Vlissiiischi Courant
VIERDE BLAD
Ons leak
BRIEVEN UIT BELG1E
M1
Onder redactie van TRUUS EYGENHUYSEN.
van de
van
Zaterdag 12 Mei 1934. No. 111.
Lief en leed van een spinnetje.
Daar was ereis een groote spin,
Een bruin, langpootig ding,
Dat woonde in een kamertje,
Hoog aan de zoldering.
Het had zyn webje daar gebouwd,
Net tusschen balken in,
Het woonde daar al langen tijd
En aldoor naar zijn zin.
Maar op een dag gebeurde er
Iets vrees'lijks, luister maar
Een juffrouw maakte bij het zien
Van 't spinnetje misbaar.
Ze schreeuwde en werd wit als sneeuw,
Ze gilde van belang.
Ze was voor 't kleine spinnetje
Hoog aan den zolder bang
Toen kwam haar man er aan te pas,
Riep tot 't onschuldig dier,
En zwaaide daarbij met een stok
„Vooruit, hoor Weg van hier
Hij stootte toen het webje stuk,
De spin ging op de vlucht,
De bange juffrouw slaakte toes
Verlicht een diepen zucht.
De spin was door het open raam
Naar buiten toe gegaan
En 't spreekt vanzelf, dat dadelijk
Toen 't raam werd dichtgedaan.
Het spinnetje was wat versuft
Door 't onverwachte leed.
Daar hoorde 't roepen „Hé en „Pst I"
Wie of dat nu wel deed
Wel, het was een familielid,
Dat woonde in een boom
Al tusschen groen en bloemetjes,
Het leek wel haast een droom,
„Zeg, woon jij nergens, beste vriend
„Ja, eerst daar in dat huis.
Maar ik werd eensklaps weggejaagd,
Ach heden, wat een kruis
„M'n beste vriend, het ïs geen nieuws
Wat jij me daar vertelt.
Men is op onz' aanwezigheid
In huizen niet gesteld.
Spin je een webje hier in 't groen,
Het is er goed en fijn,
En zonder angst en zonder schrik
Kun je hier veilig zijn."
Het spinnetje, verrast en bltJ,
Ging daad'lijk aan den slag
En speurde in het rond of het
Een aardig plekje zag.
Het vond een plekje in een boom
Bij ridderspoor en roos,
En daar, heel prettig en heel stil,
Daar werkte het een poos.
Des middags was zijn web gereed.
Wat was het teer en fjjn
De zilv'ren draden glinsterden
Al in den zonneschijn.
Daar leefde toen ons spinnetje
Gelukkig en tevreê,
Het leefde zonder zorgen daar
En angstenMaar o wee
Eens op een donk'ren, guren dag-
Ging fel de wind te keer.
Hij zwaaide boomen, bloemetjes
En blaren heen en weer.
Hij sloeg de broze draden stuk,
Meedoogenloos en wreed,
Van 't webje van ons spinnetje,
Dat duizend angsten leed.
Het vluchtte ijlings in een hoek
En maakte zich heel klein,
En weggedrukt betreurde 't daar
Een spinnetje te zijn 1
Een schaatsentocht in de Mei-maand.
't Was Mei. De boomen zagen prachtig
groen en in de wei stonden de madeliefjes,
de klavers en de boterbloemen dicht opeen.
Niemand dacht natuurlijk meer aan vrie
zen. Neen stel je voor, in de lieve maand
MeiDe moeders waren al klaar met de
schoonmaak en de kachels stonden, netjes
opgepoetst en ingepakt, op den zolder, waar
ze hun zomerslaapje mochten aanvangen.
Al een paar keer had Jaap's moeder ge
zegd „Jongetje, ga nu eindelijk eens je
schaatsen invetten en netjes wegbergen."
Jaap antwoordde toen dadelijk „Ja moes,
dat zal ik doen maar daarbij was het
steeds gebleven. Jaap stak geen vinger naar
de schaatsen uit, die tusschen zijn speelgoed
terecht waren gekomen en allengs gingen
roesten. Je moet dan ook weten, dat Jaap je
een echte sloddervos was. Zyn boeken, zijn
speelgoed, alles wat hij maar voor het
oogenblik kwijt wi1 'e wezen, smeet hij maar
ergens neer. Veel gauwer dan bij andere
kinderen was Jaap's boeltje dan ook altijd
stuk. Moes wees hem vaak op zijn slordig
heid. Dan trok Jaap een erg ongelukkig
gezicht en beloofde beterschap, maar 't eind
was toch altijd, dat Jaap zijn belofte vergat
en nog even slordig bleef.
Op een nacht had Jaap een erg raren
droom. Hij zag zijn schaatsen aan komen
zwieren en op die schaatsen stond allerlei
speelgoed een spoortrein, een meccano
doos, een schip, een figuurzaag, boeken
ja, wat niet al
„B'sjoer riepen de schaatsen en in
sierlijke bochten cirkelden ze om Jaap
heen. „Wij gaan een verre reis onderne
men."
„Zijn jullie wel wijs viel Jaap uit.
„Midden in de lente
„Hé, weet jy dat het lente is spotte de
eene schaats, en met iets van leedvermaak
voegde de andere er aan toe „Wij gaan
op zoek naar een aardig jongetje
„Een aardig jongetje Waarom Waar
voor Jullie behooren bij mij
„O ja, behóóren Er behóórt zooveel, hè
Wy schaatsen bijvoorbeeld, behooren als
het Mei is al lang in een zacht flanellen
doekje te liggen."
„En wij speelgoed," klonk het opeens,
„behooren bijvoorbeeld netjes in een kast te
liggen en niet op en door elkaar, waardoor
er gevaar bestaat, dat je wordt gedeukt of
gebroken
„Precies riepen de schaatsen weer.
„En daarom zoeken wij een jongetje, dat
dit allemaal nakomt. Vooruit, daar gaan
we weer i LinksrechtsLinks
rechts
„Neen Neen gilde Jaap en hy probeer
de de schaatsenbanden, die achter de ijzers
aan zwierden, te grijpen. Maar de schaat
sen waren vlugger dar. Jaapje. ,,'t Lukt je
nietlachten ze spottend vanuit de verte,
en al het speelgoed brulde het zegevierend
na. ,,'t Lukt je niet
Jaap liep wat hij loopen kon, maar on
danks dit, verloor hij toch op een gegeven
oogenblik de schaatsen met het speelgoed
uit 't oog. Jaap gaf een vreeselijken gil
enzat rechtop in zijn bed, terwijl de
stralende zon hem in 't gelaat scheen.
...„Heb ikheb ik dan gedroomd
stamelde hij en wreef zich in de oogen.
Daarvan moest hij zich toch eens overtui
gen. Stel je voor, dét al zijn speelgoed eens
weg was Wat moest hij dan beginnen
O, nu besefte hij pas van hoeveel waarde
blokkendoozen en spoortreinen en figuur
zagen waren Met een sprong was hij zijn
bed uit en rende naar zijn kastje. Hè geluk
kig, alles was er nog Zijn roestige schaat
sen lagen tusschen zijn bouw- en meccano
doos bekneld en zijn figuurzaag zat tus
schen de bladen van een teekenboek. 't Was
me een bende van belang, maarvoor
de laatste maal, want Jaap begon, nog in
zijn pyama, zijn boeltje op te ruimen en te
ordenen, en toen hij naar school ging, lag
alles netjes op een vast plaatsje. Maar 't
mooiste was toch wel, dat alles dat vaste
plaatsje bleef behouden, waardoor Jaap,
bemerkte, dat wie netjes op zijn bezittingen
is, er lang plezier van heeft.
Een leuke poppenjurk.
Je poppenkindje heeft het nu overdag,
als fel de zon schijnt, zeker ook warm, is
't niet Maar wat zie ik daar Heeft ze
haar jumpertje nog aan Neen maar, geen
wonder, dat ze dan klaagt en een beetje
lastig is. Voor een wollen jumpertje is 't nu
geen weer meer. Dat moet maar netjes ge-
wasschen worden en opgeborgen tot den
nieuwen winter.
Natuurlijk moet het kindje nu iets anders
aan hebben. Maak maar gauw een luchtig
jurkje voor haar. O, dat's heelemaal niet
moeilijk doe die rimpeltjes tusschen de
oogen maar gerust weg.
Vraag eens aan moeder of ze misschien
een oude kous voor je heeft. Daarvan knip
je het boord af en aan den bovenkant van
het aldus verkregen stuk knip je een hals
opening en armsgaatjes. Je krijgt dan een
paar schoudertjes, die later, als de hals
opening en de armsgaten netjes zijn om
gezoomd, met lintjes worden dichtgestrikt.
Onder aan het jurkje maak je met kleu
rige draadjes wol of zijde een breeden rand
van rijgsteken en kruisjes, waardoor het
jurkje er echt vroolijk en zomersch komt
uit te zien.
Niet gauw tevreden.
In Engeland bestond er vroeger een too-
neeldirecteur, die er altijd naar streefde om
alles, wat zich op het tooneel moest voor
doen, zoo natuurgetrouw mogelijk uit te
beelden.
Op een keer zou men eens een stuk van
een beroemden schrijver opvoeren. Daarin
kwamen verschil'-nd 2 natuurverschijnse
len voor, zooals storm, onweer en bliksem.
Dagen lang was er gerepeteerd, maar de
tooneeldirecteur was nog heelemaal niet
tevreden over de wijze waarop de woedende
natuurelementen werden nagebootst. Steeds
maar riep hy ,,'t Moet veel echter 1
't Moet veel echter
Op een dag, toen men weer aan 't repe-
teeren was, stormde en onweerde het bui
ten in werkelijkheid. Juist was men bezig
de verschillende instrumenten en andere
hulpmiddelen ter hand te nemen om op
nieuw met veel lawaai het zoogenaamde
noodweer op het tooneel te doen losbarsten,
toen er plotseling door een venster tusschen
de coulissen een felle bliksemstraal schoot,
waarop krakend en knetterend een zware
slag volgde.
„Dat is beter geweestzei de tooneel
directeur achter in de zaal. „Maar het kan
nóg echter
Raadsel/soek ie
Daar komen weer vyf raadseltjes aange
stapt. Wat ze van je willen Natuurlijk,
dat je ze oplost en dat je de oplossingen
stuurt naar het bureau van de krant.
Uiterlijk Dinsdag moeten ze daar weer zijn.
Op de enveloppe of het netjes dichtgevou
wen briefje moet staan Aan ons leuk
Raadselhoekje, de Vlissingsche Courant te
Vlissingen,
1. Jetje kreeg vriendjes en vriendinnetjes
op bezoek omdat ze jarig was. Het waren
Adolf, Hannie, Lenie, Saartje, Sientje, Olga,
Corrie, Clara, Tinus, ITenk en Oscar. Als je
C -■ namen in een andere vol*, >rde plaatst,
vormen de beginletters, van bovon naar be-
©sas eigen hoekse.
„Doet u dat nog eens, vader
Kleine Piet mocht eens met vader en
moeder naar Amsterdam. Tante Koosje had
gevraagd of de heele familie eens naar haar
komen wou.
Nu, dat werd gaarne aangenomen en
vooral Piet vond het heerlijk. Hij danste en
klapte in de handen van plezier.
Toen ze eindelijk in den trein zaten, ging
de trein in beweging.
Het was erg warm in den trein, zoodat
vader maar besloot het raampje open te
zetten. Doch wat deed nu die kleine Pietje
Hij ging met zijn hoofdje uit het raampje
hangen. Zoo'n stoute .1'
Moeder waarschuwde „Niet doen, Piet
Er zouden ongelukken kunnen gebeuren
Je nieuwe pet zou wegwaaien
Maar Piet deed het toch weer. Toen
pakte vader stilletjes zijn pet weg en moe
der zei„Daar nu Nu is je pet wegge
waaid Dat is je eigen schuld
Piet zette het op een huilen. Zijn mooie
pet was weg O, o
Maar vader kreeg medelijden met hem
en zei„Doe je oogjc3 eens dicht, Piet
Piet kneep zijn oogjes dicht, vader floot
en zette toen pardoes weer de pet op Piet's
kopje.
Piet lachte, doch daarna nam hij zijn pet
weer af, gooide de pet door het raampje
naar buiten en zei„Doet u dat nog eens,
vader
ANNIE MULDER.
neden gelezen, den naam van het cadeautje,
dat zij Jetje gaven.
(Ingezonden door Mimi Weijermans)
2. Maak onderstaande sommetjes en tel de
antwoorden af op het alphabet, waardoor
je iets krijgt, wat moeder bij het kamers-
doen gebruikt.
1 en 1 is
3 maal 5 is
2 en 3 is
2 maal 7 is
10 en 13 is
2 min 1 is
8 en 11 is
(Ingezonden door Tini van der Hof)
3. X is een lichaamsdeel
X gebruikt men bij het eten.
X is een kl°eaingstuk.
X is een speelgoed.
X komt in een sprookje voor.
X is een knaagdier.
X is niet knap.
X is een visch.
X is een dier dat onder den grond
leeft.
Op de kruisjeslijn komt, van boven naar
beneden gelezen, een stad in ons land te
staan.
(Ingezonden door Piet van der Hof)
4. Vul dit figuur zoo in, dat van links
naar rechts en van boven naar beneden
dezelfde woorden komen te staan.
In de le rij een dier.
In de 2e rij een familielid.
In de 3e ry weer een dier.
(Ingezonden door Hyacinthje)
5. Het geheel bestaat uit 6 letters en is
een beroep.
6-3-5-2 ziet zwart.
1-3-4 is een kleedingstuk.
4-5-6-1 is een vruchtje.
(Ingezonden door Rina Adriaanse)
Brugge, stad der mystische
eeuiuen. Het spelling svraag-
stuk in Vlaanderen. Oud-Brus
selin 1935. De geheimzinnige
afdrukken.
Maandagmorgen. Brugge de sluimerende,
tooit zich met de stilte der wijding. Uit de
zilverige klaarte van den lentedag blankt
zij op, met witte gevels van antieke huizen,
die aan de doode grachten staan, lijk ver
steende gestalten uit mystische eeuwen.
Als een weeë zucht van de nabije zee,
waait een zachte westenwind over de stad
en speelt om de torens, de groote, die als
oude kemelwakers zijn, en de kleine, die
als biddende engelen boven de daken staan,
(U vele en grocte en kleine torens van
Brugge, die nu, zwaar dreunend of hoog
gestemd, een jubelend klokkenlied uitgal
men. Het is de aankondiging van de pro
cessie
Jaarlijks, op den eersten Maandag
na den 2den Mei, doet de vermaarde pro
cessie van het Heilig Bloed, in den groot-
schen stoet, haar ommegang.
Verleden Maandag is zij voor de 784ste
maal uitgetrokken. De ochtendtreinen heb
ben deelnemers en belangstellenden aange
bracht van heinde en verre, uit geheel
het Vlaamsche kustlan l, uit Zeeuwsck-
Vlaanderen en uit Fransch-Vlaanderen,
van Cadzand tot Duinkerken.
Reeds om negen uur zijn de trottoirs be
zet door een zwarte menschen massa en
nog steeds stroomen nieuwsgierigen toe.
Om half elf, na de hoogmis, luidt 'n trom
pet-signaal een afdeeling militairen en
gendarmen opent den stoet. Con grazia
religiozo klinkt een devote processie-
marsch, het is de stafmuziek van het 4de
Linieregiment. Bruidjes strooien bloemen,
elke parochie heeft haar kindergroep.
Voorop gaat die va*-- het Heilig Bloed der
kathedrale parochie. Tusschen de parochi-
eele afdeelingen gaan muziekcorpsen, oude
gilden en allegorische voorstellingen.
Het eerste deel van den stoet stelt voor
Ds plechtige intrede van den Graaf van
Vlaanderen, Diederik van Elzaten, met de
kostbare relikwie van het Heilig Bloed,
medegebracht uit Jeruzalem. De tweede
groep draagt het reliekschrijn, omringd
door de reguliere en wereldlijke geestelijk
heid, de burgerlijke overheden, de „Edele
Broederschap van het Heilig Bloed" en
opper-officieren in groot uniform. Het
reliekschrijn .s een meesterwerk van goud
smeedkunst in Renaissancestijl, geheel uit
goud vervaardigd door den Bruggenaar
Jan Crabbe. (1567—1636).
Opvallende groepen zijn voorts„De
Aanbidding der Wijzen" met een gevolg
van dienstknechten en kameelen vol Oos-
tersche prachtde „Blijde Inkomste van
Jezus te Jeruzalem", waarbij een hosanna
klinkt, gezongen door mannen en vrouwen,
middeleeuwsche Memlinck-figuren, wier
zang afgewisseld wordt door het geschal
van Thebaansche bazuinen. Indrukwekkend
is ook „De Kruisdraging van Christus"*
De grootste praalwagen is die van de Cal
varieberg aan den voet van het kruis zin
gen devote vrouwen een Stabat Mater.
Het trekken van den stoet duurt onge
veer twee en een half uur. Langs het aloude
traject begeeft hij zich naar de Burcht
plaats, waar, vanaf het altaar, opgericht
tegenover het Stadhuis, aan de deelnemers
en de duizenden belangstellenden, door den
bisschop van Brugge, de benedictie gegeven
wordt. Zwaar luiden de zegeklokken, schet
terend steigeren koperklanken van clai-
rons en bazuine: langgerekt roffelen
trommen, de oude en do nieuwe, die der
gilden en die der militairen, de soldaten
presenteeren het geweer, de ingetogen me
nigte knielt neer om den zegen te ont
vangen. In dit opperste oogenblik lijkt alles
schoon en verheven, schoon het eerbetoon
der soldaten, schoon de oude trouw der
gilden, schoon ook do ingetogenheid der
biddende menigte. Het is of geheel Vlaan
deren daar neergeknield ligt, of heel Vlaan
deren daar vereenigd is in 'n innig gebed...
Na de ingetogenheid van den morgen,
kwam de vreugde van den middag fiss
kermisleute. En tot den avond duurde het
feest, begonnen met een machtig gebed,
gevierd naar Vla,amschen trant, in het
goede oude Brugge, waar Vlaanderen zich
zelf nog is
Gelijk het door het Nederlandsche De
partement van Onderwijs opgedrongen
wijziging van het spellingsvraagstuk zelf,
had ook de deze week door minister Mar-
chant gehouden radiorede over dat onder
werp in Vlaanderen een slechte pers. De
plotseling voorgestelde overijlde invoering
der gewijzigde spelling voor September
a.s., geeft hier aanleiding tot het vermoe
den, dat er voor minister Marchant moreel
iets aan gelegen schijnt, zijn naam aan die
ontijdige invoering verbonden te zien, tot
aandenken van het nageslacht. Zelfs het
ministerieel grapje der vermeden ver
eenvoudiging van de „zee-sluizen" tot de
„zes" luizen", heeft den Vlamingen ten op
zichte der voorgestelde wijziging geen
eerbied bijgebracht. Men noemt het „Hol-
landsch compromis" hier eenvoudig 'n mis
baksel. Algemeen is men in Vlaamsche
kringen, buiten het Alg. Ned Verbond, van
meening, dat het compromis in kwestie
niets oplost, dat h'.t z.g. moeilijkheden be
stendigt en de heerschende verwarring nog
grooter maakt, dat het i één woord, een
onmachtige na'-eve poging is, om het
kwaad door een nog grooter kwaad te be
strijden.
De Vlaamsche pers wijst in dit verband,
op het ongerijmde van iets, dat zich als
een verbetering van het bestaande aan
dient en zulks vooral met het oog op het
Vlaamsche gedeelte der Nederlanden, waar
in tegenstelling met boven den Moerdijk,
de taalanarchie en co taalverwording nog
niet zoo'n tragischen omvang hebben ge
nomen als in Holland en een vereenvoudi
ging der schrijfwijze zich tot op heden
niet als een onvermijdelijke noodzakelijk
heid heeft opgedrongen. Van de Vlamingeri
mag trouwens gezegd worden, dat hun
liefde voor hun taal hen met toewijding
tot het zuiver schrijven daarvan heeft aan
gezet en zij daarin steeds een fierheid heb
ben gesteld. Ook al zijn zij volkomen over
tuigd, dat de eenheid in de schrijfwijze
volstrekt noodzakelijk is, wil men geen
cultureele afgronden in de Nederlandsche
taalgemeenschap delven, toch wenschen zij,
niet met een zucht te bezegelen wat de
taalverknoeiing boven den Moerdijk aan
rampen en onheilen heeft gesticht. Onder
de verontschuldiging, dat een slecht sy
steem beter is dan geen systeem.
Hoe men over de vereenvoudiging mogfl
Om na te teekenen en te kleuren. Een Winterkoninkje is geel of roodachtig
bruin mei donkere strepen. Let maar eens op of je er een ziet. Het bouwt zijn
nestje vrij laag bij den grond. Maar pas op, dat je het niet verschrikt