BINNENLAND Haag- al hangt, durven wij niet te schatten. Vijf en twintig is het er zeker al en 'hoe vaak is men al van idee veranderd. Ook nu is de gelegenheid om te beginnen nog niet daar, want gelijk men weet moet eerst de kazerne verdwenen zijn en herinneren wij ons goed dan is de overeenstemming dien aangaande met de landsregeering nog niet geheel verkregen. Het gaat dus alles wel heel langzaam en juist daarom behoeft men niet te denken dat zelfs maar binnen afzienbaren tijd een daadwerkelijk begin met den douw zal wor den gemaakt. Het is alles nog niet meer dan toekomstmuziek en zoolang de toe komst zoo donker blijft als zij nu is, zal de muziek alleen die ooren blijven streelen, die voor de cacophonie van het heden ontoegan kelijk zijn. Voorshands is alles grauwe theorie. Moge de praktijk nog anders worden. EIBER. DE „POSTJAGERS TE VOET" OP V/EG NAAR INDIE. Van Brindi&i naar den Piraeus. De „geneugten" van een Grieksch schip. Een van omstreeks half Februari datee- rende reportage behandelt het traject Brin- disi-Piraeus, dat de beide koene jonge Ne derlanders E. Greidanus en T. van Heynin- gen, die, op zoek naar een levenspositie, van Bussum naar Nederiandsch-Indië op weg zijn, thans reeds geruimen tijd achter den rug hebben. Eerstgenoemde heeft daaromtrent aan het persbureau Vaz Dias het volgende geschreven Daar het immers onze bedoeling is, de reis zooveel mogelijk over land te maken, lag het meer in onze lijn van Bari in Zuid- Italië over te steken naar Albanië. De af stand over zee is zeer gering. Bij informatie bleek echter, dat voor Albanië een kostbaar visum vereischt is, waardoor het geraden was dat land te om zeilen en ons naar Brindisi te begeven, vanwaar het verkeer met Piraeus, de ha ven van Athene, regelmatig onderhouden wordt door twee maatschappijen, een Ita- liaansche en een Grieksche. Beide varen met vrije kleine booten, de Italiaansche met nieuwe van moderne gemakken voor zien, en de Grieksche met stoomers van gemiddeld veertig jaar oud. Dit verschil uit zich dan ook zeer sterk in den prijs, die voor de eerstgenoemde tweemaal zoo hoog is. Tevens doen ook buitenlandsche booten deze havens onregelmatig aan en is het waarschijnlijk mogelijk, indien het vracht- booten zijn, daarmee met een beetje han digheid goedkooper den overtocht te ma ken. Bij aankomst in Brindisi was er 'ech ter geen enkele aanwezig en werd er ook geen verwacht. Daar ter plaatse beschikten- we niet over een goeden kennis, bij wien wë onbeperkten tijd door konden brengen om op een gunstiger gelegenheid te wachten en we waren alzoo aangewezen op de „Griek", die den volgenden middag om 5 uur af zou varen. Evenals tegenwoordig op de Hollandsche booten is het ook hier onmogelijk als „wer kend passagier" over te varen, zoodat er niets anders op zat dan per goedkoopste klasse de reis te maken. Wij hadden gedacht tot Korfu mee te gaan om van daar uit over land Athene te bereiken. De passagekósten daarheen of tot Piraeus, toch een heel verschil in afstand, ontloopen elkander echter: zoo weinig, dat het veel verstandiger was en ook voordee- Jiger, direct naar laatstgenoemde plaats te gaan, wat we dan ook gedaan hebben. Ons schip, de „Frintos" bleek een halve feeuw oud, ongeveer drieduizend ton me tende vrachtboot met passagiersaccomoda- tie te zijn en derde klasse daarop te reizen wilde zeggen, dat men zich op of onder het dek op kon houden. Vooral deze laatste verblijfplaats is een nadere beschouwing waard. Zij bevond zich boven het achter ruim, omsloten door de machinekamer, keuken, eetkamer en hutten der beman ning daardoor verstoken van patrijspoor ten en voortdurend in schemerduister ge huld. Voor versche lucht werd gezorgd door de eeuwig openstaande toegang tot het dek, hetgeen voortdurend een fiksche tocht - veroorzaakte. Bovendien scheen zij zoo nu en dan als bergplaats o.a. voor steenkool gebruikt te worden, zoodat het er een grenzeloos vieze beweging was. Ten gerieve van de passagiers, die hier moesten huizen, waren eenige houten platforms op ongeveer een meter hoogte aangebracht, waarop zij, indien zij niet op den vloer wil den liggen, hun vermoeide ledematen uit konden strekken. Eenige gemakken in den vorm van kribben, banken, stoelen of tafels waren niet aanwezig er zou trouwens ook geen plaats voor zijn geweest. Daar het reeds bij afvaart flink woei en onaangenaam koud was, bleek het onmo gelijk voortdurend aan dek te vertoeven en het verblijf daar beneden dus niet te vermijden. Tot ons geluk waren er zeer weinig medepassagiers, zoodat we het beste en minst vuile plaatsje uit konden zoeken om ons met onze bagage te instal- Jeeren. De voortdurende tocht, de onsmakelijke vuilheid en de warm vette machinekamer- luclit waren hoogst onaangenaam. Niette min brachten we den nacht meer slapend dan wakend door, zoodat we niet mochten klagen. Dien ochtend vroeg om 4 uur lieten we het anker vallen op de reede van Korfu, waar echter niet eerder met laden kon worden begonnen dan acht uur, daar er een te hooge zee stond. Het aantal passagiers, dat we hier aan boord kregen, was zeer groot en bestond voor een gedeelte uit varkens, die tot onze groote verbazing in onze verblijfplaats on der de reeds genoemde plankiers werden opgeborgen. Het gevolg was, dat het, zoo vlak boven deze viervoeters in zeer korten tijd niet meer uit te houden was en wij snel den aftocht bliezen naar den verst verwij derden hoek. Grieken echter schijnen deze lucht zeer goed te kunnen verdragen, ten minste even later was ons zoo juist ver laten plaatsje weer dicht bezet. Daar de overtocht volgens zeggen zes en dertig uren zou duren, hadden wij slechts droog brood en eenige sinaasappelen mee genomen, welke voeding op den duur niet al te smakelijk bleek te zijn, zoodat we onze aandacht wat meer zjjn gaan wijden aan de keuken en haar personeel. Reeds den vorigen avond had de lucht daaruit verleidelijk onze reukorganen ge prikkeld, wat ons deed besluiten ons door middel van een puntige stok via een lucht- ververschingsopening een malseh kippen boutje toe te eigenen. Toen we echter een dergelijk werktuig gevonden hadden en met de uitvoering van ons plan een begin wilden maken, bleken de boutjes juist bui ten ons bereik te zijn geplaatst. Wel jam mer, daar er juist niemand aanwezig was om ons gade te slaan. Er restte ons niet3 anders dan de koks tot vrijgevigheid te be wegen. En de aanhouder won. Het resul taat was eenige smakelijke balletjes ge hakt, versch brood, een gebakken vischje en een paar gestolen tomaten, werkelijk een zeer aangename afwisseling. Na een achturig oponthoud te Korfu, waar het niet mogelijk was geweest aan land te gaan, daar we niet aan de kade ge meerd lagen, lichtten we het anker en voeren verder. Het weer dat 's ochtends eenigszins was opgeklaard, werd tegen den middag weer slechter. Ook de wind begon flink op te steken, waardoor de meeste passagiers zich niet erg lekker meer voel den. Voor ons echter had het weer zijn voordeelen, daar we nu een Fransch spre kenden Albanees, die hierdoor een groot te veel aan brood, kaas en worst had gekre gen, een handje konden helpen om van die onaangename voorraden af te komen. We deden dat zelfs zoo grondig, dat de arme man den volgenden morgen, toen hij zich weer wat beter gevoelde, zich genoodzaakt zag een nieuw brood aan te schaffen. Te Patras hadden we den volgenden morgen een oponthoud, dat gelukkig van korten duur was. Ondertusschen was het beginnen te sneeuwen en de temperatuur nog eenige graden gedaald, zoodat de mo gelijkheid van tijd tot tijd even aan dek te klimmen en wat frissche lucht te happen, en de beenen eens te strekken, ons ook ontnomen was, wilden we niet kletsnat te rugkomen. Door de ontdekking echter, dat het niet onverstandig was goede maatjes met de koks te blijven, met wie we heele gesprekken in gebroken FranschItali- aansch hielden, voelden we dit gemis niet zoo erg. Na tegen elf uur het kanaal van. Korin- the te zijn gepasseerd, kregen we tegen half twee 's middags Piraeus, de haven van Athene, in zicht en lagen we korten tijd later aan den wal gemeerd. Beiden hadden we geen spijt de „Frin tos" te kunnen verlaten. Aan loopen went men, maar zoo'n overtocht is vreeselijk. KAMEROVERZICHT TWEEDE KAMER. Vergadering van Vrijdag. Winkelsluiting. De technische herziening der Winkelslui ting ondervond in de Kamer niet veel be zwaar. Het onaangename puntje in deze kwestie was weer, dat het andere ontwerp tot verruiming van de uren van openstel ling op Zondag niet tevens aan de orde was gesteld. Diverse leemten in de wet zijn aangevuld Het is in de praktijk noodig gebleken, om eenige aanvullingen te maken ten aanzien van eenige omschrijvingen. Uitdrukkelijk wordt nu bepaald, dat de gemeenteraden de Zondagsuren aanwijzen en dat dit niet wordt overgelaten aan de winkeliers zelf. He aanvangsuur daarvan kan op 8 inplaats van op 9 worden gesteld. Visch- en fruit winkels mochten nu open zijn van 912 uur op Zondag zij worden nu gelijkgesteld met de banketbakkers. Hetzelfde geldt voor de consumptie-ijs-winkels. Die waren nu vrijer, maar van die vrijheid is veel mis bruik gemaakt. Bovendien kunnen gemeen teraden hier bijzondere voorschriften ma ken. Voor de Israëlitische winkeliers is de compensatie voor den gesloten Zaterdag iets verruimd. Inzake den vrijen ochtend of middag voor het personeel zijn eenige ge bleken leemten aangevuld. Nog uitdrukkelijk bepaald, dat de zgn. vrije dagen die een gemeentebestuur ieder jaar mag geven, niet op Zondag mogen vallen. Dis is behoudens eenige redactiewijzigin gen het voornaamste. Tegen dien achteruitgang voor de ijs- winkels kwam verzet, terwijl de heer Vos een amendement ingediend heeft om de Zondagsuren op 8 uur te stellen tusschen 's morgens 8 uur en 's middags 8 uur. De heer Teulings wilde zes uur stellen. Zoowel de heer Drop als de heer Teulings tracht ten voorts bij amendement de ijs-winkels te hulp te snellen. Gelijk te verwachten was, werd het de bat politiek-theologisch. De Zondagsrust was in geding en de heeren Snoeck Henke- mans en Smeenk zetten hun theologische bezwaren tegen uitbreiding van de uren op Zondag uiteen. Volg -ns den laatstewas het noodwetjeVerschuur in strijd met de re- geeringsverklaring, dat geen politieke on derwerpen aan de beslissing der Kamer zouden w.orden onderworgen, Voor dit argument voelt een deel der Katholieken niets. Het gaat hier om zake lijke verschillen en economische noodmaat regelen. Het oude. liedje'dus de calvinistische leer van dwang op anderen kwam weer voor den dag. Het heet dan, dat dat "de vrijheid dienen is, rmdat men de winkeliers de vrijheid wil hergeven die Zij op de con currentie Hebben -verloren. Dat is de oude theorie die gebezigd wordt om een leelijken dwang goed te praten. Het is nu eenmaal het odium dat op deze Winkelsluitingswet rust dat zij indertijd plotseling tot een Zondagsrust-wet is ge maakt. Dat zal-ruzie-blijven geven. De heer. Boon heeft de misère van de Winkelsluiting nog eens gereleveerd. Een half jaar geleden is het zgn. Noodwetje toegezègd in Janu ari verscheen het en thans is het door het toevallige aftreden van minister Verschuur van de baan gegaan.-Dat-is wat anders dan de coulante wijzei waarop de land- en tuin- bouwbelangen werden behartigd. Het geldt bij deze uitbreiding slechts een kleine tege moetkoming zonder principieele beteekenis. Minister Colijn meende dat vooral ge sproken was over wat niet aan de orde was bij die technische herziening. Als één der amendementen die de wet dennaturee- ren wordt aangenomen, wil hij de -wet niet verder behandelen. De Kamer weet dus waarom het gaat. Donderdag voortzetting. De Rijksmiddelen. Hét" maandélrjkschr overzicht van den stand der Rijksmiadelen vermeldt, dat aan directe belastingen (grond-, inkom sten-, vermogens- en verdedigingsbelas ting) op ultimo. April van het dienstjaar 1934 voor 39.589.121 op het kohier was gebracht. Bij deri vorigen 'dienst 'luidde dit bedrag op 30 April 44.107.833. De opbrengst van de overige middelen bedroeg over de maand April 1934 26.787.189 (April 1933 21.500.524). Aan omzetbelasting is thans, na 4 maanden, ontvangen 12.638.509. Dit bedrag blijft nog steeds belangrijk onder de raming, die voor 4 maanden 27.2 millioen bedraagt. De opbrengst over de maand April bedroeg 3.456.892 tegen 3.227.427 over de maand Maart en 2.608.546 over de maand Febru ari. Ook de couponbelasting is nog onder de raming gebleven. In de maand April was de opbrengst ;f-268J506, terwijl- ƒ533.333 was geraamd. In de maand Maart werd 298.453 ontvangen. Er valt dus een lang zame stijging te merken. Over de eerste-4; maanden van 1934 be droeg de opbreng? van de overige midde len, in totaal 100.734.675 tegen j 98.311.628 in dezelfde; periode :Y£h\bet-,vorige jaar. Koewei de opbrengst,in April ,1934- .met ruim 5 millioen 'h verbeterd, bleef het totaalbedrag toch. nog 5% millioen brj 1/10 van de raming, welke 32.2 millioen bedraagt ten achtei\ lezen wij in een be schouwing in de anti-rev. „Rotterdammer". Dit is voornamelijk tc wijten aan de te gengevallen opbrengsten van de reeds ge melde omzet- en couponbelastingen (die tezamen 15. millioen voor haar rekening nemen), alsmede aan dé mindere ontvang sten van de accijns op suiker (achterstand 5 millioen), t.i van de invoerrechten (achterstand G millioen) T i de maand April brachten de invoer rechten op 5.96 millioen (v.j. 6.58 mil lioen.). Het is mogelijk, dat dit achterblij ven nog een gevolg is van den grooten in voer tegen het eind van 1933 in verband met de invoering van de omzetbelasting, maar dan werkt' deze invloed toch wel heel lang na. r De dividend- en tahtièmebelasting is dit maal met een opbrengst van 1.4 millioen eens niet tegengevallen (v.j. 666.000), Over 4 maanden werd ontvangen 3.0 mil lioen (v.j. 2.2 millioen). Dat dit een ge volg zou zrin van een verbeterden toestand in het bedrijfsleven, wagen wij te betwijfe len. Het statistiekrecht, overigens een onbe duidende inkomstenbron, doch als economi sche waardemeter belangrijk, bleef beneden de opbrengst van het vorige jaar en daalde van 144.827 op 138.9 --5. Met de accijnzen wil het ook niet vlot ten. Het accijns op zout daalde van 1Ö6.000 op 156.000, eïl die op Wijn bleef vrijwel gelijk op eèn bedrag Van 50.000.Het ac cijns op gedistilleerd daalde van 2.7 tot 2.4 millioen. Vóór 4 "maanden is hier reeds 1 millioen minder "ontvangen. Dit maal verbeterde 'dé opbrengst van de sui keraccijns van -2/1 'tot 4.1 millioen. Bij 1/12 Van de raming "blééf dit bedrag tóch nog 1 mllioén achter. Wij gaven hierboven aan, welke uitwerking de grillige sprongen vaii deze inkómsténbrori in '1934 reeds heeft genad wij zijii ai-5 millioen bij ly33 ten achter. De tabaksaccijns, die verleden maand zulk een geweldige duikékng maakte, le verde thans 2.04- millioen (v.j. 2.24 mill.) dus wel teruggang, - doch niet schrik barend als in Maart,. tr m de ontvangsten met 1 millioen terug liepen. Van de accijnzen is alleen dat op ge slacht iets verbeterd er wel van 526.000 op 536.000, hetgeen niet' van beteekenis kan worden geacht; De cijfers der omzetbelasting vermeldden wij reeds hierboven. Een conclusie trekken lijkt ons vooralsnog voorbarig. Eerst over eenige maanden zal het :mogelijk zijn. Toch gaat het er wel bedenkelijk uitzien eii het is bekend, dat ook in regeêringskringen bet verloop van 's Rijks Financiën een niet al te gimstigen. indruk maakt. Het is bijna niet aan te nemen-dat in de -komende maanden yan het -jaar de groots achter stand nog zal worden ingehaald, ook al mocht de omzetbelasting, waarop tenslotte aller hoop was en nog in gevestigd, plotse ling uit de slof gr ,:i schieten. Er valt wel is waar van maand tot maand vooruitgang te boeken; doch deze niet van zoo groote beteekenis. In ieder geval zal wel blijken, dat voor dit jaar de raming en dat geldt ook voor de couponbelasting), wat te hoog is aangeslagen. Een der weinige middelen, waarvan mo menteel nog iets goeds te zeggen valt is het zegelrecht. De vorige maand was er een voordeelig verschil van 5 ton, thans is an- dèrmaal de opbrengst gestegen, n.l. van 1.2 tot 1.3 millioen. Voor vier maanden bedraagt de vooruitgang 7 ton. De registratierechten handhaafden zich vrijwel op hetzelfde peil van 9 ton, evenals de successierechten, die 2.7 millioen op brachten/ De loodsgelden blijven omhoog loopen, thans van 232.000 tot 268.000, iets wat wel weer tot het verleden zal gaan behoo- ren als straks de verlaging zoo juist door de Eerste Kamer aanvaard) in werking gaat treden. Tenslotte nog eer, enkel woord over de z.g. directe belastingen. In totaal werd als zuiver bedrag 39.589.121,op het kohier gebracht, hetgeen 4.518.712 minder is dan op ultimo April 1932. De vorige maand bedroeg het nadeelig verschil 5.104.641. Dat we op dit bedrag een half millioen zrj:i ingeloopen is een gevolg van kleine vooruitgangen bij de grond-, vermogens- en verdedigingsbelasting. De inkomstenbe lasting, waarvan het totaalbedrag der ra ming hoofdsom en opcenten voor 1934 op 54.360.000 werd gesteld, bezorgt ons het groote nadeelig verschil. Toch is ook dit iets kleiner dan de vorige maand. Ultimo April was voor 21.1 millioen op het ko hier gebracht (v.j. 25.9 millioen). De be dragen loopen in dezen tijd van het jaar weinig op, omdat per maand nog slechts weinig aanslagen worden vastgesteld. Als echter het nieuwe belastingjaar 1934/35 dat 1 Mei is aangevangen, een eindje op streek is en de voorloopige aanslagen in zee gaan, dan zal het „feest" beginnen en zal men de grootste maandbedragen op de ko-. hieren zien verschijnen. Wat de inkomsten ten hate van. het Ge meentefonds betreft, voor den dienst 1933 1934, het zuiver bedrag der kohieren be droeg ultimo April 57.8 millioen (v.j. 69.3 millioen). Geraamd was in hoofdsom 50 millioen. Al is er dus groote teruggang, het is anderzijds verblijdend, dat de raming niet onbelangrijk is overschreden. De ra-, ming der tijdelijke opcenten ad 24 milli oen is met 22.4 millioen niet bereikt. Het verschil is echter niet heel groot. Het Wegenfonds heeft in April opge bracht,/ 3.64 millioen (v.j. 3,59 millioen) en. over 4. maanden 6.1 millioen (v.j, 5.7 'millioen)Ook. de. maandcijfers over. Aprilder. Rijksmiddelen" zijn niét. bepaald opwekken. Integendeel, 's Rijks Financiën blijven zorg baren. Men kan slechts hopen, dat spoedig een gunstige vending mag in treden. Veel reden tot dergelijk optimisme is er echter voorloopig niet I Geen beperking van het recht der vrouw. Op de schriftelijke vragen van mevrouw Bakker-Nort betreffende de in dé op 19 Maart 1934 aan Ged. Staten uitgegane cir culaire van den minister van binnenland- sche zaken voorkomende aanbeveling, om trent vervanging van in niet specifiek vrouwelijke beroepen werkzame vrouwe lijke arbeidskrachten door mannelijke, heeft minister De Wilde het volgende ge antwoord De passage in de circulaire van 19 Maart jl. betreffende vervanging ook van onge huwde vrouwen in overheidsdienst door mannen draagt slechts het karakter van een aanbeveling en kan dus nimmer in strijd zijn met de autonomie der lagere be stuursorganen. Deze circulaire zou echter op dit stuk evenmin in strijd zijn geweest met de auto nomie, indien zij in meer dwingenüen vorm ware ingekleed en voor het geval van met- voldoening daaraan, de sanctie van artikel 126 der Ambtenarenwet 1929 in uitzicht ware gesteld. De circulaire beperkt niet het recht der vrouwen, om op gelijken voet als mannen in aanmerking te komen voor benoeming tot ambten, waarvoor niet in het bijzonder mannelijke arbeidskrachten voorgeschreven zijn van een beperking van het recht om in aanmerking te komen voor" benoe ming gesteld al dat zulk een recht zou bestaan is evenmin sprake als van een beperking van het recht om benoemd te worden. De bewuste passage heeft slechts de strekking deze benoeming zelf, ter bestrij ding van de werkloosheid, in de eerste plaats onder de jongelingschap, zooveel mogelijk te beperken en dient voorts, om de tot dusverre bestaande tegengestelde tendenz, om nL mannelijke arbeidskrachten zooveel mogelijk te vervangen door vrou welijke, tegen te gaan. De opvolger van minister Verschuur, In de „Residentiebode" komt een beves tiging voor van het eenigen tijd geleden door ons overgenomen bericht uit de „N. R.Ct.", waarin wordt gemeld, dat mr. M. P. L. Steenberghe vrij zeker de opvolger van minister Verschuur zou worden. Het spellingvraagstuk. De correspondent van „het Vad." te Brussel meldt Prof. V.erdeyen, hoogleeraar te Luik en attaché aan het kabinet van den minister van openbaar onderwijs M. Lippens, heeft gisterenavond voor den Vlaamschen radio- omroep uit naam van den minister een korte mededeeling gedaan omtrent het spellingvraagstuk. Na even op den stan<3 van zaken te hebben gewezen en te hebben herinnerd aan de besprekingen, welke 26 April jl. te 's-Gravenhage tusschen een Belgische officieele commissie en minister Marchant plaats hadden, zeide prof. Ver- deyen, dat deze besprekingen zullen worden voortgezet zoo gauw minister Lippens het advies van. de Kon. Vlaamsche Academie, die eveneens geraadpleegd is, zal hebben ontvangen. Het standpunt van minister Lippens is, dat de wetenschappelijke, cul- tureele en letterkundige betrekkingen met Nederland, de eenheid der schrijfwijze van de Nederlandsche taal voor de beide landen tot een vereischte maken. De gewenschte overeenstemming kan door middel van on derling vriendschappelijk overleg worden bereikt. Dit overleg is gaande. Wordt de verlangde overeenstemming bereikt, dam zal geen reden meer aanwezig zijn om de invoering van de vereenvoudigde spelling in de Vlaamsche scholen op de lange baan te schuiven. Wel dient men eenige over gangsbepalingen te overwegen. Er is geen sprake van in België, evenmin als in Ne derland, de schoolboeken, in de huidige spelling geschreven, naar den brandstapel te verwijzen. Vooreerst moet het verdere verloop der besprekingen worden afge wacht. Hoofddoel van het gemeenschappe lijke streven moet zijn het bereiken van eenheid en het scheppen van orde. Deze eenheid is niet alleen een Nederlandsch, maar ook een Vlaamsch en dus eveneens een Belgisch belang. Opleiding van verplegende». De ministers van sociale zaken en van binnenlandsche zaken hebben met ingang van 1 Juli 1934 in do regeling van de op- leiding van verplegenden de yolgende. wijzi gingen aangebracht. In artikel 19, eerste lid, wordt een nieu we bepaling ingevoegd, luidendevoor el- ken. nieuwen cursus moet de goedkeuring van den minister gevraagd worden voor het aantal aan te nemen leerlingen. Aan artikel 19 wordt eer nieuw lid toe gevoegd, luidende bij niet-naleving van de voorwaarden kan de erkenning door den minister worden ingetrokken. R.K. Bedrijfsraad voor den Manufacturen* handel. Dézer dagen kwam te Amsterdam bijeen de R.K. Bedrijfsraad voor den Manufactu- renhandel. De besprekingen leidden tot de algemee- ne conclusie, dat ter saneering van den chaotischen toestand in het manufacturen» bedrijf in verband met de teugelooze con currentie, de vorming van een bedrijfsraad in den zin 'der wet-Verschuur alleszins ge- wenscht is. Dit belangrijke onderwerp zal nader door bovengen'oemden bedrijfsraad onder bogën worden gezien. Bovendien werd besloten op de eerstvol gende vergadering van den Raad in behan deling te nemen de exameneisehen voor het verkrijgen van vakdiploma's als bediende en chef-bediende in het manufacturenbe- drijf. Getracht zal worden reeds het volgend jaar in een of meer plaatsen van het land examen af te nemen ter verkrijging van de hier bovenbedoelde diploma's. Is ons onderwijs zoo slecht Voor de a-deeling Den Haag van de Ver. van Christelijk: onderwijzers en Onderwij zeressen reeft de heer J. Lens, hoofd van de Prins Willemschool gesproken over het onderwerp „ls ons onderwijs zoo slecht?" Om tot beantwoording der gestelde vraag te komen, aldus de heer Lens, is noodig de juiste doelstelling voor de lagere school te vinden. Spreker onderscheidt dan 3 elemen ten overdracht van ennis als middel, voorbereiding voor het leven en, in eenheid - met het gezin deel heb oen aan de opvoe ding. Over alle drie de elementen zijn er klachten. Wie klagen .ie: in de eerste plaats d massa der ouders uit normale gezinnen met normale kinderen. Spreker onder scheidt Jan Publiek, die soms zelfs hoog geleerd kan .jimaar den toestand niet kentDon Quichotte, die vecht tegen wind- - molens vervolgens het meer idealistisch aangelegde typehet maatschappelijk- wetenschappelijke type, zooals het uitkomt in Kohnstamm c.s., en de teleurgestelden. Spreker gaat dan na de geruchtmakende rede van prof. M. Gerbrandy. Hij betoogt, hoe deze zijn ideeën op de" Schoolraadverga dering binnenbracht onder valsche vlag (het onderwerp was Gevaren van den- crisistijd in onze scholen). Dan wijst bij óp do geopperde bezwaren. Spreker beschouwt dan Gerbrandy's meening als zou de school weigerachtig' staan, tegenover nieuwe stróomingen. Hij haalt daarbij Lohman en. Kohnstamm aan, die beiden tot voorzichtig* heid manen. Hij neemt het sarcasme onder de loupe, dat uit mr. Gerbrandy's rede blijkt en de onchristelijke toon van beschul diging zonder liefde. Spr. ziet de vraag' onder de oogen of de school van vandaag anti-sociaal is. Dan komt de vraag is er dan geen critiek mogelijk Moet d'i mentaliteit van den bourgeois satjsfait de heerschende zijn Hij wijst daarbij op het materiaal, dat bewerkt moet worden op den onderwijzer, op de methodiek, op het intellectualisme, waaruit blijkt dat spreker allerminst alles met de school meegaat, doch dat naar zgn meening de scnool zich moet aanpas sen bij de maatschappelijke verhoudingen. Hg gaat de loeilijkheden na, die een snelle aanpassing in den weg staan. Ten slotte wijst spreker, onder aandui ding yan wat het regee rings verslag 1932

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1934 | | pagina 6