KOMT V Bij "de familie van Raven heeft men de Sint Nicolaas-avond met zekere spanning tegemoet gezien. Alle voorbereidingen tot het kinderfeest waren reeds getroffen, en door de zorgzame toewijding van mevrouw Van Raven was alles tot in de puntjes ge regeld en klaar gemaakt, opdat de kin deren toch maar een gezellig en leuk avondje zouden hebben. De heer en mevrouw Kleefstra waren uitgenoodigd, met hun drie kinderen het feestje mede te komen vieren, terwijl tan te Clara versjes had gemaakt en verder door spelletjes de kleinen prettig zou be zig houden. De geschenkjes waren reeds gepakt en in een groote waschmand in de gangkast ver borgen. Alles was kant en klaar. Mevrouw Van Raven straalde van genoegen, zij had er dit jaar veel werk van gemaakt om de kinderen een leuken avond te bereiden. Alleen Sint Nicolaas zelf was er nog niet, en de heer des huizes moest nog met hekwamen spoed op zoek naar een man en een jongen, die voor Sinterklaas en Zwar te Piet zouden kunnen spelen. „Ja, een Sint Nicolaas moeten wij heb ben om de pakjes uit te deelen, dat vinden de kinderen juist zoo leuk", zegt mevrouw Van Raven. „Wie moeten wij zoo gauw vragen? Weet iij iemand?", vraagt haar man. „Ik had zoö ge'dacht, loop jij nog even naar Dirksen, onzen kolenboer, die heeft dat meer gedaan." „Prachtig, maar waar kan ik dien Span jaard vinden?" „Vraag maar in het poortje, halverwege het Groenewegje, naar de water-en-vuur- stokerij van Dirksen. Iedereen kent hem daar."- Zoo gezegd, zoo gedaan. De heer Van Raven trekt er op uit. Na eenig dwalen en zoeken ontdekt hij ten slotte in een klein achterstraatje een water-en-vuur-stokerij annex brandstoffenhandel, waar de candi daat-Sint Nicolaas aanwezig bleek. Een kerel met groote zwarte handen en een breed lachend gezicht De jarenlange in werking van kolenstof had zijn gezicht een donkere tint gegeven, behalve dan zijn neus, die rood was geworden en ietwat glom. Dit laatste vermoedelijk als gevolg van iets anders dan kolenstof. „Zoo meneer, lus ik mot zooveul as voor de heilige Sinterklaas optreden. Nou dat kan, dat treft manjiefiek! Ik doe dat al jaren, en de familie Hoovers heeft me ook al gevraagd. En ik mot bij de familie .Tanse kommen, en bij dokter Pelters. En nog bij een heele boel deftige lui meer. Ik heb een fijne, rooie Sinterklaasjurk en oen groote steek, en een staf van heb ik jou daar. Ja, nee, alles is bij mij piekfijn in orde hoor. U kunt op mij rekenen. Ik kom dan om half negen bij u. Afgesproken al Maar meneer, het komt dik voor mekaar, wat ik u prevel De candidaat-Sinl, Nicolaas orakelt maar door. De heer Van Raven vindt de keuze niet bepaald luisterrijk. De man spreekt wel wat erg plat. Maar daar hij zoo gauw niet een andere Sint-Nicolaas weet te vin den, besluit hij den kolenboer in vredes naam maar te engageeren. Op hoop van zegen! „IJeb je ook een Zwarte Piet bij de hand?" „Nou en of. Dat is Freek ie, de jongen, die ik bij mij- in dienst heb. Met lampe- zwart maak ik een reuze, neger van hem. Verleden jaar had u ons eens moeten zien. Ja, nee, het is niet voor de eerste keer dat ik zoo moet optreden. Ik ken mijn rol van buiten. Pakjes aan de kinderen uitdeelen en een toepasselijk woordje spre ken. U hoeft me niks te vertellen, u zult nog nooit zoo'n pracht van een Sint-Nico laas bij u thuis gehad hebben. Laat u alles maar aan mij over, dan wordt het reuze voor de kinderen. En een lol. dat. die altijd met me hebben. De beste Sinter klaas zal Dirksen niet kunnen overtreffen. Men moet daar slag van hebben, en al zeg ik het zelf, ik ben een reuze Sinter klaas! Let maar 's op, strakkies.. „Tot half negen dan", onderbreekt de heer Van Raven den woordenstroom van den water- en vuurbaas. Wel is waar twij felt hij nog aan de kunstenaarskwaiiteiten van den man, doch hoopt maar, dat alles vlot van stapel zal loopen. Erg gerust is hij niet. „En, Dirksen, wat reken je voor je op treden?" „Nou, dé dokter geeft me altijd een rijks daaldertje, en dan nog een kleinigheidje voor m'n Zwarte Piet. Voor minder kan je het eigenlijk al niet doen in dezen crisis tijd. Maar, eh ik zou zeggen, ik laat het geheel aan u over. meneer. Maai zooals ik zeg, een knaakje kan Sinterklaas wel gebruiken De heer Van Raven vindt het bedrag wel een beetiè hoog. doch schikt zich in he* onvermijdelijke. Hij zal nu maar doorzet ten. „Vergeet niet. meneer, dat ik Zwarte Piet heelemaal moet insmeren, enne. de kostuums heb ik indertijd 'ook duur moe ten betalen. Kijk eens. u kunt er ook niet iedereen voor nemen. Zeg nou zelf? Daar bij. het is voor de kinderen, en „Ja, ja, het is in orde. Dirksen. Ik ver wacht je dus om half negen." „We zullen present zijn. meneer. En ik verzeker u. nog nooit van uw leven zult u zoo'n fiine Sint-Nicolaasnvond hebben meegemaakt". De heer Van Raven is blij. dat de con ferentie is afo-eloopen. De platte uitdruk kingen van Dirksen waren .och eigenlijk minder geëigend, voor een Sint Nicolaas. Maar wie weet, hoe vlot alles nog zou afloopen straks. Thuis wachten de kinderen al in span ning op de dingen die komen zouden. De heer en mevrouw Kleefstra zijn er ook al met de kleuters. Mevrouw Van Raven heeft een kleur van agitatie en tante Clara loopt bedrijvig heen en weer en tracht de kinde ven zoet te houden. Half negen. Plotseling schrikken allen op. Langdurig wordt gebeld. De heer Van Raven vliegt naar voren, en opent de buitendeur. Geluk kig, daar staat de goede Sint, in gezel schap van Zwarte Piet. „Goeden avond, Sint Nicolaas", roept de heer Van Raven. luid. opdat de kinderen binnen zullen hooren. dat de heilige man eindelijk is gearriveerd. ,,'n Avond, meheer. U ziet, we benne op tijd. Ja. ik zeg maar „Ja, ja, kom maar binnen", zegt de heer des huizes nerveus. Hij ouigt zich naar den Sint toe en fluistert hem in het oor: ..Denk er om. Dirksen, we hebben nog vi site binnen. Zet dus je beste beent je voor" „En of, het sel kremeneel worre! De Sint stampt met zijn staf op den grond én met schorre stem zingt hij: „Hier is Sint Nicolaas. hier is de goeie baas. Hij komt al over zee en brengt veel lekkers mee. Van je héla, hola, wat leven wij kedin Hij komt uit Spanje! Hij komt uit Spanje! Intusschen kondigt de heer des huizes binnen aan: „Hier is Sint Nicolaas en zijn knecht! Kom binnen, Sint Nicolaas. Kom binnen. Zwarte Piet!" UE.T KOMT DIK v/OOR BKAAC De heilige man en zijn factotum komen hevig stampend de kamer binnen. Nu pas ziet de heer Van Raven hoe vuil de tab baard is van den Sint. Zwarte Piet zit blijkbaar heelemaal onder de roet. Tot zijn groote ontsteltenis merkt hij dat de Sint waggelend voortschrijdt. Zijn gezicht is glimmend rood met zwarte vegen. Zijn oogen zijn klein en waterig. Zijn bewegin gen zijn onzeker en hij zwaait met z'n staf alsof het een dirigeerstok is. Zijn stem slaat nu en dan dubbel Den heer Van Raven slaat de schrik om het hart. De kerel is dronken! Hoe moet die comedie afloopen? Reeds zingen de kinderen een welkomsliedje. Sinterklaas is in een groote fauteuil neer geploft, zwaait met een harde pats zijn staf tegen het hoofd van den heer Kleefstra. De gast wrijft de pijnlijke plek, maar tracht toch nog te glimlachen. „Niet zoo erg", zegt hij meesmuilend. De heer des huizes redt de situatie door de Sint in de fauteuil te laten blijven en eenige verontschuldigingen te uiten voor diens onhandigheid. Gelukkig heeft niemand nog de ware oorzaak bemerkt. Als het gezang van de kinderen uit is, klapt de Sint luidruchtig in zijn groote zwarte handen, stampt uitgelaten op den rond, dat de heele kamer dreunt en me vrouw Van Raven bang is last met de be nedenburen te zullen krijgen. Zij durft vooralsnog niets te zeggen, om de illusie van de kinderen niet te verstoren. Prachtig, kindertjes, rachtig! Dat is braaf van jullie. En zijn jullie érg zoet ge weest dit jaar? Nou, dan heb ik voor ju! lie allemaal van uie fijne snorrepijperij meegebracht „Sinterklaas bedoelt, hij heeft veel lek kers en speelgoed meegebracht", verbetert mevrouw Van Raven, die door de ruwe woorden van den Sint ietwat onaangenaam gestemd is. „Juist wat u seit, mefrou. Veul lekkere suikerb ;essies en meer van zullek snoeisel." Mevrouw Van Raven telefoneert met haar oogen naar haar man en maakt zenuwachti ge gebaren naar de gang, waar de mand met ge schenkjes staat. „Zal ik Zwarte Piet even helpen Wat ook mocht oer. *eL£?Le" van .de geschenken, Sint ut i P Nicolaas" vraagt bleet bestaan. Van Rav,en „Dat is reusachtig!" lalt de Sint. „Pietje Roetmop, ga jij 's effe met meheer de spulle halen." De „spullen" komen binnen. Sint Nico laas pakt ze uit de mand. Maar blijkbaar is hij niet in staat de namen op de pakjes vermeld te lezen. Zoo bepaalt hij zich er toe de pakjes uit de mand te graaien en ze dan naar den heer Van Raven te smij ten. Deze leest de namen af en de kinderen nemen de geschenken met vreugde in ont vangst. Zoo tracht de heer des huizes de voorstelling nog zoo vlug en vlot te doen verloopen, doch kan niet verhinde ren dat de Sint eerst nog een paar groote speculaas poppen breekt, en met zijn vetleeren laarzen op een spoortreintje trapt. Eindelijk is de mand leeg, tot !<Q groote verluchting 8,lS" van den heer en mevrouw Van Ra ven De goede Sint ?e schimmel heeft afge- moet nu maar zoo daan. Per vliegtuig reist spoedig mogelijk de Sntf. geloodst worden. Maar de heilige men begint nu pas plezier in zijn werk te krijgen. Hij zegt de onmogelijk ste dingen, begint allerlei populaire refreinen te zingen. Hij wil gaan dansen en zwaait met zijn staf, een vaas van den schoorsteen, die in gruzelementen op den grond valt. Grinnekend bukt hij zich om de stukjes op te rapen. Dan glijdt zijn mij ter hem van het hoofd. „Daar gaat mijn sjekoo! Daar gaat mijn mooie sjekool zingt hij met ge barsten stem De situatie wordt hoogst pijnlijk. De hei lige man trapt zijn mijter stuk, maakt een vervaarlijke rondedans, struikelt en rolt zoo groot als hij is. op den grond. De kin deren brullen van het lachen! De ouderen staren ontzet. De heeren Van Raven en Kleefstra trekken de Sint overeind en la veeren met hem de kamer uit. Ze zijjn woe dend op den kerel. In de keuken neemt Van Raven den man onderhanden. „Maar meheer, ik begon juist zoo goed in mijn rol te komen", hakkelt de heilige man. „Ik ben niet dronken! Mot u niet denken. Dacht u soms. dat ik van dat glaasje of tien, twaalf bij die andere snui ters dronken word. Geen kwestie van." „Wat bazel ie toch?" roept Van Raven kwaad uit. „Je bent dronken en ik vind het meer dan erg, dat je hier zoo durft te komen. Hier is een rijksdaalder en maak dat je wegkomt." „Denkt u om Zwarte Piet, meheer? O, wat heb ik een dorst! Om den heiligen man tenslotte met goed fatsoen de deur uit te krijgen, schenkt de heer Van Raven hem ten einde raad een glas sherry in Eindelijk, ni veel gezeur is de mooie Sinterklaas de deur uit gezet. De heer Van Raven is woedend. Me vrouw is geheel overstuur. Tante Clara is buiten haar zelf van verontwaardiging. De heer en mevrouw Kleefstra zitter erg ze nuwachtig aan tafel. Alleen de kinderen diè hebben nog nooit van hun leven zoo'n leuken Sint Nicolaas gezienl auto's, ze komen per fiets of te voet. Ook deren: (a. jongens en meisjes; b. enkel zijn ze nimmer klein. Integendeel: alle menschen die geld van mij moeten heb ben, zijn twee hoofden grooter dan ik. Toen ik de goederen bij hen kocht viel me dat niet op, maar later blijkt het duide lijk. Ik trek de deur open. De meneer wil me spreken. Hij komt op mijn uitnoodiging zuchtend en steunend de trap op. Onder t licht van de ganglamp kan ik hem beter bekijken. Hij heeft een vriendelijk, min of meer bekend gezicht en een lange sneeuwwitte baard. „U kent me natuurlijk", zegt de heer. Ik aarzel. „Kijk op de kalender", beveelt de ander. Ik doe het. Het is vandaag vier De cemher. „Ah Meneer Sinterklaas, ik vermoed de niet dat u Hij zet zich in mijn eenige leunstoel. „U is jong!", zegt hij langzaam. I". knik en begrijp alles nog niet pre cies. „Ziet u'\ zoo vervolgt de Sint, „ik moet een jongeman hebben met origineele ideeën. Iemand die me raad kan geven. Ik word oud, moet u weten.'' Ik knik. Inderdaad: Sinterklaas wordt oud. Z'n beige confectiepakje kleedt hem weliswaar jeugdig, maar toch kan je zien dat de man in de leunstoel de jongste ja ren achter den rug heeft. „Als ik u van dienst kan zijn. zeg ik opgewekt, dan zal ik dat niet na laten! U hebt me vroeger altijd zoo veel gegeven en ik ben blij, dat ik nu fens wat terug kan doen." „Dank u, dank" zegt de Sint. „Om nu maar met de deur in huis te s Klaas aangehvu. vallen: k snap de menschen van te genwoordig niet meer. Ik heb me in den loon der ja ren een zekere ervaring verworven. Ik be gon zoo langzamerhand te weten wat de menschen graag hebben wilden. Het ge ven van presentjes is een kwestie an psychologie, jongeman. Ik heb zoo in den loop der jaren een lijst met gestandaardi seerde gevallen opgemaakt. Kijk eens hier. Die lijst heb ik bij me. Ik heb het ding lang gebruikt, maar tegenvvourdig, heusch ik gelóóf niet ~ieer in mijn waar nemingen De wereld ver andert zoo snel. Ik kan het werkelijk niet bij houden. „M tg ik de lijst mis- seh en eens zien?" vraag ik De oude heer reikt me een papier tve*\ draad voor het geven Ik lees: .Kleine leid- van geschenken. Samen gesteld door de N.V Sin- terpiet. Madrid, Spanje, Bestemd voor het gebit d Nederland Het Nederlandsche huisgezin bestaat meestal uit: vader, moeder en aige kin Aangenaam kennis maken. te den wegens overtreding van het unilormverbod JE HELA.HOU» .VAT- l&VSM WE K&QlN «o. SINT NICOLAAS VRAAGT OM RAAD. Een vrijmoedige beschouwing van onzen jongsten verslaggever. Er wordt gebeld. Gewone menschen reageeren daarop uniform: ze openen de deur. Ze kunnen de deur openen, omdat zij niets kwaads te .vreezen hebben. Uw verslaggever is een gewoon mensch met een geregeld tractement, maar groot is het niet. Gevolg: dat wel jens niet da delijk alles betaald kan' worden. Tweede gevolg: Uw verslaggever opent zijn deur niet zonder aarzeling. Hij heeft een spionnetje waarin hij, voordat hij den „beller" toegang verschaft door een for sche ruk aan het traptouw. eerst behoed zaam kijkt. Zoo kijk ik ook nü. Een kleine oude heer zegt het spionnetje. Een hooi mei een auto. Sriiuldeisel.eis kómen niet met iongens: c. enkel meisjes). Uitzondering a: schoonn oeder op kamers; uitzondering b: ongehuwde broer of zuster van een der echtelieden in huis. Sinterklaas behandelt dit normale **eval aldus: Va:ler krijgt een pijp, moeder een naaimandje. In geval a. (zie boven) jon gens (indien onder 14 jaren): een nikke len horloge; ,ongens (indien boven 14 ren): een nagelgarnituur: meisies (indien onder 14 jaren) een nop welke „m^a" èri „boe" zegt; meisjes (indien boven 14 iaar) een doosje zakdoekjes met mono gram. Uitzondering a (de inwonende schoon moeder): een doos je zeep Uitzonde ring b Hnwonende ongehuwde broer of zust nieuwe por- temonnaie of por tefeuille.'* Ik glimlach. De Sint ziet het niet. Hij zegt peinzend: Ziet u. ik heb zoo den indruk, dat de mensch >n niet blij meer zijn met der lelijke eadeaux. Hoe vind u de 'ijst?" „Sinterklaas", zeg ik. „ik heb alle eerbied voor üw ervaring en uwe grijze haren, rr.aar ik geloof toch, dat uw lijst min of metr verouderd is." „Geef u me dan in vredesnaam een an dere. want als het zoo di rgaat zou ik de zaak moeten liquideeren." „Laat ik de lijst eens voor u modernisee ren. De vadêr krijgt geen pijp. Hij krijgt een pianoloor>"r. die zijn vrouw zoo graag wil hebben. Mama krijgt een doos bridge boekjes en bridge-potlooden. De zoon van nog geen veertien jaar moet een motorfiets hebben en als hij ouder is. ja, geeft u hem dan een vliegmachine of een aloum met het complete repertoire van Duke Eling- ton op gramofoonplaten. De jonge dochter krijgt een tasch met lippenstift en poeder doos en de oudere een gratis reis naar Hollywood, waar ze zoo houg noodig film ster worden moet. Alleen de inwonende schoonmoeder kunt u haar doos zeep ge ven. maar het ongetrouwde familielid laat zich allang niet meer met portemonnaic of portefeuille afschepen. Die heeft er veel liever wat inl" De Sint is opgestaan Hij hepft een kleur van opw 'ndi'ig. „Ik dank n voor uw raad' zegt hij. terwijl hij na*r de deur gaat. Ik laat hem uit en zie hem in de auto stappen „Terug naar Spanje", zegt hij tot den neger chauffeur en als die ver baasd kijkt: ..We zijn uit den tijd. mn waarde of kan iij missch'en een rno e rug meedragen?" De stoomboot uit Spanje raakt uit den tijd. torfiets op ARBEID VOOR IEDEREEN Als Sinterklaas dat eens brengen kon.

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1933 | | pagina 24