isispgle Courant VIERDE BLAD BRIEVEN UIT BELGIE Zen Jannen-historie. 1 Voor de klein-tjes, die pas lee-ren le-zen. van de van Zaterdag 15 Juli 1933. No. 165. De Guldensporen}eesten. Schild en Vriend. De boeren van Bas- togne. Een nieuw zeekanaal. 11 Julidag Het kéerlenland viert Groe- Einghe, waar 631 jaren geleden de Vlaam- sche goedendags de lansen en de hoofden der Leliaerts tot gruizelementen sloegen. Onder de muren van Kortrük dansten de leeuwen op de gouden velden der Vlaamsche standaarden. Nu vieren ze het Leeuwen- feest in Vlaanderen, Kempenland en Bra bant Weer schallen de krijgsfanfaren en trekken de goud-zwarte leeuwenvlaggen de halle uit om de redding van Vlaanderen's voortbestaan te vieren. Omtrent die redding zegt de geschiedenis „Onder den kreet van „Vlaanderen ende die Leu" hakten de kerelen er op los. Het bloedbad was zóó verschrikkelijk dat se dertdien de aangrenzende weiden van de St. Jansbeek de Bloedmeerschen genoemd worden. Het overblijfsel van het groote leger (i) De zomervacantie was aangebroken en Jan de Boer had vanaf den eersten tot den laat- sten dag zijn plannen gereed. Hij ging niet, zooals zoovelen van zijn schoolmakkers, uit logeeren of op reis, maar daarom trok hij toch heusch geen leelijk gezicht. Behalve lo geeren en reizen waren er nog meer genoe gens en die deden voor de eerstgenoemde vast niet onder. Onder de plannen van Jan was ook begre pen een dagje naar Oom Geert en tante Riek, die in een naburig dorpje woonden. Oom Geert was kortgeleden moeder eens komen opzoeken en had, toen hij daarbij vernam dat Jan spoedig vacantie zou krijgen, dade lijk gul gezegd„Laat de jongen dan eens een dagje bij ons komen. Wij zijn maar een voudige lieden en hebben maar een klein boerderijtje, maar zoo'n dagje in onze om geving zal den kerel best bevallen. Vraag maar eens of hij. er zin in heeft en schrijf dan maar wanneer hij komt." Jan had er wel ooren naar gehad toen moeder hem de boodschap had overgebracht. Hij had honderd uit gevraagd naar oo mGeert en tante Riek, die hij geen van beiden kende. Want de families, al konden ze het best met elkaar vinden, kwamen er heel zelden toe elkaar eens een bezoek te brengen, en als oom Geert al eens een keer bij Jan's moeder opliep, dan was Jan gewoonlijk naar school of hij speelde buiten en was in dit geval in velden noch wegen te zien. Maar nu zou hij ze dan toch leeren kennen en bovendien een heelen dag spelen op hun boerderij, die moe der hem als een ideaal plekje afschilderde. 't Was dien dag, waarop Jan vertrok, prachtig weer en de wolkenlooze hemel voor spelde, dat er alle kans bestond, dat het dien dag prachtig weer zou blijven. Jan ging al vroeg weg. In de eerste plaats omdat de morgenstond nog altijd, zooals het spreek woord zegt, goud in den mond heeftin de tweede plaats omdat hij op die manier nog eens iets aan den dag zou hebben. „Nu dag jongenVeel plezier, hoorzei moeder toen ze Jan uitliet. „Vader komt je vanavond dan wel van het station halen. Je trein vertrekt om acht uur tien. Niet verge ten hoor, anders staat vader tevergeefs te ■wachten en zitten wij in angst. Dag hoor l En groeten aan oom en tante." „Dag Dag Dag schreeuwde Jan en op straat wuifde hij met twee handen naar moe der, die hem aan de deur nakeek. Jan voelde zich geweldig nu hij zoo heel alleen zou reizen, al was het dan ook maar een reisje van een half uur. Toen hij kwam aan het plaatsje waar oom Geert en tante Riek woonde, sprong hij uit den trein op een manier alsof hij zijn heele leven dagelijks zooiets had gedaan. Nieuwsgierig keek hij het perronnetje rond. Perronnetje was anders een veel te groot- sche benaming voor het smalle strookje grond, waarop niet anders dan een klein wachthuisje en een hek stonden. Jan, hoe wel hij het wel „moppig" vond, trok een beetje spottend zijn wenkbrauwen op. Moest je het station zien waar hij woondeDaar liepen kruiers en conducteurs bij hoopen Daar kon je koffie en thee en limonade drin ken en allerlei lekkere dingen eten Maar hier schenen ze niet eens iemand te hebben, die de kaartjes in ontvangst namAan wie moest hij het zijne nu geven Enfin, als ze het wilden hebben, zou er wel iemand naar hem tos komen. Hij zou z'n gangetje maar gaan en loopen zooals oom Geert op de briefkaart, die hij had geschreven, had aan geduid. Eerst een laantje door, dan rechtsaf het eerste zijpaadje op en dat volgen tot aan een nieuwen zijweg, waar het huisje staan zou. Vooruit dus me» de geit Juist wilde Jan achter het wachthuisje om het perronnetje verlaten toen een vroolijk uitziende boerenvrouw op hem afstevende. „Zijt gij altemet Jan, die ons vandaag zou bezoeken Jan's oogen straalden. Daar werd hij nu warempel toch nog afgehaald „Tante Riek i „Nou.... zoo daaromtrent! In 't boeren land zeggen ze Hendrikje tegen me. Hoewel, der Leliaerts sloeg voor het luttel aantal Vlamingen schandelik op de vlucht. De slag van Groeninghe was gewonnen en in de O. L. Vrouwekerk te Kortrijk hing men de 700 gouden sporen op, geraapt op het slagveld. Vandaar de naam „Guldensporen slag". Groeninghe zag den dageraad der Vlaam sche volksbevrijding, de overwinning van Vlaanderen op Frankrijk; van het ver trapte en verdrukte volk op de rijke, zilver- geharnaste en goudgespoorde ridders. Daar om is Sint-Cypriensdag ook Vlaanderen's hoogdag en wordt hij door de Vlaamsche militanten gevierd als een nationalen feest dag. Bij de betoogingen van dien dag geldt nog altijd het oude wachtwoord „Schild en Vriend", het wachtwoord, waarmede op 19 Mei 1302 Brugge bevrijd werd en dat aan leiding gaf tot den Groeningherslag. Op 19 Mei 1302 namelijk werd Brugge, door het ingrijpen van Breijdel en de Coninck, van de Fransche heerschappij verlost. 1700 vreemdelingen vonden den dood in de be kend gebleven „Brugsehe Metten", Al wie door zijn tongval verried Franschman te zijn, wanneer men van hem het wachtwoord eischte (na te zeggen) „Schild en Vriend", verloor het leven. Men heeft de oude gewoonte in eere ge houden al slaat men de afstammelingen der Leliaerts niet meer dood, men eischt bij sommige gelegenheden nog streng het oude wachtwoord. Ook nu werden, bij de Sporenfeesteh, die op 11 dezer in alle Vlaamsche steden en dorpen gehouden zijn, uitnoodigingen verzonden met de aandui ding „Inkomen vrij voor alle Vlamingen" of met het typische „Inkomen vrij voor Riek klinkt veel mooier, dat moet gezeid worden „Natuurlijkriep Jan beslist en hij dacht er aan hoe vaak hij ze thuis al had gevraagd hem John te noemen, 't Klonk veel voorna mer dan het gewone Jan, welken naam min stens vijf van de tien jongens droegen en waaraan door de brutaalsten bij het noemen er van altijd werd toegevoegd „Met je neus in een koekenpan ,,'k Zou het gewoon ook niet meer nemen vervolgde Jan. „Als iemand u nog een Hen drikje noemt, dan moet u zeggenTegen wie heb je het Ik heet Rika Tante Riek of tante Hendrikje barstte in lachen uit en dat klonk zóó vroolijk en zóó aanstekelijk, dat Jan ook meedeed. De baan wachter, die Jan's spoorkaartje aannam, kon zich van den weeromstuit ook al niet goed houden en zoo heerschte er in den vroegen morgen op het kleine perronnetje een pret van belang, waarvan eigenlijk geen van drieën de oorzaak wist te zeggen. „Dus jij komt ons dan vandaag eens op zoeken", zei tante toen ze het perronnetje hadden verlaten. „Nou jong, ge zult oe best vermaken. Wij hebben wel ons drukke werk, maar daar trekt ge oe eigen maar niks van aan Ge speelt en doet maar krek waarin ge zin hebtVindt ge 't hier niet mooi „Prachtig zei Jan uit den grond van zijn hart en hij keek naar de golvende korenvel den, waarop de zon haar gouden stralen liet spelen. „Komt daar nu allemaal meel uit, tante?" vroeg hij en hij dacht aan de vele pondjes bloem, die hij al voor moeder bij den grutter had moeten halen. „Dat wil zeggen", sprak tante, „daar komt tarwe uit, daar rogge en ginds ziet ge haver staan." En daarop vertelde ze hoe het gewas werd gezaaid, hoe Let groeide en geoogst werd en wat er allemaal gedaan moest wor den eer het zaad kon worden uitgestrooid. Jan luisterde aandachtig en koesterde op dat oogenblik groote voornemens om later boer te worden. Hij maakte er geen geheim van en vertelde het dan ook aan tante, die het zóó aardig vond, dat ze het bij thuis komst dadelijk aan oom overbracht. „Raadt noe eens man, wat Jan later wor den wilBoer heeft hij gezeid Wat zegt ge daar wel van Oom zei er niet veel van. Hij maakte een snerkend geluid met zijn pijp en sprak ein delijk „Ik heb 't altijd gezeid, vrouw. De echte familieaard verloochent zich nietAllé Jan, als ge dan schik hebt in 't boerenbedrijf, wilt ge dan mee naar 't hooiland Als we de kar vol hebben, moogt ge er boven op lig gen „Meent u t schreeuwde Jan. Al liggend op een hooistapel door het dorp te worden gereden, leek hem het toppunt van zaligheid. „Gaan *ve dan dadelijk Maar daar had tante geen ooren naar. Wat dacht Jan, dat zij, al waren ze maar eenvou dige lieden, niet wisten hoe ze een gast moes ten behandelen? Eerst kreeg hij een kom metje koffie en een dik stuk koek en dan mocht hij mee naar het hooiland. De koffie vond Ju echter niet lekker, want tante Riek scheen suiker een overbodige weelde te vin den. Maar den koek liet hij zich best smaken. Toch bedankte hij voor een tweede stuk en ook voor een tweede kommetje koffie. Eindelij^ vertrokken ze en 't valt werkelijk allen van Schild en Vriend". En de Waal- sche vechtlustige studentjes, die het niet zonder sterk accent zeggen konden, bleven ditmaal buiten de deur. Te Bastogne, in het land van de Ourthe en der Ardennen, zouden groote waterwer ken gebouwd worden. De plannen waren voor uitvoering gereed, de noodige gelden waren aanwezig. Men wachtte nog slechts op de goedkeuring van het gemeentebe stuur. De beloften waren schoon, het ver doken dorp zou een belangrijk industrie centrum worden, want de te bouwen wa terwerken moesten aantoonen dat men water diende te benutten voor drijfkracht. Indien de proef te Bastogne gelukte, zou het ondernemend consortium tevens de al- gemeene concessie krijgen voor de Maas vallei. Deze particuliere voogdijschap be oogde vooral zich meester te maken over do in België uit te voeren rijkswerken en de op het Albert-kanaal in te richten sleepdiensten in handen te krijgen. De boeren van Bastogne dachten aan dat alles niet, maar als eerlijke menschen wil den zij toch weten met wie zij te doen had den, wie van het groot consortium deel uit maakten. Het was een illustre lijst van bankdirecteuren en industrie-koningen, die blijkbaar wisten hoe men ongemerkt baten der schatkist naar de banken kan doen verhuizen. Of het deze bedenking was, die de een- voudigen van Bastogne weigeren deed de terreinen voor de waterwerken af te staan, is ons onbekend, maar de weigering kwam klaar en duidelijk„geen meter grond aan het consortium"1, luidde het. Men zou het met geen pen te beschrijven hoe Jan genoot. Hij hielp oom het geurige hooi bijeen harken en zong onderwijl uit volle borst allerhande schoolliedjes, zooals „Sikkels blinken, sikkels klinken, Ruischend valt het graan J" en „Holland met zijn paarse hei, Holland met zijn.malsche wei, Met zijn vlakten van fluweel, Holland is een landjuweel I" Oom zei niet veel. Dat was zoo zijn ge woonte. Maar het snerken met zijn pijp be wees, dat hij danig in zijn schik was met zijn vroolijk gezelschap, en hij nam zich dan ook voor om zijn neef, die zich zoo sterk voelde aangetrokken tot het boerenleven, dezen dag bijzonder te verwennen. En dat werd Jan ook gedaan. Niet alleen door oom, maar ook door tante, die zich het zelfde had voorgenomen. Oom liet Jan de beesten voeren, iets wat hij tot nog toe al leen maar zich zelf had toevertrouwd; hij liet hem in zijn mooisten appelboom klim men om er de lekkerste vruchten uit te ha len, en tante bakte onderwijl eierbollen en sneed uit een perkje voor het huis de prach tigste bloemen om ze Jan mee te geven. (Slot volgt), Badkleèding voor de pop. Ga je in de vacantie soms naar zee Fijn, dan kun je diepe kuilen graven en hooge bergen maken met kijkgaten er in. Misschien mag je ook wel baden en in dit geval neem je maar eens je poppenkind mee. Heeft ze al een badpakje Niet Nu, dat is gauw ge noeg te maken. Je hebt er het been van een oude kous voor noodig en daarvan knip je een modelletje, zooals je op de teekening ziet aangegeven. Je zorgt natuurlijk eerst de maat te hebben genomen, want anders kom je be drogen uit. De rafelkantjes zoom je netjes om en het broekje naai je $icht. Aan de onmogelijk achten dat er nog ergens een hoekje op de wereld is, waar geen crisis tot werkverschaffing dwingt en goud niet als het hoogste goed beschouwd wordt. Zoo'n hoekje is Bastogne. „We zijn boeren, zei de burgemeester, wij bewerken het land en hebben geen industrie van noode. Het land in zijn natuurstaat hebben wij als erfdeel onzer vaderen en willen we ook aan onze zonen ongeschonden nalaten. Zoolang wij leven zullen de fabrieken het ons niet ont nemen." Het zeékanaalplan Antwerpen—Zeebrugge doet in België weer opgeld. Het is eigenlijk al eenige jaren oud en geprojecteerd door generaal De Selliers de Moranville. Zijn ontwerp voorziet in een kanaal van 80 KM. lengte, te graven parallel met de Schelde, dwars door Vlaanderen en breed en diep genoeg voor alle bestaande en in de toe komst te bouwen zeestoomers. Het Schelde- vraagstuk zou voor België, met den aanleg van een dergelijk kanaal, opgelost zijn. Als beginpunt is in het kanaalplan aan gewezen Calloo, aan de Schelde, negen KM. stroomafwaarts van Antwerpen. Het zou geen noemenswaardige bochten be schrijven en uitmonden in de Noordzee, tusschen Heyst en Zeebrugge. Het zou dus zeer dicht de grens van Zeeuwsch-Vlaan- deren volgen en geen enkelen voor België belangrijken verkeersweg afsnijden, met uit zondering bij Knocke, een kustdorp, dat er geheel door geïsoleerd zou worden. Op het geheele traject zou bruggenbouw vermeden worden. Het terrein tusschen Antwerpen en Zeebrugge is voor het graven van een dergelijk groot kanaal bijzonder schoudertjes maak je knoopjes en lusjes waarmee het badpakje gesloten kan worden. Van een oude leeren ceintuur van je zelf maak je een riempje, dat net om het mid deltje van de pop sluit. Misschien heb je er een klein gespje voor. Anders moet de cein tuur maar met een knoopje en een lusje ge sloten worden. Maar als je kindje baden gaat, moet het ook een badmantel hebben. Zoo'n mantel zorgt er voor, dat je lieveling geen kou vat als het uit de zee komt. Misschien heeft moe der wel een ouden gekleurden badhanddoek, waarvan een gedeelte nog heel goed is. Als je dan een reep badstof hebt, zoom je de rafelkanten eerst netjes om en daarna rijg je met een rijgnaald een koordje door de badstof, een paar centimeters van den kant af. Je trekt het koorje dan zoo aan, dat het manteltje met den opstaanden kraag net om het halsje van je kindje past. Met dit koordje kun je ook den badmantel dichtmaken. Het geschikt. Alleen tusschen Etekene en Sel» zaete zouden op twee plaatsen dijken weg- gegraven moeten worden, overigens is overal plat terrein. De kosten van aanleg zouden ruim drie milliard francs bedragen. Het plan—de Selliers de Moranville heeft iets van den Nieuwen Waterweg tusschen Hoek van Holland en Rotterdam. Maar dat kanaal heeft directe verbinding met de zee, zonder sluizen, ook is het, de natuurlijke rivierverbreedingen tusschen Delfshaven en Maassluis niet medegerekend, aanmerkelijk korter. Op een aan te leggen zeekanaal Antwer penZeebrugge zouden echter sluizen noo dig zijn. In maritieme kringen te Antwer pen ontmoet het ontwerp dan ook nog slechts weinig enthousiasme. De verkorting van den weg, op dien der Schelde, tot 80 KM. is weliswaar een belangrijke verbete ring, doch er zullen sluizen komen, die de vaart belemmeren. Voorts is er de reede te Zeebrugge, welke voor zeeschepen slechts toegankelijk is door de vaargeul Het Zand", zoo genoemd naar de verzandingen die daar, in 't Wielingengebied, voortdurend plaats hebben en welke een minstens zoo uitgebreid baggersysteem vorderen als thans op de Schelde noodig is. Daarbij komt nog dat de reede te Zeebrugge, bij noodweer, het binnenloopen bijna onmogelijk maakt. Financieel en maritiem biedt het ontwor pen zeekanaal weinig voordeelen op de goe de oude Schelde, maar uit politiek oogpunt beschouwd zou het België bevrijden van de Nederlandsche souvereiniteit over den zee weg naar Antwerpen. Het zou tevens de ver binding te land Gent—Ter Neuzen verbre ken, waaruit volgt dat de isolatie van verdere gedeelte laat je maar lor hangen, zoodat het windje gelegenheid heeft om met de slippen te spelen. Mijn olifant. Ik heb een mooien olifant. Het is zoo'n prachtig dier 't Beweegt zijn kop en lange slurf Heel statig en heel fier I Het tilt zijn logge pooten op, Loopt rustig en bedaard Door 't huis en zwaait zoc nu en dan Een beetje met zijn staart. Of 'k bang ben voor mijn olifant Denk dat maar niet, hoor zeg I Al zwaait hij hevig met zijn slurf, Toch loop ik vast niet weg Of hij mij kwaad doet als 'k hem aai Weineen, weineen, geen zier Want weet je, zeg, mijn olifant Is maar.... van bordpapier! Ijdeltuitje. Nettie was een jjdel meisje, Keek steeds in het spiegelglas, Had een nagelpolissoirtje Onder in haar boekentasch. Ook zat daar een poederdonsje Tusschen Tekenschriften in. Daarmee poederde zij ltijd Neusje, wangen en haar kin Nettie wou bekoorlijk wezen, Wou dat elk haar aardig vond, Dat men zei„Wat is die Nettie Mooi en lief en fijn en blond Dat wist ook een heel klein mugje. En dat vloog laatst op een nacht Naar Net's bedjo en streek neder Op haar neusje fijn en zacht t Kleine mugje deed daar daad'lijk Net als ieder mugje doet 'fc Stak in Nettie's roze huidje, Eerst heel zachtjes, toen verwoed, t Had dan ook aan ijdeltuitjes Ergen hekel, ja gewis, Stak ze daarom als zij sliepen, En geloof me, lang niet mis l Toen nu Net den and'ren morgen Daad'lijk in den spiegel keek, Werd ze heusch niet overdreven Als haar nachtjapon zoo bleek Neen maar, wat was dat voor monster, Dat daar in den spiegel stond, Met een neus zoo rood en vurig, Als een kaatsbal dik en rond Nettie huilde dikke tranen, Wilde niet naar school toe gaan, Want zij wilde en zij snikte Niet ten spot voor d'and'ren staan. Moeder trok haar echter naast zich En sprak„Luister eens, m'n kind, 'k Denk, dat wie het meent, je toch wel Mooi en lief en aardig vindt. 't Zit niet in een knap gezichtje, In een neusje mooi van lijn, t Zit niet in twee roze wangen, Die heel zacht en donzig zijn. 't Zit alleen maar in je hartje. Daardoor krijg je vrienden, kind. Alleen da&rdoor kun je maken, Dat men je bekoorlijk vindt a!)llllll]ltllll^^lilIll^lIll!ll]]]li)l)!ll]]lIlllt)tIlllll]Illllllll)]ll]lllll))lll]l]llllll))lllllllll]]lll!llllll])lll)lllllil)ll]]]llllllllll]]ll]lllll]]]l)llllllll]]]|]l]tlllllll]ll]Illllllll]lllll)lllllllll]lllllllll]lll, I Die slim-me moes! „Jan, wil jij e-ven naar den krui-de-nier vraagt moes. „Je moet stroop ha-len. Maar hij moet het in twee pot-ten doen. Zui je dat vra-gen „Ja moes," zegt Jan-tje. „Een half pond moet je heb-ben," 'drukt moes hem op het hart. Jan stapt de 'deur uit. Hij heeft in el-ke hand een lee-gen jam-pot. Maar va-der zegt te-gen moes„Het kon best in één pot. Een half pond is niet zoo veel l" „O dat weet ik welzegt moes. „Maar ik ken on-zen Jan. Hij 1 houdt veel van snoe-pen. En als hij een van zijn hand-jes vrij 'I heeft, likt hij vast al-le stroop op En nu kan dat nietWant nu i draagt hij in bei-.de hand-jes een p.ot-je met stroop

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1933 | | pagina 12