Vlissingscfie Courant
VIERDE BLAD
de pinksterbloemen.
Ons leuk
Haadselhoekje
Ons gezellig
Urieoenhoehle
ARME BRUIN.
van d©
van
Zaterdag 19 Mei 1934. No. 117.
Guusje wilde paps en mammie eens ver
rassen. Weet je waarmee Met een bos
Pinksterbloemen, dien hij met Pinksteren in
een vaas op de tafel wilde zetten. Bij het
binnenkomen zouden paps en mammie de
bloemen dan dadelijk zien. Vast zouden ze
zeggen „Hé, wie heeft dat gedaan Maar
Guusje zou niets vertellen. Alleen als ze het
erg, érg graag wilden weten, zou hij einde
lijk maar zeggen „Ik Ik heb het ge
daan
In de week vóór Pinksteren droomde
Guusje bijna iederen nacht van Pinkster
bloemen. Nu eens had hij een geweldigen
bos geplukt, die feestelijk in een kan mid
den op de tafel stond te prijken dan weer
liep hij wanhopig langs dijken en wegen
waar hy geen enkel bloempje zag staan.
Wat was hij, als hij wakker werd, dan blij
da': het maar een droom was.
Eindelijk brak de Zaterdag vóór Pink
steren aan. Maar o heden, wat was dat
jammer Nu zag hij in werkelijkheid geen
Pinksterbloemen meer. Den vorigen dag
hadden ze nog langs de sloot gestaan en nu
was er niet één meer. Ze waren zeker alle
maal al geplukt. Had hij het ook maar eer
der gedaan Maar hij was bang geweest,
dat de bloemen dan op Pinkstermorgen niet
frisch meer zouden zijn. Wat moest hij nu
beginnen Géén bloemen neerzetten
Maar hij wilde het zoo graag en paps en
mams zouden het zoo prettig vinden
Met een bedrukt gezicht liep Guusje weer
naar huis. Opeens zag hij in een tuin Pink
sterbloemen staan. Er was wel een bed vol.
Ach, waarom groeiden zij nu niet buiten
den tuin, zoodat hij ze plukken kon Nu
ging dat natuurlijk niet. Hoe jammer, Hoe
verschrikkelijk jammer En wat waren ze
mooiEr waren witte en gele en paarse
door elkaar.
„Dag vent. Sta je zoo naar mijn bloemen
te kijken
Guusje keek op. Hij had niet eens ge
merkt, dat er iemand den tuin was inge
komen.
„Ja mevrouw," zei hij beleefd.
„En vind je ze mooi vroeg de dame
weer.
„Prachtig. Ik wouHij zweeg opeens.
„Nu, wat wou je dan
Guusje keek een beetje verlegen. Moest
bi) het nu zeggen van die verrassing
„Mag ik het niet weten
„0 jawel, best", zei Guusje. „Ik
ik zoek net naar Pinksterbloemen, ziet u.
Gisteren waren er nog een heeleboel, daar
ginds aan den slootkant, en nu staat er
geen één meer. Ik bad een bos willen pluk
ken voor mijn paps en mams. Ik bad ze er
morgen mee willen verrassen."
„Hè, dat zullen ze leuk vinden l" riep de
dame uit.
„Leuk
„Jadenk jij dan van niet
„Maar ik heb nu toch geen bioemen Ik
kan ze toch nergens vinden
„Maar je mag ze hier komen plukken."
„Meent u dat riep Guusje blij. „Meent
U dat heusch, mevrouw V*
„Heusch hoor. Kom maar meteen binnen."
Guusje stapte den tuin in. Hij kon het
haast nog niet gelooven.
„Ik zal even een schaar van binnen
halen."
Weldra waren de dame en Guusje aan
het plukken. Of eigenlijk wees Guusje de
bloomen aan en de mevrouw knipte ze dan
af. Guus kreeg er zooveel als hij maar dra
gen kon. Wat was hij in z'n schik
„Dank u wel, mevrouw. Dank u wel hon
derdduizend maalzei hij bij 't weggaan.
„Kom je nog eens vertellen hoe je paps
èh mams de verrassing vonden
„Vast", beloofde Guusje.
En dat deed hij dan ook. Al den volgen
den morgen Toen stapte hij weer naar het
huis met den grooten tuin. De mevrouw was
juist bezig met gieteren.
„Daar komt mijn vriendje weer aan
ïiep ze toen ze Guusje za^ „Kom er maar
in, hoor. Het hekje is open. En wat zeiden
je paps en mammie wel
„O mevrouw, ze waren zoo blij vertelde
Guusje. „Ze begrepen eerst heelemaal niet
van wie ze die bloemen toch gekregen had
den. Maar eindelijk heb ik het ze maar ge
zegd. En ik heb ook van u verteld en ik
rioet u nog vriendelijk bedanken. Enne
ennedit heeft u van mij. Omdat u zoo
lief voor me geweest is l"
Guusje duwde de dame een rolletje in de
hand. Nieuwsgierig maakte zij het open.
Ewat kwam er voor den dag Een mooie
tokening van Pinksterbloemen, Guusje had
haar zelf gemaakt en gekleurd.
„O wat vind ik dat prachtig zei de
mevrouw. Ze gaf Guusje pardoes een zoen.
Hc schrok er wel een beetje van, maar hij
vindt 't toch wel prettig. Het was dan ook
eer. heel lieve mevrouw. Haast net zoo lief
sir moeder was ze. En hij was blij, dat hij
4 °P de gedachte was gekomen om voor haar
teekening te maken.
Pinksterbloemetje.
Ik heb voor Lies, mijn popje,
Een mooie jurk gemaakt.
Ik heb ook nog een mutsje
Van roze wol gehaakt.
Een mutsje met een kwastje.
Het staat haar o zoo lief i
Ze is nu o zoo keurig
Mijn kleine hartediefi
Moes gaf mijn lieve kindje
Een mantel van fluwe 1.
Het heeft een fijn blauw kleurtje
Met bloempjes wit en jeel.
Het kraagje is van zijde.
Wat deftig, vind je niet
Je zegt vast„O wat beeldig
Als je mijn popje ziet.
Mijn pappie zei dat Liesje
Een Pinksterbloempje is.
Eerst riep ik „Neen hoor pappie
Dat heeft u lekker mis
Maar moesje zei „Het is zoo
Toen ik het had gevraagd.
„Zoo heet nu ieder kindje
Dat nieuwe kleertjes draagt
Hoe heet het poppenkindje
Tante Lucie kwam met Pinksteren logee-
ren en voor haar kleine nichtje Ansje
bracht ze een beelderige pop mee. Ansje
was dolgelukkig, dat kun je denken.
„Ja maar," zei tante, „ik neem baar nog
even mee naar m'n huis, want kijk eens, ze
heeft alleen nog maar een dun hempje aan
er. daar kan ze toch niet altijd in blijven
loopen. Ik breng haar Zondag weer terug en
dan steekt ze netjes in de kleerenlet
maar op."
Tante hield natuurlijk woord en twee
dagen later kwam ze met de pop terug.
Maar o wat zag de pop er nu toch snoezig
uit Ze had een heel stelletje onderkleer-
tjes en daarboven droeg ze een jurkje, een
mantetje en een mutsje. Pop zelf scheen er
ook trotsch op te zijn. Ze keek alsof ze
wilde zeggen „Hoe vind je me nu
Ansje hield haar maar steeds in de ar
men. Ze had een gevoel alsof ze nooit meer
van haar nieuwe kindje afstand zou kunnen
doen.
„O kijk eens riep ze opeens, „Op alle
kleeren staat een lettertje
„Op ai jouw kleertjes toch ook," zei moes.
„Ja maar moes, op mijn kleertjes staan
eer. A en een B, maar op., deze kleertjes
staan verschillende letters."
„Zal ik eens zeggen wat dit beteekent
zei tante Lucie. „Met deze lettertjes maak
je den naam van de pop. En als je dien dan
gevonden hebt, weet je wat ik dan nog doe
Dan brei ik een leuk badpakje voorHè,
daar had ik haast den naam verklapt
„O tante, dien weet i in een ommezien
tje, hoor Dat zult u eens zien
En wat deed onze Ansje Ze trok de
pop alle kleertjes uit, legde die naast elkaar
met de letter naar boven op de tafel en
ging toen zitten peinzen.
Ze had toen het volgende rjjtje
LAINRCAO
Wie kan zeggen welken naam Ansje
vond
Kou en regen hebben de kinderen weer
naar binnen gejaagd en daardoor hebben
we heel wat goede oplossingen gekregen.
Luister maar eens. 5 goede antwoorden
stuurden F. van Eenennaam, Pieter Va
der, Rina Adriaanse, Nellie Stroo, Corrie
Meijer, Janna Stroo, Corrie de Nooijer,
Marietje Willeboordse, Willy Zoete, Mari-
nus Engelse, Piet van der Hof, Tini van
der Hof, Sjaan Heijboer, Saartje Heijboer,
Sannie de Smidt, Adriana Koole, Jo Poppe,
Corry Stroo, Kobi Sonius, Clemence Mercy,
Leunis Louwerse, Annie Stapel, Corrie But,
Nico But, Jeanne Debrae, Tilly van der
Hout, Rosa van Steenhuysen, Nans Ale-
wijnse, Stien Roelse, Katie Streefkerk,
Koosje Corbijn, een kind zonder naam,
Afke Adema, Cisca van den Berk, Fien van
Kogelenberg, Corrie Steendam, Stientje
Rondel, Mien Weyermans, Marie Schille-
man, Louwerina Louws, Chris Kesteloo,
weer een kind zonder naam, Betsie Minder
hout.
4 goede oplossingen stuurden Saartje
Buurman, Adrie Lameijn, Zoetje Wester-
beke.
De oplossingen zijn
1. Schooltasch. 2. Boenwas. 3. Amster
dam. 4. Mol, oma, lam. 5. Stoker of koster.
Nieuwe raadsels. De oplossingen moe
ten weer uiterlijk Dinsdagavond aan het
bureau van de krant zijn. Op de enveloppe
of het netjes dichtgevouwen briefje moet
staan Aan ons leuk Raadselhoekje, de
„Vlissingsche Courant" te Vlissingen.
1, Het geheel bestaat uit 3 deelen of
9 letters.
Mijn eerste deel is een viervoetig dier.
Mijn tweede deel is een hoofddeksel.
Mijn derde deel gebruikt moeder in de
keuken.
Mijn geheel vind je in de slaapkamers.
(Ingezonden door Claziena Saay).
2. Corrie was jarig en kreeg vriendinnetjes
op bezoek. Het waren Sientje, Hendrien-
tje» Elsje, Annie, Tini, Carolientje en
Jannie. Als je de namen van de vrien
dinnetjes in een andere volgorde plaatst,
vormen de beginletters den naam van
het cadeautje, dat zij Corrie gaven.
(Ingezonden door Willy Sohier).
3. Maak onderstaande sommetjes en tel de
antwoorden a.f op het alphabet. Je krijgt
dan iets wat aan tafel gebruikt wordt.
3 9
14-4
8 8
2 3
7 4-5
(Ingezonden door Stien Roelse).
4. Vervang de stippeltjes door letters, zoo
dat je den naam krijgt van een vorst uit
de geschiedenis.
L.d.w.. d. .1.
(Ingezonden door Lezeresje).
5. SJet deze woorden en lettergrepen weer
op hun plaats en je krijgt een spreek
woord.
nen is kun len wil.
(Ingezonden door Louise van Eekelen).
DRAAITOL. In elk geval zijn jullie
met den Hemelvaartsdag dan toch uitge
weest, was het niet naar Westkapel]e. Voor
grootmoe was het ook wel fijn. Ze had an
ders misschien den heelen dag alleen geze
ten. Maar de tante in Westkapelle zal nu
ook wel weten wat zé heeft te doen. Alle-
menschen-nog-aan-toe, wat zal die haar
handen vol hebben met vijf roodvonkkinde
ren. Maar misschien zegt ze wel „Liever
alle vijf tegelijk dan om beurten achter el
kaar, want nu ben ik er met een week of
zes af en anders zou ik een klein jaar in
touw zijn Ja, en dat is dan weer de lichte
zijde van het geval: Zoo moet je van alle
dingen ook maar den zonkant opzoeken.
Gaan de patiënten anders goed vooruit
MEIBLOEMPJE. Neen maar, wat ben
tje gemaakt Je hebt je wagentje net in
hartelijkheid dubbel en dwars waard te
zijn. Heb je op je nieuwe flets al een toch-
jij verwend 'k Zou maar zorgen al die
den goeden tijd gekregen. Het is nu bijna
aldoor mooi weer en straks komt weer de
vacantie aan, zoodat je heel wat onderne
men kan. Hoe heet het boek, dat je gekre
gen hebt? Daar ben ik wel nieuwsgierig
naar.
LELIETJE. Van die ruilaanvrage be
grijp ik niet veel. Je hebt bet ook niet goed
gedaan. Als je iets in onze Plaatjes- en
Bonnetjesbeurs vermeld wil hebben, moet
je je adres er bij schrijven. Dat kan ik niet
raden, hoor, evenmin degenen, die je ruil
aanvrage lezen. Dus nu nog eens overdoen
en daarbij zorgen, dat bet in orde is. Afge
sproken? Tot de volgende week dan.
ZILVERKLOKJE. Kom eens hier, Zil
verklokje, dat ik je aan een van je krullen
of vlechten kan trekken. Waarom? Heb je
dat niet verdiend, zeg je? O toch wel.
Want je hebt je naam vergeten. Wat olie
dom Een volgend keertje beter oppassen.
WIELRENNERTJE. Dan wensch ik
je voor morgen en overmorgen veel plezier
en vooral mooi weer. Als 't zoo blijft zooals
het nu is, mag je wel je winterjas meene
men. Maar misschien verrast de zon ons
als we Pinkstermorgen uit ons mandje
kruipen. Ja, misschien is het opeens wel
weer zoo warm, dat je vraagt „Moeder,
mag ik mijn poloblouse aantrekken?"
MITZI GREEN. Nu, we zullen maar
rekenen, da.t het een extra mooie dag was
en dat we je daarom Mimi noemden. Mimi
klinkt wei leuk, hoor. Maar als ik het eer
lijk mag zeggen, vind ik Mien toch gezelli
ger klinken. Zoo open en eerlijk. Zoo frisch
en echt Hollandsch. Wordt derden Pink
sterdag de zwemschool weer geopend? Als
het dan maar een beetje warmer is dan op
't oogenblik, anders kruipen de menschen
en kinderen liever bij de kachel dan in 't
water. Er zijn weer filmplaatjes, zoo je in
de Plaatjes- en Bonnetjesbeurs kunt zien.
Vraag maar of je er ook voor in aanmer
king mag komen.
TEEKENARESJE. Als je 52 bent,
ben je nog niet zoo oud, hoor. Maar ik
denk, dat moeder niet zoo sterk is en daar
om kan ze niet meer van die geweldige af
standen loopen. Nu, 't zou wel gezellig zijn
als moeder jullie kon vergezellen, maar het
is toch ook wel heel prettig, dat als jullie
van een wandeling thuis komen, een lekker
kopje thee op jullie staat te wachten. Zie
je, dat is het voordeel er van, en dat zou
ik maar steeds voor oogen houden. Felici
teer To nog even van me. Is ze pas veer
tien? Ik dacht, dat ze al zestien of zeven
tien was geworden. Waarom is ze dan zoo
vroeg met het oplossen van de raadseltjes
opgehouden
DOORNROOSJE. Neen maar, wat
een hardloopstertje ben jij Dat had ik niet
achter je gezocht, hoor. Een Doornroosje is
wel bekend door haar honderdjarigen
slaap, maar niet door hardloopen. Zoo zie
je al weer, dat je je met een naam leelijk
kan vergissen. Jullie hebben anders fijne
en bewogen dagen in 't vooruitzicht. Als
alles achter den rug is, moet je me er maar
een en ander van vertellen. Ben je in Sche-
veningen op het stille strand geweest?
Waarom juist daar? Verleden jaar ben ik
er nog naar toe gewandeld, vanaf Katwijk,
al maar langs de ruischende zee. Heerlijk
was dat. Het was een winderig, een beetje
vochtige dag en daar houd ik juist zoo van.
DUINVIOOLTJE. Wat zal dat leuk
zijn geweest toen jullie daar met z'n drie
tjes over de markt slenterden. Bij ieder
kraampje hielden jullie natuurlijk stil. En
moesten jullie voor de moeders meteen
boodschappen doen? Als echte huisvrouw
tjes stonden jullie toen natuurlijk bij de
groentenstalletjes. „Wat vind je van de
bloemkool?" zeiden jullie zeker heel wijs
neuzig tegen elkaar. „En lijkt die sla je
niet lekker malsch?" Misschien mochten
jullie ook nog voor je zelf iets koopen, een
ijswafeltje bijvoorbeeld of een oliekoek. Of
waren die niet op de markt?
GOUDHARTJE. Ilc geloof niet, dat je
bet vogeltje er voor moet straffen. Het
weet immers niet beter. En misschien wa
ren het wel „looze eitjes". Dan hadden
jullie er toch niets aan gehad. Neen, ik heb
thuis geen vogels. Ik houd wel veel van
vogels, maar dan van vogels in de open
lucht. Met vogels in kooitjes en hokjes heb
ik alleen maar diep medelijden. Want een
vogel heeft vleugels gekregen om die uit
te kunnen slaan, zoo goed als menschen
beenen gekregen hebben om er mee te loo
pen. En denk je, dat wij bet plezierig zou
den vinden als we in een klein hokje wer
den opgesloten, waar we maar net één of
twee passen zouden kunnen maken? Maar
zeg meisje, wat vertel je me daar nou? Je
schrijft, dat je dat raadseltje van „boen
was" niet begrijpt en je hebt de oplossing,
en nog wel de goede, er van ingestuurd
Ra, ra, hoe kar. dat?
BOEKHOUDSTERTJE. O ja, dat is
waar Een meneer draagt heel lange pij
pen aan zijn broek, dus je zou er niets van
gezien hebben. Maar als hij op een warmen
dag zijn schoenen had verwisseld voor san
dalen, dan zou het toch wel een raar ge
zicht zijn geweest, denk je niet Heeft moe
je een pluim gegeven voor je proefwerk of
zaten er foutjes in
LUISTERVINKJE. Ik wil wel graag
vertellen hoe je rokje weer mooi en netjes
kan worden, maar dan moet ik eerst weten
waar die vlek van afkomstig is. Heb je er
melk op gemorst of jus of pap? Wat heb
je er mee uitgevoerd, meisjesmaat? Biecht
eens op Ik maak me anders een beetje
ongerust over je. Want als je niet mag
fietsen, niet mag hardloopen en niet mag
zwemmen, dan is er natuurlijk iets niet in
orde met je. Schrijf me dat eens. Gelukkig,
dat je wel wandelen mag dat zou ik dan
ook maar doen, en daarbij de zon opzoeken.
De zon kan je een heel eind beter maken.
FOO-FOO. Wat een grappig naampje.
Maar ik vind het best, hoor, al is het wel
opeens een heele daling. Vroeger kon je
met Majesteit je worden aangesproken,
maar nu gaat dat niet meer, tenzij je je
koningin Foo-Foo noemt. Maar het hondje
zal ook wel niet zoo heeten, en daar je pre
cies als het hondje heeten wil, zal het dus
enkel en alleen Foo-Foo moeten blijven.
Spreek je het net zoo uit als het er staat
of is het een Engelsche naam en vormen
de oo-tjes een oe-klank? Dag hoor? Een
aaitje voor den echten Foo-Foo.
WATERLELIETJE. Maar dit vind ik
ook een beeldig naampje. Zouden de echte
waterlelies er al zijn?
SNEEUWKLOKJE. Moeder had ook
wel gelijk met een beetje boos te zijn. Den
heelen dag had je vrij en dus had je wel
wat eerder dan acht uur met je briefje en
je schoolwerk kunnen beginnen. En in het
vervolg moet je maar eerst je geschiedenis
of je aardrijkskunde of wat je dan doen
moet, ter hand nemen, en eerst daarna aan
je briefje voor het Raadselhoekje denken.
Schoolwerk moet voorgaan. Wat hebben
jullie met den Hemelvaartsdag een fijne
dag gehad. Het zal heerlijk zijn geweest
zoo op den schommel, want als ik me goed
herinner, was het dien dag nogal warm en
een klein briesje, dat je met schommelen
altijd opwekt, kon je dus best gebruiken.
JEANNE DEBRAE. Hartelijk wel
kom. Je briefje van de vorige week heb ik
wel gekregen, dus ik heb er nu twee te be
antwoorden. In je eerste briefje schreef je,
dat je Lentefee wilde heeten, maar in je
tweede heb je dat naampje heel niet ver
meld. Wat moet ik daaruit nu opmaken
Dat je dat naampje van Lentefee toch
maar liever niet wil hebben? Daar zul je
me volgende week nog eens iets meer van
moeten vertellen. Ik denk, dat je dit briefje
anders heel laat zult lezen, want als de
krant verschijnt, zit je zeker al in Rotter
dam. Ik wensch je prettige dagen, hoor.
En als je weer thuis bent, moet je me maar
een en ander van die vacantie vertellen.
Dat vind ik altijd zoo prettig. Dag Een
aaitje voor je lieve Mollie.
GIRL. Hé, daar begrijp ik niets van.
Had je zelf wel een briefje gestuurd en
geen antwoord gekregen? Ra, ra, lioe zit
dat? Ja, ik kan het niet oplossen. Dat is
dom, dat weet ik wel, maar het is toch niet
anders. Ik kan alleen maar beloven, dat ik
voortaan beter zal opletten. Is dat eigen
lijk niet het voornaamste? Neen, het aller
voornaamste is je aan je belofte te houden.
Je verhaaltje krijgt nog wel eens een beurt,
maar wanneer, dat kan ik nog niet zeggen.
Misschien moet je wel wachten tot half
Juni en het Raadselhoekje vacantie krijgt
tot September, Dan hebben we weer wat
meer plaats in de krantr weet je.
SJORS VAN DE REBELLENCLUB.
Neen maar, dat is een krasse opa, boor
Groet hem maar eens van me, en die lieve
grootmoe ook. Gaat die ook nog mee als
opa een wandelingetje naar Koudekerke
wil maken? 't Zal zeker wel een heel feest
gegeven hebben toen opa zijn verjaardag
vierde. Waarmee heb jij hem wel verrast?
Ja, 't is wel jammer, dat Holland heeft
verloren, maar het gaat toch eigenlijk om
het spel en ik geloof, dat het dit keer weer
een mooie wedstrijd was.
WILDZANG. Kom dan maar hier met
allebei je oortjes, dan zal ik aan je verzoek
voldoen en er eens aan trekken. Niet te
hard, vraag je? Neen boor, niet te bard.
Maar hoe kwam het eigenlijk, dat je in
twee weken niet hebt geschreven? Had je
het zoo druk met schoolwerk? Dan ben ik
er heelemaal niets boos om. Schoolwerk
komt altijd eerst aan de orde. Of heeft het
Bruin staat op den weg die naar de stad
leidt, met zijn kop diep gebogen. Bruin
staat in gedachten. Hij moet met zijn baas
nog een paar pakjes naar de stad brengen,
vóór het heelemaal donker is. Maar nu is
de baas bij een kennis binnengestapt om te
schuilen voor den regen en hij laat Bruin
maar buiten staan. En terwijl de regen in
straaltjes langs zy'n rug loopt uenkt Bruin
n?, over vroeger. Hij is niet altijd een
vrachtpaard geweest. Vroeger, toen hij nog
een veulen was, had hij heerlijk vrij ge
draafd over de groote wei achter het buiten,
waar hij geboren was. Soms speelde hij met
zijo moedei krijgertje en dan holden ze
hard achter elkaar de wei rond, hij met nog
wat onbeholpen sprongen. Ook speelde hij
graag met de kinderen van de menschen,
die op het buiten woonden. Toen hij grooter
was, werd hg het rijpaard van de oudste
dochter. „Dat was ook fyn", denkt Bruin.
Dikwijls mocht hij dan draven, maar op
drukke wegen moest hij altijd langzaam en
deftig stappen. Dan keek hy goed naar de
andere rijpaarden, die hij op zijn weg tegen
kwam, om te zien wie toch wel de mooiste
was van hun tweeën. En steeds kwam hij
tot de conclusie, dat geen ander paard
mooier was dan hijzelf. Maar nu weet Bruin
wei beter. Hij is nu een oude, afgeleefde
knol en als hij op zijn weg mooie, jonge rij
paarden tegenkomt, draait hij zijn kop om.
Maar daar komt zijn baas naar buiten.
Bruin kijkt op en merkt dat het intusschen
droog geworden is. De baas klimt op den
bok, geeft Bruin een klap met de zweep en
gtlaten sjokt Bruin verder, terwijl hij zijn
gedaenten aan vroeger maar niet kan los
laten, JO POPPE.