De Bondsdagen van het Ned, Jongelings-Verbond
FEUILLETON
De Twee Machten in het Leven.
7
op 24 en 25 Mei te Vlissingen-Middelburg.
De aankomst.
Woensdag en Donderdag werd te Vlissin-
gen en Middelburg de jaarlijksche vergade
ring gehouden van hot Ncd. Jongelings Ver
bond.
Uit alle deelen van ons land waren de
afgevaardigden der afdeelingen te Vlissingen
Woensdagmiddag samengekomen, waar
in het Grand Hotel „Britannia" te 12 uur
de ontvangst en begroeting der afgevaardig
den en leden plaats vond.
Van half 2 tot 4 uur werd daarna de
huishoudelijke Bondsvergadering gehouden.
Huishoudelijke vergadering.
De besprekingen in dezo vergadering be
troffen in hoofdzaak de jaarverslagen, welke
met enkele opmerkingen werden goedge
keurd, terwijl ook den penningmeester vol
ledige décharge word verleend.
Een woord van byzonderen dank werd ge
bracht aan den heer Tabak voor zijn groot
aandeel in het organiseeren der werkkam
pen voor werklooze Bondsleden, waarvan er
vijf zijn gehouden.
Voorts kwamen ook de Bondsorganen ter
sprake, terwijl van gedachten werd gewis
seld over de plaats waar de volgende Bonds
dag zal worden gehouden. Uitnoodigingen
waren ingekomen van Groningen en Utrecht.
Te 4 uur ging deze bijeenkomst over in
drie sectie-vergaderingen, waar resp. werd
gesproken door ds. D. Crommelin, zendings-
director, over „Hedendaagsche tegenstellin
gen in Ned.-Indië", den heer M. C. Fallentin
over „De aansluiting van het Jongens- op
het Jongemannenwerk" en door den heer
C Tabak over „Intensiveering van onzen
vereenigingsarbeid".
De boottocht.
Te ongeveer half zes werd van „Britannia"
afgemarcheerd naar de buitenhaven, voor
afgegaan door de padvindersband der C. J.
M. V.
Langs onzen fraaien Singelweg werd een
half uur later het doel dezer wandeling be
reikt een der mailbooten der maatschappij
„Zeeland", waarmede de leden van het Ver
bond met hun gasten een tocht langs de
Walchersche kust zouden maken.
De comfortabel ingerichte „Prinses Juli
ana", zoo juist uit Engeland teruggekeerd, en
voor dezen pleziertocht weer in gereedheid
gebracht, wachtte reeds haar gasten.
De inscheping had een vlot verloop. Fluks
werden de touwen losgegooid en na enkele
commando's van commandant Ree, werd dien
dag voor de tweede maal zee gekozen, thans
met ruim 800 passagiers en allen in de pret
tigste stemming.
Hoe werd genoten van het eenig mooie
panorama op Vlissingen meit zijn markante
punten. Na. „Britannia", van welks gevel,
evenals van de boot zelve, de vlag van het
N.J.V. woei, lokten de heerlijk blonde Wal
chersche duinen, met af en toe een blik op
de vriendelijk gelegen dorpjes.
Even voorbij Westkapelle werd gedraaid
en, in verband met het getij, werd nu meer
zeewaarts, de terugreis aanvaard.
Door de goede zorgen der regelings-com-
missie was voor alle reizigers in de keurige
salons der mailboot een broodmaaltijd met
koffie aangericht, die zich uitstekend liet
smaken, want de zeelucht maakt hongerig.
Precies op den vastgestelden tijd, acht urn-,
meerde de „Prinses Juliana" aan de ponton.
Zonder onderscheid was ieder verrukt over
den heerlijken boottocht die, begunstigd door
zonnig, helder weer, bij alle deelnemers stel
lig een onvergetelijken indruk zal hebben
achtergelaten.
Na het debarkeeren werd, voorafgegaan
door de padvindersband, langs Prins Hen-
drikweg en Aagje Dekenstraat, naar de St.
Jacobskerk gewandeld, waar om half negen de
Avondvergadering
zou plaats hebben.
Onder de bespeling van het fraaie orgel
door den heer Varel, was het ruime kerkge
bouw weldra met een groote schare bonds
leden en andere belangstellenden tot in de
uiterste hoeken gevuld.
Naar het Engelsch.
ze is blind. En dan moet ze veel ver
driet hebben gehad, zóó veel, dat ze zelfs
menschenschuw is geworden, naar ze zeggen.
Mr. Launcelot gaat en komt en die is hier
zeer bemindhij is altijd bereid, menschen
te helpen. Ze hebben hun kruis te dragen,
dat verzeker ik u. Maar het is hun schuld
niet en het zou een schande zijn om er hen
cp aan te zien, ofschoon ik toch weet, dat
sommigen dit doen."
Hij tikte aan zijn pet en met een vriende
lijk „goeden morgen" fietste Jocelyn verder.
Wat zou dat „kruis" zijn, waar de man op
doelde En wat beteekende dat„er hen
niet op aanzien"
Het grootste deel van den ochtend bracht
zij door met de bezienswaardigheden in het
oude stadje te bekijken. Misschien dat het
niet zoozeer de bekoring was van de legen
den, aan het paleis van den koning verbon
den, als wel belangstelling voor Huize Mer
lin, waar zij in deze omgeving altijd nog wat
van hoopte te hooren.
Zoo was zij bijvoorbeeld al te weten geko
men, dat het huis zoo heette omdat beweerd
verd, dat Merlin, de Toovenaar, die koning
Aïth&r itnmers zoozeer, ondersteund had b\j
Om half negen opende de bondsvoorzitter,
ds. P. Veen, de avondvergadering en verzocht
deze allen staande te zingen Lied 152 uit den
Bundel, waarna de heer H. Gordeau een rede
hield over„Om eigen taak, op eigen
plaats".
De heer Gordeau begon met te wijzen op
den goeden aanvang van dezen Bondsdag en
op den prachtigen boottocht, waarvoor hij de
regelings-commissie hartelijk dank bracht.
Vóór wb nu over gaan tot den bidstond,
wilde spreker een oogenblik stilstaan bij den
bewogen tijd, welken wij beleven, om daarna
te wijzen op de taak, welke het Ned. Jonge
lingsverbond in dezen tijd heeft te vervullen.
Het Verbond is de oudste jeugdorganisatie
in ons land en het is in den loop der jaren
dc critiek niet gespaard. Maar welk een ze
gen heeft het gebracht voor velen in den
strijd des levens.
Van alle kanten is aan het 80 jaar oude
Verbond geplukt en nog staat het aan cri
tiek bloot. Doch het Verbond is niet dood,
integendeel heeft het in dezen veelbewogen
tijd nog een groote taak te vervullen. Het
Verbond groeit nog steeds en telkens is het
noodzakelijk zich te bezinnen op de vraag,
welke is onze taak t h a ns. Deze is geheel
anders dan 80 jaar geleden. En het verstaan
van de teekenen der tijden is het beste be
wijs, dat het Verbond niet verstard is.
Spreker stond stil bij het maatschappelijk
wereldbeeld. Het is nu een zorgvolle tijd voor
velen onzer jonge mannen. De crisis en de
werkloosheid brengen veel moeite.
Spreker wees op het werk door het Ver
bond voor de jeugdige werkloozen verricht.
Vele oorzaken worden genoemd van deze
wereld-crisis, maar de vraag is, hoe komen
wij er onder uit. Hoe lang houdt de veeteelt,
de landbouw en de industrie het nog uit.
Groote tegenstellingen zijn erIn den
landbouw werkt men soms 84 uur per week
en in de industrie 4 of 3 dagen. Eenerzijds is
er overvloed van productie en anderzijds
is er gebrek. Er is een. angst-crisis, angst
voor de toekomst, angst voor morgen. Velen
brengt ze tot wanhoop, tot roekeloosheid en
zoekt men vergetelheid in spel en dans.
Deze crisis is in zijn diepsten grond een
geestelijke crisis. Angst voert tot wantrouwen
en dan komt de gang naar de dictatuur, naar
Iiitlerianisme, naar hyper-nationalisme.
De Christen heeft echter geleerd de wer
kelijkheid te zien en komt tot zelfinkeer
hij ziet zijn eigen zonde en schuld, en ook
dat ondanks algemeen kiesrecht, regeeren
niet ieders werk is en dat op allerlei confe
renties geen hoop is te bouwen. AUerwege
vraagt men, vooral de jeugd, inplaats van
gepraat, naar de daad.
Spreker wees op het communisme in Rus
land, het fascisme in Italië en 't nationaal-
socialisme in Duitschland. Hoe men hierover
ook denkt, men heeft er aandacht aan te
schenken. Men kan niet zeggen, dat het te
genwoordig een saaie tijd is, integendeel.
Vijftien jaar geleden was Lenin een opge
jaagde zwerver, sliep Mussolini uit armoede
onder een brug en was Hitier een onbekende
soldaat in de loopgravennu worden zij
door millioenen verheerlijkt.
Spreker bezag de vraag of ook het Chris
tendom een crisis beleeft. Dis is een benau
wende vraag. Wij zijn een Christelijk Ver
bond en ieder mag en moet dit weten. Wij
hebben in het verleden mannen gehad als
Luther en Calvijn, die steunend op den
Bijbel, niemand vreesden. Maar spreker
viaagthoe staan wü, jonge mannen tegen
over het Christendom? Is het verouderd,
zooals velen zeggen, of staat Jezus Christus
voor ons in het middelpunt, voor Wien na
men als Lenin, Mussolini enz. verbleeken.
Deze tijd legt groote verplichtingen op cms
en willen wij onze roeping getrouw vervul
len, dan moeten wij ook belijden onze schuld
aan den wereldnood, aan de zonden van ons
volk, doch in Christus' naam voortgearbeid
aan de schoone taak, door Gods genade ons
op de schouders gelegd, gedachtig aan het
woord van Bilderdyk„In 't verleden ligt
het heden, In het nu wat worden zal".
In het Verbond is plaats voor ieder, die
het handhaven van zijn macht, daar eens
gewoond moest hebben.
Zou die tooversfeer nog eenigszins om het
huis hangen, dacht zij. In ieder geval vond
zij het een eigenaardig samentreffen met
het vreemde, dat zeker in dien nacht in het
bewuste huis had plaats gehad.
Zij nam den middagtrein naar Hereford en
zoolang zij kon, stond zij nog uit te kijken
naar eenig spoor van het oude stadje. En
dien volgenden dag, terwijl zij ijverig aan
het pakken was voor de vele bezoeken, die
zij bij kennissen ging afleggen, moest zij nog
voortdurend denken aan haar avontuur en
aan haar gastheer.
Meer dan eens voelde zij het verlangen in
zich opkomen, om hem in een brief haar
dank te betuigenmaar nog veel meer
hoopte zij hem eens van dienst te kunnen
zijn en hem dus in daden te toonen, dat zy
hem steeds dankbaar bleef voor zijn vrien
delijkheid.
HOOFDSTUK VI.
„Knipt u het flanel, of scheurt u het
„Ik scheur het, kindje. En in 's hemels
naam, bewaar dien zelfkant, want die is
gcud waard. Ik weet niet precies, wat onze
moedertjes er mee doen, maar ze zijn met
den zelfkant haast even blij als met het
flanel zelve."
Eenige minuten lang werd er geen ander
geluld vernomen dan het scheuren van fla
nel en het knippen "an ongebleekt katoen.
De dames zaten onder den groeten' cecUi
den naam van Jezus belijdt, en wij willen
het zwakke helpen, doch al ons werk moet
geschieden tot eer van God.
Hierna werd door den voorzitter een door
het bondsbestuur opgestelde, verklaring voor
gelezen, en gaf deze hierover nog enkele
practische wenken voor het verenigings
leven.
Door op te staan van hun zitplaatsen be
tuigden de aanwezigen hun instemming met
deze verklaring.
De bidstond.
De avond werd tenslotte besloten met een
bidstond, onder leiding van den heer C. Ta
bak, afgewisseld door gemeenschappelijk
zingen, het lezen van enkele Schriftgedeelten
eu gebed voor den Wereldbond van het N.
J. V., voor de bestuurders en leiders van het
werk en voor den vereenigingsarbeid.
Geëindigd werd met het zingen van
„Dankt, dankt nu allen God" en gebed door
den leider.
De tweede dag.
De tweede dag ving te half negen aan met
een godsdienstoefening in de Groote Kerk,
waarin voorging ds. D. J. Vossers, plaatselijk
predikant.
Na het votum en introitus zong de groote
schare Psalm 47 1 en 3 en gebed, koos ds.
Vossers tot tekstLukas 24 25 „En zij
aanbaden Hem, en keerden weder naar Je-,
ruzalem met groote blijdschap", met als on
derwerp „De kracht der aanbidding"
Jezus groot zien, dit geeft troost en kracht
in het leven. Het zien op Jezus hebben onze
jongeren meer dan ooit noodig in dezen
woeligen tijd met zijn vele vragen.
Jezus groot zien geeft ook jnoed om het
leven te aanvaarden. De discipelen keerden
terug naar het Jeruzalem hunner dagen,
met blijdschap, en zoo moet ook de gemeente
haar roeping vervullen in de wereld. Bij ve
len schijnt er voor Jezus geen plaats meer
te zijn, doch de taak der gemeente is ge
trouw te zijn in het getuigen. Van de aan
bidding aan den arbeid. Jezus gaat met ons
en Hij is de sterke Held door God ons ge
geven.
Na dankgebed werd gezamenlijk staande
gezongen Gezang 3 5.
Algemeene vergadering.
Te tien uur ving de algemeene vergade
ring aan, welke werd bijgewoond door den
Commissaris der Koningin, jhr. mr. Quarles
van Ufford, den burgemeester, den heer C.
A. van Woelderen en den heer P. G. Laernoes
als vertegenwoordiger van den Ned. Militai
ren Bond (de beide laatste heeren hadden
ook de godsdienstoefening bijgewoond).
De vergadering werd geopend door den
bondsvoorzitter, ds. P. Veen met gebed, en
werd gemeenschappelijk gezongen „Lof zy
den Heer", waarna gelezen werd Efeze 2 en
staande aangehoord de Geloofsbelijdenis.
Allereerst verkreeg het woord de voorzit
ter der regelings-commissie, die namens heel
Zeeland de afgevaardigden uit het land wel
kom heette. Het is 43 jaar geleden dat in
Zeeland een bondsvergadering werd gehou
den. Dit was in 1890 te Goes, waar 28 af
deelingen vergaderd waren. Thans zyn er
ruim 300, bewijs van den grooten groei van
het Verbond.
In zeker opzicht was deze Bonsdag een
proef, die nu reeds als geslaagd mag worden
beschouwd. Spreker heeft den indruk ge
kregen, dat het bijeenkomen in Zeeland wel
meevalt.
Hij bracht dank aan de vele ingezetenen,
die deze dagen gasten herbergen en aan
kerkvoogden voor het afstaan van dit kerk
gebouw.
Geve deze Bondsdag een rijken zegen en
een ruimen blik op Gods Koninkrijk, even
ruim als een blik op de uitgestrekte akkers
en velden van ons mooie Zeeland.
De bondsvoorzitter bracht hartelijk dank
aan de regelings-commissie, die zoo keurig
voor alles heeft gezorgd en sprak woorden
van welkom tot den Commissaris der Ko
ningin en den burgemeester van Vlissingen.
Vele telegrammen zijn binnengekomen, die
hij nu niet zal voorlezen, doch bijzonder
hartelijk begroette spreker de afgevaardigden
van den Vlaamschen Jongemannen Bond
uit België.
in den gezelligen tuin van de pastorie. Het
grasperk leek één smaragdgroene lap fluweel
en heel de voor- en achtertuin was evenzeer
onderhouden.
Mrs. Muncaster was een dame van mid
delbaren leeftijd, dus wel een halve genera
tie ouder dan Jocelynmaar toch waren zy
beiden groote vriendinnen. Toen Jocelyns
ouders nog leefden, waren ze altijd heel
vriendelijk geweest voor miss Trafford, die
later met een dominee was getrouwd. In die
dagen was Jocelyn nog maar een klein ding
geweest, maar de vriendschap was blijven
voortbestaan en het jonge meisje koesterde
een warme genegenheid voor de goedhartige
domineesvrouw.
De dames waren nu bezig cm kleeding-
stukken te knippen voor den Moeder-mid
dag, waarop Jocelyn dan de taak vervulde,
om voor te lezen.
Zij genoot van die eigenaardige bijeen
komsten: 's zomers in den achtertuin van
de pastorie, 's winters, of met slecht weer, In
het schoolgebouw. Ze had zoo dikwijls bij de
Muncasters gelogeerd, dat ze de vrouwtjes
had leeren kennen en geheel kon meeleven
met haar vreugden en droefheden.
Uiterst dankbaar waren ze haar dan ook
altijd voor het voorlezen van zeer eenvoudige
verhalen, terwijl zijzelven intusschen ijverig
voortwerkfcen aan haar babykleertjes en af
en toe verkwikt werden met een geurig
kopje thee.
Het leven in de pastorie van Befford was
u U-ist kalm en vreedzaam: vol aangename
Rede Bondsvoorzitter.
Hierna sprak ds. Veen de Bondsrede uit,
waaraan wij het volgende ontleenen
„Inderdaad is er stof tot verwondering.'
Zoo begint het jaarverslag en zoo wil ook
ik aanvangen. Stof tot verwonderingen ook
stof tot dankbaarheid. In het afgeloopen
jaar werd het Verbond rijk gezegend en was
het ook velen tot zegen. Onze crisis-arbeid
ten bate van de werkloozen, het werk van
onze secretarissen, onze Bondsuitgaven, onze
werkvergaderingen en provinciale Bonds
dagen zijn daarvoor enkele bewijzen.
Op dezen 80sten Bondsdag willen wij ons
nog eens bezinnen op de historie van ons
Bondswerk. Die geschiedenis getuigt van
groei, maar daarom natuurlijk ook van
stoornissen en vergroeiingen, doch is noch
tans, ondanks vele fouten, ook een getuigenis
van Gods bemoeienis met onzen arbeid.
Het verleden komt met roepstemmen en
waarschuwingen. Gunner Engberg, een
Deensche C.J.M.V.-secretaris en dr. John
Mott, de voorzitter van den Wereldbond,
publiceerden juist dezer dagen in artikel en
brief, dat onze C.J.M.V. was, maar ook nog
altijd moet zijn een terrein van geestelijken
arbeid. Het waren eenmaal de kleine groe
pen van toegewijde, geloovige jonge mannen,
die zich hun verantwoordelijkheid tegenover
hun makkers bewust waren geworden. Men
dacht nog niet aan de beoefening van sport,
aan bijzondere verzorging van clublokalen.
Dat eenvoudige, spontane, echt Christe
lijke werk verliep echter hier en daar in het
besloten, enge kringetje. Dat was bedenke
lijk. Want kracht kan alleen maar bewaard
worden, als deze geregeld wordt gebruikt.
Later meende men, dat de groote C.J.M.V.
met haar gebouw en haar vele afdeelingen,
met haar zwembad en sportveld, de zen-
dingstaak zou kunnen overnemen. Dit werd
een zware strijd, geestelijk en materieel.
Zoo kennen wij het zgn. Germaansche en
het Angelsaksische type van hetC.J.M.V.-
werk, elk met zijn licht- en schaduwzijden.
Zoo ging het in de wereld, zoo ging het
ongeveer ook in ons land. Ook daar was de
opzet in orde, maar ook daar zag men niet
veel anders dan de vele, kleine, gesloten
kringen, met een diep geestelijken inslag,
maar ook met een zekere zelfgenoegzaam
heid. Medeleven en medewerking van bui
tenstaanders, zelfs van mede-Christenen,
ontbrak volkomen.
Langzaam aan kwam ook bij ons een ken
tering. Gymnastiekclubs, fanfarekorpsen,
knapenvereenigingen werden opgericht.
In 1891 bezocht een Amerikaansch predi
kant, dr. John van Burk, ons vaderland. Hij
gaf een krachtigen stoot tot wijziging van de
methode. Omstreeks 1905 komt de kwestie
van werkende en niet-werkende leden ter
sprake in de vereemgingen. Dat was het
onderscheid tusschen de eigenlijke kern der
vereeniging en de belangstellende leden, die
van het eigen doel der vereeniging nog ver
der staan.
Nog enkele jaren later gaan wij ons als
Verbond bezinnen op de vraag wat wy doen
moeten voor de jongemannen in de indus
trie-centra. En al breeder greep onze orga
nisatie als Verbond en als plaatselijke af-
cieeling om zich heen. De geschiedenis heeft
ons geleerdniet opsluiten, maar ook niet
zoo ruim zijn, dat wij van ons beginsel zou
den losraken.
Hoe deze les echter in praktijk gebracht
moet worden, is niet eenvoudig te beant
woorden. Hier misschien door het stichten
van een centraal gebouw, elders door het
stichten van kleinere clubgebouwen. Maar
hoe wij organisatorisch onzen arbeid ook
aanvatten zullen, niemand onzer zal mogen
vergeten, dat de bronnen, waarmee wij een
woestijn willen drenken, verdiept en verbreed
moeten worden.
Want ons Bondsdevies blijft ongewijzigd
het Evangelie van Jezus Christus een kracht
Gods tot zaligheid, ook onze kracht. De
kracht van Hem, die beloofd heeft„Zie ik
maak alle dingen nieuw".
Na deze kernachtige rede werd door allen
staande het laatste couplet van het Bonds
lied gezongen.
Toespraak Commissaris der Koningin.
Hierna nam de Commissaris der Koningin
het woord, die allen, speciaal die van buiten
Zeeland, hartelijk welkom heette en zijn
zorgen en plichten. Dikwijls leek het Jocelyn,
die nu al drie jaren zonder tehuis was ge
weest, dat niemand zulk een heerlijk huise
lijk leven kon hebben dan Adele. Haar ma a
en zij hadden dezelfde levensopvattingom
in den rechten zin des woords de gemeente
te „dienen"de dorpelingen steeds bij ce
staan in hun moeilijkheden en met sympa
thie te deelen in hun vreugden.
Jocelyn had al die drie jaren rondgezwor
ven; sinds den dood van haar ouders toch
was het huishouden opgebroken en had zij
cu eens bij de eene, dan bij de andere fami
lie gelogeerd, vrij als een vogel in de lucht,
om te gaan en te blijven, waar zij wilde. Ze
was meerderjarig, dus een voogd had zij niet
noodig.
In het eerst had zij genoten van die groote
vrijheid, maar nu kreeg zij gevoel van on
voldaanheid over zich, dat zij zoo in het ge
heel geen doel in het leven hadgeen
plichtengeen verantwoordelijkheden.
En het liefst logeerde zij eenigen tjjd bij
de Muncasters, omdat zij daar altijd zoozeer
genoot van een echt „huiselijk" leven niet
verplicht was steeds mee uit te gaan naar
schouwburgen en concerten of „avondjes'
hier en daar, by kennissen van kennissen
By de Muncasters kreeg zy altijd het gevoel,
of zy toch nog wel iets presteeren kon voor
anderen en met grooten ijver werkte zy dan
ook a "yd mee aan het welslagen van de
Moeder-middagen en bazaars, die zoo veel
vuldig voorkwamen in de pastorie.
„Het zal my benieuwen, of de theeketel ai
vreugde er over uitsprak dait voor deze ver
gadering Zeeland gekozen is.
Spreker sympathiseert zeer met het stre
ven van het Verbond, bovenal omdat dit een
geestelyk doel heeft en jonge menschen wil
opvoeden tot goede burgers voor kerk en
maatschappij.
Niet alleen heerscht er een crisis op eco
nomisch gebied, doch ook op geestelyk ter
rein er is een overheersching van het
egoïsme, inplaats van een vragen naar het
„Heer, wat wilt Gy, dat ik doen zal".
Het is door het beginsel der naastenliefde
dat het Ned. Jongelings Verbond zyn schoone
taak voortzet en ook het goede tracht te
zoeken voor zoovele jeugdigen, die den druk
der tyden gevoelen. Sprekers hart gaat naar
deze jonge menschen uit en hij hoopt dat zy
uit het geloof kracht mogen ontvangen.
Spreker uit de beste wenschen voor den
geestelijken bloei van het Verbond.
Toespraak Burgemeester van Vlissingen.
Vervolgens sprak de burgemeester van
Vlissingen, die allen harteiyk welkom heette
in deze stad. Hy hoopt niet alleen op een
rijken zegen, die van deze bondsvergadering
mag uitgaan, doch ook dat allen, waarvan
velen van verre gekomen zyn, de beste en
aangenaamste herinneringen mogen mede-
nemen aan Vlissingen en onze mooie om
geving.
Spreker wees er op, dat het leven veel
strijd geeft, vooral ook in onzen tyd op so
ciaal terrein, door de groote werkloosheid,
en spreker brengt hulde aan het vele werk
dat door het Verbond en de afdeelingen ook
in dezen wordt gedaan.
Spreker hoopt, dat ook in de toekomst het
Verbond aan zyn grootsche roeping getrouw
zal blyven.
Toespraak Scholten
Door een oud-bondslid, den heer Scholten,
werd een opwekkend woord tot de vergade
ring gericht en wees deze op den grooten
zegen van het Verbond uitgegaan, terwijl hij
de oud-leden opwekte lid te worden van het
„Verbond van oud-leden". Deze leven met
het Verbond mee en als bewys hiervan over
handigde hy den bondsvoorzitter een be
langrijke gift, door oud-leden bijeengebracht
voor het werk onder de jeugd.
De voorzitter heette nog welkom het oud-
bondsbestuurslid, den heer Quarles, „die naar
Vlissingen was komen vliegen".
De verschillende toespraken werden door
de talrijke aanwezigen met geestdriftig ap
plaus begroet.
Nadat staande gezongen was „Grypt toch
de kansen, door God u gegeven", werd de
vergadering geschorst tot des middags half
twee.
Zooals wij reeds gemeld hebben vond des
morgens een verdienstelyke carillon-bespe
ling op den St. Jacobstoren plaats door on
zen stadgenoot, den heer Kwist, lid der
plaatselyke af deeling der C.J.M.V.
Aan de lunch in „Britannia" werden nog
verschillende toespraken gehouden, o.a. door
ds. C. F. Nolte, Evang. Luth. predikant te
Middelburg, den heer M. Laernoes als presi
dent der Ned. Herv. gemeente alhier en dooi
den heer P. G. Laernoes als vertegenwoordi
ger van den Ned. Militairen Bond.
De middagvergadering.
De middagvergadering stond onder leiding
van den heer ir. F. Sprey, en werd geopend
met het staande zingen van „De Heer is
God en niemand meer", waarna dr. G. P. van
Itterson van 's -Gravenhage sprak over
„Jezus Christus, de Redder der wereld".
Rede Dr. Itterson.
Spreker wees op de groote spanning, waar
in de wereld verkeert. Verschillende vraag
stukken dringen zich op den voorgrond.
Daar is het vredesvraagstukWelk een af
schuw verwekte niet de wereldoorlog, maar
angstig vraagt men zich af wat een komen
de oorlog, met zyn moderne, gruwelyke oor
logsuitvindingen, brengen zal. Wij zien dan
^"kwaliteiten.
381—^
gerepareerd is", zei mrs. Muncaster ineens.
„De theeketel?"
Jocelyn schrikte wakker uit haar droome-
ryen. Alweer had zy voor haar geestesoog
gezien den statigen gevel van Huize Merlin
en had zy een vriendeiyke stem gehoord, die
haar noodde, binnen te gaan.
„Ja, de groote theeketel. Weet je niet meer
dat die Dinsdag lekte Ik herinner my niet,
ol ik Sara wel heb gezegd, dat zy er op
letten zou en wy hebben geen enkelen an
deren zoo grooten theepot."
„O, maar dan kunnen wy wel een paar
gewone keukentrekpotten nemen en in ploe
gen thee bedienen. Ik beloof je, dat ik ze wel
zaA zoet houden met myn voorlezen
„Mijn hemel, Jocelyn, dan heb je tegen
het eind geen stem meer. O, wat is er,
Sara
„Neem my niet kwaiyk, madam, maar
Giles Stoke z'n koe is half gestikt in een
knolraapof u daar geen raad op weet
„Arm dierWacht, ik kom al, Sara
In der haast liet mrs. Muncaster het flanel
op den grond vallen en Jocelyn raapte het
vlug op en legde het op een zy tafeltje. On
willekeurig viel zoo haar oog op een exem
plaar van de „Herald" en bij wijze van tijd
verdrijf keek zy het blad eens in. Zy was op
het punt het weer neer te leggen, toen de
naam „Merlin" haar trof.
vervolgd.)