Vlissiugsche Courant
VIERDE BLAD
xxxxxx
xxxxxx
xxxxxx
van de
van
Zaterdag 2 December 1S33. No. 285.
Een vroolijke Sint Nicoiaasavond.
„Wat is dat?" vroeg vader 's avonds na
het eten. „Wordt er vandaag geen huis
werk gemaakt? Vinden mijn zoons en
dochters zich al knap genoeg of hebben ze
plotseling luiheidsneigingen gekregen?"
„Kom nou paps J' lachten ze. „Ja, u zult
niet weten wat het vandaag voor een dag
is r
„Wat het vandaag voor een dag is?"
herhaalde vader. „Jullie doen me schrik
ken. Ik heb toch niet iemand's verjaardag
vergeten? Tom, jij? Neen, jij bent «n
Augustus jarig. En jij, Luuk, in Februari.
Do in April en Babsje is pas jarig geweest.
Moeder...... nou, maar dat 's ook watJa,
ik zal moeder's verjaardag vergeten Den
heerlyksten dag, die er bestaat I"
„En toch is er vandaag iemand jarig,
paps
Vader trok zijn wenkbrauwen op eu
haalde zijn agenda voor den dag. Deze
trouwe vriendin moest hem dan maar weer
helpen.
„Vijf December? Vijf December? O
wacht eens, dan zou de kolenrekenii.g
voorkomen, hè?"
„Domme paps Dat is toch geen ver
jaardag
„Och, dat is waar Jullie zeiden, dat er
iemand jarig was. Maar zeg eens, ken ik
dien jarige?"
„Ja Ja En of
„Zoo. Is het een vriend van me?"
„Ja Ja riepen Tom, Do en Babs.
Maar Luuk schreeuwde „Daar weten we
niets van. U kunt wel eens een roe
een
Te laat 1 Vader wist het opeens. „De
Sintriep hij. „Nu heb ik het gevonden
De goede brave Sint is vandaag jarig
Hoe kon ik zooiets vergeten
„Maar u vergat het nietlachte Babs.
„U deed maar alsof. U
Hevig gebel deed haar verschrikt zwij
gen. „Tien pond gruttenriep vader.
„Wat is dat voor een heidensch kabaal
„Sinterklaas I" schreeuwde Tom. „Die
komt een roe voor U brengen omdat u zijn
verjaardag was vergeten
„Of een voor m'n brutalen zoon lachte
vader. „Dat zou ook kunnen
„Niks hoor O kijk eens 1 Neen maar,
wat een reuzemand
Moeder en Neeltje, het dienstmeisje,
brachten het gevaarte naar binnen. De
kinderen juichten en dansten van plezier,
want ze wisten wel wat het beteekende
als er op vijf December een groote mand
of een kist werd bezorgd.
„Wie bracht de mand, moeder?"
„Ik kon het in de duisternis niet zoo
goed zien. Weet jij wie het was, Neeltje?"
„'t Was Olthuus, de vrachtrieder", ver
telde Neeltje in haar gezellig boersch taal
tje. „Die heit noe 'n beste oavend. Die zal
krek willen, dat 't altied Sintekloasse was!"
„Ik ook wel, hoor riep Tom. „Wie zou
dat niet willen 1 Moeder, komt u gauw-
zitten?"
„Hè ja, moeder Toe nou
De hinderen popelden om den inhoud
van de mand te inspecteeren. Onbegrijpe
lijk dat die moeder er niet direct op aan
viel
„Ja, ja", zei moeder, „ik kom. Dus je
weet het, hè Neeltje? Zes anijsblokjes op
één liter melk. En doe je op een paar De-
schuitjes wat boter? Meneer vindt dat lek
kerder en
„Toe nou, moes Hè toe nou Neeltje
weet het wel 1"
Eindelijk schoof moeder bij de tafel en
kon het uitdeelen beginnen. „We zullen
maar net doen als altijd, hè?" zei ze. „Eéa
pakje tegelijk, dan heeft iedereen er wat
aan."
„Natuurlijk", zei vader. „Dacht jij, nu
we op een klein dorpje zijn komen wonen,
dat we het opeens anders moesten doen?"
„Ochzei moeder, en het klonk een
beetje verdrietig. „Alles is anders gewor
den, hè
„Kom, kom, moeder nu niet van die
zwarte gedachten vanavond, hoor
„Ik zeg het toch niet om mij", zuchtte
moeder. „Maar 't laat me niet los, dat
jullie om mij zooveel hebben opgeofferd.
Was ik maar sterk, dan hadden we kunnen
blyven wonen waar we waren. Dan hadden
jullie niet eiken morgen en avond dat rei
zen in den trein gehad. Dan zouden jullie
al je kennissen en clubjes hebben gehou
den. Wat is hier nu l Hier is niets
„Zeg eens kinderen", viel vader in, „heb
ben jullie me soms voor 't lapje gehouden i
Is het geen vijf December? Is het wèl vyt
December? Maar hoe is het dan mogelijk,
dat niemand op zoo'n dag zoozoo
„Moppertvulde Luuk aan.
„Ja moeder, 't is een schandaal, hoor
Zul je gauw stil zijn Anders bestel ik
dadelijk een roe voor je, een extra groote!"
Moeder glimlachte. „Ik kan er niets aan
doen. Ik moet er steeds aan denken. Jullie
moeten het hier in zoo'n dorpje saai en
stil vinden,'♦dat kan niet anders, daarvoor
zyn jullie jong."
„Maar nu vinden we het geen van allen
saai en stil, hoor viel Babs in.
„Tenzij u voortgaat met mopperen", liet
Do er op volgen.
Moeder haalde eens diep adem, schoof
nog wat dichter bij de tafel en ieder kon
Onder redactie van TRUUS EYGENHUYSEN.
zien, dat ze bij zich zelf het besluit nam
alle nare gedachten voor dien avond opzij
te zetten.
„Zal ik eens visschen?" bood Luuk aan,
en de daad bij het woord voegend, boog hij
zich naar de mand en vischte er een pakje
uit op. „Voor Jan", stond er op.
„Voor Jan? Wie is dat? Paps?" vroeg
Luuk.
„Natuurlijk Wou jij soms, dat je Jan
heette?" lachte vader.
„Dat weet ik nog nietsloeg Luuk
terug. „Dat kan ik pas zeggen als u 't pak
je hebt los gemaakt. Zit die eventjes, va
der?"
„Er is een briefje bij, papsie
Vader haalde een opgevouwen velletje
voor den dag, maakte het open en las
„Je houdt veel van schaatsen rijden,
Waar een mutsje bij behoort.
'k Hoop daarom dat dit geschenkje
Je goed staan zal en bekoort."
„O kyk eens Wat een leuke ijsmuts
Paps, zet het ding eens op
Vader hield een wollen muts in de han
den, die hij van alle kanten bekeek. Hij
,,'t Zit verrukkelijk warm" prees vader.
„Papsie, toe, zet de muts eens op
Vader liet zich niet lang smeeken. Maar
helaas, de muts was veel te klein. Ze stond
boven op vader's hoofd net als een poppen-
muts op een kinderkopje. Vader zag er
zóó potsierlijk mee uit, dat ze het allemaal
uitgierden van pret.
„Paps is een clowntje proestten ze.
„Paps is een clowntje
,,'t Zit verrukkelijk warm prees valder.
„Vooral je ooren gaan er in gloeien
Weer gelach Vader's ooren werden niet
eens door het mutsje geraakt
„U bent net een baby gierde Babs.
Eenig Een schattige baby bent u het
geen vader deed besluiten den heelen avond
met de muts op te zitten.
„Voor Marie riep Luuk. „Wie is Marie
nu weer? U, hè moes?"
„Ik moet zeggen, dat die Sinterklaas erg
familiaar is, hoor zei vader. „Dat is ze
ker een nieuwigheid van 't laatste jaar. Ais
ik me goed herinner kreeg ik vroeger pak
jes met behoorlijk „Voor vader" of „Voor
den heer die en die" er op."
„Stil, stilMoes heeft ook een vers
Moeder las
„Ik ben van mooie grijze wol,
Ik houd steeds lekker warm
Iets dat je daad'lijk vinden kan
Aan 't einde van je arm
„Polsmofjes raadde Tom.
„Handschoenen!Zie je welHet zijn
handschoenen i Maar wat een kleine, hè
moes
„Ze rekken wel bij 't aantrekken."
Maar 't leek er niet op. Hoe moes ook
trok en wrong, ze kreeg de handschoenen
niet aan.
„De Sint schijnt te denken, dat wij lilli
putters zyn. Ik een te klein mutsje, jij een
te klein paar handschoenen, 't Zal me be
nieuwen wat voor een Klein-Duimpjesacn-
tig kleedingstuk we nu te zien krijgen."
„VoorvoorDa riep Luuk, een
nieuw pakje opvisschend. „Da Wie hc^t
hier Da
„Da Er zal Do staan
„Neen, er staat Da
„Nou ja", zei vader, „dat zal dan een
vergissing zijn. Een haaltje te veel is gauw
gezet. Voor Do dus. Do, houd je goed,
meid
Uit een berg van houtwol haalde Do
twee groote witte boezelaars te voorschijn.
Ze keek er zoo verwonderd naar, dat de
anderen in lachen uitbarstten. „Zeker je
straf omdat je laatst gemopperd hebt toen
je de ontbijtbordjes moest afdrogen
lachte Tom. „Doe er eens een voor
Nu gierden ze het allemaal weer uit. De
schort hing Do als een zak om het lijf en
ze was zóó lang, dat je van kousen en
schoenen niets meer zag.
„Neeltje de tweede riep Luuk. „Dag
Neeltje de tweede Zou Uwe Majesteit zoo
goed willen zijn mij een kopje anysmelk te
geven
Do, gierend en proestend, hinkte door de
kamer, en vader kwam opeens op de ge
dachte, dat de Sint zich wel eens vergist
kon hebben en voor hem de schorten, voor
Do de ijsmuts had bestemd.
Onder gelach trok vader toen de tweede
schort aan, wat brj het kleine ijsmutsje zoo
mal stond, dat de anderen de tranen in de
oogen kregen van 't lachen.
„Aanhouden Aanhouden, hoor vader
Jij ook Dó 't Staat eenig Net een ver
kleedpartij riep Luuk, en hij boog zich
weer naar de mand voor een nieuw pakje.
„VoorVoorL Voor L 1"
„Staat er niets anders
„Neen, alleen maar voor L. Voor wie
zou het nu zyn
„Ik denk voor jou", zei moeder. „Is er
geen briefje bij
„Ja, hier heb ik het alEn Luuk las
„Je kijkt misschien wel heel verwonderd
En denkt wellichtVoor L Voor L
Voor wie het is? Maak 't pak maar open,
Dan merk je het onmidd'lijk wel
„Dan niet geaarzeld besloot vader.
„Vooruit jö Metmannenmoed V"
Die aansporing was niet eens noodig.
Luuk had de papieren van het pak al los
gescheurd en hield een lange, smalle doos
in de handen. Hij trok het deksel weg
envan schrik liét hij het meteer -al
len.
„Een pop riepen ze allemaal verbaasd.
„Neen maar, die is heelemaal prachtig
brulde Tom. „Luuk, sinds wanneer houd jij
er meisjesliefhebberijen op na
Luus trok allerlei malle gezichten tegen
de star kijkende pop, waardoor de lach
weer geen oogenblik van de lucht was.
„Voor wie het is? Maak 't pak maar open
Dan merk je het onmidd'lijk wel
lachte vader. „Snap jij het, Luuk
„Neen, ik niet U Jongens, Do en
Babs, hoe moet je zoo'n steenen juffer dra
gen Zoo of zoo En
„Tingelingelingelingeling
„Schrik op schrikzei vader. „Wat
hangt ons nu weer boven 't hoofd Ja Ja,
ja
Dit laatste was bestemd voor Neeltje,
die tikte.
„Meneer, mevrouwlachte Neeltje
en haar glundere oogen doken heelemaal in
haar dikke wangen. „O merakel, wat een
stelEn
„Ja Neeltje, zien we er niet fraai uit
„En dan moet ge temet die anderen eens
zien proestte Neeltje.
„Anderen? Welke anderen? Is er iemand
gekomen
„Een heel stel't Is om de krampen te
kriegen van 't lachen Mogen ze d'r in,
mevrouw
„Vooruit met de geitschreeuwde
Luuk door 't dolle heen.
Daar ging de deur open en wat er toen
binnenkwam, deed ze allemaal opeens ver
stommen van verbazing. Daar was een
heer, die bij wijze van handschoenen een
paar vilten slofjes droeg en om zijn spaar
zaam begroeid hoofd een haarnetje had.
Verder was er een dame, die een fluweelen
heerenjasje had aangetrokken, een jongen
met een bontje en een handmof, een andere
jongen met een naaidoos, een meisje met
voetbalschoenen aan en een juffrouw met
een poppenwieg
Ja heusch, de Bergmannetjes gingen
verbaasd een stapje achteruit toen ze dit
groepje zagen. Maar heel lang duurde de
stilte niet. Spoedig brak de lach weer los
en hoe meer ze naar het vreemd uitgedoste
troepje zagen, hoe meer ze schaterden.
Daarentegen lachte het bezoek dikke tra
nen bij het zien van de Bergmannetjes, die
er al even potsierlijk uitzagen.
Eindelijk trad de meneer met de vilten
slofjes en het haarnetje om zijn hoofd naar
voren, en zei„Mag ik me even voorstel
len? Ik ben Tijstema, van den Hoogeweg,
en als u eens op dit kaartje wilt kijken, dat
daar aan die mand hangt, zult u zeer waar
schijnlijk er denzelfden naam op lezen".
Vader, Tom, Luuk en de meisjes knielden
bij de mand neer en bekeken het kaartje,
dat aan een oor van de mand was vastge
bonden. Jawel hoor, daar stond het „Aan
de familie Tijstema, villa Lucretia, Hooge
weg".
Vader begreep het dadelijk. „Die is
goed lachte hij. „Wy hebben dus üw ca
deautjes uitgepakt
„En wij die van u We hebben er ons
meteen mee uitgedost, zooals u ziet. Alleen
past het ons niet allemaal even goed. Maar
vindt u ons overigens niet netjes?"
„En u ons?"
Weer gierden ze het allemaal uit en ze
lieten zich in hun wonderlijke plunje om
't hardst bewonderen. Moeder veegde zich
de tranen van de wangen. „O is dat
lachen hijgde ze. „Is dat lachen Maar
gaat u toch zitten, en Babs, zeg jij eens te
gen Neeltje, dat ze ons allemaal een kopje
anijsmelk brengt
„Zal ik haar daarbij even helpen, me
vrouw?" vroeg de juffrouw met het pop-
penwiegje. „Ik ben Da. Da van der Wielen,
het meisje van mevrouw Tystema".
„Da? Zegt u Da? Zie je wel dat ik het
dan goed had riep Luuk „Zie je wel dat
er niet Do stond
„Bent u Da?" lachte Do. „Bevrijdt me
dan eens van deze lange schort
„En ben jij soms Jan?" vroeg vader aan
een der jeugdige Tijstema's. „Dan zal deze
ijsmuts je stellig beter passen dan mij".
„En begint jouw naam soms met een
L?" vroeg Luuk aan het meisje met de
voetbalschoenen.
„Ja, ik ben Liesje Tijstema".
„Asjeblieft, bevrijd my dan eens gauw
van deze pop
't Werd nu een algemeene ruilpartij,
waardoor 'eder er heel wat behoorlijker
kwam uit te zien, zooals Leo Tystema het
noemde.
Maar al verdween de potsierlijkheid, de
vroolijke stemming bleef toch behouden en
ze groeide tot een vertrouwelijke stemming,
waarin hechte vriendschapsbanden werden
gelegd. Het bleek, dat de Tijstema's al lang
hadden uitgezien naar goede vrienden,
waarmee ze de winteravonden op het stille
dorpje zouden kunnen bekorten. Wilden de
Bergmannetjes zich wel bij hen aansluiten
De oogen van de jongens schitterden. Do,
Babs en Liesje Tijstema gaven elkaar al
een arm. Moeder en mevrouw Tijstema ke
ken elkander dankbaar glimlachend aan en
meneer Tijstema informeerde of vader kon
schaken.
Een vroolijke, onvergetelijke Sint Nico
iaasavond besloot meneer Tijstema.
„Dank zij Olthuis, de vrachtrijder, die
zich vergist heeftvulde mevrouw aan.
„Oftewel Olthuus, zooals onze Neeltje
zegt riep Luuk.
„O hemeltje ja, die Neeltje 1" schrok
moeder. Nu had ze nog steeds geen anijs
melk gebracht Wat zou ze toch uitvoe
ren?
Moeder kwam het gauw te weten. Toen
ze de keuken binnenkwam zag ze Neeltje
heel vertrouwelijk en heel gezellig praten
met Da van der Wielen, die juist samen
hadden afgesproken elkaar in hun vrije
uren gezelschap te houden.
We maken nog wat voor Broer
of zus
Zouden we het Benjaminnetje van het
gezin met onze zelfgemaakte presentjes
vergeten? Vast niet, hoor We maken nog
gauw een servet-ophoudertje van een reepje
stramien, waarop we met kruisjes van ge
kleurd perlgaren dit aardige randje maken.
Is het reepje, dat ongeveer 25 cM. lang en
5 cM. breed moet zyn, klaar en netjes om
gezoomd, dan worden er aan de uiteinden
een paar klemmetjes van oude jarretelles
xx£
X
X
XXX
XXXXXX
vastgemaakt. Zijn die niet b$ de hand, dan
kunnen in plaats daarvan knoopjes worden
aangebracht. Moeder maakt dan later wel
aan de servetten van broer of zus een paar
lusjes.
Een lief en nuttig cadeautje
En wat doen de jongens Die calqueeren
dit leuke pierrotje op een plankje hout en
zagen het uit. Daarna geven ze het me-
Ons eigen hoekse.
Mijn viool.
(Slot.)
Dat was me een idéé Dat ik daar niet
eerder aan gedacht had Fluks borg ik
mijn boeken weg, deed de deur op slot en
zette de vioolkist op tafel. Ik haalde de
viool er voorzichtig uit, toen den strijkstok,
ik deed een streekOeiiii Vreeselijk
valsch Nog eens. Nu ging het wat beter.
Nog eens, maar toen was het mis. De sna
ren moesten zeker wat aangedraaid worden.
En ik draaideik draaidekrak,
knap, knapde snaar brak Ik schrok
en bleef doodstil staan. Hoelang weet ik
zelf niet meer.
Toen ik beneden kwam om te eten, zag ik
zeker bleek, want ieder informeerde naar
m'n gezondheid. Daarby kwam, dat ik niets
eten wilde, hoewel ik anders heel wat op
kan. Ik zat maar steeds te piekeren over
die kapotte hooge snaar. Wat moest ik nu
beginnen
Toen ik later in de gang kwam, zag ik
dat mijn zusje zich klaar maakte om uit te
gaan. Ze was nogal best gehumeurd. Ze
vroeg of ik mee wilde en ik stemde toe.
Buiten was ze ook zoo aardig, dat ik be
sloot haar alles te vertellen. Ze beloofde
thuis niets te zeggen mits ik haar een nieu
we snaar gaf. Dat zou wel een dure boel
worden, meende ik, want het was een hooge
snaar, die ik had gebroken. Zij zelf moest
een lage hebben, want die had ze zelf eens
gebroken. Maar een lage was vast en zeker
goedkooper.
Toen we bij een muziekwinkel kwamen,
gingen we daar binnen. „Mag ik een hooge
vioolsnaar van u hebben vroeg ik de
juffrouw. De dame ging naar achteren en
kwam terug met een heer, die meer ver
stand van een viool scheen te hebben.
„Van welken prijs wilt u een snaar heb
ben vroeg hij. „We hebben ze van
zevenencenhalve cent en van een dub
beltje."
Het was of er een stuk lood van m'n
hart viel. Ik had minstens op twee kwart
jes gerekend. In m'n blijdschap kocht ik
er een van een dubbeltje, wat me later
speet, want als ik die van z'eveneneenhalve
cent had gekocht, zou ik nog een lollie heb
ben kunnen koopen, welke lekkernij toen
nog in de mode was.
Hoewel ik nog erg veel van vioolmuziek
houd, is de lust vervlogen om zelf eens op
een viool te spelen.
INCOGNITO.
neertje een vroólijk kleurtje, maken boven
aan een koordje vast en het grappige ding
kan boven het bedje van broer of zus ko
men hangen, de verzamelplaats van alle
mooiste en liefste voorwerpen.
Behalve van hout, kan dit manneke ook
worden nagemaakt van carton. Het. wordt
dan later met gekleurd papier beplakt.
Kerstdag en Oudejaar in de bergen.
3.
Martje kreeg een kleur. Moeder doorzag
je direct. „Ja", zei ze eindelijk maar rond
uit, „hij gaat naar zyn tante in Dinant.
Daar zijn hooge rotsen en bergen, zegt hij.
't Is er net ZwitserlandAls er daar
met Kerstmis sneeuw ligt, moet het er wel
erg mooi zijn, hè moeder? Net als in een
sprookje zeker, hè? Huizen met lichtjes in
een dal en tegen een berg en boven op een
topje en dan nog een kerkje, dat zilveren
klokjes laat luiden en de menschen naar
binnen roept. En overdag schijnt de zon en
dan kun je de bergen op en af klimmen
Hè, waarom gaan wij nooit eens naar de
bergen, moeder?"
„Wij hebben geen tante, die in Dinant
woont, Martje".
„Nou ja, 't hoeft juist niet Dinant te
zijn. Ergens anders zijn toch ook bergen.
Misschien nog wel hoogere dan in Dinant".
„Ergens anders waar bergen zijn, hebben
we ook geen familie".
„Je kan er ook zoo wel heen gaan. Je
hoeft er geen familie te hebben. Je gaat
gewoon in een hotel of zoo".
„En denk je, dat dit geen geld kost?"
„O ja, natuurlijk wel".
„En dat hebben we niet", zei moeder
zacht.
„O neen?"
„NeenMoeder aarzelde even. Toen
ging ze voort„Je mag het wel weten,
't Is zelfs beter dat je het weet, dan zul je
ook kunnen begrijpen waarom we dit
jaardit jaar geen kerstboom kunnen
hebben".
„Geen kerstboom?" Martje zat verslagen
te kijken. Dat dit jaar Kerstmis heel an
ders gevierd zou worden dan andere jaren,
dat begreep ze wel, maar dat het een feest
zou worden zonder boom, daaraan had ze
toch niet gedacht.
„Vader heeft in vijf maanden niet kun
nen werken. Vergeet dat niet", waarschuw
de moeder. „We zijn wel niet heelemaal
zonder inkomsten gebleven» maar we heb
ben het toch met veel, veel minder moeten
stellen, terwijl de uitgaven grooter werden.
De dokter, de apotheker, melk en eieren...
je weet er alles van. Als je even goed door-
I
ZIE GINDS KOA1T
(Een oud wijsje maar op nieuwe woorden).
Zie ginds komt het vliegtuig
Uit Spanje weer aan I
Hoor 't over de huizen
Zacht ronkende gaan.
Sint zit in den stuur stoel,
Piet achter zijn heer,
Hij gooit door den schoorsteen
Van alles maar neer
Is u weer in Spanje
Sint zit in den stuurstoel,
^'y kinderen zingen
Dan dankbaar een lied.
U kunt het wel hooren,
Schoon ver hier vandaan,
Als u gaat met Piet
Voor de radio staan
-X- -X- -X -X- -ft -K -X- X ft ft -X -X- X X- XX-X-* .'c-X-X-X X T