BINNENLAND
Haag- al hangt, durven wij niet te schatten.
Vijf en twintig is het er zeker al en 'hoe
vaak is men al van idee veranderd. Ook nu
is de gelegenheid om te beginnen nog niet
daar, want gelijk men weet moet eerst de
kazerne verdwenen zijn en herinneren wij
ons goed dan is de overeenstemming dien
aangaande met de landsregeering nog niet
geheel verkregen.
Het gaat dus alles wel heel langzaam en
juist daarom behoeft men niet te denken
dat zelfs maar binnen afzienbaren tijd een
daadwerkelijk begin met den douw zal wor
den gemaakt. Het is alles nog niet meer
dan toekomstmuziek en zoolang de toe
komst zoo donker blijft als zij nu is, zal de
muziek alleen die ooren blijven streelen, die
voor de cacophonie van het heden ontoegan
kelijk zijn.
Voorshands is alles grauwe theorie. Moge
de praktijk nog anders worden.
EIBER.
DE „POSTJAGERS TE VOET"
OP V/EG NAAR INDIE.
Van Brindi&i naar den Piraeus.
De „geneugten" van een Grieksch
schip.
Een van omstreeks half Februari datee-
rende reportage behandelt het traject Brin-
disi-Piraeus, dat de beide koene jonge Ne
derlanders E. Greidanus en T. van Heynin-
gen, die, op zoek naar een levenspositie,
van Bussum naar Nederiandsch-Indië op
weg zijn, thans reeds geruimen tijd achter
den rug hebben. Eerstgenoemde heeft
daaromtrent aan het persbureau Vaz Dias
het volgende geschreven
Daar het immers onze bedoeling is, de
reis zooveel mogelijk over land te maken,
lag het meer in onze lijn van Bari in Zuid-
Italië over te steken naar Albanië. De af
stand over zee is zeer gering.
Bij informatie bleek echter, dat voor
Albanië een kostbaar visum vereischt is,
waardoor het geraden was dat land te om
zeilen en ons naar Brindisi te begeven,
vanwaar het verkeer met Piraeus, de ha
ven van Athene, regelmatig onderhouden
wordt door twee maatschappijen, een Ita-
liaansche en een Grieksche. Beide varen
met vrije kleine booten, de Italiaansche
met nieuwe van moderne gemakken voor
zien, en de Grieksche met stoomers van
gemiddeld veertig jaar oud. Dit verschil uit
zich dan ook zeer sterk in den prijs, die
voor de eerstgenoemde tweemaal zoo hoog
is. Tevens doen ook buitenlandsche booten
deze havens onregelmatig aan en is het
waarschijnlijk mogelijk, indien het vracht-
booten zijn, daarmee met een beetje han
digheid goedkooper den overtocht te ma
ken. Bij aankomst in Brindisi was er 'ech
ter geen enkele aanwezig en werd er ook
geen verwacht. Daar ter plaatse beschikten-
we niet over een goeden kennis, bij wien wë
onbeperkten tijd door konden brengen om
op een gunstiger gelegenheid te wachten
en we waren alzoo aangewezen op de
„Griek", die den volgenden middag om 5
uur af zou varen.
Evenals tegenwoordig op de Hollandsche
booten is het ook hier onmogelijk als „wer
kend passagier" over te varen, zoodat er
niets anders op zat dan per goedkoopste
klasse de reis te maken.
Wij hadden gedacht tot Korfu mee te
gaan om van daar uit over land Athene te
bereiken. De passagekósten daarheen of tot
Piraeus, toch een heel verschil in afstand,
ontloopen elkander echter: zoo weinig, dat
het veel verstandiger was en ook voordee-
Jiger, direct naar laatstgenoemde plaats te
gaan, wat we dan ook gedaan hebben.
Ons schip, de „Frintos" bleek een halve
feeuw oud, ongeveer drieduizend ton me
tende vrachtboot met passagiersaccomoda-
tie te zijn en derde klasse daarop te reizen
wilde zeggen, dat men zich op of onder het
dek op kon houden. Vooral deze laatste
verblijfplaats is een nadere beschouwing
waard. Zij bevond zich boven het achter
ruim, omsloten door de machinekamer,
keuken, eetkamer en hutten der beman
ning daardoor verstoken van patrijspoor
ten en voortdurend in schemerduister ge
huld. Voor versche lucht werd gezorgd
door de eeuwig openstaande toegang tot
het dek, hetgeen voortdurend een fiksche
tocht - veroorzaakte. Bovendien scheen zij
zoo nu en dan als bergplaats o.a. voor
steenkool gebruikt te worden, zoodat het
er een grenzeloos vieze beweging was. Ten
gerieve van de passagiers, die hier moesten
huizen, waren eenige houten platforms op
ongeveer een meter hoogte aangebracht,
waarop zij, indien zij niet op den vloer wil
den liggen, hun vermoeide ledematen uit
konden strekken. Eenige gemakken in den
vorm van kribben, banken, stoelen of tafels
waren niet aanwezig er zou trouwens ook
geen plaats voor zijn geweest.
Daar het reeds bij afvaart flink woei en
onaangenaam koud was, bleek het onmo
gelijk voortdurend aan dek te vertoeven
en het verblijf daar beneden dus niet te
vermijden. Tot ons geluk waren er zeer
weinig medepassagiers, zoodat we het
beste en minst vuile plaatsje uit konden
zoeken om ons met onze bagage te instal-
Jeeren.
De voortdurende tocht, de onsmakelijke
vuilheid en de warm vette machinekamer-
luclit waren hoogst onaangenaam. Niette
min brachten we den nacht meer slapend
dan wakend door, zoodat we niet mochten
klagen.
Dien ochtend vroeg om 4 uur lieten we
het anker vallen op de reede van Korfu,
waar echter niet eerder met laden kon
worden begonnen dan acht uur, daar er
een te hooge zee stond.
Het aantal passagiers, dat we hier aan
boord kregen, was zeer groot en bestond
voor een gedeelte uit varkens, die tot onze
groote verbazing in onze verblijfplaats on
der de reeds genoemde plankiers werden
opgeborgen. Het gevolg was, dat het, zoo
vlak boven deze viervoeters in zeer korten
tijd niet meer uit te houden was en wij snel
den aftocht bliezen naar den verst verwij
derden hoek. Grieken echter schijnen deze
lucht zeer goed te kunnen verdragen, ten
minste even later was ons zoo juist ver
laten plaatsje weer dicht bezet.
Daar de overtocht volgens zeggen zes en
dertig uren zou duren, hadden wij slechts
droog brood en eenige sinaasappelen mee
genomen, welke voeding op den duur niet
al te smakelijk bleek te zijn, zoodat we
onze aandacht wat meer zjjn gaan wijden
aan de keuken en haar personeel.
Reeds den vorigen avond had de lucht
daaruit verleidelijk onze reukorganen ge
prikkeld, wat ons deed besluiten ons door
middel van een puntige stok via een lucht-
ververschingsopening een malseh kippen
boutje toe te eigenen. Toen we echter een
dergelijk werktuig gevonden hadden en
met de uitvoering van ons plan een begin
wilden maken, bleken de boutjes juist bui
ten ons bereik te zijn geplaatst. Wel jam
mer, daar er juist niemand aanwezig was
om ons gade te slaan. Er restte ons niet3
anders dan de koks tot vrijgevigheid te be
wegen. En de aanhouder won. Het resul
taat was eenige smakelijke balletjes ge
hakt, versch brood, een gebakken vischje
en een paar gestolen tomaten, werkelijk
een zeer aangename afwisseling.
Na een achturig oponthoud te Korfu,
waar het niet mogelijk was geweest aan
land te gaan, daar we niet aan de kade ge
meerd lagen, lichtten we het anker en
voeren verder. Het weer dat 's ochtends
eenigszins was opgeklaard, werd tegen den
middag weer slechter. Ook de wind begon
flink op te steken, waardoor de meeste
passagiers zich niet erg lekker meer voel
den. Voor ons echter had het weer zijn
voordeelen, daar we nu een Fransch spre
kenden Albanees, die hierdoor een groot te
veel aan brood, kaas en worst had gekre
gen, een handje konden helpen om van die
onaangename voorraden af te komen. We
deden dat zelfs zoo grondig, dat de arme
man den volgenden morgen, toen hij zich
weer wat beter gevoelde, zich genoodzaakt
zag een nieuw brood aan te schaffen.
Te Patras hadden we den volgenden
morgen een oponthoud, dat gelukkig van
korten duur was. Ondertusschen was het
beginnen te sneeuwen en de temperatuur
nog eenige graden gedaald, zoodat de mo
gelijkheid van tijd tot tijd even aan dek te
klimmen en wat frissche lucht te happen,
en de beenen eens te strekken, ons ook
ontnomen was, wilden we niet kletsnat te
rugkomen. Door de ontdekking echter, dat
het niet onverstandig was goede maatjes
met de koks te blijven, met wie we heele
gesprekken in gebroken FranschItali-
aansch hielden, voelden we dit gemis niet
zoo erg.
Na tegen elf uur het kanaal van. Korin-
the te zijn gepasseerd, kregen we tegen
half twee 's middags Piraeus, de haven van
Athene, in zicht en lagen we korten tijd
later aan den wal gemeerd.
Beiden hadden we geen spijt de „Frin
tos" te kunnen verlaten. Aan loopen went
men, maar zoo'n overtocht is vreeselijk.
KAMEROVERZICHT
TWEEDE KAMER.
Vergadering van Vrijdag.
Winkelsluiting.
De technische herziening der Winkelslui
ting ondervond in de Kamer niet veel be
zwaar. Het onaangename puntje in deze
kwestie was weer, dat het andere ontwerp
tot verruiming van de uren van openstel
ling op Zondag niet tevens aan de orde was
gesteld.
Diverse leemten in de wet zijn aangevuld
Het is in de praktijk noodig gebleken, om
eenige aanvullingen te maken ten aanzien
van eenige omschrijvingen. Uitdrukkelijk
wordt nu bepaald, dat de gemeenteraden
de Zondagsuren aanwijzen en dat dit niet
wordt overgelaten aan de winkeliers zelf.
He aanvangsuur daarvan kan op 8 inplaats
van op 9 worden gesteld. Visch- en fruit
winkels mochten nu open zijn van 912
uur op Zondag zij worden nu gelijkgesteld
met de banketbakkers. Hetzelfde geldt voor
de consumptie-ijs-winkels. Die waren nu
vrijer, maar van die vrijheid is veel mis
bruik gemaakt. Bovendien kunnen gemeen
teraden hier bijzondere voorschriften ma
ken.
Voor de Israëlitische winkeliers is de
compensatie voor den gesloten Zaterdag
iets verruimd. Inzake den vrijen ochtend of
middag voor het personeel zijn eenige ge
bleken leemten aangevuld.
Nog uitdrukkelijk bepaald, dat de zgn.
vrije dagen die een gemeentebestuur ieder
jaar mag geven, niet op Zondag mogen
vallen.
Dis is behoudens eenige redactiewijzigin
gen het voornaamste.
Tegen dien achteruitgang voor de ijs-
winkels kwam verzet, terwijl de heer Vos
een amendement ingediend heeft om de
Zondagsuren op 8 uur te stellen tusschen
's morgens 8 uur en 's middags 8 uur. De
heer Teulings wilde zes uur stellen. Zoowel
de heer Drop als de heer Teulings tracht
ten voorts bij amendement de ijs-winkels te
hulp te snellen.
Gelijk te verwachten was, werd het de
bat politiek-theologisch. De Zondagsrust
was in geding en de heeren Snoeck Henke-
mans en Smeenk zetten hun theologische
bezwaren tegen uitbreiding van de uren op
Zondag uiteen. Volg -ns den laatstewas het
noodwetjeVerschuur in strijd met de re-
geeringsverklaring, dat geen politieke on
derwerpen aan de beslissing der Kamer
zouden w.orden onderworgen,
Voor dit argument voelt een deel der
Katholieken niets. Het gaat hier om zake
lijke verschillen en economische noodmaat
regelen.
Het oude. liedje'dus de calvinistische
leer van dwang op anderen kwam weer
voor den dag. Het heet dan, dat dat "de
vrijheid dienen is, rmdat men de winkeliers
de vrijheid wil hergeven die Zij op de con
currentie Hebben -verloren. Dat is de oude
theorie die gebezigd wordt om een leelijken
dwang goed te praten.
Het is nu eenmaal het odium dat op deze
Winkelsluitingswet rust dat zij indertijd
plotseling tot een Zondagsrust-wet is ge
maakt. Dat zal-ruzie-blijven geven. De heer.
Boon heeft de misère van de Winkelsluiting
nog eens gereleveerd. Een half jaar geleden
is het zgn. Noodwetje toegezègd in Janu
ari verscheen het en thans is het door het
toevallige aftreden van minister Verschuur
van de baan gegaan.-Dat-is wat anders dan
de coulante wijzei waarop de land- en tuin-
bouwbelangen werden behartigd. Het geldt
bij deze uitbreiding slechts een kleine tege
moetkoming zonder principieele beteekenis.
Minister Colijn meende dat vooral ge
sproken was over wat niet aan de orde
was bij die technische herziening. Als één
der amendementen die de wet dennaturee-
ren wordt aangenomen, wil hij de -wet niet
verder behandelen.
De Kamer weet dus waarom het gaat.
Donderdag voortzetting.
De Rijksmiddelen.
Hét" maandélrjkschr overzicht van den
stand der Rijksmiadelen vermeldt, dat
aan directe belastingen (grond-, inkom
sten-, vermogens- en verdedigingsbelas
ting) op ultimo. April van het dienstjaar
1934 voor 39.589.121 op het kohier was
gebracht. Bij deri vorigen 'dienst 'luidde dit
bedrag op 30 April 44.107.833.
De opbrengst van de overige middelen
bedroeg over de maand April 1934
26.787.189 (April 1933 21.500.524). Aan
omzetbelasting is thans, na 4 maanden,
ontvangen 12.638.509. Dit bedrag blijft
nog steeds belangrijk onder de raming, die
voor 4 maanden 27.2 millioen bedraagt.
De opbrengst over de maand April bedroeg
3.456.892 tegen 3.227.427 over de maand
Maart en 2.608.546 over de maand Febru
ari. Ook de couponbelasting is nog onder
de raming gebleven. In de maand April was
de opbrengst ;f-268J506, terwijl- ƒ533.333
was geraamd. In de maand Maart werd
298.453 ontvangen. Er valt dus een lang
zame stijging te merken.
Over de eerste-4; maanden van 1934 be
droeg de opbreng? van de overige midde
len, in totaal 100.734.675 tegen j 98.311.628
in dezelfde; periode :Y£h\bet-,vorige jaar.
Koewei de opbrengst,in April ,1934- .met
ruim 5 millioen 'h verbeterd, bleef het
totaalbedrag toch. nog 5% millioen brj
1/10 van de raming, welke 32.2 millioen
bedraagt ten achtei\ lezen wij in een be
schouwing in de anti-rev. „Rotterdammer".
Dit is voornamelijk tc wijten aan de te
gengevallen opbrengsten van de reeds ge
melde omzet- en couponbelastingen (die
tezamen 15. millioen voor haar rekening
nemen), alsmede aan dé mindere ontvang
sten van de accijns op suiker (achterstand
5 millioen), t.i van de invoerrechten
(achterstand G millioen)
T i de maand April brachten de invoer
rechten op 5.96 millioen (v.j. 6.58 mil
lioen.). Het is mogelijk, dat dit achterblij
ven nog een gevolg is van den grooten in
voer tegen het eind van 1933 in verband
met de invoering van de omzetbelasting,
maar dan werkt' deze invloed toch wel
heel lang na. r
De dividend- en tahtièmebelasting is dit
maal met een opbrengst van 1.4 millioen
eens niet tegengevallen (v.j. 666.000),
Over 4 maanden werd ontvangen 3.0 mil
lioen (v.j. 2.2 millioen). Dat dit een ge
volg zou zrin van een verbeterden toestand
in het bedrijfsleven, wagen wij te betwijfe
len.
Het statistiekrecht, overigens een onbe
duidende inkomstenbron, doch als economi
sche waardemeter belangrijk, bleef beneden
de opbrengst van het vorige jaar en daalde
van 144.827 op 138.9 --5.
Met de accijnzen wil het ook niet vlot
ten. Het accijns op zout daalde van 1Ö6.000
op 156.000, eïl die op Wijn bleef vrijwel
gelijk op eèn bedrag Van 50.000.Het ac
cijns op gedistilleerd daalde van 2.7 tot
2.4 millioen. Vóór 4 "maanden is hier
reeds 1 millioen minder "ontvangen. Dit
maal verbeterde 'dé opbrengst van de sui
keraccijns van -2/1 'tot 4.1 millioen. Bij
1/12 Van de raming "blééf dit bedrag tóch
nog 1 mllioén achter. Wij gaven hierboven
aan, welke uitwerking de grillige sprongen
vaii deze inkómsténbrori in '1934 reeds heeft
genad wij zijii ai-5 millioen bij ly33 ten
achter.
De tabaksaccijns, die verleden maand
zulk een geweldige duikékng maakte, le
verde thans 2.04- millioen (v.j. 2.24 mill.)
dus wel teruggang, - doch niet schrik
barend als in Maart,. tr m de ontvangsten
met 1 millioen terug liepen.
Van de accijnzen is alleen dat op ge
slacht iets verbeterd er wel van 526.000
op 536.000, hetgeen niet' van beteekenis
kan worden geacht;
De cijfers der omzetbelasting vermeldden
wij reeds hierboven. Een conclusie trekken
lijkt ons vooralsnog voorbarig. Eerst over
eenige maanden zal het :mogelijk zijn. Toch
gaat het er wel bedenkelijk uitzien eii het
is bekend, dat ook in regeêringskringen bet
verloop van 's Rijks Financiën een niet al
te gimstigen. indruk maakt. Het is bijna
niet aan te nemen-dat in de -komende
maanden yan het -jaar de groots achter
stand nog zal worden ingehaald, ook al
mocht de omzetbelasting, waarop tenslotte
aller hoop was en nog in gevestigd, plotse
ling uit de slof gr ,:i schieten. Er valt wel
is waar van maand tot maand vooruitgang
te boeken; doch deze niet van zoo groote
beteekenis. In ieder geval zal wel blijken,
dat voor dit jaar de raming en dat geldt
ook voor de couponbelasting), wat te hoog
is aangeslagen.
Een der weinige middelen, waarvan mo
menteel nog iets goeds te zeggen valt is het
zegelrecht. De vorige maand was er een
voordeelig verschil van 5 ton, thans is an-
dèrmaal de opbrengst gestegen, n.l. van
1.2 tot 1.3 millioen. Voor vier maanden
bedraagt de vooruitgang 7 ton.
De registratierechten handhaafden zich
vrijwel op hetzelfde peil van 9 ton, evenals
de successierechten, die 2.7 millioen op
brachten/
De loodsgelden blijven omhoog loopen,
thans van 232.000 tot 268.000, iets wat
wel weer tot het verleden zal gaan behoo-
ren als straks de verlaging zoo juist door
de Eerste Kamer aanvaard) in werking
gaat treden.
Tenslotte nog eer, enkel woord over de
z.g. directe belastingen. In totaal werd
als zuiver bedrag 39.589.121,op het
kohier gebracht, hetgeen 4.518.712 minder
is dan op ultimo April 1932. De vorige
maand bedroeg het nadeelig verschil
5.104.641.
Dat we op dit bedrag een half millioen
zrj:i ingeloopen is een gevolg van kleine
vooruitgangen bij de grond-, vermogens-
en verdedigingsbelasting. De inkomstenbe
lasting, waarvan het totaalbedrag der ra
ming hoofdsom en opcenten voor 1934 op
54.360.000 werd gesteld, bezorgt ons het
groote nadeelig verschil. Toch is ook dit
iets kleiner dan de vorige maand. Ultimo
April was voor 21.1 millioen op het ko
hier gebracht (v.j. 25.9 millioen). De be
dragen loopen in dezen tijd van het jaar
weinig op, omdat per maand nog slechts
weinig aanslagen worden vastgesteld. Als
echter het nieuwe belastingjaar 1934/35
dat 1 Mei is aangevangen, een eindje op
streek is en de voorloopige aanslagen in zee
gaan, dan zal het „feest" beginnen en zal
men de grootste maandbedragen op de ko-.
hieren zien verschijnen.
Wat de inkomsten ten hate van. het Ge
meentefonds betreft, voor den dienst 1933
1934, het zuiver bedrag der kohieren be
droeg ultimo April 57.8 millioen (v.j.
69.3 millioen). Geraamd was in hoofdsom
50 millioen. Al is er dus groote teruggang,
het is anderzijds verblijdend, dat de raming
niet onbelangrijk is overschreden. De ra-,
ming der tijdelijke opcenten ad 24 milli
oen is met 22.4 millioen niet bereikt. Het
verschil is echter niet heel groot.
Het Wegenfonds heeft in April opge
bracht,/ 3.64 millioen (v.j. 3,59 millioen)
en. over 4. maanden 6.1 millioen (v.j,
5.7 'millioen)Ook. de. maandcijfers over.
Aprilder. Rijksmiddelen" zijn niét. bepaald
opwekken. Integendeel, 's Rijks Financiën
blijven zorg baren. Men kan slechts hopen,
dat spoedig een gunstige vending mag in
treden. Veel reden tot dergelijk optimisme
is er echter voorloopig niet I
Geen beperking van het recht der vrouw.
Op de schriftelijke vragen van mevrouw
Bakker-Nort betreffende de in dé op 19
Maart 1934 aan Ged. Staten uitgegane cir
culaire van den minister van binnenland-
sche zaken voorkomende aanbeveling, om
trent vervanging van in niet specifiek
vrouwelijke beroepen werkzame vrouwe
lijke arbeidskrachten door mannelijke,
heeft minister De Wilde het volgende ge
antwoord
De passage in de circulaire van 19 Maart
jl. betreffende vervanging ook van onge
huwde vrouwen in overheidsdienst door
mannen draagt slechts het karakter van
een aanbeveling en kan dus nimmer in
strijd zijn met de autonomie der lagere be
stuursorganen.
Deze circulaire zou echter op dit stuk
evenmin in strijd zijn geweest met de auto
nomie, indien zij in meer dwingenüen vorm
ware ingekleed en voor het geval van met-
voldoening daaraan, de sanctie van artikel
126 der Ambtenarenwet 1929 in uitzicht
ware gesteld.
De circulaire beperkt niet het recht der
vrouwen, om op gelijken voet als mannen
in aanmerking te komen voor benoeming
tot ambten, waarvoor niet in het bijzonder
mannelijke arbeidskrachten voorgeschreven
zijn van een beperking van het recht
om in aanmerking te komen voor" benoe
ming gesteld al dat zulk een recht zou
bestaan is evenmin sprake als van een
beperking van het recht om benoemd te
worden.
De bewuste passage heeft slechts de
strekking deze benoeming zelf, ter bestrij
ding van de werkloosheid, in de eerste
plaats onder de jongelingschap, zooveel
mogelijk te beperken en dient voorts, om
de tot dusverre bestaande tegengestelde
tendenz, om nL mannelijke arbeidskrachten
zooveel mogelijk te vervangen door vrou
welijke, tegen te gaan.
De opvolger van minister Verschuur,
In de „Residentiebode" komt een beves
tiging voor van het eenigen tijd geleden
door ons overgenomen bericht uit de „N.
R.Ct.", waarin wordt gemeld, dat mr. M.
P. L. Steenberghe vrij zeker de opvolger
van minister Verschuur zou worden.
Het spellingvraagstuk.
De correspondent van „het Vad." te
Brussel meldt
Prof. V.erdeyen, hoogleeraar te Luik en
attaché aan het kabinet van den minister
van openbaar onderwijs M. Lippens, heeft
gisterenavond voor den Vlaamschen radio-
omroep uit naam van den minister een
korte mededeeling gedaan omtrent het
spellingvraagstuk. Na even op den stan<3
van zaken te hebben gewezen en te hebben
herinnerd aan de besprekingen, welke 26
April jl. te 's-Gravenhage tusschen een
Belgische officieele commissie en minister
Marchant plaats hadden, zeide prof. Ver-
deyen, dat deze besprekingen zullen worden
voortgezet zoo gauw minister Lippens het
advies van. de Kon. Vlaamsche Academie,
die eveneens geraadpleegd is, zal hebben
ontvangen. Het standpunt van minister
Lippens is, dat de wetenschappelijke, cul-
tureele en letterkundige betrekkingen met
Nederland, de eenheid der schrijfwijze van
de Nederlandsche taal voor de beide landen
tot een vereischte maken. De gewenschte
overeenstemming kan door middel van on
derling vriendschappelijk overleg worden
bereikt. Dit overleg is gaande. Wordt de
verlangde overeenstemming bereikt, dam
zal geen reden meer aanwezig zijn om de
invoering van de vereenvoudigde spelling
in de Vlaamsche scholen op de lange baan
te schuiven. Wel dient men eenige over
gangsbepalingen te overwegen. Er is geen
sprake van in België, evenmin als in Ne
derland, de schoolboeken, in de huidige
spelling geschreven, naar den brandstapel
te verwijzen. Vooreerst moet het verdere
verloop der besprekingen worden afge
wacht. Hoofddoel van het gemeenschappe
lijke streven moet zijn het bereiken van
eenheid en het scheppen van orde. Deze
eenheid is niet alleen een Nederlandsch,
maar ook een Vlaamsch en dus eveneens
een Belgisch belang.
Opleiding van verplegende».
De ministers van sociale zaken en van
binnenlandsche zaken hebben met ingang
van 1 Juli 1934 in do regeling van de op-
leiding van verplegenden de yolgende. wijzi
gingen aangebracht.
In artikel 19, eerste lid, wordt een nieu
we bepaling ingevoegd, luidendevoor el-
ken. nieuwen cursus moet de goedkeuring
van den minister gevraagd worden voor het
aantal aan te nemen leerlingen.
Aan artikel 19 wordt eer nieuw lid toe
gevoegd, luidende bij niet-naleving van de
voorwaarden kan de erkenning door den
minister worden ingetrokken.
R.K. Bedrijfsraad voor den Manufacturen*
handel.
Dézer dagen kwam te Amsterdam bijeen
de R.K. Bedrijfsraad voor den Manufactu-
renhandel.
De besprekingen leidden tot de algemee-
ne conclusie, dat ter saneering van den
chaotischen toestand in het manufacturen»
bedrijf in verband met de teugelooze con
currentie, de vorming van een bedrijfsraad
in den zin 'der wet-Verschuur alleszins ge-
wenscht is.
Dit belangrijke onderwerp zal nader door
bovengen'oemden bedrijfsraad onder bogën
worden gezien.
Bovendien werd besloten op de eerstvol
gende vergadering van den Raad in behan
deling te nemen de exameneisehen voor het
verkrijgen van vakdiploma's als bediende
en chef-bediende in het manufacturenbe-
drijf.
Getracht zal worden reeds het volgend
jaar in een of meer plaatsen van het land
examen af te nemen ter verkrijging van de
hier bovenbedoelde diploma's.
Is ons onderwijs zoo slecht
Voor de a-deeling Den Haag van de Ver.
van Christelijk: onderwijzers en Onderwij
zeressen reeft de heer J. Lens, hoofd van
de Prins Willemschool gesproken over het
onderwerp „ls ons onderwijs zoo slecht?"
Om tot beantwoording der gestelde vraag
te komen, aldus de heer Lens, is noodig de
juiste doelstelling voor de lagere school te
vinden. Spreker onderscheidt dan 3 elemen
ten overdracht van ennis als middel,
voorbereiding voor het leven en, in eenheid -
met het gezin deel heb oen aan de opvoe
ding. Over alle drie de elementen zijn er
klachten.
Wie klagen .ie: in de eerste plaats
d massa der ouders uit normale gezinnen
met normale kinderen. Spreker onder
scheidt Jan Publiek, die soms zelfs hoog
geleerd kan .jimaar den toestand niet
kentDon Quichotte, die vecht tegen wind- -
molens vervolgens het meer idealistisch
aangelegde typehet maatschappelijk-
wetenschappelijke type, zooals het uitkomt
in Kohnstamm c.s., en de teleurgestelden.
Spreker gaat dan na de geruchtmakende
rede van prof. M. Gerbrandy. Hij betoogt,
hoe deze zijn ideeën op de" Schoolraadverga
dering binnenbracht onder valsche vlag
(het onderwerp was Gevaren van den-
crisistijd in onze scholen). Dan wijst bij óp
do geopperde bezwaren. Spreker beschouwt
dan Gerbrandy's meening als zou de school
weigerachtig' staan, tegenover nieuwe
stróomingen. Hij haalt daarbij Lohman en.
Kohnstamm aan, die beiden tot voorzichtig*
heid manen. Hij neemt het sarcasme onder
de loupe, dat uit mr. Gerbrandy's rede
blijkt en de onchristelijke toon van beschul
diging zonder liefde. Spr. ziet de vraag'
onder de oogen of de school van vandaag
anti-sociaal is.
Dan komt de vraag is er dan geen critiek
mogelijk Moet d'i mentaliteit van den
bourgeois satjsfait de heerschende zijn
Hij wijst daarbij op het materiaal, dat
bewerkt moet worden op den onderwijzer,
op de methodiek, op het intellectualisme,
waaruit blijkt dat spreker allerminst
alles met de school meegaat, doch dat naar
zgn meening de scnool zich moet aanpas
sen bij de maatschappelijke verhoudingen.
Hg gaat de loeilijkheden na, die een snelle
aanpassing in den weg staan.
Ten slotte wijst spreker, onder aandui
ding yan wat het regee rings verslag 1932