MERCURIUS HAVERMOUT c ZJ £en japon oan oerleden jaar. BURGERLIJKE STAND CENT PER PONDSPAK NEDERLANDSCH FABRIKAAT In hoeverre en hoeveel schade de nacht vorsten tot op heden hebben gedaan, is nog moeilijk te overzien. Weliswaar zal de schade vooral aan perzik en andere vroeg bloeiende soorten niet wei nig zijn, en op verschillende plaatsen is ge bleken, dat een derde der bloeiknoppen zwart waren, dus niet tot hun recht komen. Indien het evenwel niet meer dan één derde van het aantal bloemknoppen is, dan behoeven we ons zelf nog niet ongerust te maken en zal er nog voldoende kunnen over blijven. De bloei van alle boomen was zoo rijk, dat werkelijk een deel door bevriezing verloren nog niet zoo heel erg is. Bovendien zijn alle bloemen niet tegelijk open gefeest, zoodat de kans groot is ge weest dat vele bloesems den dans hebben ontsprongen. Mocht het dus meevallen en die kans is gioot, dan zal het naar wij hopen, blijken dat er nog voldoende vruchten 'gezet zijn het zal goed zijn, door zomerbemesting de boomen wat te ondersteunen, zoodat het, zij het dan misschien beperkt aantal vruchten zich flink zal kunnen ontwikkelen. RECHTSZAKEN Vee op schandelijke wijze in de weide geslacht. De 31-jarige schilder C. H. W., de 31-jarige houten-scheepsmaker W."H. en de 27-jarige huisschilder C. de H., allen gedetineerd, had den zich voor de rechtbank te Rotterdam te verantwoorden, voor drie feiten van diefstal van vee of vleesch. Zij bekenden er herhaal delijk in de buurt van Charlois en IJselmon- de op uit te zijn gegaan om 's nachts vee dan te vallen en in stukken te snijden. Den eersten keer hadden zij in den nacht van 3 op 4 Maart onder IJselmonde een kalf te pakken gekregen, dat toebehoorde aan J. van G. De H. had een broodmes bij zich en zou het dier slachten. Het was de bedoeling om het vleesch mee te nemen. De slachting, die in den boomgaard moest geschieden, gelukte aanvankelijk niet. De H. stak mis en het kalf rende, zwaar gewond, in een sloot. Het bloedende beest werd er uitgetrokken en opnieuw onder han den genomen. Na veel moeite was het dood en kon het worden gevild, waarna de stukken vleesch er af werden gesneden. Na dien eersten keer hadden de drie vrien den den slag te pakken. Toen zij er veertien dagen later weer op uit gingen, verliep de slachting van een schaap, fcoebehoorend aan H. V. te IJselmonde, veel vlotter. Weer veer tien dagen later onthalsden zij in den boom gaard van P. J. B. te Charlois een hokkeling en stalen er het vleesch van. De H. voerde het wpord voor zijn medever dachten. Hij had bij het slachten de hoofdrol gespeeld, omdat hij wel eens meer op het platteland dergelijke werkzaamheden had gadegeslagen. Hij ontkende, dat het de bedoe ling was geweest, het vleesch te verkoopen. Het vleesch namen zij mee naar huis en aten het in eigen kring op. Zij waren alle drie werkloos en konden met hun gezinnen van het steungeld niet rondkomen. Daarom voor zagen zij zich op de hierboven geschetste wijze van vleesch. Tegen ieder der verdachten eischte het O.M. l/2 jaar gevangenisstraf. LUCHTVAART K.UVL Luchtreisgids 1933. In afwijking van vorige jaren is de Luchtreisgids van het 14e dienstjaar der K.L.M. verschenen in den vorm van een volledig handboekje, waarin men naast geïl lustreerde beschrijvingen van alle onderdee- len van het KL.M.-bedrijf, de volledige in lichtingen over de binnen- en buitenland- sche luchtlijnen en alle tarieven voor het vervoer van personen, goederen en post aantreft. Afzonderlijke hoofdstukken zijn gewijd aan de luchtvloot, de vliegvelden, de Indië-route, rondvluchten en den luchtpostdienst. De dienstregeling van 1 Mei—31 Augustus be vindt zich los achterin en kan dus bij den aanvang van den herfst-, winter- en voor- jaardienst telkens vervangen worden. Een alphabetische bladwijzer vergemakkelijkt het gebruik van den reeds tot een omvang van 108 bladzijden toegenomen Luchtreisgids, die Ik moet uitkomen. „Ik moet uitkomen" door J. Polak- Kiek. Uitg. „De Spieghel", Amster dam„Het Kompas", Mechelen. Huishouden dat was vroeger huishouden en meer niét. Een man had er geen verstand van, want zooiets achtte hij ver beneden zijn waardigheid, en van iedere vrouw werd verondersteld, dat als ze een zekeren leeftijd had bereikt, zij er volkomen capabel voor was. Een meisje, dat ging trouwen, achtte men geheel voor haar taak van huisvrouw berekend en het meisje zelf maakte zich niet de minste zorgen omtrent haar aanstaande bezigheden. Totdat zij er middenin zat en ontdekte, dat'alles toch niet van zoo'n leien dakje ging als ze eerst wel had gemeend. Had ze energie, dan probeerde ze met alle macht orde in den chaos te brengen en een eigen systeem van huishouden uit te vinden. Miste ze echter ieder initiatief, dan modderde ze maar zoo'n beetje voort, in voortdurende hoop, dat alles nog wel goed terecht zou komen. Zoo hebben onze moeders, grootmoeders en overgrootmoeders het huishouden geleerd. Zoo hebben velen onzer moeten leeren huishouden. Zoo tobben ook nu nog honder den nieuwbakken mevrouwtjes tot wanhoop van zich zelf en die van hun echtgenoot, die als hij al even kortzichtig is opgevoed als zijn vrouw, natuurlijk altijd klaar staat met schampere opmerkingen van een soort als „Welke vrouw kan er nu nog niet een huis houding doen van twee menschenen „Huishouden is waarachtig toch zoo'n hek sentoer niet Dat onze voormoeders, onze moeders en mogelijk ook de ouderen onder ons door schade en schande wijs moeten worden (er waren er ook, die het ondanks schade en schande nóóit werden)kunnen we betreuren, maar het was toen niet anders. Dat jonge vrouwen van dezen tijd maar lukraak gaan huishouden en dan eu gauw met de handen in 't haar zitten, is echter onvergetelijk, want al sinds jaren is komen vast te staan, dat de huishouding niet is een groepje bezig heden, die door iedereen kunnen worden uitgevoerd, maar een belangrijk bedrijf, waarvan vele dingen afhangen en die alleen naar vensch kunnen uitkomen als het bedrijf goed georganiseerd is. Behalve dat Huishoud- en Industriescholen den jongen vrouwen een basis geven, waarmee zy zich veilig in een huishouding kunnen wagen, wordt er den laatsten tijd getracht ook op andere wijze de vrouw te doordringen van de waardevolle beteekenis van een goed georganiseerd, wetenschappelijk geleid huis- houdbedrijf. De op schrift gestelde studies van Christine Frederick, Paulette Beraège en Dr. Erna Meyer, die we kunnen beschouwen als pioniersters op dit gebied, zijn ook tot ons land doorgedrongenhet Nederlandsche In stituut voor Efficiency heeft een studiegroep ingesteld voor Woning, Woninginrichting en Huishoudinger worden lezingen gehouden over „Efficiency in de huishouding", over „Rationeel huishouden", over „Verspilling van energie bij de huisvrouwen" en onderwerpen van gelijke strekking treffen we aan in or ganen, die in de eerste plaats in handen van huisvrouwen komen. „Ik moet uitkomen" kunnen we beschouwen ads eveneens een poging om de vrouw te brengen tot zakelijk-doordachtendoelbewus- ten huishoudeiyken arbeid. Het is een popu lair geschreven werkje en dit is misschien het beste wat er van een boek op dit gebied gezegd kan worden, want het is in de eerste plaats de vrouw met bescheiden middelen, die weten moet op welke wijze zij haar ener gie, geld en tijd het doelmatigst kan be steden. De schrijfster heeft als uitgangspunt voor haar onderwerpen de „begrooting" ge kozen, „daar", zooals zij in een inleidend woord zegt, „het voor de huishouding, als voor ieder ander bedrijf, een eisch van goed financieel beheer is, te zorgen, dat de uit gaven in evenwicht zijn met de inkomsten." Aan de hand van het voor ieder onderdeel van de huishouding uitgetrokken bedrag, gaat de schrijfster dan na hoe hiermee het grootste effect bereikt kan worden. We treffen als „onderdeelen" aanvoeding, kleeding, huis vesting, ontwikkeling, dokter, apotheker, ont spanning, sparen, verzekeringen, terwijl nog eenige hoofdstukken zijn gewijd aan inkoop- en betalingsystemen, boekhouding, rechten en verplichtingen van de huisvrouw ten op zichte van derden. Een voortreffelijk boek, dat wij in handen wensche.*. van vele huisvrouwen en aan- Onder redactie van TRUUS EYGENHUYSEN. staande huisvrouwen, tot voordeel van zich zelf en hun gezin. Eén ding moet ons echter van 't hart. Waarom zegt de schrijfster bij de bespreking der woningindeeling „Zoo is voor de kinde ren geen afzonderlijke speelkamer noodig, maar wel in de huiskamer een speelhoek." Wanneer er geen andere riemen zijn, dan moeten we maar roeien met die, welke we tot onze beschikking hebben. Maar als stel regel mogen we toch wel aannemen, dat een speelkamer in iedere woning (en misschien wel het meest in de goedkoope) een dringen de noodzakelijkheid is, opdat het kind (dat als het op een hoekje is aangewezen toch niet in dat hoekje blijft), zich in den waren zin van het woord kan ontspannen zonder door geboden en verboden aan banden te worden gelegd. Moderne kinderen. Ze waren nu groot genoeg om zonder moeder een poosje uit logeeren te gaan en de kinderlooze tante had zich voorgenomen het de neefjes zoo gezellig mogelijk te maken. Voor elkeri dag, die ze bij haar zouden door brengen, had ze een programma opgesteld en zóó verheugde ze zich op de uitvoering er van, dat ze de komst van de kinderen met ongeduld verbeidde. Eindelijk was het dan zoo ver. Ze haalde de jongens natuurlijk van het station en terwijl ze naar huis wandelden, vertelde ze al een en ander van de plannen, die ze had gemaakt. „Enne.en Maandag, als 't dan mooi weer is, gaan we picniccen. Dan krijgen jullie ieder een rugzak om, waarin we allerlei fijne dingen hebben gestoptbelegen boter hammen, koekjes, vruchten, limonade.... En Dinsdag wou ik met jullie naar den speeltuin gaan. We hebben hier een heerlijken speel tuin, hoor, met wippen en schommels en glij banen.... Daar zul je van staan te kijken En Woensdag...." Zoo sprak tante maar voort. Maar wat ze verwacht had, gebeurde niet. Er volgden geen verrukte uitroepen, geen „Ha, wat fijnen geen „Gaan we daar heusch allemaal naar toe, tante Het was wel een klein beetje een teleurstelling, maar tante zette zich er over heen met de gedachte, dat de neefjes wel wat verlegen zouden zijn, dat ze in hun hart zich natuurlijk verheugden op wat ze te wachten stond, maar zich nog te weinig thuis voelden en nog te veel moeder's waarschuwing zich „kalm en netjes te gedragen" in de ooren hadden om zich spontaan te uiten. Opeens een schreeuw van Wim „Kijk, kijk LuukEen Duitsche wagenI X staat er op 1" „Waar? Waar?" „DaarDie grijzeNaast dat vier- cylindertje „Die Nash?" „Ja! Kijk, hij zwenkt net den hoek om. Jammer De spanning, die tante in de beide jongens had waargenomen, was geweken. Het enthou siasme, waarmee ze de auto gevolgd hadden, was kort maar hevig geweest. Tante pro beerde dit enthousiasme weer op te wekken, nu voor haar plannen, die ze stil genietend gesmeed had. „Weten jullie wat we ook eens zullen doen Naar den dierentuin gaan." Tante wachtte. Maar de stilte, die na haar woorden was ingetreden, werd niet verbroken. „Zijn jullie al eens in een dierentuin ge weest „Neen tante." Het klonk rustte en vlak. „Vinden jullie het prettig om er naar toe te gaan?" „Ja tante", van den een. „Ja tante," van den ander. Meer niet. Tante begon een beetje wan hopig te worden, ook een beetje nerveus, en schichtig viel ze uit„Pas toch op, jongen Daar had zoo'n ellendige Ford je bijna aan gereden Waarop twee verontwaardigde stemmen met vuur uitbarstten: „Een Ford? 't is nota- bene een Hudson Kijkt u maar Toch begreep tante, dat de kinderen van 1933 heel andere kinderen waren dan zü en haar broers in hun jeugd waren geweest. Cake bakken. „Cake bakken is doodgemakkelijk l" heet het. Maar ondertusschen mislukken er heel wat van deze bakselsniet één keer, maar zelfs vele malen. En dan rijst de vraag „Hoe moet men nu eigenlijk precies te werk gaan In het tijdschrift „De Huishouding" geeft mejuffrouw H. M. S. J. de Holl een zakelijke en duidelijke uiteenzetting van wat er moet gebeuren als de huisvrouw cake wil bakken. De schrijfster begint met een grondrecept te geven, waarop door toevoeging van rozijnen, geconfijte vruchten, gember e.d. verschillen de variaties bedacht kunnen worden. Het grondrecept luidt„Ge kunt als vast uitgangspunt de hoeveelheid bloem nemen, bijv. f2 K.G. (500 gram) met f4 thee lepel tafelzout en 1 theelepel bak- of gist- poeder. Daartegenover kunt ge dan stellen als minimum hoeveelheid van boter (of mar garine) en suiker elk y4 K.G. en 2 eieren. De hoeveelheid melk of ander vocht doet ge op het oog erbij. Margarine of boter maakt geen verschil in resultaat, behalve voor zoo ver dit den smaak betreft. Op de basis van bovenstaande verhouding kunt ge de hoeveel heden der ingrediënten opvoeren tot de zoo genaamde pondsevenredigheid, d.i. tegenover f2 K.G. bloem Za theelepel tafelzout, 1 thee lepel bakpoeder, ook 1/2 KG- boter, y2 K.G. suiker, i/2 K.G. eieren. Voor de laatste rekent ge dan globaal het aantal van acht. Als geur kunt ge vanille of geraspte citroenschil ne men. Het schijnt echter, dat door de samen werking van vanille en eieren, na eenige da gen bewaren, bij sommige daarvoor gevoelige personen lichte vergiftigingsverschijnselen veroorzaken, reden waarom velen dit geur- middel liever vermijden." De bereiding zet mejuffrouw de Holl in zes punten uiteen 1. Neem eerst het cakeblik onder handen. Dit kan rond ziju of den vorm van een broodblik hebben. Ze zijn er van wit blik, van gemoffeld plaatijzer, van vuurvast glas. Dit laatste heeft het voordeel, dat ge onder het bakken ook de kleur der buitenkanten op zij en van onderen kuit controleeren. In alle gevallen prepareert ge den vorm op dezelfde manier, d.w.z. van binnen bestrijken met vloeibaar vet, waarin geen zout voorkomt, dus slaolie, spekvet, reuzel en dergelijke, vervol gens bepoederen met gezeefde bloem, waar na ge door kloppen aan den buitenkant alle overtollige bloem weer verwijdert. Dit bepoe deren laat ge na als ge den vorm met papier bekleedt. Een eigenaardigheid van de cake is, dat zij boven den rand van het blik op rijst, hooger naarmate er meer eieren in zijn, waarbij de bovenkant gewoonlijk barst. Voor dit rijzen kunt ge den vorm met dun perka mentpapier bekleeden. Daarvoor teekent ge op het papier eerst de groote af voor den Wat doen we daarmee? Wel, als de stof nog mooi en gaaf is, geven we er een modern toetsje aan en ze kan nog best een tijdje mee. Maar dat toetsje.... Juist, daar gaat het om. Natuurlijk zijn er verschillende, maar we willen ons hier tot één bepalen en wel tot den zoogenaamden uoetsierskraag, die zeer geliefd is en doet denken aan de bekoorlijke Biedermeiermode. Zoo'n koetsierskraag bestaat uit drie „lagen", die ieder var een andere kleur zijn, waardoor het geheel iets levendigs en in teressants krijgt. Het meest gekleed zijn de afloopende tinten, zooals grijs-grijsblauw- blauw of lichtbeige-donker beige-bruin, maar ook voldoen geel-groen-zwart en grijs-rood blauw. Het hangt geheel af van het gebruik, dat er van het betreffende japonnetje wordt gemaakt. Onze teekening geeft een patroon van een koetsierskr&ag. De binnenlijn geeft de hals wijdte aan. Van hieraf zijn de buitenmaten gerekend. De drie 7olants worden in een biesje tezamen gevat en tegen de binnenzijde van de japon genaaid. er in het frissche wit-blauwe omslag aan trekkelijk uitziet en bij Nijgh en Van Ditmar te Rotterdam gedrukt is. MIDDELBURG. ONDERTROUWD: A. Wondergem, 22 j. en E. G. de Klerk, 22 j. M. A. Kloeg, 28 j. en T. Vroepop, 26 j. GEHUWD: P. Lighthart Schenk, 25 j. en L. C. G. Heeren, 23 j. BEVALLEN: M. J. van Kleven—Alleman, z. STOOMVAARTLIJNEN ,3aloeran" (thuisr.) 12 Mei van Port Said „Kota Gede" (thuisr.) 11 Mei v. Belawan „Kota Nopan" (uitr.) 11 Mei te Belawan „Johan de Witt" (uitr.) 12 Mei van South ampton „Simon Bolivar" (uitr.) p. 11 Mei Azoren „Volendam" (thuisr.) 14 Mei 23 u. fce Ply mouth verwacht bodem, rond of rechthoekig, door den buiten omtrek met een potlood om te trekken en het papier binnen de potloodlijnen af te knip pen. Voor de lengte van den rand teekent ge een rechte lijn, begint van daar af den vorm rond te rollen of te wentelen en trekt aan het einde een lijn evenwijdig aan de eerste. Tel voor de hoogte bü die van den rand 2 c.M. voor het omleggen langs den bodem, en 5 a 8 c.M„ afhankelijk van het aantal eieren, voor het er bovenuit steken. Maak langs den onderkant op 2 c.M. een vouw, geef tot daar aan toe schuine knippen op niet te grooten afstand van elkaar, vlij het papier glad langs den ingevetten rand en leg het andere papier op den bodem. 2. Zeef de bloem met het zout en bakpoe der. Dit dient om de beide laatste ingre diënten nauwkeurig met de bloem te ver mengen om deze koel te maken en om even tueel er in voorkomende klontjes of korreltjes te verwijderen. 3. Roer de boter met de suiker tot room. Met basterdsuiker, welke ge moet zeven, gaat dit beter dan met gewone kristalsuiker. Een geperforeerde lepel f een garde van metaal draad vergemakkelijkt dit werk. De kom of schaal, waarin ge roert, moet in grootte over eenkomstig de hoeveelheid boter zijnte klein of te groot vertragen beide het bereiken van het doel. Is de boter door de kou hard, strooi dan een Tun laagje suiker op den bodem van den kom en maak dezen een beetje warm alvorens de boter er in te doen. Pas echter op de warmte niet zóó groot te maken, dat de boter olieachtig wordtdan moet ge met roeren wachten tot ze weer ge heel vast is. Het mengsel is goed wanneer het er uitziet als dik geslagen room. 4. De eieren zijn nu niet duur, ge hoeft er dus niet zuinig mee te zijn. Waarschijnlijk zijn ze ook versch. Mocht ge er aan twijfe len, breek ze dan, telkens één gelijk, in een kopje, ruik er aan en bekijk het goed. Ziet ge een vuiltje er in, zooals dit bij vrij rond- loopende kippen voorkomt, dan kunt ge het gemakkelijk verwijderen. Doe één ei gelijk bij de roomige boter en roer zoo lang tot de massa weer geheel samenhangt en schuimig is vóór ge het volgende ei er bij doet. Hebt ge daarvoor geen geduld genoeg gehad, dan gaat het mengsel doorloopenis dit niet te erg, dan kunt ge door toevoeging van een lepel van de gezeefd 5 bloem het nog terecht brengen. Niet te veel en te vaak echter, want het bakpoeder er in raakt uitgewerkt. Nu kunt ge meteen het vanillemerg of de ge raspte citroenschil er door mengen. 5. Nu komt de bloem aan de beurt. Ver vang eerst de garde of geperforeerden lepel, dien ge tot nu toe gebruikte, door een ste- vigen houten lepel met langen steel en werk vlug met wijde slagen de bloem door het vochtige mengsel tot een goed gemengd ge heel. Dan pas kunt ge probeeren of dit vochtig genoeg is door het deeg op te schep pen en van den lepel te laten loopen. Het mag er niet in kluitjes met schokjes afval len, zoodat de lepel trilt, maar moet er af vloeien. Acht ge het te dik, dan kunt ge er, by niet meer dan één eet- of paplepel tege lijk, melk doorroeren. Doe nu het deeg over in den vorm. Be kend is, dat geer ook kleine cake'jes van kunt bakken in blikken of daarvoor ver krijgbare papieren vormpjes deze mogen niet meer dan voor met het deeg gevuld worden. 6. Bak de cake in een oven, dien ge van te voren op goede warmte hebt gebracht; hoe, dit weet ieder door den haar gebruikten oven het best. Hebt ge bijvoorbeeld een gasoven, waarvan ge de warmte vlug kunt regelen en met een thermometer controleeren, zet dan de cake, van de hoeveelheid volgens het grondrecept in één grooten vorm, eerst 10 minuten in een oven van pl.m. 204 graden C. (pion. 400 graden F.) en temper dan gedu rende 1 uur tot pl.m. 180 graden C„ vervol gens tot 170 graden C. en laat de cake daarin nog 1 uur staan. Toch moet ge de opgaaf van deze temperaturen met voorbehoud aan vaarden, omdat de rij ze waarop de warmte wordt toegevoegd, van grooten invloed isde cake mag niet te snel aan een der kanten bruin worden, want dan heeft ze geen tyd om gaar te worden. Hebt ge een oven zonder thermometer, dan zou ik u aanraden den cakevorm eerst een half uur in een matig warmen oven, liefst met onderwarmte, te zetten en daarna, als het deeg behoorlijk ge rezen is, de warmte geleidelijk te verhoogen. Een cake van de hier gegeven grootte heefü ongeveer twee uur voor gaar worden noodig."

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1933 | | pagina 7