Vlissiiphe Courant
DERDE BLAD
Wolven in Schaapsvacht
DE GEBROEDERS
KNOOPENSCHAAR
burgsche
Stoomvaart
BRIEVEN UIT DE HOFSTAD
FEUILLETON
VOOR DE JEUGD
BRIEVEN UIT BELGIE
■H
adert. Wilt gij
uis Dan een
EHANG. Ruime
id. JO. MAES,
aat 11.
ook in Ciga-
stuks voor 30
s 10 stuks voor
e uwen winke-
ikoope Jacobs'
aai ƒ0.35 p. ]/2
t. per f2 pond,
cent per ons,
10 ct. p. V2 ons.
J. SCHENKEL,
10 cent per
Zwarte Kat".
A. VOLMER,
MELSE, Gla-
rt ANTHRA-
>1 en KACHEL-
irreerende prij-
1ERMAN, Kant.
8. Telef. 46.
sa Senoritas
ookt, dan weet
aarde te schat-
v winkelier.
nleg van Huur-
;cht- en kracht-
RGERS, Noord-
ïepareeren van
iten vakkundig
gen per Zeeuw-
ssingen-R'dam-
liten die route,
en Donderdag-
iroote Markt. 8.
)urg Rotterdam
gen plaatsen
PASSAGIERS,
EN VEE
v Mirid.
v m uui
v. Rott.
vm uur
8
8
8
O
8
O
8
bekomen
■ansport- en Exp.
m G VOS, Telef.
^NDERS Tel 153
RHOUT. Tel 282.
1EK Telef. 101.
van de
van
Zaterdag 7 October 1933. No. 237.
Vele stroomitogen.
Ongewenschte wandelaars.
Er moet voor het einde van het jaar nog
heel wat gebeuren en men kan met eenigen
schrik opzien tegen den arbeid, die verricht
moet worden bijvoorbeeld door ons parle
ment en door alle gemeenteraden.
De plannen voor die campagne zijn in den
vorm van begrootingsontwerpen al ingediend
en. de heeren en dames kunnen zich aan de
studie daarvan gaan wijden. De vraag zou
gesteld kunnen worden of het wel op de oude
manier zal gaan, d.w.z. in oud-vaderlijke
breedsprakigheid. Bij de aanvaarding van
zijn presidium heeft de voorzitter derTwee-
de Kamer de leden voorgehouden, dat zaak
kundige bondigheid en bondige zakelijkheid
noodzakelijk waren om te voorkomen, dat
het aanzien van het) parlement en van het
stelsel waarop dit berust, niet nog meer ge
schaad zal worden. Zal dat de befaamde
stem eens roependen in de woestijn zijn of
dringt de gedachte tot de honderd breinen
door
Wie het oor eens te luisteren legt en de
vele stxoomingen, die nieuw opkomen, eens
goed beschouwt, vindb daarin telkens het
zelfde terug. Al die stroomen komen uit één
en dezelfde bron, nl. die van ontevredenheid
over de eenzijdige wijze waarop in de laatste
veertig jaar de regeering is gevoerd.
Eigenaardig is het, dat de beroepspolitici
silo zoo vast gegroeid zitten in hun eigen
ideeën en fantasieën, dat zij dit verschijnsel
niet schijnen op te merken. Heel sterk kwam
cht bijvoorbeeld aan den dag in het waarlijk
indrukwekkende congres dat de Midden
stand hier in Den Haag heeft gehouden
daags na de opening der Staten-Generaal.
Duidelijk is toen ook in de partij-pers geble
ken, dat men het verschijnsel weer niet op
merkte. Als altijd probeerde men weer een
politiek etiket op de verschijnselen te plak
ken en daardoor een soort afweer op te roe
pen tegen die snoodaards.
Wie echter onpartijdig luistert, bemerkt
heel spoedig dat hier niet een bepaalde
partij-bedoeling tot uiting kwam, maar wel
een ondubbelzinnige uitspraak werd gegeven
ten aanzien van de eenzijdige wijze waarop
do regeering tot nu toe placht te handelen.
Al deze nieuwe vormen die gepropageerd
worden, al die ismen" gaan parallel en al
leen de oplossingen die men meent te moe
ten zoeken, verschillen in wezen. De motie
ven zijn eender. Zoolang de officieele partij
en dit niet willen inzien zijn zij degenen, die
het hardst de ontwikkeling der nieuwe rich
tingen helpen bevorderen.
Wij zullen niet in details treden en geen
politieke bespiegelingen houden, maar alleen
wijzen op deze verschijnselen. Zijn de heeren
in Den Haag wel zaakkundig genoeg op de
hcogte? Is het kringetje, waarin zij zich
bewegen, wel een afspiegeling van de werke
lijke verhoudingen Weten zij wel wat bui
ten dat enge kringetje leeft en groeit en
ontwaakt
Verleden week is hier ook de vergadering
geweest waarin het geval is behandeld van
den politicus, die zich verstoutte in een
brochure zijn party de les te lezen. Het
heeft gestormd in die vergadering, maar ten
slotte is er even een besef levendig gewor
den, dat er verandering moet komen omdat
anders die partij het lot van vele andere zal
ondergaan, namelijk geleidelijk verbrokkelen
Alles brokkelt af en de hooggeroemde een
heid in den Staat wordt hoe langer hoe meer
©en utopie. Het meerderheidsstelsel is één
der grondfouten, omdat een groote minder
heid op den duur een geweldige rem kan
Naar het Engelsch
Van SIR WILLIAM MAGNAY.
22)
„Kom, doe nu niet alsof dat de reden was;
dat is volstrekt niet het geval, Archer", her
nam Richard. „Ik heb my heusch goed
geamuseerd en het spyt my weg te gaan."
„En kom je nog terug
„Dat zou ik heel graag, maar, beste Ar
cher, ik mag niet te veel van je gastvryheid
vergen."
„OnzinHet woord kwam er ongeduldig
bijna ruw uit. Daarop werd zyn toon an
ders. „Het spreekt vanzelf, Richard, dat je
je eigen zin moet volgen. Maar zeur er niet
over of je welkom bent of niet. Heb je Ma
rlon gewaarschuwd
„Neen."
„Ga het haar liever dadeiyk zeggen. Ik
geloof dat zy juist bezig is gasten te vragen
die je de volgende week zou ontmoeten."
Marion speelde piano in de huiskamer.
i-Marion", begon hij, naar haar toegaand,
„ik heb zooeven je vadex gezegd dat ik toch
maar besloten heb sir Percy's uitnoodiging
aan te nemen."
De langzame melodie werd niet plotseling
afgebrokenzy liet haar wegsterven bij het
einde eer.er passage.
vormen. Men roept nu om den sterken man.
Het geroep komt van hen, die hun zaakje
zien afbrokkelen en verloopen. De sterke
man is de man die eindeiyk eens erkent, dat
regeeren niet is baasspelen en plichten op
leggen óók aan hen, die deze plichten niet
als zoodanig erkennen.
Meer willen wy er niet van zeggenhet is
slechts een ontboezeming van een buiten
staander, die misschien meer met allerlei
stroomingen in aanraking komt dan die be
roepspolitici, die meenen namens „breede
massa's te spreken.
Er is hier ter stede weer eens een belang
rijke inbraak geweest in een juwelierswinkel.
Natuurlijk is een groote stad het operatie
terrein by uitnemendheid voor inbrekers en
dat zal altyd wel zoo blijven. Men mag nic-t
eischen, dat het politie-toezicht zóó groot zij,
dat geen huis en geen winkel onbewaakt is
te achten. Maar er is wel iets anders waar
aan stellig wel iets te doen ware.
Men behoeft maar eens op welk uur van
den dag door de straten, met name van d©
buitenwyken, te wandelen om dadelijk te
constateeren, dat er altyd weer rare en ver
dachte individuen rondkuieren en men
vraagt zich dan af wat die daar eigenlijk te
maken hebben. Het is haast zeker, dat zij
bezig zb'n het terrein te verkennen om zich
cp de hoogte te stellen van de situatie.
Onze vraag zou deze kunnen zijn of de
politie dergelijke types óók niet ziet. En als
ze die ziet, wat doet ze dan Er wordt te
genwoordig weer verschrikkelijk veel langs
de huizen gebedeld, een plaag voor de huis
moeders, waarvan men deze maar niet
schijnt te willen verlossen. Zou het nu niet
preventief werken, wanneer eens met wat
meer kracht tegen deze verdachte wande
laars werd opgetreden Wanneer die heeren
wisten dat zy konden worden aangesproken,
ten einde zich te legltimeeren, dan zou dit
misschien eenigen schrik er onder brengen.
Het is opmerkelijk dat zy dadelijk te her
kennen zyn, want men iet onmiddellijk dat
zij quasi doelloos rondwandelen, en dat zij
toch alles ter dege opnemen. Herhaaldeiyk
ziet men er twee te samen en wy hebben wel
eens de proef genomen met zoo'n stel te vol
gen. zy liepen straat-in straat-uit, soms
ieder aan een kant daarvandan weer
stonden ze even stil en praten met elkaar,
dan weer gingen zy tegengestelde richting
uit. Het leed geen twijfel of ze waren op
avontuur uit. Inbraakjes, diefstal van rijwie
len komen nog voortdurend voor en wy zou
den haast zeker durven zeggen, dat derge
lijke ongewenschte bezoekers aan de buiten
wyken daar niet vreemd aan zyn.
Preventief ware wellicht iets te bereiken,
al zou het niet gemakkelijk zyn, maar zui
vering van de straten, een speciaal toezicht
op die ongewenschte wandelaars zou onge-
twyfeld een goede uitwerking hebben en ook
leiden tot meer kennis omtrent het doen en
laten van die heeren, die telkens weer blijken
hun slag te kunnen slaan zonder dat zij
achterhaald worden.
EIBER.
OPGAVE VAN PERSONEN
die zich in deze gemeente hebben gevestigd
of deze hebben verlaten gedurende de 2e helft
der maand September 1933.
Inwoners op 1 September 21555
„1 October 21547
INGEKOMEN
H. van Os, étaleur, NieuwendJjk 25, van
Rotterdam.
M. J. Herlé, matroos 2e klasse, Wachtschip,
van Den Helder.
P. M. Riko, van 's-Gravenhage H. P. Kie
kens, van OostzaanT. Hemmers, van Den
HelderJ. Izeboud, van KoudekerkeC. J.
H. van der Kam, van Middelburg A. G. Dis
sel, van Den HelderA. van der Meer, van
Den Helder F. Hovenkamp, van Hilversum
G. Braaksma, van LeeuwarderadeelR. Zijl
stra,, van MenaldumadeelP. H. J. Knufman,
van Rotterdam A. Nieuwland, van Anna
Paulowna R. Oost, van Den Helder B.
van Harten, van Den HelderJ. F. Stol-
voorfc, van HaarlemH. Korevaar, van
„Ten slotte had ik dus geiyk", zei zy
lachend opkykend, terwyi zy haar gelaats
uitdrukking volkomen in bedwang had. „Je
hebt genoeg van de Grange I"
„Je hebt het heelemaal mis", antwoordde
hy. „Ik heb al tegen je vader gezegd, hoe het
my spyt te moeten vertrekken."
„Dat behoef je my niet meer te vertellen",
hernam zy, opstaande en naar het vuur
gaand.
„Waarom niet?"
„Ik heb het land aan beleefdheidsphrasss
die door daden gelogenstraft worden."
„Het doet my leed dat je my voor onop
recht houdt."
„Onoprecht is wel wat sterk uitgedrukt. Ik
vind je erg wispelturig."
Ze stond nu half van hem afgewend
haar mooie profiel teekende zich af tegen
den rooden gloed van het vuur. De situatie
had een gevaarlijke, verlokkende bekoring,
waartoe de omgeving het hare bydroeg en
waartegen hy wel wist zich te moeten ver
zetten. Hy dacht by zichzelf dat zy acteerde,
aat haar prikkelende toon en houding be
studeerd waren. Hy dacht aan den afge-
dankten Desbrook, die een uur geleden zoo
terneergeslagen vertrokken was en hy vroeg
zich af, welke wrecde woorden die verleide
lijke lippen hem hadden toegevoegd by dat
triestige onderhoud.
Hy antwoordde byna koel.
„Het is goed dat ik van deze gelegenheid
gebruik maak om de Hall te bezoeken en te
zien, hoe ik daar myn leven zou kunnen
inrichten.'?
's-Gravenhage; C. Schults, van Zierikzee,
allen lichtmatroos, Wachtschip.
Mej. W. J. Sinke, werkster, Groenewoud 34,
van Amsterdam.
Wed. A. B. Laernoes—Breder, zonder, Bad
huisstraat 56, van Middelburg.
W. Roorda, zonder, Schotsenhoek 9, Wol-
pihaartsdyk
C. A. van der Eyk, vliegtuigteekenaar, Sin-
gelweg 3, van Rotterdam.
A, C. J. van der Brand, kellner, Boulevard
de Ruyter 2, van Oss.
R. L. Raak, werktuigkundige, Paul Kruger-
straat 23, van Batavia.
P. Bode, opzichter K. M., Duijvendrecht-
straat 33, van Rotterdam.
J. J. Wilhelmy Damsté—Manse, zonder,
Walstraat 64, van Curasao.
D. Krul, stuurman, Paul Krugerstraat 50,
van Singapore.
J. C. de Wit, marinier le klasse, Wacht
schip, van Batavia.
M. de Priester, koopman, Groote Markt 10,
van Koudekerke.
door G. TH. ROTMAN.
Intusschen besloot broer Jodocus, die
zich thuis zat te vervelen, zichzelf eens
op 'n gezellige wandeling te onthalen.
„Want", dacht hy, „vertier heeft 'n
mensch noodig en ik zal er beslist van
opfrisschen Maar o, wee, daar kwam
hy Joris tegen, die nog steeds vol
wraakzucht rondliep en hem natuur
lek voor Pieter aanzag
Nu, ik beloof je, dat Jodocus van z'n
wandeling opfrischte en aan vertier
geen gebrek had. „Ik zal met je doen,
wat je met m'n wagen gedaan hebt I"
siste Joris, rood van woede. En och,
och, wat kreeg de arme Jodocus me
daar een pak rammelDe stakker
dacht minstens, dat er geen stuk aan
zijn heele lijf heel zou blijven
(Dinsdag vervolg)
9 Ze keek snel naar hem op met oogen, die,
glanzend in den gloed van het vuur, tot in
zyn binnenste schenen door te dringen.
„Richard", nei zy met haar rustige, duide
lijk verstaanbare stem, „is dat werkelyk de
reden waarom je van ons weggaat
„Zeker. Waarom twyfel je daaraan
„Op je woord
„Op myn woordik heb alles goed over
dacht en ben tot de conclusie gekomen dat
het het beste is niets uit te stellen."
Met haar instinct van scherpzinnige vrouw
voelde zy dadelyk het ontwijkende m wat hij
zei. Houdt deze plotselinge verandering var.
besluit", vroeg zy met een hardnekkigheid,
die hem van zyn stuk bracht, „geen veiband
met een of ander dat je vandaag gehoord
hebt, met iets dat meneer Raydon je verteld
kan hebben
Ze had dus geraden waar het om ging. Hy
moest óf bekennen óf een pertinente leugen
debiteeren. En hy voelde dat er niet veel
kans bestond dat de leugen, indien hy dien
al over zyn lippen kon brengen, dat gevatte
meisje, welks doorzicht nog verscherpt werd
door het moeilijke van haar positie, om den
tuin zou kunnen leiden.
Hy antwoordde ronduit„Als je nieuwsgie
rig bent naar hetgeen meneer Raydon mij
vertelde, kan ik je wel zeggen, dat je, vol
gens zyn uitlating, verloofd was met Des
brook.
Ze lachte even.
„Als dit waar was, wat niet het geval is,
zou het toch voor jou geen aanleiding kun
nen zyn om weg te gaan. Raydon staat in de
VERTROKKEN
J. H. J. Nepveu, H. M. Frlso, naar Den
Helder.
j. Steenaard, H. M. Wachtschip, naar Den
Helder.
J. A. M. Pieterse—Franchimont, Schuit-
vaartgracht 63, naar Den Helder.
A. J. Haentjes Dekker, Cly verstraat 32,
naar Bergen op Zoom.
J. Spa—Schets, Breewaterstraat 22, naar
Den Helder.
C. W. van Sprang, Aagje Dekenstraat 77,
naar Amsterdam.
H. A. Verstegen, Bonedykestraat 23, naar
Rotterdam.
Wed. N. C. E. L. Vis—Snoek, Bonedyke
straat 13, naar Rotterdam.
J. Prince, HeUebardierstraat 2, naar Ber
gen op Zoom.
W. G. Exel, Wachtschip, naar Rotterdam.
J. L. de Konink, v. d. Swalmestraat 6, naar
Amsterdam.
W. E. M. Verstegen, Boulevard de Ruyter
2, naar Tilburg.
P. Verhaagen, Boulevard de Ruyter 36,
naar Curagao.
Mej. G. Posthuma, Koudekerksche weg
Oost 78, naar Haarlem.
M. C. Wingerden—de Lange, Groenewoud
13 naar Den Helder.
J. J. van der Meyden, Schuitvaartgraclit
75, naar Den Helder.
P. M. van den Berg, Verkuyi Quakkelaar-
straat 34, naar Rotterdam.
J. steketee, Glacisstraat 43, naar Hulst.
F. J. van der Maas, Boschjeslaan 20, naar
Den Helder.
G. J. Meynderts, Scheldestraat 27, naar
's-Gravenhage.
J. S. Berendsen, Kolvenierstraat 17, naar
Koudekerke.
J. Meulmeester, Kolvenierstraat 7, naar
Koudekerke.
A. C. A. L. Sorél, Eedestraat 20, naar Mid
delburg.
Ph. J. Guttig, Glacisstraat 25, naar Ter-
neuzen.
Het aanschijn van Luik. De
barometer daaltm Godsdienst-
jolklore.
De Koninklijke Maatschappij van Schoone
Kunsten te Luik viert het eeuwfeest harer
oprichting. Zy doet dit met een reeks van
manifestaties op kunstgebied, waarvan de
heden geopende zeer belangrijke kunstten
toonstelling „Le Visage de Liège" (Het Aan-
schyn van Luik) genaamd, wel de voornaam
ste is. Al wat de stad Luik, door de eeuwen
heen, aan belangrijke kunstwerken, heeft
voortgebracht, is op die tentoonstelling ver
zameld. Luik is het moederland der graveurs.
Vandaar wellicht dat op deze tentoonstelling
de graveurs overheerschen en wel zelfs daar
waar hun werk gepenseeld is. Hun teeke-
ningen echter domineeren niet en hun kleu
ren zijn geen onvermijdelijke decoratie. De
Luiksche graveurs zien in kleuren en tee
kenen er mede.
Luik is op kunstgebied een gesloten wereld.'
De schilderkunst begon in België by haar en
bleef er vrij van vreemde smetten. Zelfs
de Rubens-betoovering der zeventiende eeuw
heeft zy weten te weerstaan. De grootste he-
dendaagsche Luiksche kunstschilders zyn
MaréchaJ, Donnay en Scauflaire. zy hebben
het aanschyn van Luik gezien by dag en
nachtde valleien en de „tiernes" waaruit
opdoemen de kolenbergen, die op het zwarte
land zijn stempel van woeste schoonheid
drukken de rookwolken die men ziet stijgen
allerwegen, naar het oneindige van den he
mel, teeder paarlmoerige rookwolken met
regenboogglanzen wanneer de zon er op
schijnt en andere, zwarte, rich uitspreidend
als een inktvloed, beladen met stof en roet,
die vechtend en ontsnappend over de zwarte
gebouwen, kleur geven aan dit land van den
arbeidde volksfeesten op de boulevards
met kinderen in zomerzon of schaduwgestal-
ten aan de verlaten oevers der nachtelijke
Maas, de oude kaden in avondschemering en
de antieke steegjes met hun overjaarsche
gaslantaarns.
geheele streek bekend als een gevaarlyke
praatjesmaker. Wat vertelde hy je nog
meer?"
„Niets wat jou betreft, Marion."
Er kwam een verontwaardigde flikkering
in haar oogen toen zy sprak.
„Ik verfoei een man als hy, die de buiten
plaatsen rondloopt met zyn mars vol leugen
praatjes. Vader mag hem wel omdat wy het
hier gewoonlyk nogal saai hebben en hy wer
kelyk amusant is. Maar ik vind dat hy ten
minste de menschen wel-mocht ontzien van
wie hy gastvryheid geniet."
„Dus wat hy zei was niet waar?" vroeg
Richard.
„Het was een gemeene leugen, zooals hy
zelf wel weet. Wat wel waar is, is dat
meneer Desbrook my meer dan eens ten hu
welijk gevraagd heeft en dat ik „neen" heb
gezegd. Ziezoo, nu weet je alles van hetgeen
Raydon mijn engagement belieft te noemen."
Zy viel in den lagen stoel by het vuur
neer. Richard keek strak voor zich uit in
den gloed.
„Ik ben biy dat je my de waarheid ver
teld hebt", zei hy eenvoudig. ,Je geeft dus
niet om Desbrook Hij leek mij een bijzon-
aer aardige vent."
„Dat is hy, en dat zou ook een reden z\in
om hem te nemen. Jammer genoeg laten
anderen, die meer van belang rijn,* althans1
voor my, my in den steek."
„In dat geval heb je geiyk, wanneer je niet
met hem wilt trouwen."
Hy keerde zich om, alsof het onderwerp
hiermee afgehandeld was en begon muziek
Deze Luiksche kunstenaars hebben het ge
laat hunner stad gezien in een aureool van
damp en vuur. Zy hebben begrepen de
schoonheid van het ambacht. Uit een walm
van stoom doen rij werkers opdoemen de
vlasspinster, haveloos, in de klamme nacht
merrie van haar mistig ambachtde vuur
werker, by de hoogovens, waaruit een
schreeuw van vlammen slaatde ijzergieter,
by den schachtoven, met rijn vurigen scha
terlach van vliegende vensters, waar vogels
door priemen. AI deze tooveryen van liet
vuur en de gehavende gelaten van harde
zwoegers wier verloren lichamen worstelen
in den scherpen klauw der lenige vlam, rijn
aas voor de penseelen, waaruit, in tranen en
bloed, het gelaat geschapen werd der werk
stad.
Een leger van tienduizenden verdient in de
diepe groeven rondom Luik een bete broods,
met het kappen van steenkool en het snij
den van porfiersteen. Het rijn harde klep
pers, Waalsche keikoppen, koppen zoo hard
als de steenblokken waaraan rich de voeten
stooten. Him oogen kijken vrank en door
dringend, maar toch zoo goedaardig als de
bloemen van het kostbaar kristal, dat de
rotsmassa's doorweeft. Met geweldige slagen
van het houweel of van den vyftig pond
zwaren moker, kappen ze het steenkool of
het porfier, recht als diamant op glas. Voor
hun oogen onthult rich de dichte massa van
het steen, met zyn brokkelige aders, zyn ge
heime teekens, zyn verborgen zwakheden.
Steen loeft voor hen. Het verdedigt rich eh
geeft rich over. Zoo leeft het ook in dit „Ge
laat van Luik", deze tentoonstelling, die eeh
den arbeid verheerlijkende is,
Het regent. Groote malsche droppelen tik
kelen op het asfalt. De terrassen der café'e»
rijn verlaten en in het park rijn geen spelen
de kinderen meer. t Is herfst geworden I Dei
vacantie is uit. Zelfs de meest verstarde ge
nieters rijn uit vreemde streken terugge
keerd. Het werk, voor zoover er nog werk is,
wordt hervat. In de Wetstfaat is het mini
sterie weer zoo goed als compleet. Een kwam
er uit Guatamala, een uit Barcelona; de
heer De Broqueville kwam uit Rome, de heef.
Lippens uit de Fransche midi, de heeren Jas-
par en Hymans uit Genève. De eerste ritting
van den ministerraad, na de vacantie, hadi
4 October plaats. De heer Broqueville brachtJ'
verslag uit van zyn onderhoud met Musso
lini, waarover verder, in het communiqué
aan de pers verstrekt, gezwegen wordt. Naar
verluidt echter zouden de besprekingen te
Rome vooral tot ofaderwerp hebben gehad, de
kwestie der landsverdediging, welke voor Bel
gië, sinds de onderteekening van het vier-
mogendhedenpact, een zeer moeilijke is ge
worden. In dit verband is het wellicht van
eenig belang te vermelden, dat de Belgische
ministers Hymans en Jaspar, te Genève, des
betreffende besprekingen hebben gevoerd
met de ministers van eenige landen der
Kleine Entente.
Minister Janson deed verder mededeeling
van zyn voornemen tot indiening van een
wetsontwerp op de spionnage, terwyi hij
voorts in uitricht stelde een uniformverbod,
naar het voorbeeld van het Nederlandsche.
Woensdag as. komen de ministers, dan on
der voorzitterschap van den koning, opnieuw
by een. Op 17 October zal de plechtige her
opening van de Kamer en Senaat plaats heb
ben.
Zoo staan we weer aan den aanvang van
den politieken strijd. Nog enkele weken en de
groote woorden zullen loskomen. Reeds wordt»
er druk vergaderd en gedebateerd. De katho
lieken hielden hun landdag, de liberalen hun
congres en de socialisten hun dito. Nog al
tyd weten deze drié voornaamste politieke
groepen niet beter te doen dan elkaar te be
strijden. Nog altyd is er taalstrijd, school*
strijd en geldstryd. Stryd.... und keiri
ende politiek 1 Vreemd dat do hervatting
van het actieve politieke leven steeds samen
valt met een belangrijke daling van den ba
rometer. Hy wyst nu „veranderlijk", zeker
omdat binnenkort de heeren in de Wetstraat»
hun „Kamer" zullen moeten houden. In dé
stad zal met het winteruur weldra het win
terleven beginnen. De renbanen zyn geslo
ten, de theaters geopend. De boulevards zyn
kleurloozer geworden, door de verdwyning
der lichte zomertoiletten. Er duiken reeds
vrouwen op in dikke pelsmantels, die de
door te bladeren, die op de piano lag. Eeniga
seconden lang bleef het stil. Daarop hernam
Marion„Richard, zou je mij willen vertel-
ten waarom Peter Raydon's mededeeling, of
die waar is of niet, je ertoe zou kunnen
brengen van ons weg te gaan
Hoste Marion", antwoordde hy „Ik heb
je gezegd waarom ik naar de Hall ga, en dat
heeft niets te maken met hetgeen Raydon
heeft gezegd."
„Toch weet ik dat dit van invloed is ge
weest."
„Ik wilde wel dat je er niet zoo ovef
dacht."
„Dat moet ik toch", sprak zy. „Denk je
dat ik niet weet waar 'm de kneep rit. Het
is ellendig" ging zy voort met ingehouden
v/oede, „dat zelfs de naaste bloedverwant,
dien wy in de wereld bezitten, tegen ons in
het harnas wordt gejaagd door die laffe
insinuaties. Verbaast het je dat ik soms ter
neergeslagen en ontevreden ben over een le
ven dat my aan zulke aanvallen blootstelt?,
Omdat ik niet alleen wil doen wat de men
schen goedvinden, omdat ik vry wil rijn en
my boven het aardsche siyk verheven acht,
dacht en hoopte ik het is misschien belache
lijk dat ik in jou een verdediger had ge
vonden, een invloedryk familielid en buur
man, die niet rustig zou toezien' als ik ertoe
gedreven werd my by de intriges van ande
ren neer te leggen. De ontgoocheling liet niet
lang op zich wachten."
/Wordt vervolgd.)'