ZOEKPLAATJE KERSTBOOM-KRUISWOORDRAADSEL Kerstmis en Oudejaar in de bergen. (6) B\j vader's bed, waar ook de kerstboom naar toe werd gedragen, gingen ze thee drinken. „Dat had ik nooit kunnen denken", zei moeder. „En ik heb nogal zoo opgezien te gen deze dagen „En ik", zei vader, „ik heb zoo'n ver driet gehad, dat we dit jaar niets voor jul lie konden doen „Het was nu eens onze beurt om voor u iets te doen", kwam Marietje. „Is 't niet, jongens?" De jongens knikten, maar opeens riep Wim en hg sprong haastig op „Daar is al een kaars tot op het eerste afgebrand „Hè Wat riepen vader en moeder. Marietje lachte en vertelde, dat ze de kaarsjes, die drie keer moesten branden, voorzien hadden van twee potloodstreepjes „Vanmorgen mogen ze branden tot het eer ste streepje, vanavond tot het tweede en morgenavond tot het einde". „Morgenavond is nog fijn ver af zei \Vim. En Bert zei, en hij kneep er zijn oogen bij dicht„Nou, eenig Maar hij kwam toch sneller dan ze wenschten. De kaarsjes brandden tot het einde en de vlammetjes doofden, het een na het andere. Toen begon moeder zachtjes te zingen „Ziet de lichtjes stralen, Vriendelijk en zacht, Net zooals de sterren In den heil'gen nacht. Zij doen ons vergeten Wat ons heeft gekweld. Kerstmis, Kerstmis, Kerstmis Heeft zich aangemeld." Vader had ook meegezongen, maar de kinderen niet. Die waren te verbaasd. Want waarom deden vader en moeder dat Waarom zongen zij dat liedje juist nu, nu de kaarsjes waren opgebrand en de boom daar zonder lichtjes stond „Waarom we dat zingen," zei moeder toen het lied uit was, „Omdat jullie die lichtjes zijn Omdat jullie het leven van vader en moeder verlicht hebben en omdat jullie ons alles doen vergeten wat ons ge kweld heeft." V. De lichtjes. Er scheen geen sneeuw meer te zullen komen. Het was niets dan regen, regen en nog eens regen wat er viel. Op straat lagen groote plassen en in den tuin was het één .vieze, modderige massa. Wim en Bert, toen de Kerstdagen voorbij waren en moeder dus niet meer eiken dag Zondag kon houden, sloegen al gauw aan 't mopperen. „Wat een akelige saaie Kerstvacantie fcei Wim op een middag toen het al wéér regende en ze dus al wéér in huis moesten blijven. Hij was met Bert aan 't spoortje spelen, maar dat had hrj al zoo vaak ge daan, daar ging op 't laatst de aardigheid van af. „Weet je nog verleden jaar kwam Bert. „We zijn toen twee keer met moeder uit geweest." „Drie keer wist Wim. „Nietwaar, twee keer. Eén middag naar de bioscoop en één middag naar de poppen kast." „En één middag boodschappen doen," Vulde Wim aan. „We hebben toen nog er gens chocola gedronken en wafels gegeten." „O ja, dat was ik heelemaal vergeten." „Weet jij nog hoe die film heette, die wjj kagen „Klein Duimpje. Ik zie hem nog met die groote laarzen aan door het bosch loopen. [Wat was hij er gauw, hé ,,'t Was een reuzeslim jog Als zfln broers hem niet hadden gehad, zouden ze zuur zgn geweest „Ik wou dat we weer eens naar een sprookjesfilm gingen," zuchtte Bert. „Wat hebben we nu aan deze vacantie Ik ver veel me eiken dag „Als we maar met Kerstmis cadeautjes hadden gekregen, speelgoed en zoo," meen de Wim, dan hadden we nu fijn kunnen spelen en dan had ik het niks erg gevon den, dat het aldoor maar regende." „Ik ga aan moeder vragen of we weer eens naar de bioscoop gaan," besloot Bert. „Alle kinderen gaan in de Kerstvacantie uit." „Neen, dat doe je niétzei haastig Martje, die tot nu toe had zitten lezen. „Jg hebt niks over mtj te zeggen," snauwde Bert. „AJs ik aan moeder wat vragen wil, dan doe ik dat." „Neen, dat doe je niétherhaalde Martje heftig. „Dit tenminste niet. Dit mag je niet vragenEn zachter ging ze voort „Weet je dan niet meer wat moeder met Kerstmis heeft gezegd Toen de kaarsjes in het boompje waren opgebrand, toen zong ze immers nog Ziet de lichtjes stralen Maar met die lichtjes bedoelde ze ons. Ze zei het zoo duidelijk. Ik begrijp niet hoe jullie dat nu al vergeten kunnen zgn i" „Dat ben ik niet vergeten." „Ik ook niet." „En jullie willen moeder weer verdriet doen kwam Martje. „Moeder zei, ik weet het nog precies Jullie zgn die lichtjes, want jullie hebben het leven van vader en moeder verlicht en jullie doen ons vergeten wat ons heeft gekweld." „Maar 't is nu geen Kerstmis meer," zei Wim stug. „Je ziet nergens meer kaarsjes branden. Alle lichtjes zijn nu uit." „Omdat de gewone kaarsjes zijn opge brand," ging Martje voort. „Maar wij kun nen niet opbranden." „Wij „Ja, w'i. Moeder heeft gezegd, dat wrj lichties, dus dat wg kaarsjes zgn. En ben Onder redactie van TRUUS EYGENHUYSEN. jij opgebrand Ik merk er niets van, want je zit hier. Zoo lang als je leeft, kun je een lichtje wezen en het leven van anderen prettig en goed maken Een oogenblik was het stil. Toen zei Wim opeens „Nou, maar ik vind het toch een nare vacantie „Ssstwaarschuwde Martje verschrikt, want ze was bang, dat vader en moeder het zouden hooren. En haastig voegde ze er luid aan toe „Zullen we met ons drieën wat kienen Daar bleken de jongens wel iets voor te voelen. Maar 's avonds, toen Martje in bed lag en alles nog eens overdacht, toen begreep ze wel, dat ze Wim en Bert niet eiken dag tot aan het einde van de vacantie met kienen tevreden kon bezig houden. Vandaag was het weer eens wat nieuws geweest, maar morgen zouden ze kienen wel weer „vervelend" en „saai" vinden. En eigen lijk was het dit ook wel. Zij zelf zat ten minste honderd maal liever te lezen. Lezenhè, heerlijk Ze had maar even tjes vijf bibliotheekboeken, allemaal ter leen van vriendinnetjes, die uit logeeren waren. Als ze goed naging, had zij nog zoo'n akelige vacantie niet. Eiken dag lezen. Was er iets prettigers Maar„Zoo lang als je leeft, kun je een lichtje wezen en het leven van anderen goed en prettig maken Dat had ze zelf gezegd. Was ze wel een lichtje, een echt lichtje, als ze maar al door bleef lezen, zoodat de jongens zich ver veelden en gingen mopperen en dus vader en moeder verdriet deden Marietje lag dien avond weer lang wak ker. Vaak dacht ze „Maar ik heb toch óók vacantie Ik mag het me zelf toch óók prettig maken Maar gelukkig dacht ze nog vaker „Vader en moeder hebben het elk jaar voor ons zoo mooi en heerlijk ge maakt, nu mogen wij het wel eens voor hen doen en eindelijk besloot ze dan ook om eiken avond iets bijzonders uit te den ken, waarmee ze Wim en Bert den heelen volgenden dag zou kunnen bezig houden. En zoo ging het ook, al viel het niet mee. Telkens dacht Martje „Morgen weet ik heusch niets meer maar zij ondervond, dat waar een wil is, ook een weg bestaat, en zoo kon ze toch telkens tegen de jongens zeggen „Nu weet ik wéér wat nieuws I We gaan poppetjes knippen en dan maken we er draadjes aan vast en dan spelen we poppentheater." Of „Zullen we nu eens van een paar cartonnen doozen een vliegmachi ne en een vliegloods maken Bert en Wim dachten niet meer aan mopperen. Daar hadden ze geen tijd meer voor. En er heerschte in huis een heerlijke vredige stemming, die bij vader en moeder een gelukkigen glimlach te voorschijn riep. Op Oudejaarsdag begon het weer te sneeuwen en terwijl Bert en Wim zich in den tuin vermaakten, hielp Martje moeder met het klaar maken van oliebollenbeslag. Plotseling werd er gebeld, 't Was de post. „Voor jou", zei moeder en ze reikte Martje een prentbriefkaart over. „Voor mij 't Was een kaart uit Dinant met wit besneeuwde heuvels en wit be sneeuwde huisjes in een rustig dal. ,,'t Is van Bob," zei Martje kort. „Is dat die jongen, die Kerstmis en Oude jaar in de bergen ging vieren vroeg moeder. „Ja, zoo'n opschepper kwam Martje. Moeder lachte. „Als je vader en mij nu ook maar niet zoo gaat noemen." „U Waarom Martje begreep er niets van. „Wel," zei moeder, „wij hebben dit jaar ook Kerstfeest in de bergen gevierd, en Oudejaar vieren we nog. Het waren wel bergen van zorgen, maar toch in elk geval bergen, en 't waren heerlijke feestdagen, zooals alle feestdagen heerlijk zijn, die in de bergen worden gevierd. Bob kan zeggen, dat hg zonder zijn tante niet zoo heerlijk feest zou hebben gevierd vader en ik zouden zulke heerlijke feestdagen niet zon der jullie, zonder onze Kerstlichtjes, gevierd hebben," Moeder legde even, warm en hartelgk, haar hand op de haren van haar dochtertje. En het was Martje alsof ze nog nooit zoo gelukkig was geweest. Teeken-, borduur- of figuurzaagplaatje. I ift.A 'V '"'Xt U.N I K- V I r Hansje brengt roode Kersttulpjes naar zijn oma. Kerstmis is gekomen. Kerstmis, Kerstmis is gekomen Kaal en grauw zijn nor de boomen En de grond is hard en grijs. Guur en donker zijn de dagen Met hun sneeuw- en regenvlagen, Met hun hagel, storm en ijs. Maar het Kerstfeest met zijn vreugde, Dat ons al zoo vaak verheugde, Zegt ons weer „Vertrouw en wacht Na deez' dorren tijd komt leven, Dat den boomen knop zal geven En de aarde bloemenpracht Zooals nu de kaarsjes stralen En hun glans doen nederdalen Uit een donk'ren dennenboom, Zoo zal straks het licht weer komen Over d'aarde en de boomen, Vol van kracht en zonder schroom Kerstmis, Kerstmis is gekomen Kaarsjes staan nu in de boomen. O het is zoo'n mooi gezicht Laat hun glanzend gouden stralen In je hartje nederdalen Tot ook daar heerscht glanzend licht Ofschoon 't niet mooi is om iets of iemand zonder eenige reden zwart te maken (en zeker niet in deze dagen van vrede en verzoening) noodigen wij u uit in boven staand netwerk die blokjes zwart te maken, die van een puntje zijn voorzien. Spoedig zal 't tafereel duidelijk worden dat hier door den teekenaar bedoeld is. /Be oplossing geven tcfj in ons nummer van Zaterdag 30 December d.s.), De kinderen gingen versieren. En Jopie mocht meehelpen. Net als het vorige jaar mochten de kin deren de huiskamer met groen, rood crèpe-papier en kaarsjes versieren. De Kerstboom, al kant en klaar, stond in de eetkamer. Maar in het eetvertrek zit je natuurlijk niet den heelen dag. Je houdt je eigenlijk het meest in de huiskamer op, en daarom kreeg ook deze een kerststempel. „Ik laat het heelemaal aan jullie over", zei moeder, ,,'k Weet zeker, dat het er hier heel gezellig komt uit te zien. Daarom trek ik me rustig terug en ga in de keuken den kerstpudding vast klaar maken." „Jopie ook pudding riep het vierjarig Benjaminnetje van het gezin. Moeder lachte. „Morgen hoor beloofde ze. „Morgen krijgt Jopie pudding. Een heel groot stuk met krentjes en rozijntjes en nog veel meer „Jopie nu krentjes „Neen, nu niet. Morgen. Ga maar helpen met het versieren. Kijk Luuk daar eens een tak met mooie besjes 'hebben Jopie ging naar haar broer, die al ijverig bezig was en moeder maakte van deze ge legenheid gebruik om gauw weg te glippen. Ze kon de kleine vraag-al nu best in de keuken missen. „Luuk, kijk eens Zullen we zoo langs den spiegel een paar slingers dennengroen hangen riep Nettie, die boven op een trap stond. „Bestzei Luuk. „Maar dan moet je er wat rood lint door vlechten, anders staat het zoo somber. Kijk, hier hang ik de klok. Hoe vind je dat „Prachtig En zeg, om de kaarsarmen van de piano kunnen we best wat hulst slingeren „Jopie," zei Hans, niet al te vriendelijk, „toe vooruit, schiet op Je staat me in den weg Afblijven, zeg ik je „Jopie ook versieren Jopie ook helpen „Morgen brengen i Versier jij je pop maar „Neen, Jopie wil helpen „Hè kind, wat zeur je snauwde Hans, waarop Jopie een keel opzette van belang. Nettie was dadelijk bg haar en probeerde haar te troosten met onbruikbare stukjes crèpe-papier en lint. Maar al dat moois kon Jopie niet bekoren. Ze wilde niets min der dan ook haar deel aan de kamerver siering bijdragen. „Maar je kunt ons niet helpen, kindje. Heusch niet," zei Nettie. „Over een paar jaartjes, hè, als je groot bent." Maar ook met deze toekomstmuziek was Jopie niet tevreden. „Jopie moet helpen", zei ze stampvoetend. „Jopie moet ook ver sieren „Laat haar wat sneeuw over de versie ring strooien," opperde Luuk. ,,'t Zal echt staan. Er is nog wel wat van den kerst boom overgebleven." „Hè ja, Joop Wil je dat doen In 't kleine kamertje staat een cartonnen doos, waarin nog wat sneeuw ligt. Die sneeuw Horizontaal: 2. Een woord dat voorkomt in de uitdruk king „Ach enklagen". 4. Een ander woord voor verschrikkelijk. 7. Wordt bij verscheidene schoenen ge bruikt. 9. Een woord waarmee vele sprookjes be ginnen. 11. Vorm van een werkwoord, dat beteekent in een anderen toestand overgaan. 13. Een lengtemaat. 15. Een verkorte meisjesnaam. 16. Een bepaling van tijd. 17. Een bloedverwant. 18. Beteekent spoedig. 19. Een deel van een schip. 21. Een bloedverwant. 23. Een woord, dat voorkomt in een zegs wijze, die beteekent „Voor zijn tegen stander onder doen." 25. Vorm van een werkwoord, dat met tuinieren en landarbeid in verband staat. 26. Een deel van een vrucht. 27. Een ander woord voor toespraak. 28. Een plaats in Gelderland. 29. Een lidwoord. 31. Brengt men met een scherp voorwerp toe. 34. Een vischsoort in het meervoud. 35. Een voegwoord. 36. Een huis van zeildoek. 37. Een voertuig, dat gebruikt wordt als er sneeuw ligt. 39. Een plaats in Brabant. 41. Een woord waarmee vele sprookjes be ginnen. 43. Een getal. 44. Een voegwoord. 45. Een ander woord voor top. 46. Een ander woord voor vlug. 47. Een lengtemaat. 49. Een gewicht. 51. Een deel van een wagen. 52. Vorm van een hulpwerkwoord. Vertikaal: 1., Komen nu veel voor en brengen vreugde- 2. Een persoonlijk voornaamwoord. 3. Een landbouwwerktuig. 5. Een ander woord voor oogenblik. 6. Staan 's zomers op den akker. 8. Een woord waarmee vele sprookjes be ginnen. 9. Wordt vaak bg het ontbijt gegeten. 10. Een verblijfplaats voor kippen. 11. Een ander woord voor banier. 12. Een voegwoord. 13. Een voegwoord. 14. Een zekere soort zomerbloemen in het meervoud. 17. Treft men vaak buiten aan na een hevige regenbui. 18. Een li woord. 20. Een deei van een wagen. 22. Vorm van een werkwoord, dat met spijzen in verband staat. 24. Een boomsoort. 26. Een waarschuwing. 27. Bijvoegelijk naamwoord, dat vreemd en ongewoon beteekent. 28. Een lengtemaat. 30. Een voegwoord. 31. Een waarschuwing. 32. ien voegwoord. 33. Een werkwoord, dat met spgz.ri in ver band staat. 35. Een lengtemaat. 37. Een uitroep. 38. Een muzieknoot. 39. Een voorzetsel. 40. Een waarschuwing. 41. Een voegwoord. 42. Een muzieknoot. 48. Een voegwoord. 49. Een viervoetig dier 50. Een muzieknoot.

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1933 | | pagina 14