flissiogsche Oouract
VIERDE BLAD
Schoonmaak.
van de
van
Zaterdag 13 Me! 1933. No. 113.
ms tu*@e ruilen
(4)
HOOFDSTUK III.
't Nieuws dat een der logeetjes van me
vrouw Van Duin een hond vanonder een
brandende kar had gered, had zich als een
loopend vuurtje door het dorp verspreid,
want overal waar tante Loes, die de jongens
in den namiddag naar het station bracht,
met ze langs kwam, ging een „Hoera op.
De naam, die tante aan den veldwachter had
opgegeven was door ieder van de omstanders
verstaan en telkens klonk het dan ook
„Leve Bart Versluis waarop tante lachend
opmerkte, terwijl ze Hans' arm een drukje
gaf, dat hij zoowaar beroemd was geworden.
't Speet de jongens oprecht dat ze weer
naar huis moesten. Ze hadden het ook zoo
prettig gehad bij oom Daniël en tante Loes,
maar zooals Hans het noemde „aan alle lek
kere dingen komt gauw een einde", dus ook
aan deze logeerpartij. Tante zei echter, dat ze
met de groote vacantie maar terug moestén
komen en met dit vooruitzicht stapten de
jongens opgewekt in den trein. Nog een laat
ste omhelzing, nog een laatst „Dank u wel
voor de fijne dagen 1" en daar gingen ze,
weer terug naar de groote stad met haar
lange huizenrijen en vele, vele straten.
Tal van herinneringen aan die prettige da
gen werden er gedurende de reis opgehaald
en ze spraken af, dat ze thuis maar niets
van het gebeurde op de markt zouden ver
tellen. Want thuis zou ieder weer zijn eigen
naam dragen en wanneer er werd verteld,
dat Bart den hond had gered, zouden vader
en moeder er ook Bart op aanzien, terwijl in
werkelijkheid Hans dc redder was. Zouden ze
zeggen, dat het Hans geweest was, dan zou
Hans voor den redder gehouden worden, ter
wijl tante Loss misschien over het gebeurde
nog zou schrijven en dan natuurlijk Bart in
haar brief zou noemen als de held van dien
dag. Dan zouden ze de heele geschiedenis van
die naamsverwisseling moeten biechten en ze
waren er lang niet zeker van of vader en
moeder dat zoo luchtig zouden opnemen.
Neen, 't allerbeste was maar om niets te
vertellen. Misschien dat tante er heelemaal
niet over schreef en dan was het des te
beter, en als ze het ta deed, nu, dan konden
ze altijd nog zeggen, dat ze het zelf de
moeite niet waard hadden gevonden. Van
dien veldwachter behoefden ze natuurlijk
niets te vreezen. Die had alleen maar voor
den vorm naam en adres gevraagd.
Toen vader en moeder dan ook vroegen
wat ze al die dagen hadden gedaan, vertel
den ze alles, behalve dat ééne, die gebeurte
nis op de markt, waarvan het dorp nog vol
was.
Twee dagen gingen voorbij. De lessen op
school hadden weer een aanvang genomen
en deze en spelletjes met vrienden drongen
de gedachten van de jongens aan de heer
lijke logeerpartij wat terug. Tot ze op een
Zaterdagmiddag uit de school thuis kwamen
moeder bezig vonden met het lezen van een
brief, dien de post zoo juist had gebracht.
De jongens dachten dadelijkZou hij van
tante Loes wezen Ze vonden het veiliger
niet in moeder's nabijheid te blijven en
daarom zochten ze maar gauw het speel
kamertje op, waar ze gewoonlijk ook hun
huiswerk maakten.
Maar lang bleven ze niet alleen en aan de
mander, waarop moeder binnenkwam, begre
pen ze onmiddellijk dat tante Loes moeder
had ingelicht.
„O Bartriep moeder dan ook en ze
liep regelrecht op Bart toe en kuste hem
verrukt op beide wangen. „O jongen, wat
ben jij toch bescheiden t Nu moest tante
Loes ons schrijven wat voor een dappere,
flinke, edelmoedige jongen wij hebben, want
zelf vertelt dat jongetje niet wat voor groote
daad het heeft verricht, en zijn broer even
min r
„Hij wou 't niet hebben, hoor moeder I"
verdedigde Hans zich. „ïk heb ook al gezegd,
dat het idioot was om zooiets niet te ver
tellen. Maar hij is nu eenmaal zoo nobel en
eenvoudig-
„Jó, houd je mond er buiten 1" kwam Bart
nijdig. Hij voelde zich onder moeder's ver
rukte blikken en uitroepen lang niet op zijn
gemak.
„Neen, neen weerde moeder, „Nu zwijgen
we er niet meer over. Met goede en mooie
daden behoef je niet te koop te loopen, maar
tegenover vader en moeder mag je er altijd
rond voor uitkomen. Dat.is volstrekt geen
pochen, hoorKom, vertel me nu eens pre
cies hoe alles gegaan is."
„Och neen zei Bart wrevelig. „Ik weet
er niks meer van. Laat Hans 't maar vertel
len als u er zoo graag iets van weten wil."
„Moet ik 't vertellen riep Hans. „Nou,
best hoorU moet dan weten, moeder, dat
we met tante Loes langs de kraampjes op de
markt slenterden. Daar was ook een man,
die petroleumlampen verkocht en een er van,
die brandde, gooide hij met zijn elleboog om,
zoodat het ding terecht kwam op een kar
met goed, die er vlak naast stond. Dadelijk
een vlammenzee van je welsteOpeens zag
ik.Ik bedoel zag Bart een hond onder die
kar. Die kar dan, die stond te branden, be
grijpt u wel Het stomme dier zat nog vast
gebonden ook omdat het de kar had voort
getrokken. Nou en toen.... toen Bart er op
af, hè, en onder die kar gekropen en het
tuig doorgesneden met zijn zakmes, 't Tuig
brandde warempel sl en 't scheelde een haar
of m'n mouw vatte vlam en.
„Jouw mouw kwam moeder verwonderd.
Onder redactie van TRUUS EYGENHUYSEN.
„Mijn mouw Weineen, hoe kan dat nou
Bart's mouw natuurlijk't Scheelde een
haar, hoor Ik zag het duidelijk."
„Hè zei moeder met een huivering en
ze greep Bart's hand, die ze dankbaar drukte.
„En toen
„En toen Nou, toen was de hand los, hè,
en was hij gered 1"
„Jongen, jongen," zei moeder terwijl ze
Bart weer stralend aanzag, „wat is dat een
mooie, dappere daad van je geweestWat
ben ik trotsch op je
„Ik..,." stamelde Bart. Hij slikte. Hij
kreeg 't benauwd, 't Liefst was hij wegge-
loopen of liad hij moeder alles bekend, maar
Hans schopte naar 1 em onder de tafel en
keek hem aan alsof hij wilde zeggen „Als
je toch durft, jo
„Ja, ik weet wel vat je zeggen wilt," zei
moeder, „jij vindt het niets bijzonders, hè i
Maar moeder wel, hoor. In de allereerste
plaats is zij trotsch op je en in de tweede
plaats vind ik het zoo heerlijk te weten, dat
mijn jongen een warm kloppend hart heeft
voor de dieren, en wat méér zegt, dat hij
probeert, zelfs met levensgevaar, de dieren
te redden."
Hans wipte met zijn voet. Hij scheen dit een
bar interessante bezigheid te vinden, want hij
had er geen oog van af. Ofwas het spijt
omdat moeder's woorden niet tot hem waren
gericht
„Daar wordt gebeldriep hij opeens, blij
dat er aan het pijnlijke gesprek een einde
kwam.
,,'t Zal den kruidenier wezen," meende
moeder. „Hè, wat voel ik me toch een ge
lukkig mensch Blijven jullie hier zitten tot
ik de boterhammen klaar heb of komen jullie
meteen binnen
,,'k Wou nog even mijn huiswerk klaar
leggen," zei Hans en Bart bromde zooiets
van „Ik ook."
„Gans Oliekoek viel Bart uit toen de
deur achter moeder gesloten was. „Had je
mond gehouden
„Ja, jij hebt gemakkelijk praten met had
je mond gehouden! We hebben toch zéker
nog een tong Moeder moest een antwoord
hebben en waarom dan niet het goede ge
geven
„Het goede Noem je dat het goede ant
woord
„Maar wat wou jij dan? Die heele ge
schiedenis van die naamsverwisseling vertel
len Geloof maar gerust, dat vader en moe
der dat niet voor zoete koek opnemen. Ze
zullen het bedriegen noemen en.en eigen
lijk is dat ook zoo."
„Waarom ben je er dan mee begonnen
Jij hebt het voorgesteld".
„Ja, dat heb ik. Maar ik zag het toen al
leen nog maar als een grap. Toen het een
maal gebeurd was, merkte ik pas, dat het
eigenlijk bedriegen was wat we deden, mis
bruik maken van goed vertrouwen, 't Is ge
beurd, maar een volgend keer doe ik het niet
meerdat verzeker ik je."
„Nogal glad," vond Bart. „Maar daar heb
ben we op 't oogenblik niet veel aan."
„Dat weet ik wel. Maar wat wil je nu
eigenlijk Er gebeurt toch niets ergs. Jy'
wordt voor een held gehouden, dat is alles,
't Is me anders nogal een heldendaad
Iedereen had het kunnen doen Maar wat
heb je daar op tegen
„Wat ik er op tegen heb Ik wil niet aan
gezien worden voor iets wat ik niet ben."
„Kom, zanik niet. Weet Je wat erg zou
zijn Als je werd aangezien voor iemand, die
iets leelijks had gedaan. Maar nu...."
,,'t Is nu even erg," hield Bart somber vol.
„O bah, ik voel me toch zoo ellendig 'k Heb
het land aan me zelf, wil je dat gelooven
„Je bent een vervelende zeurpiet 1" riep
Hans. „Houd er eindelijk maar eens over op
en dan is morgen iedereen het vergeten en
hooren we er nooit meer iets van
(Slot volgt)
Verkeerd begrepen.
Wim ziet, dat vader bij het middageten
water drinkt en hfj vraagt„Hè pa, mag ik
ook een glaasje water hebben
„Neen jongetje," zegt vader. „Het is voor
kinderen niet goed om onder tafel te
drinken."
En Wim antwoordt„Neen pa, maar ik zit
toch niet onder tafelIk zit op m'n stoel I"
Ons leuk
Haadselhoekle
Alweer moeten we zeggen, dat we maar net
moeten doen alsof we slechts 4 raadseltjes
hebben opgekregen, want in de eerste opgave
is een foutje geslopen. In den op één na
laatsten regel stond „het tegengestelde van
muur" cn dit moest zijn ,,hc'; tegenoverge
stelde van zuur".
Wie hebben nu die 4 raadseltjes goed op
gelost Het zynAdriana KooleAnnie
Muller Saartje Buurman Marietje Castel
Rina MinderhoutKoos je CorbijnCorrie
ButFrits Sommeling Marie Schilleman
Marietje Stout jesdijk Jopie Machgeels
'Gretha de yries; Mies de Waardt; Bep
Machgeels Frans van de Velde Tonny
Blanken Annie de KokAndries Breel
Neeltje Meijers Hénny de Kok Alberdina
Plujjmers Dineke Beun Marietje de Wolf
Jan Wijtenburg Ad ie Zoutewelle Annie
StapelMarietje van de VeldeGretha
Spanjer Jan SpanjerKees Mesuwse.
3 goede oplossingen stuurdenBobbie
Green Albert van Kempen Nelly Geschie-
re A. van Daele Wictske GoedhartP. de
Waard A. SchoolmeesterJohnnie Grsen.
De oplossingen zijn
1. Vervalt.
2. D A S
AAL
SLA
3. Omdat 30 minuten net zoo veel is als
1 uur en 20 minuten.
4. Werkmandje.
5. Vlissingen.
Nieuwe raadsels. De oplossingen moeten
weer uiterlijk Dinsdagavond aan het bureau
van de krant zijn. Op de enveloppe of het
netjes dicht gevouwen briefje moet staan
Aan Ons Leuk Raadselhoekje, de Vlissing-
sche Courant te Vlissingen.
1. Noem eens gen timmermansgereedschap.
Verwijder de eerste letter en je krijgt een
rivier in Noord-Brabant.
(Ingezonden door Nelly Geschiere)
2. X is een jongensnaam
X.«* is een vloeistof.
X-.- is materiaal voor den schoenmaker.
X- is een grondsoort.
X... -s een watervogel.
X- is een deel van een huis.
X is een spijs.
X- zijn gedeelten van den dag.
X - is een rivier in ons land.
Op de kruisjesiijn komt, van boven naar
beneden gelezen, een plaats in ons land te
staan.
(Ingezonden door Elza Barentsen.)
3. Met een.h aan't begin sta ik op 't land.
Met een p:ben ik eén groene-plant.
Mét een z tien fit groote visch.
Met een w ietsvdat onaangenaam is.
(Ingezonden döör Vergeet-mij-nietje.)
4. Loesje was jarig en kreeg vriendinnetjes
op bezoek. Het waren Annie, Ida, Paulien,
Addie, Pietje, Elsje, Riekje, Ursula en Lien-
tje. Als je de namen in een andere volgorde
plaatst, vormen de beginletters den naam. van
het cadeau, dat zij Loesje gaven.
(Ingezonden door Corrie Louws.)
5. Maak uit aaaadddeegghiin
o r r s u w een bekend spreekwoord van 5
woordjes.
(Ingezonden door Famke.)
Ons gezellig
Hrleoenhoekie
Famke. Kom. kom, mopper maar niet
omdat je geen prijs hebt gekregen met den
teekenwedstrijd. Lang niet iedereen, die mee
deed, kon immers een van de gelukkigen zijn.
Het teekenen op zichzelf was toch ook pret
tig, het gaf je heerlijke afleiding en een vol
daan gevoel. Is dat al niet heel wat waard
Fijn, dat vader net vrij had op Julianadag en
jullie konden gaan fietsen. Deze week zal er
van fietsen wel niet veel zijn gekomen. Of
zijn jullie voor regenbuitjes gespaard ge
bleven Amsterdam anders niet, hoor
Van Pijnenburg. Hartelijk welkom, in
Holland en in ons leuk Raadselhoekje. Blijf
je nu voor goed in ons kleine, maar mooie
landje of ga je over een jaartje of zoo weer
naar Indië terug? Fijj., dat je je dadelijk
zoo thuis voelt en goed met de jongens op
school kan opschieten. Waarom heb je juist
dat schuilnaampje gekozen Ben je óok van
plan een wielrenner te worden
A. Schoolmeester. En ben je benoemd
tot keeper Zeg eens meneer Schoolmeester,
zul je in 't vervolg een adres op de enveloppe
van je raadselbriefje schrijven V Hoe dat
adres moet luiden, vind je boven de raadsel
tjes vermeld.
Lagendaal. Je hebt Zondag zeker met
spanning zitten luisteren. Klopte je hart niet
van vreugde toen je naamgenoot vier punten
maakte
Wietske Goedhart. O ja, Prins heeft
heel kleine pootjes. Jo voelt geen gewicht als
hij een er van in jo open hand legt. Maar
dat is niet met alle honden zoo het geval.
Gisteren bijvoorbeeld was ik bij iemand, die
een jongen herdershond heeft. Neen maar,
als die een voetje op je knie zet, dan voel
je het wel, hoor
A. van Dale. Neen, een schuilnaampje
moet je zelf. zoeken. Tante Truus kan dat
niet doen en vooral niet als zi je nog heel
niet kent. Ik weet zelfs niet eens of je een
jongen of een meisje bent, of k soms Albert
of Annie heet. Krijg ik dat de volgende week
te hooren Geloof maar gerust, dat ik er
benieuwd naar ben.
Magda Schneider. Wat vertel je me
daar Heb je me de vorige week een langen
brief gestuurd Maar mei3je, 'k heb toch
niets gekregen. Ra, ra, hoe kan dat nu Als
je maar niet vergeten hebt het briefje by te
sluiten. Dat is bij andere kinderen ook rl
eens gebeurd. Dan klaagden ze „Hè tante
Truus, wat was dat een teleurstelling Ik had
u zoo'n langen brief geschreven en ik kreeg
geen briefje terug Maar een weekje later
schreven ze „O tante Truus, wat ben ik dom
geweestU weet toch nog wel van dat
briefje, waarover ii. u de vorige week
schreef Nu, verbeeld u, dat 'heb ik nog
thuis, in myn kastje, gevonden
Piet van Kempen. Welkom in Holland
en in ons leuk Raadselhoekje, 'k Hoop maar,
zoo lang je in Holland woont, je in ons
Raadsel- en Brievenhoekje aan te treffen.
Was je nog nooit eerder in ons mooie landje
geweest Maar je zult er dan toch wel veel
over hebben hooren vertellen, zoodat je er in
gedachten al éen beetje van ging houden.
Heerlijk, dat je dadelijk in dat voetbalclubje
bent opgenomen. Heb je al veel goaltjes ge
maakt Je raadseltjes vind ik niet erg goed.
In de eerste plaats spreek je niet van den
Het mooie weer is nu in t land,
Het is zoo zoel en zacht.
't ,Is buiten alles fleur en kleur,
De zon heeft heel veel kracht.
Mevrouwtje Haas zegt tot haar man
,,'k Ga aan de schoonmaak, hoor
„O wee," zucht hij, „aan ga ik er
Maar een-twee-drie vandoor
„Hè, blijf nu hiersprak weer mevrouw,
„Ik weet wat beters, man l
Knap jij het huis van buiten op,
'k Weet dat je dat goed kan.
En heusch, het is wel noodig, hoor.
Bij 't prachtig Lenteweer
Is t o zoo goed te zien„Je hebt
Gelyk I" sprak toen meneer.
Den and'ren dag, al 's morgens vroeg,
Was 't tweetal aan den gang.
Het verfde en het boende toen,
Het werkte van belang.
Toen alles weer was opgeknapt,
Zag 't huis er keurig uit
En 't schildertje tracteerde toen
Op taartjes tot besluit j
„kop" van een Chinees, maar van het
„hoofd", terwijl in ae tweede plaats de an
dere raadseltjes aanleiding zouden kunnen
geven tot vergissingen, Zul je er ook om
denken, dat raadseltjes, die je wilt insturen,
door je zelf bedacht moeten zijn?
Koekoek. Dat was dus een optocht met
buitjes. Jammef, hè Bij een optocht hoort
veel eerder een stralende zon. Maar ik ben er
zeker van, dat de boomen, de planten en de
bloemetjes hebben gelachen toen het water
in druppels en straaltjes naar beneden viel.
„Eindelijk zullen ze gezucht hebben. „Nu
krijgen we tenminste weer volop kracht om te
groeien."
Boy. - Heel verstandig van je om maar
naar huis te gaan toen je slaap kreeg. Want
stel je eens eventjes voor, dat je was inge
dut, terwijl er aan bruggen en ladders en
ringen werd gewerkt en dat de gymnasten je
later zoo hadden ge zonden Wat zouden ze
met je hebben moeten beginnen
Boekhoudstertje. Dat was dus een heele
rekenarij, maar voor een boekhoudstertje lijkt
me dat niet zoo moeilijk. Zoo iemand is im
mers gewend veel met cijfertjes om te gaan.
'k Ben anders erg benieuwd of je een prijsje
hebt gewonnen. Krijg ik dat volgende week te
hooren Dag Groetjes aan moeder en de
lieve kleintjes.
Goudvinkje. Wat een beelderig postpa
pier 'k Heb met aandacht naar het aardige
plaatje zitten kijken, 'k Hoop maar niet, dat
die groote hond het lieve beertje kwaad wil
doen. Maar daar zal het meisje in haar ge
zellig roode jurkje wel voor oppassen, denk
je ook niet Bovendien, hondjes zijn zoo
kwaad niet. Ze doen wel net alsof, maar in
werkelijkheid hebben ze o zoo'n goed hon
denhartje. Dat vuurwerk lykt me heel mooi
te zijn geweest. Maar wat gebeurde er met
dien gymnast, die v n ee- paal hing. Hu,
wat griezelig Maar 't zal wel geen echte
gymnast zijn geweest. Nog wel gefeliciteerd
met Jan's verjaardag en vandaag gefelici
teerd met Nelly's verjaardag. Ik kan me Nel
nog wel herinneren. Dc haar eens m'n
groetjes. En zijn er dan nog weer twee ver
jaardagen m t zicht Schrijf me volgenoe
week eens het adres van Jopie. 'k Zal haar
dan den 22sten een kaartje sturen. Nu ze
daar alleen en ver weg zit, mag ze wel een
beetje verwend worden.
Wildzang. Neen hoor, je krijgt van mij
geen standje. In de eerste plaats geef ik
geen standjes op bestelling en in de tweede
plaats vind ik, dat .1'- heelemaal geen standje
hebt verdiend. Je kon immers niet helpen,
dat je beentje verwond was. Stel je voor
Je zal hot zelf ook wel heel anders ge-
wenscht hebben. Maar hoe is het nu met je
Betert het al weer w:
Hardloopertje. Het was Woensdag alles
behalve ir.ooi weer. Tenminste in Amsterdam
en tenminste in Utrecht, waar ik 's middags
even naar toe was. Ht- gcot er pijpensteel-
tjes. Maar dat wil ï.og niet zeggen, dat het
in Vlissingen net roo was. Het kan dus best
zijn, dat jj toch naar je vriendje bent ge
gaan en daar een heerlijk middagje hebt
zoek gebracht.
Duinviooltje. Duinviooltje heeft maar
eventjes twee dingen vergeten haar eigen
naam en haar schuilnaampje. Gelukkig kon
tante Truus zich beide herinneren Maar hoe
kwam je nu zoo vergeetachtig Misschien
door het vooruitzicht dat je naar Rotterdam
ging Nu, dat kan ik me wel een beetje voor
stellen. Zoon' reisje lijkt me dan ook heerlijk.
Rotterdam is een groote stad, hè Heb je
ook nog de havens gezien of was daarvoor
geen tyd
Paaschlelietjes. Ja zeker, Prins heeft
heusch heel belangstellend naar Max ge
vraagd. Echt iets voor Prins, hoor. Als je
hem kende, zou je je er heelemaal niet over
verwonderen. Hij is een echt nieuwsgierig
Aagje. „Aagje?" blaft hy, „Wat geef je me
nou weer voor een naam Ik heet veel liever
Prins, als je dat maar weet, vrouw. Want als
de menochen en kinderen me dan zien aan
komen, maken ze natuurlijk een diepe bui
ging voor me, zooals dat voor een prins ge
woonte is."
Trude von Molo. Prins is al net zoo
lang by mc als hy oud is. Elf jaar. Dat is
een heele tijd, hè Ik kree j hem als een
klein pukkie, O .vat was hij toen een dolle
Dries Als je er niet op lette, beet hij den
heelen b;el kapot. Natuurlijk is het toch wel
eens gebeurd, dat hij iets vernieldeeen
paar kussens, een op den grond gevallen
sjaal, een pantoffeltje en een voetenbankje.
Nu doet hij zooiets niet meer. Hij is nu wijzer
en kalmer geworden. Hy wuift naar je met
zijn staartje. Hy vond het heerlijk, dat hij
een aaitje van je kreeg over zijn kleino
■UUWU'
tiiwiinium
Voor de klein-tjes die pas
iee-ren le-zen.
Wie ben ik wel
Ik ben in taart
Maar niet in koek.
Ik ben in krant
Maar niet in boek.
Ook niet in berg
Maar wel in dal.
Wie of ik nu
Wel we-zen zal
Ik ben in jas
Maar niet in hoe'd.
Ik ben in arm
Maar niet in voet.
Ook niet in moes
Maar wel in pa.
Wie ben ik nu
De let-ter A