwaar geworden zijn en de onkosten niet meer uit het bedrijf gehaald kunnen worden, de cmhade voor de gemeente ook veel grooter zou zijn "dan door het toepas sen van een tegemoetkoming en onder de tegenwoordige omstandigheden eenige extra verdiensten voor genoemde bedrijven inderdaad broodnoodig is. Li. verband hiermede merken wij op, dat krachtens artikel 117 der Algemeene Poli<- tieverordening de houders van tapperijen, zijnde de inrichtingen waar\*oor vergunning of verlof ingevolge de bepalingen der Drankwet is verleend, verplicht zijn te zorgen, dat de daarin voor het publiek toe gankelijke gedeelten, die niet uitsluitend voor logement zijn bestemd, te twaalf uur midderaacht gesloten en door de bezoekers ontruimd zijn. De Burgemeester is bevoegd vergunning lot afwijking dezer bepali"g te verleenen. Het sluiti ;suur der kermisinrichtingen was vroeger bepaald op Maandag tot en met Woensdag op 1 uur en op Donderdag tot en met Saterdag op 2 uur na midder nacht, naar aanleiding waarvan door den Burgemeester, in afwijking van genoemd, artikel 117 het sluitingsuur der tapperijen werd vastgesteld op dezelfde uren. Toen daarna, door uwen Raad werd be sloten bet sluitingsuur der kermisinrich tingen voor de eerste vijf dagen der week op 12 uur middernacht en des Zaterdags op 2 uur des nachts vast te stellen, werd door den Burgemeester bepaald, dat de tappe rijen moesten gesloten zijn gedurende de eerste vijf dagen der kermisweek op een half uur en des Zaterdags op 2 uur na middernacht. In uwe vergadering van 30 October 19«*l besloot uw colic--e om ook het sluitingsuur der kermisinrichtingen op Zaterdag op 12 uur middernacht vast te stellen, tengevolge waarvan de Burgemeester bepa.alde, dat de tapperijen gedurende de kermisweek op alle dagen moesten gesloten zijn op een half uur na. middernacht. Uit het vorenstaande blijkt, dat steeds gedurende de kermis de belangen der houders van tapperijen niet uit het oog worden verlo ren, zoodat er na*-* onze meening geen reden aanwezig is c. artikel 117 der Al gemeene Politieverordening in verband hiermede artikel 118 dier verordening, te wijzigen in den dc adressante aangegeven zin. Op grond "an het bovenstaande geven wij U in ovei*v "ging afwijzend op het ver zoek van adressante te beschikken. Regeling van de erkenning van waterfitters. In een overgelegd adres verzoeken de be sturen van den bond van loodgieters- en fitterspatroons in Nederland en van den Nederlandschen Roomsch Katholieken bond van loodgieters- en koperslagerspatroons een regeling voor de erkenning van water- fitters in te voeren. Naar aanleiding van a it verzoek kunnen wij U mededeelen, dat in 13 van de door ons college vastgestelde voorschriften voor binnenleidingen als bedoeld bij artikel 4 der Verordening regelende de voorwaar den voor levering van water door het wa terleidingbedrijf het instituut van erkende waterfitters reeds voorkomt. Bij nadere bestudeering van deze aange legenheid uimt het ons wel gewenscht voor bovenbedoelde voorschriften te wijzigen in den geest der voorschriften, zooals die zijn vastgespeld door de vereeniging voor wa- terleidingbelangen in Nederland. Het ligt dan tevens in onze bedoeling om de door de besturen verzochte regeling voor de erkenning van waterfitters in tc voeren. Aangezien een en ander dror uw raad aan ons college ter regeling is overgelaten, hebben wij de eer U voor te stellen boven vermelde besturen in de hiervoren aange geven zin te berichten. Een fraude-verzekering. Met ingang van 1 Januari 1934 hebben wij b'j J. C. J. Knegt en Zonen, assuradeu ren te Amsterdam, voor deze gemeente met

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1934 | | pagina 9