li
PP So
gflfi
1
PE 19 MEIL1CE
- NACHTEN
mmm
KERSTVERHAAL
door
J. W. EELSSEMA.
Het kwam als een donderslag van een
helderen hemel.Alles had hij verwaeht,
maar dit nietDe lippen tel opeen-
geknepen, de oogen half dicht, zat hij haar
scherp op te nemen en vroeg hij zich at
wat zii met dit „listig opgezet" plannetje
bedoeldeO, hij had de vrouwtjes door,
hij liet zich niet gauw vangen
Rustig bleef ze onder zijn onbeschaam-
den blik. Even nipte ze aan haar thee, dan
merkte ze kalm op: „Jaap, ik moet je er
even op aftent maken, dat je op dit oogen-
blik elke beleefdheid uit het oog verliest
Wanneer ik je houding nog verder zou
critiseeren, zou ik zeggen, dat je bepaald
beieedigend bentIk doe je een heel
gewone uitnoodigingUit naam van
mijn ouders noodig ik je uit, de Kerstdagen
hij ons door te brengen, en voeg er bij, dat
ik 't ook zeer op prijs zou stellen, wanneer
ie kwam. In plaats van nu te zeggen, of
je de uitnoodiging accepteert of niet, zit je
me op een onaangename manier op te ne
men. Alsof ik je het voorstel deed, ;e
gaantrouwen." Dit laatste liet ze er
eenigszins schalksch op volgen, het moest
voor een grapje door gaan, maar beiden
voelden maar al te zeer, dat zij daar den
spijker op den kop had geslagen. Het
meisje kende de cynische gedachten van
den jongen man tegenover haar.
„Dank ie", meende hij weer, opnieuw
bijna beieedigend.
„Voor de uitnoodiging?"
„Neen. Voor je gedachten.
Het meisje boog zich voorover. Het licht
van het lampje, dat voor haar op het tafel
tje stond, bescheen haar gelaat, verzachtte
alles, deed de oogen schitteren, zoodat ze
er aantrekkelijker dan ooit uitzag. Even
wachtte ze ze kende het effect van het
rozig schijnsel, dan vroeg ze: „Waren mijn
gedachten onjuist?"
„Neen", was het antwoord. „Ze waren
volmaakt juistWeet je, dat je er bui
tengewoon aardig uitziet op dit oogen
blik?"
„Dat jij zoo iets opmerkt", lachte ze, om
dan de eerlijke bekentenis te geven: „Ja,
ik weet, dat ik er aardig uitzie, en daar
elke vrouw graag bekoren wil, blijf ik nog
een oogenblik zoo zitten.Mag wel,
hè?Nu, hoe staat het met de uitnoo
diging?"
„Moet ik aardig zijn voor je ouders,
voor jou, als ik bij jullie logeer?"
„Dat moet je zelf weten. Beleefdheids
halve was het mogelijk wel zoo netjes."
„Wat doen jullie die dagen?"
„We wandelen veel
„En dwepen met de natuur....*
„We vieren Kerstmis."
„O jee."
„We steken 's avonds eenige kaarsen
aan, ik ging Kerstliederen of lees het al
oude Kerstverhaal.
„Wat een prestatie, zeg. En moet ik
daarbij zijn?"
„De auto staat tot je beschikking. Je
kunt in een halt uur de naaste stad berei
ken en daar je vertier zoeken.
„Ik geloof, dat het bij jullie thuis roman
tischer is. Jammer, dat ik zoo weinig ge
voel voor romantiek heb...."
„Stil", beval ze met een lichte verhef
fing van stem. „Nu moet het uit zijn."
„Wat?" vroeg hij stomverbaasd.
„Nu moet het uit zijn", herhaalde ze
rjstig.
„Ik begrijp je niet. Waarmee moet het
uit zijn?"
„Met je spotten."
„Zoo.
Zonder zich op te winden, uiterlijk kalm
en rustig, zoodat haar woorden des te
meer indruk op hem maakten, al liet hii
er dan ook niets van bemerken, vervolgde
ze: „Je mag. overal spotten, waar je maar
wilt, maar in mijn nabijheid niet meer. Doe
ie het wel, dan is het onherroepelijk uit
met onze vriendschapStil, je luistert
nu. Geen interrupties van jou, gedraag ie
als een heer.... Ik weet. wat ie zeggen
wilt, over onze vriendschap, als die uit
was. Hef zou je oogenschiiniijk niets kun
nen schelen.Ik heb je beter leeren ken
nen in de maanden, waarin we als vrien
den met elkaar omgingen. Beter, dan ie
ooit kunt vermoeden, en ik weet. dat ie
ondanks je air. ondanks ie cynisme, in ie
hart naar toegenegenheid en hartelijkheid
'erlangt. Ie snot met alles, wat een ande-
hneit en dierbaar is. ie hoont, als zii van
•ets genieten, maar in ie hart verlang ie
er al even erg naar om iets te hebben, dat
>e dierbaar is. Je bent cvnisch, omdat ip
meent, dat ie daarmee ie houding kunt op
houden. omdat je bang bent, je te geven,
zooals je bent. omdat ie bang bent. te laten
zien. dat ie goed. werkelijk goed bent
„Maar Annie, moet ik dat alles geloo-
ven? Straks begin ik me nog als een heilige
te voelen."
„Stil. zeg ik je. Je luistert nu. Je wee'
maar al te goed. dat ik gelijk heb. dat aHe-
wat ik gezegd heb, waar is. In je binnenste
ben ie niet zoo sterk, als ie wel wilt doen
voorkomen. Hef is alles pose van je. ander:
niet.En omdat ik vermoed. zeker
hen ik er niet van, hier mag je me roman
'isch noemen omdat ik denk. dat je
'=gen de Kerstdagen opziet, om die alleen
on je kamer door te brenven, terwiit
alle andere menscben gezellig bij el
kaar zijn, daarom heb ik je deze uit-
aoodiging gedaanO neen, mijn ouder'
hebben deze invitatie niet gegeven, ze had
den mogelijk liever, dat ik alleen kwam
maar ik kan en ik wil ie niet aan ie lot
overlatenZie zoo, nu weet je alles.
'e behoeft deze uitnoodiging niet dadeiiik
aan te nemen, je kunt me vanavond op
bellen.
Denk er dus maar eens over na. en be
denk. welke houding je tegenover dit alles
aan te nemen hebt
II.
Jaap ijsbeerde zijn kamer op en neer.
Die kleine kat had vanmiddag wel duidelijk
de puntjes op de i gezet, en ze had de
waarheid goed doorvoeld. Hij zag tegen
'e Kerstdagen op. als een onoverkomelijk
bezwaar.... Hij herinnerde zich de Kerst
dagen van het vorig jaar. Hoe hij alleen
op zijn kamer had gezeten, hoe de een
zaamheid hem te machtig geworden was,
hoe hij gevlucht was, om elders afleiding
te zoeken.... Hij had zich zoogenaamd
vermaakt in allerlei gelegenheden, dich
hij had maar al te goed beseft, dat hij zich
zelf iets wijs maakte en toen hij eindelijk
terug kwam op zijn kamers, had hij zich
nog ellendiger en beroerder gevoeld.
Moesten deze Kerstdagen weer zoo wor
den?. H'j had geen vrienden, nadat zijr
eenige vriend hem verlaten had; hij haatte
alle vrouwen, nadat die eene, die hij meen
de lief te hebben, hem had verlaten; hij
had zich opgesloten in een eenzaamheid,
die hij zelf gewenscht had; hij was zooge
naamd hard en bitteren cynisch geworden,
en tochtoch was het, zooals Annie
het gezegd had: hunkerde hij naar een
klein beetje hartelijkheid.... Annie?....
Er verscheen een zachte uitdrukking in
zijn oogenAnnie was de eenige
mensch, die hem iets zei. En hoe goed be
greep ze hemNu had ze hem uitge-
noodigd. Ze zou hem helpen. Dat lieve
kindStil, niet beginnen te dwepen.
Hoe was het met die andere gegaan?
Moest dit ook op een teleurstelling uit
draaien! Niet te hard van stapel loopen
Zou hij de uitnoodiging aannemen? Zou
den het nog gelukkige Kerstdagen kunnen
worden?Hij deed het, hij deed het.
Met een haast, alsof allerlei gedachten
hem mogelijk terug konden houden van
zijn plan, belde hij op. Weldra had hij haar
aan de telefoon.
„Annie. ...I"
„Ja?"
„Ik neem de uitnoodiging aan."
„Heerlijk."
„Ik zal mijn best doen, aardig te zijn
maar of ik slagen zal, weet ik niet."
„Waar een wil is, is een weg...."
III.
Het werd een buitengewoon prettig
Kerstmis. Annie's moeder was een lieve,
grijze vrouw, die voor hem zorgde, zooals
zijn moeder gedaan zou hebben; met haai
vader viel te praten, die was een gezellige
oude heer, enAnnie zelfwas lie
ver dan ooit.Hij bewonderde haar, zoo
als zij zich gedroeg, om vriendelijk en aar
dig te zijn voor allen.Ze had zoo tuis'
•enige Kerstliederen gezongen. Wat wa<
Jat alles lief en eenvoudig geweest.... Er
was een ongekende vrede en rust over hem
gekomenNu zaten ze stilletjes bij
elkaar. Buiten schemerde het, binnen
brandde enkel de pianolamp. Het licht viel
op de toetsen, de rest van de kamer werd
in het halt-donker gelatenEr kwam
een verlangen in hem, om eens te spelen.
Hij had het weliswaar in lang niet gedaan.
maar tochVroeger speelde hij veel.
Nu zou hij het wel weer wiilen, nu, in deze
kamer, in deze stilte, bij deze menschen.
Hij stond op als gedwongen door een
vreemde macht, hij nam voor de piano
ilaats, nog even zag hij, als in een droom.
Annie's blijde oogen; dan klonken de eer
ste rustige, weemoedige accoorden van
Beethoven's „Mondscheinsonate".Hij
speelde, zonals hij mogelijk nog nooit had
gespeeld, hii speelde met zuik een over
gave, dat hij na het eindigen er van.
troomverioren voor zich uit bleef staren.
Een lieve stem naast hem, wekte hem
uit zijn gedachten: „Dat was mooi, Jaap.
Ik wist niet, dat je speelde
„Ik had er geen pieizier meer in...."
„Domme jongen", beknorde ze hem
zacht. „Waarom weer je alles uit ie leven
dat het juist waardevol kan maken
Bedenk toch, dat het geluk niet zoo maar
'ot ons komt, maar durf het te grijpen, durt
het te grijpen. Ook in het talent, dat je
hezit." f"
Zonder aan haar oudcfrs te denken, greep
hij haar handen en vroeg hij: „Annie, mag
ik het je nu zeggen, mag ik het geluk nu
volledig grijpenAnnie, het is vandaag
het feest van den vredeJe hebt me den
vréde gegeven vandaag. Wil je dien vrede
tuurzaam maken, wil je me den vrede mei
mezelf en de menschen teruggeven
Annie?"
Zijn oogen zochten smeekend de hare.
„Goeie jongen", was het antwoord
„Weet je dan niet, dat ik al vanaf onze
eerste kennismaking van je hield? Weet
je dat niet?"
„Nu weet ik het", glimlachte hij en kuste
haar handen.
De nachten van 25 December tot 6 Ja
nuari worden de twaalf heilige nachten
genoemd.
Reeds in de grijze oudheid werd de fan
tasie van het volk geprikkeld gedurende
deze dagen, hetgeen aanleiding gaf tot
allerlei zeden en gebruiken.
Men geloofde, dat de droomen, die men
gedurende deze nachten had, de toekomst
zouden voorspellen, terwijl het weer ge
durende den dag van grooten invloed zou
zijn op het nieuwe jaar.
Iedere dag vertegenwoordigde een ka
lendermaand en het weer, dat men op den
overeenkomstigen dag had, zou tevens de
voorspelling voor de maand zijn, die be
trekking hierop had.
De gebruiken, die thans nog met deze
twaalf heilige dagen verband houden, vin
den ongetwijfeld hun oorsprong in de oud-
Germaansche zeden. Immers voor hen gol
den de dagen en nachten van het Joelfeest
als heilige tijd.
Wodan en Berchta waren goden, die
volgens de Germanen gedurende dezen tijd,
gaarne op het aardrijk ronddwaalden.
Na de invoering van het Christendom
besprenkelde men woningen en stallen ge
durende deze dagen met wijwater om de
booze geesten te verdrijven en werden de
stallen uitgerookt.
Men mocht in den tijd, die tusschen
Kerstmis en 6 Januari lag, niet spinnen,
wasschen, vegen, geen tafel verzetten, noch
deuren toeslaan, niets uitleenen, terwijl er
streng tegen gewaakt werd, dat niet de
een of ander het ongeluk beging, drie deu
ren achter elkander open te laten staan.
Men ging zelfs zoover, dat vermeden
moest worden den naam van enkele dieren
uit te spreken. Zoo sprak men van een lang
oor in plaats van konijn, langstaart in
plaats van rat, enz.
Lang behoort de tijd reeds tot het ver
leden, dat men aan dergelijk bijgeloof
hechtte. Zeker is echter, dat er van den
Kersttijd een groote bekoring uitgaat.
Geen wonder dan ook, niet waar, want
de Kersttijd brengt ons weer terug naar
het licht. Licht, dat wij in deze donkere
tijden zoo noodig hebben.
Licht, dat onze harten verwarmt en ons
zoo ontvankelijk maakt voor het goede en
mooie, dat het leven ondanks alles nog
biedt, indien wij het slechts willen zien.
Is het dan nog te verwonderen, dat men
in dezen tijd als symbool van deze heilige
nachten de groote kransen nog in de woon
kamers ziet hangen, waarin 12 kaarsen
bevestigd zijn, waarvan elk één der heilige
nachten voorstelt?
G. C. M.-S.
KERSTBOOM.
O, heerlijke boom, met je stralende prauit,
Je vroolijke kaarsjesgeflonker,
Wat sta je daar rustig, als toonbeeld van
kracht,
Fél afstekend tegen het donker.
Jij brengt bij de menschen, hoé slecht ze
ook zijn,
Het goede toch altijd naar boven,
Door jou wordt de mensch in een stem
ming gebracht,
Van rustig en vredig gelooven.
O, heerlijke boom, met je kleurige tooi,
Vol prachtige siers'len beladen,
Je takken met sneeuwige vlokken bedekt,
Omslingerd door zilveren draden
En ais dan de Kerstklok te luiden begint:
„Er werd eens een kindje geboren
Dan voelen we het heilige „Vrede op
aard'
Weer sterker dan ooit nog te voren.
GUUS BETLEM Jr.
K£J2g)TB(5©MEKr IN" lqg>5 o
«EESrEI<eLl DIE i.-'-.t i'|
EOOMEH NVAAtS NIEX OMTDOCHEü-i
Kerststemming in een oorlooshaven....
Talrijke oude gebruiken verdwijnen.
Deze tijd van radio en techniek is er niei
naar, hen nog in eere te houden. Begrippen
en gewoonten, die muurvast geworteld
schenen in de harten en hoofden van een
volk, gaan te loor en aan enkele ervan,
die speciaal in verband staan met "net
feest, dat wij nu vieren, willen wij de aan
dacht schenken.
Er is b.v. een oude legende, die zegt, dat
in den Kerstnacht, precies te middernacht,
de tijd stil staat. Eén oogenblik ontstaat er
een gaping, een kloofDe legende zegt.
dat op dit moment de dieren kunnen spre
ken, de dooden uit hun graven verrijzen.
In Drente, Noord-Brabant, Limburg, de
Zaanstreek en Friesland staan dan de die
ren in hun stallen op. In Vlaanderen zinkt
het vee knielend ter aardeMaar pro
beer het niet in die houding te aanschou
wen. Gij wordt met blindheid geslagen. O!
een ander onheil zal aan u geschieden!
Er was eens een boer op IJsland, die zijn
vee wilde hooren spreken. Hij verstopte
zich in zijn stal en hoorde een koe zeggen
„Het is tijd
om te spreken."
Een tweede ver
volgde: „Ja.
maar er is een
man in den stal."
De derde nam
het besluit: „Die zullen wij gek maken!"
En dat gebeurde ook.
Wie precies te middernacht waiei
schept, ontdekt dat het eigenlijk wijn 's
Een andere legende wil dat op dat tijdstin
de appelboomen bloesem kregen en binnen
het uur rijpe vruchten dragen.
Men vermoedt dat hierdoor het gebruik
is ontstaan precies om 12 uur een takje
van den Kerseboom of van de Vlier af t<
snijden, dat dan den 2den Februari, Maria
Lichtmis, bloeit.
De roos van Jericho of Kerstroos, sym
bool der Opstanding, ontplooit zich na
eenigen tijd in het water te hebben gele
gen. Dan doet zij inderdaad aan een groote
roos denken. Wanneer echter de bladeren
zich niet ontplooien, dan neemt men n
West-Friesland en ook hier en daar in de-
Zaanstreek aan, dat er onheil op komst is.
Door alle tijden
heen werd 't Kerst
vuur altijd als
iets heel belang
rijks beschouwd.
En aan zulk een
Kerstvuur ontbrak
het Kerstblok
nimmer. Men nam
daarvoor steeds
een groot blok
hout, dat wel ze
ven dagen lang brandde. Lang van te
voren werd het reeds uitgezocht en voor
dit doel bestemd.
In Hasselt (Overijssel) kan men bij hei
binnenbrengen van het Kerstblok het vol
gende liedje hooren zingen:
Kerstavondje, Kerstavondje,
dan kookt mijn moeder rijstebrij,
Mijn vader is naar Hasselt toe
en haait er pekelharing bij.
In Twente zingt men:
Karsaovendje, Karsaovendje,
dann ette wij volop,
dan slacht mien vader een pekkelherink
en dan krieg ik den kop.
in sommige plaatsen, o.a. in Westdorrr
fZeeuwsch-VIaanderen) bereidde men to-
1880 ongeveer het Kerstgebak op het nieu
we Kerstvuur.
Het Kerstblok kent men overal in West
en Midden-Europa.
Speciaal in Engeland wordt de Yullnp
zeer in eere gehouden. Daar wordt hei
feestelijk in huis gesleept en oud en jon!'
moet meehelpen, iedereen moet er zeit
even op gaan zitten. Aldus wil de traditie
het en deze is zeker in Engeland
heilig.
Natuurlijk worden ook allerlei weers
omstandigheden met het Kerstfeest in ver
band gebracht.
Een paar van die rijmpjes nemen we hiei
over. Ze leven in de verschillende dee-'en
van ons land nog in den volksmond verder
Kerstmis helder en klaar,
geeft een goed honigjaar.
Kerstmis winderig, Lichtmis stil,
een massa hooi beloven wil.
Met Kerstmis aan de deur,
met Paschen aan het veur.
Ais het Kerstkind is geboren
zijn de knolletjes bevroren.
Een Kerstmis die u buiten ziet,
een Paschen straks met kou u biedt,
Eigenaardig is ook een oud Fransch ge
bruik. Daar legt men op Kerstavond twaall
versch gesneden uienschijfjes met wat zou!
er op neer. teder schijfje vertegenwoordigt
een bepaalde maand van het komende jaar.
Wanneer het zout vochtig is geworden, be-
teekent dat veel regen men kan dus 5p
deze wijze de weerbakens voor het geheele
aar opmaken.
In Engeland, Duitschland en Ierland be
slissen de twaalf nachten tusschen Kerst
mis en Driekoningen daarover. Met het ge
volg dat men deze twaalf dagen in Zwanen
ie „lotsdagen" pleegt te noemen.
Dit volksgeloof is van zeer ouden oor
sprong. In den Veda-tijd in Indié kende
men reeds een soortgelijke beteekenis toe
aan 12 dagen in den midwinier.
JAN R. TH. CAMPERT.
Druk
-.*r ■J.A-