Courant
TWEEDE BLAD
UCHTZiNNIGE JEUGD
DE GEBROEDERS
HET JAAR 1933.
FEUILLETON
ONSWEEKPRAATJE.
VOOR DE JEUGD
Doe van 't jaar
nog éénmaal goed.
Koopt
Crisis-briefkaarten
5 - 8 - 11 c.
BINNENLAND
Donderdag 28 December'33. No 305
I.
Het is niet altijd prettig* terug te zien
over het verleden. Omstandigheden, ge
beurtenissen, daden woorden en gedach
ten, waaraan we liever niet meer herin
nerd worden, dringen zich naar het licht
van den dag. Maar juist daarom is dat
terugzien noodig. De mensch heeft bezin
ning noodig, moet zich rekenschap geven,
wil hij zijn leven kunnen richten ook voor
de toekomst.
In het heden ligt 't verleden,
In het nu wat worden zal.
Dit geeft ook aan de jaarwisseling haar
beteekenis. Iedere volgende dag is als de
voorafgaande. Het is een eeuwig voort
vloeiende stroom. Maar wij moeten daarin
de dagen van herinnering scheppen. Zoo'n
dag is ook de Oudejaarsdag, wanneer "5*e,
terugziend over het jaar, dat voorbij ging,
als vanzelf den blik laten gaan over ons
leven. En wanneer in de schemering van
den Oudejaarsavond de gestalten opdoe
men uit het verleden, dan moeten we ons
ook de beteekenis van die gestalten en de
rol, die ze in ons leven speelden, bewust
maken.
Bezinning Dat is het wat mensch en
menschheid noodig hebben en misschien
nooit zoo dringend noodig hadden als juist
nu. Want dit jaar, dat voorbij ging, toont
het ons met ontstellende duidelijkheid, dat
we ons in den nood, als terugdeinzende
voor de conclusies, geen rekenschap meer
geven van den toestand en ons niet meer
luisterend naar de stemmen van het ver
leden, ernstig bezinnen op de wijze, waar
op we uit dezen noodtoestand zouden
kunnen geraken, maar als blinden aanloo-
pen achter menschen en leuzen, die ons de
uitkomst beloven. Het teekent den toe
stand en het gevoel van hopeloosheid te
vens. 1933 is als ieder jaar gevolg en
voortzetting van het voorafgaande. Maar
in onze gedachten teekent het zich wel bij
uitstek duidelijk af als
HET JAAR DER ALGEHEELE ONT
REDDERING EN VERWILDERING,
oeconomische, politieke, maar vooral ook
geestelijke ontreddering. En alleen het
vast vertrouwen in de toekomst dei
menschheid en in haar weliswaar zigzag
ïoopende, maar toch stijgende ontwikke
lingslijn, kan ons voor volkomen wanhoop
en inzinking bewaren. Want het is althans
niet de politieke of oeconomische crisis,
die ons het meest zorg moet inboezemen,
maar veeleer de wijze, waarop een groot
deel der menschheid daarop reageert,
waaruit de volslagen geestelijke ontredde
ring en verwildering blijkt, die van den
oorlog en den daarop gevolgden nood het
jaoodlottig gevolg is geweest,
Over
DE POLITIEKE EN OECONOMISCHE
CRISIS
behoeft in dit opzicht niet veel meer ge
zegd te worden. Onze eigen wetgeving,
waarin we politieke en oeconomische be
ginselen hebben moeten loslaten, die we
nog altijd voor de juiste houden, bewijst
evenzeer als de vrij wonderlijke experimen
ten van president Roosevelt op oecono-
misch gebied, hoe hoog de nood gestegen
is. Ook de oeconomische conferentie te
Londen, door president Roosevelt bijeen
geroepen, nadat hij vooraf ministers en
oeconomen uit de belangrijkste landen ter
bespreking te Washington bij zich genoo-
digd had, kon geen uitkomst brengen, maar
maakte zoo mogelijk den toestand nog kri-
tieker. Na den vreemden aanvang tenge
volge van Hugenberg's optreden, dat door
door ARTHUR APPLIN.
19)
Alvorens te gaan slapen klopte hjj aan
Marjorie's kamer. Hij zette zich op den
rand van haar bed, juist als vroeger, toen
ze nog klein waren en ze nog geen idee
hadden van alle zorgen en leed, die in de
wereld te koop zijn, gelukkig als ze waren
met hun leven en werk op de hei.
Eerst spraken ze over koetjes en kalfjes,
dingen, die voor Rupert van geen belang
meer waren, doch die bij Marjorie toch nog
een heel stuk van haar leven vulden. Toen
vroeg ze hem naar zijn leven in Londen en
of hij wel gelukkig was. In ieder geval ben
je veranderd, zei ze. Je ziet er lang niet zoo
goed uit als vroeger. Er is toch niets on
prettigs gaande, wel
Hij schudde zijn hoofd. Ik voel me goed.
Ik heb een geheim, dat ik je binnenkort wel
zal vertellen. Het is iets wat me gelukkig
stemt en ik hoop dat ook jij. er blij om zult
zijnJe vermoedt nu natuurlijk wel wat
het is, doch vertel het aan niemand
Luister, als ik weg ben, is het beter, dat je
zoo weinig mogelijk met Despard alleen
bent. Hij is een aardige vent, doch hij is
niet iemand voor een meisje als jij.
de Duitsche regeering geloochend werd,
begon al spoedig de strijd om de stabilisa
tie van het geld tusschen de goudlanden,
waaronder pok ons land en Amerika met
eenige anderen. En ofschoon het tot stand
brengen dezer stabilisatie der conference
als eerste en voornaamste doel was gesteld,
werd de door de goudlanden voorgestelde
betreffende resolutie verworpen, waarna
op 27 Juli de conferentie verdaagd, dat
wilde feitelijk zeggen geëindigd, werd.
Toch valt verergering van den oecöno-
mischen toestand niet beslist waar te ne
men. Men meent zelfs gedurende de laatste
maanden van dit jaar een lichte, nauw
merkbare verbetering te kunnen consta-
teeren. Het aanhouden van den crisistoe
stand maakt echter de gevolgen steeds
duidelijker voelbaar. Dat openbaart zien
ook in de toenemende spanning op politiek
gebied, maar vooral wel in het beeld van
geestelijke ontreddering, dat onze tijd te
zien geeft.
Er is een duidelijk zichtbaar verband
tusschen deze geestelijke ontreddering en
verwildering en de politieke spanning, m
zooverre het feit, waarin die ontreddering
zich heel duidelijk heeft gemanifesteerd, de
heerschende spanning in zeer sterke mate
heeft doen toenemen en het politieke leven
van Europa voor een goed deel in het af-
geloopen jaar heeft beheerscht, maar ook
doordat dit feit als het ware liet punt
werd, waaromheen zich de felle tegenstel
ling, die nu zoo duidelijk tusschen verschil
lende levensbeschouwingen tot uiting komt,
zich kristalliseerde. En wanneer we dan
ook in het kort de factoren zouden moeten
aangeven, die de ontwikkeling van het in
ternationale leven van 1933 hoofdzakelijk
hebben bepaald en dat van de eerstvolgen
de jaren zeer waarschijnlijk zullen bepalen,
dan zouden we als zoodanig de gewijzigda
houding tegenover den Volkenbond en de
nat.-socialistische ommekeer in Duitsch-
land moeten noemen. Beide factoren zijn
uitdrukking van een zelfden geest, die m
de wereld als nawerking van den grooten
oorlog en onder invloed van den heer-
schenden nood nieuwe macht heeft gekre
gen, nadat wij hem voor goed overwonnen
waanden. En als gevolg daarvan schijnt
voor de eerstkomende tijden de ontwikke
ling, geestelijk zoowel als politiek en oeco-
nomisch, beheerscht te zullen worden door
den strijd tusschen twee wereldbeschou
wingen, waarvan de eene teruggrijpt naar
het verleden en de vormen van het verle
den, soms eeuwen her, om de wereld uit
den nijpenden nood te verlossen, en de an
dere vertrouwt in de eindelijke zegepraal
van de groote beginselen, die het Wes-
tersch cultuurleven de eeuwen door en
steeds zichtbaarder hebben beheerscht, en
uitdrukking geven aan het onuitroeibaar
geloof in de waarde der menschelijke per
soonlijkheid als de eenige basis van de
ontwikkeling der menschheid. Het is in
laatste instantie de strijd tusschen cultuur
en barbaarschheid, die nu in den
STRIJD TUSSCHEN RECHT EN MACHT
gestreden wordt, recht als de uitdrukking
van de zelfordening van den mensch, die
de beschaving heeft mogelijk gemaakt, en
macht als de uitdrukking van het recht
van den sterkste, dat de oermensch alleen
erkende.
Het is natuurlijk, dat deze strijd niet in
volle bewustheid van zijn strekking en be
teekenis gestreden wordt. En wanneer we
zeggen, dat binnen het raam van dezen
strijd ook de politieke spanningen kunnen
gezien worden die wij thans waarnemen,
dan kan dit niet zoo verstaan worden, dat
bepaalde mogendheden of groepen van mo
gendheden het recht, andere de macht ver
dedigen. De tegenstelling, waarin deze
strijd uitdrukking vindt, openbaart zich in
het geestelijk leven van alle volken. En m
de praktijk van het internationale politieke
leven is nu, als steeds, de machtvraag nog
altijd de overheerschende. Niettemin is het
duidelijk, dat zich in de wereld thans twee
groepen van staten afteekenen, waarvan
de een zich, zij het ten deele uit overwegin
gen, ontleend aan het eigenbelang, min ol
meer solidair verklaart met de rechtsge-
dachte, die zij in het nationale en interna
tionale leven tot uitdrukking wil brengen,
en de andere, die in het eigen nationale e-
ven de macht tot alles overheerschende
Hij behoort tot dat soort mannen, die
het hof maken aan iedere aardige vrouw,
die ze ontmoeten
Marjorie lachte hartelijk.
Rupert ging verder. Toen ik gisteren
avond van Post-Bridge Hall terugkeerde,
zag ik jou met Jim Crichton over de brug
wandelen. Ik wil me niet met zaken van
anderen bemoeien, doch het schijnt me toe,
dat je voor elkander nog al wat voelt
Marjorie's wangen leken wel roode rozen.
Ja, we houden heel veel van elkaar,
zei ze zacht. Hij wil met me trouwen,
doch ik heb het hem nog niet beloofd.
Onze maatschappelijke verhoudingen zijn
zoo geheel verschillend. Ik ben niet goed
genoeg voor hem.
Rupert lachte.
Jij niet goed genoeg voor hem
Marjorie knikte.
Dat heeft hij mij ook zóó gezegd", toen
ik her* dat zei. Doch het is zoo. Ik ben
slechts de dochter van een farmer, hij is
de zoon van een edelman. Zeg n". maar
niets meer hierover, broer, zei ze, toen hij
op het punt stond haar in de rede te vallen
De tijd zal onze raadsman zijn. Als we
werkelijk veel van elkaar houden, kunnen
we best een poosje wachten.
Rupert boog zich over haar en gaf haar
een hartelijken kus. Er stonden tranen in
zijn oogen. Hij stond op en blies de kaars
uit het was nu donker in de kamer.
Om je de waarheid te zeggen, zusje,
factor heeft gemaakt en ook in het inter
nationale leven deze machtsgedachte vorm
wil geven. De tegenstelling tusschen over
winnaars en overwonnenen uit den groo
ten oorlog is nog niet geheel verdwenen,
maar heeft haar overheerschende beteeke
nis verloren. De oude tegenstellingen uit
den vooroorlogschen tijd laten zich nog
gelden. Maar daarnaast is zich die andere
tegenstelling aan het vormen. En het is
wel in de
CRISIS VAN DEN VOLKENBOND
dat ze zich het duidelijkst openbaart.
Zoo tegen het jaareinde overweegt een
mensch gaarne de dingen uit het grauwe
verleden. Voor onze moderne begrippen
lijkt véél uit dien ouden tijd rauw, griezelig
en primitief, maar we verdroegen dat alles
vroeger best, omdat ons een groote dosis
door G. TH. ROTMAN.
En zoo moesten Pieter en Jodocus
weer met den trein naar huis
terug...... Toen ze thuis kwamen,
werden ze door juffrouw Sletje, die
net met haar hoed op klaar stond om
boodschappen te gaan doen, geducht
uitgelachen. Ach, twee dagen later
zou juffrouw Sietje niet meer
lachen
De arme vrouw kreeg namelijk ge
weldig de griep, waarbij nog hevige
aanvallen van kiespijn kwamen
Ja, dat zag er leelijk uit, want nu
moesten Pieter en Jodocus zelf de
heele huishouding doen. Den eersten
morgen kregen ze al ruzie, wie er op
moest staan om open te doen voor
den melkboer ze wilden geen van
beiden hun bed uit.
(Zaterdag vervólg)
ik ben in Londen zoo'n beetje een fuifnum
mer geweest, zei hij hij vond het gemak
kelijker in het donker te zeggen, wat hem
hinderde. Door mijn stommiteit en mijn
zelfzucht moet 'k morgen naar Londen
terug, doch het is maar voor een paar da
gen na mijn terugkomst vertel ik je dan
wel alles. Want, Marjorie, ook ik houd van
een meisje. Ik begin nu in te zien, dat zij
te goed voor me isze is een engel.
Hij ging vlug naar de deur, welke hij
opende.
Ik ben blij, Rupert, fluisterde Marjo
rie. v/el te rusten.
Wel te rusten, herhaalde hij, vlug de
deur smitend en naar zijn eigen kamer
gaand.
Misschien was het wel zoo Marjorie
was slechts de dochter en hij de zoon van
een farmer. Daarom had hij in Londen ook
zulke domme dingen gedaan. Zijn oogen
hadden echter nog bijtijds de zaak zuivei
ingezien. De liefde had hem de waarheid
geopenbaard.
Hij was de zoon van een farmer. Doch
zijn vaders droom moest worden verwezen
lijkt. Hij zou alles op alles zetten, om in
de volle beteekenis een man van eer te zijn.
HOOFDSTUK VII.
De bezoekers.
Het was reeds avond, toen dc sneltrein
nit West-Engeland Padding-station bin-
•11 stoomde. Rupert stapte uit, een kleine
gemoedelijkheid eigen was, welke het ver
dragen vergemakkelijkte. We herinneren
ons bijv. den tonnebaas. Dat was de man,
die tegen Nieuwjaar zijn berijmde en kleu
rig geïllustreerde wenschen kwam aanbie
den, rekenende op de gebruikelijke fooi.
De fooi kwam hem toe, want prompt en
gezellig had hij ons huishoudentje weer een
jaar lang gediend. We woonden in een oud
provinciestadje en rioleering kende men er
in onzen tijd nog niet. Twee maal per week
kwam de gemeentelijke tonnenbaas. Die
droeg een leeren sloof en daarover hingen
een paar zware bretels met ijzeren haken
aan de afhangende uiteinden. Tusschen de
haken zwierde hij een ton, welke uit hy
giënische overwegingen zwaar met creoline
gedrenkt was. De man deed zijn werk altijd
even beleefd en gemoedelijk. Ouderwetsche
huizen konden soms raar gebouwd zijn. Bij
ons thuis moest de tonnebaas altijd door de
huiskamer heen naar de keuken en vandaar
naar het meest intieme vertrek, dat we rijk
waren. Het kon derhalve wel eens gebeuren,
dat de tonnebaas net kwam als we zaten te
tafelen, maar dat geneerde hem niet in het
minst. „Goeien dag, samen luidde dan
zijn hartelijke groet en als hij, na de ton
verwisseld te hebben, weer terugkwam door
de kamer, dan scheen hij nog opgewekter
dan tevoren en wenschte hij ons ten af
scheid „Smakelijk eten Zóó gemoedelijk
kon het vroeger toegaan.
Later zijn ze in het bedoelde stadje de
hygiëne beter gaan verzorgen. Er werd
rioleering aangelegd en die loosde uit op
de grachten, van welke onze gemeente rijk
voorzien was. Wèl begonnen nu de grachten
erbarmelijk te stinken, maar dat was zoo
erg niet. Hoe zwarter die zagen en hoe
harder ze stonken, hoe meer Amerikanen
onze plaats kwamen bezoeken, want juist
die groezelige grachten met haar stank,
verleenden cachet. Ze maakten het stadje
zoo pittoresk, zoo echt oud.
Onze goede geboorteplaats zijn we al
lang ontvloden, maar der» tonnebaas hebb'.-n
we dezer dagen weergevonden. In Minnerts-
ga Niet dat we er al geweest zijn in dat
Friesche plaatsje, maar we vernamen het
uit de „Nieuwe Harlinger Courant", dat
Minnertsga in onzen modernen tijd nog een
tonnestelsel kent, dus ook den tonnebaas.
Onder rechtszaken lazen we in het genoem
de blad het volgende
Crisis en tonnestelsel. De crisisnood
is bij den boerestand in verschillends
streken zeer hoog gestegen en het is niet
te verwonderen, dat door de zoo zwaar
getroffenen alles wordt uitgezocht om
nog een karig stukje brood te bemach
tigen. Zoo is in Minnertsga een eigen
aardige toestand ontstaan, doordat ver
schillende gardeniers geen gemeente-
privaattonnen meer willen gebruiken, om
dat zij de faecaliën gaan aanwenden als
mest voor hun landerijen en tuingronden.
Dit bespaart hun het voor kunstmest be-
noodigde bedrag, terwijl zij tevens geen
tonnerechten meer behoeven te betalen.
Bij gemeentelijke verordening is echter
het gebruik van niet van gemeentewege
goedgekeurde tonnen verboden, zoodat
een vijftal overtreders dientengevolge
met den kantonrechter kennis maakten.
Laten we het geschetste verloop dezer
rechtszaak hier nu maar niet verder rele-
veeren. Het citaat is voor ons doel lang ge
noeg de kantonrechter bleek met de men
schen erg begaan te zijn en hij raadde ze
aan om te trachten, de gemeentelijke veror
dening veranderd te krijgen. Intusschen
moest hij de beklaagden veroordeelen tot
een boete van 1.
Dat de menschen in Minnertsga nog niet
een tonnestelsel zitten opgescheept, is iets
uit den ouden tijd, maar beslist modern is
het verbod aan die menschen om te trach
ten hen d'r eigen hm „een karig
stukje brood te bemachtigen". De over
heidsbemoeiingen gaan tegenwoordig zóó
ver, dat we niets meer in onzen mond kun
nen steken, vóór we dubbel en dwars heb
ben betaald aan wat het heeft gekost aan
grondstoffen en loonen, aan crisisrechten
en belastingen, aan salaris voor keurmees
ters en inspecteurs van den warendienst.
Hebben we dan het genotene en zoo duur
betaalde door onze eigene menschelijke ma
chine een scheikundige bewerking of om
zetting doen ondergaan, dan komt wéér de
overheid en die verbiedt den Minnertsgaas-
reiskoffer in de hand. Hij kwam wel in de
bekoring een taxi te nemen om naar huis
te gaan, doch hij zette de gedachte onmid
dellijk van zich en nam de ondcrgrondsche
naar Westminster. Ofschoon hij nu toch
voldoende contanten bij zich had, sloeg hij
andere wegen in en was vast besloten van
stonde af aan geen stuiver meer dan nood
zakelijk was uit te geven.
Hij had de pensionhoudster zijn komst
niet gemeld zoodoende trof hij haar niet
thuis, terwijl ook niets voor hem gereed
stond. Zijn kamers zagen er stoffig uit
de gordijnen waren neergelaten er hing
een koude en ongezellige sfeer.
Het meisje vroeg of de haard aange
maakt moest worden ij vond het echter
niet noodig. Hij zou het voortaan stellen
zonder luxe-uitgaven, van welken aard
ook. Vooreerst schreef hij een brief aan
sir Reginald, Imperial Hotel, om hem te
vertellen, dat hij den volgenden dag geheel
te zijner beschikking stond.
Na zijn koffer te hebben uitgepakt en
zich verkleed te hebben, ging hij weer uit.
Hij dineerde in een eenvoudig restaurant.
Gaarne zou hij Ruby hebben opgebeld,
doch er was niet veel tijd over en bovendien
zou het opnieuw een onnoodige uitgave
hebben beteekend.
Het was wonderlijk en tevens irriteerend
te constateeien, hoe belangrijk geld plotse
ling voor jiem was geworden. Het leek wel
of hij ieder oogenblik er aan herinnerd
GIRO
186000
Kneuterdijk 20 - DEN HAAG
ters niet alleen om het verwerkte product
ergens anders te deponeeren dan in een ge
meentelijk goedgekeurde ton al ware het
ook een geval van den hoogsten nood
maar die overheid zegt bovendien nou
blijf je er weer van af je zult dat spul niet
gebruiken om er je eigen boontjes of dop
erwtjes mee te telen
We vinden dat een barbaarsche wet en
daarom hebben we niet geaarzeld om onzen
jongsten verslaggever met de Kerstdagen
op onderzoek te sturen naar Minnertsga, in
gezelschap van den foto-redacteur. Met be
langstelling kunnen onze lezers hun repor
tage tegemoet zien.
P.S. Op Dinsdag ontvingen we van de
twee uitgezondenen het volgende telegram
Zend speciaal vliegtuig stop als ge
volg drie Zondagen en vele Kerstgasten ge
meentelijk goedgekeurde tonnen overbelast
stop S.O.S. stop.
Reductie op het tarief voor lange
telegrammen naar Ned.-Indië.
De directeur-generaal van den P.T.T.-
dienst maakt bekend, dat op telegrammen
van meer dan 1000 woorden in het verkeer
met Ned.-Indië (z.g. „document-telegram
men") bij stijgend woordental een belang
rijke tarief reductie zal worden verleend.
Deze telegrammen moeten gesteld zijn in
verstaanbare taal.
De verzending zal uitsluitend via Hol
land radio kunnen plaats vinden, waarbij
de telegrafische overbrenging is beperkt
tot het traject AmsterdamBatavia cen
trum de verzending naar verder gelegen
plaatsen zal geschieden per post of per
luchtpc st.
Minder ontvangsten van spoorwegen.
Nu de definitieve ontvangsten van de
Ned. Spoorwegen over de maand Augustus
bekend zijn, birjkt, dat de spoorwegen over
de maanden Januari tot en met Augustus
van dit jaar in totaal 12.904.050.17 minder
hebben ontvangen dan in dezelfde periode in
het vorige jaar.
De staat van ontvangsten over de maand
Augustus vermeldt aan reizigers- en baga-
gevervoer een opbrengst van 6.927.711.81
(vorig jaar 7.845.744.01) voor goederen
en levende dieren 4.538.450.94 (vorig jaar
5.186.780.36) en aan diversen werd ont
vangen 236.841.61 (v. jaar 232.567.63).
In totaal is het bedrag der maand-ont-
vangsten teruggegaan met 1.562.087.64.
Publieke controle noodzakelijk.
Over de noodzakelijkheid van publieke
controle schrijft „de Standaard" het vol
gende
In meer dan één land wordt geklaagd
over corruptie. Ook over corruptie in de
bestuurskringen. De Amerikaansche bis
schoppen spraken onlangs in een door hen
gepubliceerde verklaring over velerlei be
drog, gepleegd door stedelijke regeeringen,
ja zelfs over bondgenootschap tusschen
werd, niettegenstaande hij voldoende goud
geld bij zich 1 ac1 en zijn bankrekening een
saldo te zijnen gunste aanwees. Een paar
weken geleden, toen hij er werkelijk slecht
voorstond, baarde geld hem nauwelijks
eenigi zorg. Tenminste niet zooals nu.
Voor de eerste maal in zijn leven werd
hem de waarde van het geld duidelijk. De
woorden van Jijn vader klonken hem nog
steeds in de ooren. Om acht uur ging hij
naar het Ingénue-Theater, teneinde Ruby
Strode te ontmoeten. Gewoonlijk kwam ze
tusschen acht uur en kwart over acht.
Aanhoudend kwamen en gingen rijtuigen
en taxi's en zetten hun passagiers aan den
ingang af. Eenige actrices herkende hij,
doch hij hield zich een beetje achteraf,
daar hij er de voorkeur aan gaf niet gezien
te worden.
Toen de klok in de portiersloge kwart
over acht aanwees, werd hij eenigszins on
gerust.
Ruby was, tegen haar gewoonte in, te
laat want ze was altijd uiterst stipt.
Hij wachtte nog vijf minuten toen ging
hij de loge binnen en tikte op het glas. Aan
den dienstdoenden portier vroeg hij of miss
Strode reeds binnen was.
Ik zou het u niet kunnen zeggen, gaf
de man ten antwoorl. De huisbewaarder is
even weggeroepen en hij zal wel vlug terug
zijn. Al het personeel wordt verondersteld
tegenwoordig te zijn om kwart over acht.
.(Wordt vervolgd.)