Vlissiiphe Courant DERDE BLAD Wolven in Schaapsvacht DE GEBROEDERS KNOOPENSCHAAR burgsche Stoomvaart BRIEVEN UIT DE HOFSTAD FEUILLETON VOOR DE JEUGD BRIEVEN UIT BELGIE ■H adert. Wilt gij uis Dan een EHANG. Ruime id. JO. MAES, aat 11. ook in Ciga- stuks voor 30 s 10 stuks voor e uwen winke- ikoope Jacobs' aai ƒ0.35 p. ]/2 t. per f2 pond, cent per ons, 10 ct. p. V2 ons. J. SCHENKEL, 10 cent per Zwarte Kat". A. VOLMER, MELSE, Gla- rt ANTHRA- >1 en KACHEL- irreerende prij- 1ERMAN, Kant. 8. Telef. 46. sa Senoritas ookt, dan weet aarde te schat- v winkelier. nleg van Huur- ;cht- en kracht- RGERS, Noord- ïepareeren van iten vakkundig gen per Zeeuw- ssingen-R'dam- liten die route, en Donderdag- iroote Markt. 8. )urg Rotterdam gen plaatsen PASSAGIERS, EN VEE v Mirid. v m uui v. Rott. vm uur 8 8 8 O 8 O 8 bekomen ■ansport- en Exp. m G VOS, Telef. ^NDERS Tel 153 RHOUT. Tel 282. 1EK Telef. 101. van de van Zaterdag 7 October 1933. No. 237. Vele stroomitogen. Ongewenschte wandelaars. Er moet voor het einde van het jaar nog heel wat gebeuren en men kan met eenigen schrik opzien tegen den arbeid, die verricht moet worden bijvoorbeeld door ons parle ment en door alle gemeenteraden. De plannen voor die campagne zijn in den vorm van begrootingsontwerpen al ingediend en. de heeren en dames kunnen zich aan de studie daarvan gaan wijden. De vraag zou gesteld kunnen worden of het wel op de oude manier zal gaan, d.w.z. in oud-vaderlijke breedsprakigheid. Bij de aanvaarding van zijn presidium heeft de voorzitter derTwee- de Kamer de leden voorgehouden, dat zaak kundige bondigheid en bondige zakelijkheid noodzakelijk waren om te voorkomen, dat het aanzien van het) parlement en van het stelsel waarop dit berust, niet nog meer ge schaad zal worden. Zal dat de befaamde stem eens roependen in de woestijn zijn of dringt de gedachte tot de honderd breinen door Wie het oor eens te luisteren legt en de vele stxoomingen, die nieuw opkomen, eens goed beschouwt, vindb daarin telkens het zelfde terug. Al die stroomen komen uit één en dezelfde bron, nl. die van ontevredenheid over de eenzijdige wijze waarop in de laatste veertig jaar de regeering is gevoerd. Eigenaardig is het, dat de beroepspolitici silo zoo vast gegroeid zitten in hun eigen ideeën en fantasieën, dat zij dit verschijnsel niet schijnen op te merken. Heel sterk kwam cht bijvoorbeeld aan den dag in het waarlijk indrukwekkende congres dat de Midden stand hier in Den Haag heeft gehouden daags na de opening der Staten-Generaal. Duidelijk is toen ook in de partij-pers geble ken, dat men het verschijnsel weer niet op merkte. Als altijd probeerde men weer een politiek etiket op de verschijnselen te plak ken en daardoor een soort afweer op te roe pen tegen die snoodaards. Wie echter onpartijdig luistert, bemerkt heel spoedig dat hier niet een bepaalde partij-bedoeling tot uiting kwam, maar wel een ondubbelzinnige uitspraak werd gegeven ten aanzien van de eenzijdige wijze waarop do regeering tot nu toe placht te handelen. Al deze nieuwe vormen die gepropageerd worden, al die ismen" gaan parallel en al leen de oplossingen die men meent te moe ten zoeken, verschillen in wezen. De motie ven zijn eender. Zoolang de officieele partij en dit niet willen inzien zijn zij degenen, die het hardst de ontwikkeling der nieuwe rich tingen helpen bevorderen. Wij zullen niet in details treden en geen politieke bespiegelingen houden, maar alleen wijzen op deze verschijnselen. Zijn de heeren in Den Haag wel zaakkundig genoeg op de hcogte? Is het kringetje, waarin zij zich bewegen, wel een afspiegeling van de werke lijke verhoudingen Weten zij wel wat bui ten dat enge kringetje leeft en groeit en ontwaakt Verleden week is hier ook de vergadering geweest waarin het geval is behandeld van den politicus, die zich verstoutte in een brochure zijn party de les te lezen. Het heeft gestormd in die vergadering, maar ten slotte is er even een besef levendig gewor den, dat er verandering moet komen omdat anders die partij het lot van vele andere zal ondergaan, namelijk geleidelijk verbrokkelen Alles brokkelt af en de hooggeroemde een heid in den Staat wordt hoe langer hoe meer ©en utopie. Het meerderheidsstelsel is één der grondfouten, omdat een groote minder heid op den duur een geweldige rem kan Naar het Engelsch Van SIR WILLIAM MAGNAY. 22) „Kom, doe nu niet alsof dat de reden was; dat is volstrekt niet het geval, Archer", her nam Richard. „Ik heb my heusch goed geamuseerd en het spyt my weg te gaan." „En kom je nog terug „Dat zou ik heel graag, maar, beste Ar cher, ik mag niet te veel van je gastvryheid vergen." „OnzinHet woord kwam er ongeduldig bijna ruw uit. Daarop werd zyn toon an ders. „Het spreekt vanzelf, Richard, dat je je eigen zin moet volgen. Maar zeur er niet over of je welkom bent of niet. Heb je Ma rlon gewaarschuwd „Neen." „Ga het haar liever dadeiyk zeggen. Ik geloof dat zy juist bezig is gasten te vragen die je de volgende week zou ontmoeten." Marion speelde piano in de huiskamer. i-Marion", begon hij, naar haar toegaand, „ik heb zooeven je vadex gezegd dat ik toch maar besloten heb sir Percy's uitnoodiging aan te nemen." De langzame melodie werd niet plotseling afgebrokenzy liet haar wegsterven bij het einde eer.er passage. vormen. Men roept nu om den sterken man. Het geroep komt van hen, die hun zaakje zien afbrokkelen en verloopen. De sterke man is de man die eindeiyk eens erkent, dat regeeren niet is baasspelen en plichten op leggen óók aan hen, die deze plichten niet als zoodanig erkennen. Meer willen wy er niet van zeggenhet is slechts een ontboezeming van een buiten staander, die misschien meer met allerlei stroomingen in aanraking komt dan die be roepspolitici, die meenen namens „breede massa's te spreken. Er is hier ter stede weer eens een belang rijke inbraak geweest in een juwelierswinkel. Natuurlijk is een groote stad het operatie terrein by uitnemendheid voor inbrekers en dat zal altyd wel zoo blijven. Men mag nic-t eischen, dat het politie-toezicht zóó groot zij, dat geen huis en geen winkel onbewaakt is te achten. Maar er is wel iets anders waar aan stellig wel iets te doen ware. Men behoeft maar eens op welk uur van den dag door de straten, met name van d© buitenwyken, te wandelen om dadelijk te constateeren, dat er altyd weer rare en ver dachte individuen rondkuieren en men vraagt zich dan af wat die daar eigenlijk te maken hebben. Het is haast zeker, dat zij bezig zb'n het terrein te verkennen om zich cp de hoogte te stellen van de situatie. Onze vraag zou deze kunnen zijn of de politie dergelijke types óók niet ziet. En als ze die ziet, wat doet ze dan Er wordt te genwoordig weer verschrikkelijk veel langs de huizen gebedeld, een plaag voor de huis moeders, waarvan men deze maar niet schijnt te willen verlossen. Zou het nu niet preventief werken, wanneer eens met wat meer kracht tegen deze verdachte wande laars werd opgetreden Wanneer die heeren wisten dat zy konden worden aangesproken, ten einde zich te legltimeeren, dan zou dit misschien eenigen schrik er onder brengen. Het is opmerkelijk dat zy dadelijk te her kennen zyn, want men iet onmiddellijk dat zij quasi doelloos rondwandelen, en dat zij toch alles ter dege opnemen. Herhaaldeiyk ziet men er twee te samen en wy hebben wel eens de proef genomen met zoo'n stel te vol gen. zy liepen straat-in straat-uit, soms ieder aan een kant daarvandan weer stonden ze even stil en praten met elkaar, dan weer gingen zy tegengestelde richting uit. Het leed geen twijfel of ze waren op avontuur uit. Inbraakjes, diefstal van rijwie len komen nog voortdurend voor en wy zou den haast zeker durven zeggen, dat derge lijke ongewenschte bezoekers aan de buiten wyken daar niet vreemd aan zyn. Preventief ware wellicht iets te bereiken, al zou het niet gemakkelijk zyn, maar zui vering van de straten, een speciaal toezicht op die ongewenschte wandelaars zou onge- twyfeld een goede uitwerking hebben en ook leiden tot meer kennis omtrent het doen en laten van die heeren, die telkens weer blijken hun slag te kunnen slaan zonder dat zij achterhaald worden. EIBER. OPGAVE VAN PERSONEN die zich in deze gemeente hebben gevestigd of deze hebben verlaten gedurende de 2e helft der maand September 1933. Inwoners op 1 September 21555 „1 October 21547 INGEKOMEN H. van Os, étaleur, NieuwendJjk 25, van Rotterdam. M. J. Herlé, matroos 2e klasse, Wachtschip, van Den Helder. P. M. Riko, van 's-Gravenhage H. P. Kie kens, van OostzaanT. Hemmers, van Den HelderJ. Izeboud, van KoudekerkeC. J. H. van der Kam, van Middelburg A. G. Dis sel, van Den HelderA. van der Meer, van Den Helder F. Hovenkamp, van Hilversum G. Braaksma, van LeeuwarderadeelR. Zijl stra,, van MenaldumadeelP. H. J. Knufman, van Rotterdam A. Nieuwland, van Anna Paulowna R. Oost, van Den Helder B. van Harten, van Den HelderJ. F. Stol- voorfc, van HaarlemH. Korevaar, van „Ten slotte had ik dus geiyk", zei zy lachend opkykend, terwyi zy haar gelaats uitdrukking volkomen in bedwang had. „Je hebt genoeg van de Grange I" „Je hebt het heelemaal mis", antwoordde hy. „Ik heb al tegen je vader gezegd, hoe het my spyt te moeten vertrekken." „Dat behoef je my niet meer te vertellen", hernam zy, opstaande en naar het vuur gaand. „Waarom niet?" „Ik heb het land aan beleefdheidsphrasss die door daden gelogenstraft worden." „Het doet my leed dat je my voor onop recht houdt." „Onoprecht is wel wat sterk uitgedrukt. Ik vind je erg wispelturig." Ze stond nu half van hem afgewend haar mooie profiel teekende zich af tegen den rooden gloed van het vuur. De situatie had een gevaarlijke, verlokkende bekoring, waartoe de omgeving het hare bydroeg en waartegen hy wel wist zich te moeten ver zetten. Hy dacht by zichzelf dat zy acteerde, aat haar prikkelende toon en houding be studeerd waren. Hy dacht aan den afge- dankten Desbrook, die een uur geleden zoo terneergeslagen vertrokken was en hy vroeg zich af, welke wrecde woorden die verleide lijke lippen hem hadden toegevoegd by dat triestige onderhoud. Hy antwoordde byna koel. „Het is goed dat ik van deze gelegenheid gebruik maak om de Hall te bezoeken en te zien, hoe ik daar myn leven zou kunnen inrichten.'? 's-Gravenhage; C. Schults, van Zierikzee, allen lichtmatroos, Wachtschip. Mej. W. J. Sinke, werkster, Groenewoud 34, van Amsterdam. Wed. A. B. Laernoes—Breder, zonder, Bad huisstraat 56, van Middelburg. W. Roorda, zonder, Schotsenhoek 9, Wol- pihaartsdyk C. A. van der Eyk, vliegtuigteekenaar, Sin- gelweg 3, van Rotterdam. A, C. J. van der Brand, kellner, Boulevard de Ruyter 2, van Oss. R. L. Raak, werktuigkundige, Paul Kruger- straat 23, van Batavia. P. Bode, opzichter K. M., Duijvendrecht- straat 33, van Rotterdam. J. J. Wilhelmy Damsté—Manse, zonder, Walstraat 64, van Curasao. D. Krul, stuurman, Paul Krugerstraat 50, van Singapore. J. C. de Wit, marinier le klasse, Wacht schip, van Batavia. M. de Priester, koopman, Groote Markt 10, van Koudekerke. door G. TH. ROTMAN. Intusschen besloot broer Jodocus, die zich thuis zat te vervelen, zichzelf eens op 'n gezellige wandeling te onthalen. „Want", dacht hy, „vertier heeft 'n mensch noodig en ik zal er beslist van opfrisschen Maar o, wee, daar kwam hy Joris tegen, die nog steeds vol wraakzucht rondliep en hem natuur lek voor Pieter aanzag Nu, ik beloof je, dat Jodocus van z'n wandeling opfrischte en aan vertier geen gebrek had. „Ik zal met je doen, wat je met m'n wagen gedaan hebt I" siste Joris, rood van woede. En och, och, wat kreeg de arme Jodocus me daar een pak rammelDe stakker dacht minstens, dat er geen stuk aan zijn heele lijf heel zou blijven (Dinsdag vervolg) 9 Ze keek snel naar hem op met oogen, die, glanzend in den gloed van het vuur, tot in zyn binnenste schenen door te dringen. „Richard", nei zy met haar rustige, duide lijk verstaanbare stem, „is dat werkelyk de reden waarom je van ons weggaat „Zeker. Waarom twyfel je daaraan „Op je woord „Op myn woordik heb alles goed over dacht en ben tot de conclusie gekomen dat het het beste is niets uit te stellen." Met haar instinct van scherpzinnige vrouw voelde zy dadelyk het ontwijkende m wat hij zei. Houdt deze plotselinge verandering var. besluit", vroeg zy met een hardnekkigheid, die hem van zyn stuk bracht, „geen veiband met een of ander dat je vandaag gehoord hebt, met iets dat meneer Raydon je verteld kan hebben Ze had dus geraden waar het om ging. Hy moest óf bekennen óf een pertinente leugen debiteeren. En hy voelde dat er niet veel kans bestond dat de leugen, indien hy dien al over zyn lippen kon brengen, dat gevatte meisje, welks doorzicht nog verscherpt werd door het moeilijke van haar positie, om den tuin zou kunnen leiden. Hy antwoordde ronduit„Als je nieuwsgie rig bent naar hetgeen meneer Raydon mij vertelde, kan ik je wel zeggen, dat je, vol gens zyn uitlating, verloofd was met Des brook. Ze lachte even. „Als dit waar was, wat niet het geval is, zou het toch voor jou geen aanleiding kun nen zyn om weg te gaan. Raydon staat in de VERTROKKEN J. H. J. Nepveu, H. M. Frlso, naar Den Helder. j. Steenaard, H. M. Wachtschip, naar Den Helder. J. A. M. Pieterse—Franchimont, Schuit- vaartgracht 63, naar Den Helder. A. J. Haentjes Dekker, Cly verstraat 32, naar Bergen op Zoom. J. Spa—Schets, Breewaterstraat 22, naar Den Helder. C. W. van Sprang, Aagje Dekenstraat 77, naar Amsterdam. H. A. Verstegen, Bonedykestraat 23, naar Rotterdam. Wed. N. C. E. L. Vis—Snoek, Bonedyke straat 13, naar Rotterdam. J. Prince, HeUebardierstraat 2, naar Ber gen op Zoom. W. G. Exel, Wachtschip, naar Rotterdam. J. L. de Konink, v. d. Swalmestraat 6, naar Amsterdam. W. E. M. Verstegen, Boulevard de Ruyter 2, naar Tilburg. P. Verhaagen, Boulevard de Ruyter 36, naar Curagao. Mej. G. Posthuma, Koudekerksche weg Oost 78, naar Haarlem. M. C. Wingerden—de Lange, Groenewoud 13 naar Den Helder. J. J. van der Meyden, Schuitvaartgraclit 75, naar Den Helder. P. M. van den Berg, Verkuyi Quakkelaar- straat 34, naar Rotterdam. J. steketee, Glacisstraat 43, naar Hulst. F. J. van der Maas, Boschjeslaan 20, naar Den Helder. G. J. Meynderts, Scheldestraat 27, naar 's-Gravenhage. J. S. Berendsen, Kolvenierstraat 17, naar Koudekerke. J. Meulmeester, Kolvenierstraat 7, naar Koudekerke. A. C. A. L. Sorél, Eedestraat 20, naar Mid delburg. Ph. J. Guttig, Glacisstraat 25, naar Ter- neuzen. Het aanschijn van Luik. De barometer daaltm Godsdienst- jolklore. De Koninklijke Maatschappij van Schoone Kunsten te Luik viert het eeuwfeest harer oprichting. Zy doet dit met een reeks van manifestaties op kunstgebied, waarvan de heden geopende zeer belangrijke kunstten toonstelling „Le Visage de Liège" (Het Aan- schyn van Luik) genaamd, wel de voornaam ste is. Al wat de stad Luik, door de eeuwen heen, aan belangrijke kunstwerken, heeft voortgebracht, is op die tentoonstelling ver zameld. Luik is het moederland der graveurs. Vandaar wellicht dat op deze tentoonstelling de graveurs overheerschen en wel zelfs daar waar hun werk gepenseeld is. Hun teeke- ningen echter domineeren niet en hun kleu ren zijn geen onvermijdelijke decoratie. De Luiksche graveurs zien in kleuren en tee kenen er mede. Luik is op kunstgebied een gesloten wereld.' De schilderkunst begon in België by haar en bleef er vrij van vreemde smetten. Zelfs de Rubens-betoovering der zeventiende eeuw heeft zy weten te weerstaan. De grootste he- dendaagsche Luiksche kunstschilders zyn MaréchaJ, Donnay en Scauflaire. zy hebben het aanschyn van Luik gezien by dag en nachtde valleien en de „tiernes" waaruit opdoemen de kolenbergen, die op het zwarte land zijn stempel van woeste schoonheid drukken de rookwolken die men ziet stijgen allerwegen, naar het oneindige van den he mel, teeder paarlmoerige rookwolken met regenboogglanzen wanneer de zon er op schijnt en andere, zwarte, rich uitspreidend als een inktvloed, beladen met stof en roet, die vechtend en ontsnappend over de zwarte gebouwen, kleur geven aan dit land van den arbeidde volksfeesten op de boulevards met kinderen in zomerzon of schaduwgestal- ten aan de verlaten oevers der nachtelijke Maas, de oude kaden in avondschemering en de antieke steegjes met hun overjaarsche gaslantaarns. geheele streek bekend als een gevaarlyke praatjesmaker. Wat vertelde hy je nog meer?" „Niets wat jou betreft, Marion." Er kwam een verontwaardigde flikkering in haar oogen toen zy sprak. „Ik verfoei een man als hy, die de buiten plaatsen rondloopt met zyn mars vol leugen praatjes. Vader mag hem wel omdat wy het hier gewoonlyk nogal saai hebben en hy wer kelyk amusant is. Maar ik vind dat hy ten minste de menschen wel-mocht ontzien van wie hy gastvryheid geniet." „Dus wat hy zei was niet waar?" vroeg Richard. „Het was een gemeene leugen, zooals hy zelf wel weet. Wat wel waar is, is dat meneer Desbrook my meer dan eens ten hu welijk gevraagd heeft en dat ik „neen" heb gezegd. Ziezoo, nu weet je alles van hetgeen Raydon mijn engagement belieft te noemen." Zy viel in den lagen stoel by het vuur neer. Richard keek strak voor zich uit in den gloed. „Ik ben biy dat je my de waarheid ver teld hebt", zei hy eenvoudig. ,Je geeft dus niet om Desbrook Hij leek mij een bijzon- aer aardige vent." „Dat is hy, en dat zou ook een reden z\in om hem te nemen. Jammer genoeg laten anderen, die meer van belang rijn,* althans1 voor my, my in den steek." „In dat geval heb je geiyk, wanneer je niet met hem wilt trouwen." Hy keerde zich om, alsof het onderwerp hiermee afgehandeld was en begon muziek Deze Luiksche kunstenaars hebben het ge laat hunner stad gezien in een aureool van damp en vuur. Zy hebben begrepen de schoonheid van het ambacht. Uit een walm van stoom doen rij werkers opdoemen de vlasspinster, haveloos, in de klamme nacht merrie van haar mistig ambachtde vuur werker, by de hoogovens, waaruit een schreeuw van vlammen slaatde ijzergieter, by den schachtoven, met rijn vurigen scha terlach van vliegende vensters, waar vogels door priemen. AI deze tooveryen van liet vuur en de gehavende gelaten van harde zwoegers wier verloren lichamen worstelen in den scherpen klauw der lenige vlam, rijn aas voor de penseelen, waaruit, in tranen en bloed, het gelaat geschapen werd der werk stad. Een leger van tienduizenden verdient in de diepe groeven rondom Luik een bete broods, met het kappen van steenkool en het snij den van porfiersteen. Het rijn harde klep pers, Waalsche keikoppen, koppen zoo hard als de steenblokken waaraan rich de voeten stooten. Him oogen kijken vrank en door dringend, maar toch zoo goedaardig als de bloemen van het kostbaar kristal, dat de rotsmassa's doorweeft. Met geweldige slagen van het houweel of van den vyftig pond zwaren moker, kappen ze het steenkool of het porfier, recht als diamant op glas. Voor hun oogen onthult rich de dichte massa van het steen, met zyn brokkelige aders, zyn ge heime teekens, zyn verborgen zwakheden. Steen loeft voor hen. Het verdedigt rich eh geeft rich over. Zoo leeft het ook in dit „Ge laat van Luik", deze tentoonstelling, die eeh den arbeid verheerlijkende is, Het regent. Groote malsche droppelen tik kelen op het asfalt. De terrassen der café'e» rijn verlaten en in het park rijn geen spelen de kinderen meer. t Is herfst geworden I Dei vacantie is uit. Zelfs de meest verstarde ge nieters rijn uit vreemde streken terugge keerd. Het werk, voor zoover er nog werk is, wordt hervat. In de Wetstfaat is het mini sterie weer zoo goed als compleet. Een kwam er uit Guatamala, een uit Barcelona; de heer De Broqueville kwam uit Rome, de heef. Lippens uit de Fransche midi, de heeren Jas- par en Hymans uit Genève. De eerste ritting van den ministerraad, na de vacantie, hadi 4 October plaats. De heer Broqueville brachtJ' verslag uit van zyn onderhoud met Musso lini, waarover verder, in het communiqué aan de pers verstrekt, gezwegen wordt. Naar verluidt echter zouden de besprekingen te Rome vooral tot ofaderwerp hebben gehad, de kwestie der landsverdediging, welke voor Bel gië, sinds de onderteekening van het vier- mogendhedenpact, een zeer moeilijke is ge worden. In dit verband is het wellicht van eenig belang te vermelden, dat de Belgische ministers Hymans en Jaspar, te Genève, des betreffende besprekingen hebben gevoerd met de ministers van eenige landen der Kleine Entente. Minister Janson deed verder mededeeling van zyn voornemen tot indiening van een wetsontwerp op de spionnage, terwyi hij voorts in uitricht stelde een uniformverbod, naar het voorbeeld van het Nederlandsche. Woensdag as. komen de ministers, dan on der voorzitterschap van den koning, opnieuw by een. Op 17 October zal de plechtige her opening van de Kamer en Senaat plaats heb ben. Zoo staan we weer aan den aanvang van den politieken strijd. Nog enkele weken en de groote woorden zullen loskomen. Reeds wordt» er druk vergaderd en gedebateerd. De katho lieken hielden hun landdag, de liberalen hun congres en de socialisten hun dito. Nog al tyd weten deze drié voornaamste politieke groepen niet beter te doen dan elkaar te be strijden. Nog altyd is er taalstrijd, school* strijd en geldstryd. Stryd.... und keiri ende politiek 1 Vreemd dat do hervatting van het actieve politieke leven steeds samen valt met een belangrijke daling van den ba rometer. Hy wyst nu „veranderlijk", zeker omdat binnenkort de heeren in de Wetstraat» hun „Kamer" zullen moeten houden. In dé stad zal met het winteruur weldra het win terleven beginnen. De renbanen zyn geslo ten, de theaters geopend. De boulevards zyn kleurloozer geworden, door de verdwyning der lichte zomertoiletten. Er duiken reeds vrouwen op in dikke pelsmantels, die de door te bladeren, die op de piano lag. Eeniga seconden lang bleef het stil. Daarop hernam Marion„Richard, zou je mij willen vertel- ten waarom Peter Raydon's mededeeling, of die waar is of niet, je ertoe zou kunnen brengen van ons weg te gaan Hoste Marion", antwoordde hy „Ik heb je gezegd waarom ik naar de Hall ga, en dat heeft niets te maken met hetgeen Raydon heeft gezegd." „Toch weet ik dat dit van invloed is ge weest." „Ik wilde wel dat je er niet zoo ovef dacht." „Dat moet ik toch", sprak zy. „Denk je dat ik niet weet waar 'm de kneep rit. Het is ellendig" ging zy voort met ingehouden v/oede, „dat zelfs de naaste bloedverwant, dien wy in de wereld bezitten, tegen ons in het harnas wordt gejaagd door die laffe insinuaties. Verbaast het je dat ik soms ter neergeslagen en ontevreden ben over een le ven dat my aan zulke aanvallen blootstelt?, Omdat ik niet alleen wil doen wat de men schen goedvinden, omdat ik vry wil rijn en my boven het aardsche siyk verheven acht, dacht en hoopte ik het is misschien belache lijk dat ik in jou een verdediger had ge vonden, een invloedryk familielid en buur man, die niet rustig zou toezien' als ik ertoe gedreven werd my by de intriges van ande ren neer te leggen. De ontgoocheling liet niet lang op zich wachten." /Wordt vervolgd.)'

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1933 | | pagina 1