Vlissingsche Courant
DERDE BLAD
"2.-2.
Ons leuk
Raadselhoekie
Ons gezellig
lir.eoenhoekie
Voor de k!ein-tjes, die pas lee-ren le-zen.
van de
Zaterdag 28 Januari 1933. No. 24.
Als er sneeuw ligt.
Toen Jantje 's morgens wakker werd
En zich had opgericht,
Zag hij door 't raam dat t had gesneeuwd,
Dat was een mooi gezicht
Hij sprong toen gauw zijn bedje uit
En kleedde zelf zich aan
Om een-twee-drie, zoo vlug hij kon,
Naar buiten toe te gaan
Daar wachtte paps al met de slee.
Jan sprong er daad'lijk in.
Paps trok hem over 't witte pad,
Dat was wel naar Jan's zin.
Hij schreeuwde luid paps schrok er van
„Ik ga naar de Noordpool
Hij voelde zich een heele held
En had de grootste jool.
Maar weldra zat onz' Janneman
Te rillen van de kou.
En pappie vroeg of hij hem niet
De slee uit tillen zou.
Doch Jantje zei„Brengt u mij, paps,
Naar Indië maar toe
„Dat's goed," zei paps en bracht onz' Jan
Toen heel gauw naar zijn.... moe!
Hallo, met wie?
Een zélf gemaakte telefoon.
Als je winkeltje speelt, moet je ook een
telefoon hebben, waardoor je de klanten, die
geen gelegenheid kunnen vinden zelf naar je
winkel te komen, te woord kunt staan.
Ja, maar een telefoon.... noemt daar
nogal watHoe krijg je die
O, zonder veel moeite, hoor Weet je wat,
we zullen er samen een maken. Je zult eens
zien, hoe druk je het dan krijgtDat wil
zeggen met zaken doen. Niet met het maken
van de telefoon, hoor Die is in een omme
zientje gereed.
We zorgen eerst voor een paar cartonnen
kokertjes. Misschien heeft moeder wel een
paar leege ronde busjes van carton, waaruit
we den bodem wegnemen. Is dat niet het
geval, dan maken we de kokertjes zelf door
een velletje carton op te rollen en de uit
einden vast te plakken.
Een der uiteinden van die kokertjes be
plakken we met een rond stukje perkament,
dat we heel strak over het kokertje heen
spannen. In het midden van dat perkamen
ten bodempje prikken we met een stopnaald
een opening m rijgen daar een langen, ka
toenen draad door. Aan het inde daarvan,
dat in het kokertje zit, leggen we een
knoopje, zoodat de draad niet kan weg
glippen.
Hetzelfde doen we met het tweede koker
tje en het andere uiteinde van den draad.
De kokertjes zijn daardoor dan met elkaar
verbonden.
Brengt de een een kokertje aan den mond
en de ander een kokertje aan het oor, dan
kan de tweede, waar hij ook staat, heel dui
delijk hooren wat de eerste zegt, mits de
draad gespannen wordt gehouden.
„Hallo Hallo Spreek ik met den krui
denier? Wilt u me een ons koekjes laten
brengen Maar de lekkerste, die u in uw
winkel heeft, hoor
Een oud stompje potlood.
Zijn laatste werk.
„Ik ben in dienst van den professor oud
geworden," zei het kleine stompje, dat in een
vr.asje op de schrijftafel stond temidden van
groote, gloednieuwe potlooden. „Dat wil zeg
gen toen de professor nog geen professor
was
„O riep een van de nieuwe potlooden op
eon toon, waaruit duidelijk sprak „Dan heb
jo ook niets te beteekenen
Het ontging het oude stompj potlood niet.
„Waarde heb xk echter tóch gehad," zei het
wet nadruk.
Een rood potlood lachte spottend. „Weet
jij iets van de phytographie-pathologie
vroeg het. ,,Kun jij de hypotenusa van de
stelling van Pythagoras uitrekenen
Het kleine stompje potlood duizelde even
van zooveel geleerdheid Toen zei het dap
per „Neen, dat kan ik niet. Maar toch weet
ik, dat ook ik groote beteekenis heb gehad en
dus .liet voor niets heb bestaan. Ik kan zelfs
zeggen, dat zonder mij jullie nie1 zoo knap
zouden zijn
Er volgde een hevig rumoer va1 de zfjde
der jonge potlooden, die zich in hun eer en
goeden naam voelden aangetast.
Maar het stom,.Je zei heel eenvoudig „Het
is niet mfjn bedoeling jullie iets cnpleizierigs
te zeggen. Ik vertel alleen A/at werkelijk zoo
is. Eens was ik ook een mooi, slank potlood.
Ik had een helderrood pokje aan en droeg
een gou ".en kroontje, waaraan een klein rin
getje zat, dat telkens tegen het kroontje rin
kelde. E: huisde bij een paar griffels in een
langen koker en daarin werd ik eiken dag
oor den professor, die toen nog een kleine
jongen was, van huis naar school en van
school naar huis gedragen. In 't eerst kon
ik alleen maar streepjes zetten. Staande
streepjes, liggende streepjes, schuine streep
jes. Dat ging niet zoo gemakkelijk, hoor,
want de streepjes moesten netjes op het pa
pier komen te staan en de handen van den
professor waren toen nog maar erg klein,
daarna kwamen de cijfertjes en de letters.
Dat was ook erg moeilijk."
„Niets aanriep een lang potlood ver
waand.
„Neen, niets aan," herhaalde het stompje.'
„Maar je vergeet, dat de handen van den
prof tssor nu groot zijn en dat jullie niet het
eerste potlood zijn, dat in zijn handen rust.
Mijn taak was het om den professor in staat
te stellen het schrijven te leeren opdat hij
later jullie erg moeilijke sommetjes zou kun
nen laten uitrekenen en geleerde verhande
lingen schrijven. Eiken dag werd ik een
beetje knapper, want eiken dag leerde ik den
professor een oeetje meer hoe hij mij moest
leiden. Ik leerde hoofdletters schrijven met
sierlijke krullen en ik leerde ook breuk- en
deelso.nmetjes maken en daarbij de cijfers
netjes onder elkaar schrijven. Ja, ik had het
niet zoo heel gemakkelijk, zeker niet gemak
kelijker dan jullie, en 's avonds lag ik dood
moe in den langen gelen koker bij de griffels.
Ik werd ook een dagje ouder, vergeet dat
niet. Ik werd veel gebruikt en sleet daar
door. Ach, en op een dag werd ik verdron
gen door een nieuw potlood, sterk slank en
frisch, zooals ik ook eens geweest was. Aan
hem moest ik mijn plaatsje in den koker af
staan. Ik kreeg een oude teekendoos tot
woonplaats. Op een keer werd ik er uitge
haald. Ik was al blij, want ik vond het niet
zoo prettig in die oude teekendoos, waar de
houtskool en de doezelaar altijd kibbelden,
omdat de houtskool den doezelaa voortdu
rend verweet zijn werk te vernietigen, terwijl
de doezelaar steeds volhield, dat het zijn
plicht was. Enfin, jullie kennen dien strijd
hij is dezelfde als die, welken wij met het
vlakgom moeten voeren. Maar mijn blijd
schap verdween als sneeuw voor de zon. want
ik was te voorschijn gehaald om.... straf
regels te schrijven 1 Dat knauwde mij. erg.
En de herinnering er aan knauwt mij nu nog
Ik vind het zoo'n weinig eervol einde van
mijn loopbaan. Want het is mijn laatste werk
geweest. Daarna werd ik In een kistje ge
gooid en nu, ruim twintig jaren later, ben
ik daar met de schoonmaak uitgekomen en
hier in dit vaasje bij jullie gezet. Och. jullie
einde zal we! geer. portie strafwerk zijn. O.
begrijp me niet verkeerd. ben niet ja-
loersch. Toen ik nog leerde chrijven, heb ik
vaak op het papier het zinnetje „Jalouzie
is een slechte eigenschap" moeten brengen.
Ik was het er volkomen mee eens en dat ben
ik nog. Neen, lieve potlooden, jaloersch ben
ik niet. Ik gun jullie van harte een roemvol
einde."
Even was het heel stil, tenminste voor het
oude stompje potlood. Boven zijn versleten,
dof geworden kroontje fluisterden echter de
lange potlooden.
„Laten we het maar doen
„'t Komt hem toe
„Ja, we hebben veel aan hem te danken."
„Maar we moeten het goed aanleggen en
zorgen, dat hij niet valt."
„Durf je het aan
„Ik wel
„Dan doe ik mee
Het stompje hoorde niets van dit alles,
maar opeens voelde het een ^evigen schok.
Het vaasje rolde plotseling om. De lange,
spiksplinternieuwe potlooden duikelden van
de schrijftafel en verdwenen onder de boeken
kast. Alleen het stompje was blijven liggen,
boven op een vel papier, dat den naam van
den professor droeg. Het was nog niet eens
heelemaal bekomen van den schrik toen de
professor binnenkwam. Er ging een schok van
ontroering door het oude stompje heen. Wat
was de professor veranderd Hfj was veel
grooter geworden en veel deftiger, maar dat
sprak natuurlijk vanzelf. Hij droeg ook een
bril, maar zijn oogen, die achter de glinste
rende brilleglazen flikkerden waren nog de
zelfde. En met diezelfde oogen zocht de pro
fessor haastig naar een potlood. Vreemd, het
vaasje was heelemaal leeg
„Hoe kan dat nu mompelde de hoog
geleerde heer. „En mijn vulpen zit beneden
in mijn overjas. Wat *en gezanik
Daar ontdekte hij het oude stompje. Hij
herkende het niet. Hij wist niet, dat hij er als
kind mee had leeren schrijven, maar ver
heugd nam h'j het op en schreef met een
vlugge hand
Lieve vader
Hedenmorgen "ben ik benoemd tot
hoogleeraar aan de Universiteit alhier.
Komt u spoedig om deze heerlijke ge
beurtenis met mij te vieren
Uw zoor. Robert.
Terwijl hij het briefje in een enveloppe
vouwde, belde hij een bediende om het da
delijk weg te brengen. Zelf liep hfj weer
haastig de kamer uit, want de bediende was
meteen kon en zeggen, dat er beneden in den
'alon iemand zat te wachten. Ja, een pro
fessor heeft het altijd druk en hij bezit toch
maar, net als ieder mensch, twee handen en
twee beenen.
Maar op de groote schrijftafel bleef een
oud stomje potlood liggen, bevend van geluk
en ontroering, omdat zijn laatste werk nog
zoo schoon en verblijdend was geweest.
Waren de raadseltjes dit keer zoo moeilijk
of is het 't ijs, dat goed en aandachtig werken
een beetje heeft tegengehouden Er waren
tenminste niet zooveel goede oplossingen als
we wel gewend zijn. Kijk zelf maar eens.
5 goede oplossingen stuurdenJo Wiele-
makerGreta en Annie Bek Wieza Bek
Nelly Nonnekes Gretha Spanjer Matthijs
BreelSuus van DilstRutgera de Vroom
Stientje RondelAndries BreelMarietje
CastelAdrie Zoutewelle Annie Muller
Annie Bouma J. van Duure.
4 goe^e oplossingen stuurdenSjaan Mal-
jers Een kind dat zijn naam heeft ver
geten Adrie en Jo Meerman Saartje Buur
man Mientje van SplunderDora de Vos
Annie Wcichman Annie StapelElly Meyn-
derts.
3 goede oplossingen stuurde Frits Somme-
ling.
De oplossingen zijn 1. Vliegenier. 2. Le
lie. 3. Postpapier. 4. Delfzijl. 5. Kachel.
Nieuive raadsels. De oplossingen moeten
weer uiterlijk Dinsdagavond aan het bureau
van de krant zijn. Op de enveloppe of het
netjes dichtgevouwen briefje moet staan
Aan ons leuk Raadselhoekje, de Vlissingsche
Courant te Vlissingen.
1. Maak uit aijkKwt een visschersplaats in
ons land.
(Ingezonden door Stien Roelse.)
2. X-.. is een smal, rank bootje.
is een deel van ee fornuis.
X... dragen de kinderen als het regent.
X... is het tegengestelde van dicht.
X-.. is een deel van een boom.
X... is een schaal vrucht je.
X... is een jongensnaam.
X... is een windrichting.
X--. is een deel van den voet.
Op de kruisjeslijn komt, van boven naar
beneden gelezen, een heerlijke schaalvrucht,
afkomstig uit verre landen.
(Ingezonden door Topsy.)
3. Het geheel bestaat uit 12 letters en is
een plaats in ons land.
3-11- 4 is een speelgoed.
12-8-6 wordt bij den maaltijd gebruikt.
10-1-2 vind je bij een berg.
4-5-11-9-7 is een voetbekleeding.
(Ingezonden door Frans van de Velde.)
4. Vervang de stippeltjes door klinkers,
zoodat je een bekend spreekwoord krijgt.
W.t g.j n..t w.lt d.t g.sch..d
d..t d.t d.n ..k ..n .nd.r n..t!
(Ingezonden door D. Loekemeijer.)
5. Schrijf eens onder elkaar, elk woordje
van 3 letterseen wrijfmiddel voor meubels,
een getal, een boomsoort, een knaagdier en
een bedekking van een huis. De beginletters
vormen, va^ boven naar beneden gelezen, een
plaats in ons land.
(Ingezonden door C. Tavenier.)
Hand\ erkstertje. Gezellig, dat je ook
eens komt babbelen. We schenken in ons
hoekje wel geen kopjes thee of koffie en we
presenteeren ook geen koekjes, maar dit
neemt niet weg, dat we het toch heel erg
gezellig hebben. Maar zeg eens, een meneer
ben ik niet, hoor Hoe kom je daar nu bij
Afke heeft deze week niet meegedaan. Ik
denk, dat ze het te druk had met schaatsen
rijden. Nu, 'k kan best begrijpen, dat ze
daarbij het heele Raadselhoekje vergeet. Zoo
lang er ijs is, moet je daarvan maar profi
teered Heb jij de ijzertjes al onder gehad
Wat zou ik het leuk vinden als ook Annie
en Wieza eens kwamen babbelen. Zeg het ze
eens. Dag Handwerkstertje. Wat voor hand
werkje en je nu aan 't klaar maken
Zwemster. Ja zeker, in Amsterdam
heeft het ook gesneeuwd, maar daar is de
sneeuw nog niet gedooid, hoor. Daarvoor
vriest et te nari. Jullie liggen Zuidelijker
en daar is het weer gewoonlijk wat zachter.
Wat een leuk raadseltje Op een keer krijgt
het eens een plaatsje. Neen, ik spaar geen
filmplaatjes op, maar daarom heb ik ze toch
wel eens. Zondag haalde ik er juist een uit
een doosje bonbons, 'k Zal het voor je be
waren en als ik er dan wat meer bij elkaar
heb, ~al ik om je'denken. Is dat goed?
Waschvrouwtje. Ook al zoo'n mooi raad
sel. Het krijgt gauw eens een plaatsje, want
van die soort hebben we niets meer liggen
Pijn, <h.t de poppenkinderen lekker warme
kleertjes k ijgen, want o lieve tijd, wat is het
toch koud Je zou er een pimpelpaars neusje
van krijgen. Bevriest je waschgoed niet aan
de lijn Als je nu een nat jurkje of een
boezelaartje of een broekje j uiten hangt,
haal je het een uurtje later als een plankje
binnen. Als je het dan een van je kindertjes
zou aangekken, kon het met recht „Houten
Klaasje" heeten.
Joosje Pinda. Dat's een tegenvaller, dat
vader en moeder nu net niet van pindanoot
jes houden. Maar misschien krijg je daarom
toch wel je portie. Ze zijn lekker, hè Ja,
tante Truus houdt er ook veel van. En Prins
niet minder. Prins pelt ze zelf. Vind je dat
niet grappig Misschien doet Nellie dat ook
wel. Maar een poesje heeft veel kleiner tand
jes dan een hond. DagGroetjes thuis en
een wuifje met zijn staart van Prinsje.
Engeltje. Ja zeker, ik weet nog best, dat
jjj filmplaatjes opspaart. Ik heb je dan ook
op mijn lijstje staan voor het geval, dat ik
eens een heele verzameling by elkaar heb,
die ik ga verdeelen. Of ik al op schaatsen
ben geweest „Reken maar zooals de
jongens zeggen. Hè, wat was dat heerlijk.
Maar er stond wel erge wind, die je gevoelig
by neus en ooren nam. Ik weet heusch nog
niet wanneer er een raadseltje van je aan
de beurt komt, meiske. Afwachten maar.
Klein Duimpje. Veel zal tante Truus
niet zeggen, Klein Duimpje. Alleen dit en
dat moet je maar goed onthouden dat ik
veel aan je zal denken en mijn liefste wensch
is, dat je ook zelf je best zult doen om beter
te worden. Wil je Postzegelverzamelaar vra
gen of hij me geregeld op de hoogte wil
houden Dag Klein Duimpje Houd je flink,
zoodat je bewijzen kan, dat iemand die klein
is, «och dapper kan zijn.
Teekenaresje. Wat vind ik dat heerlijk
voor je, dat de juffrouw zoo tevreden over je
is. Zul je zorgen, dat het ook zoo blijft Niet
denken als je eenmaal bent, waar je zijn
wilt„Nu kan ik wel weer eens een beetje
luierenwant als je dat doet. dan ga je
weer met groote passen achteruit. Arm Leze
resje. Had ze griep Maar nu ze weer beter
is, kunnen we zeggen, „Gelukkig Lezeresje
hè Groet haar maar fens hartelijk van me
'k Hoop, dat ze de volgende week weer flink
genoeg xs om een briefje te schrijven.
Meiklokje. Ja zeker, vroeger heb ik wat
vaak sleetje gereden. Dat wil natuurlijk zeg
gen als er sneeuw lag. De broers duwden of
trokken de slee en ik zat er ais een prinsesje
in, lekker warm toegedekt met een plaid, die
moeder zorgvuldig om me heen had gelegd.
Heeft Hans jou ook als een prinsesje in de
slee voortgeduwd Of is hij naar het ijs ge
gaan
Suusje van Dilst. Hartelijk welkom
Kom je uok eens in ons hoekje babbelen
Postzegelverzamelaar. Hier ii Amster
dam hebben we mooi ijs. De schoolkinderen
hebben dan ook al heel wat keertjes vrijaf
gehad om te rijden. Een drukte dat dit gaf
op slootjes en vaarten en plassen Asje
blieft Maar gezellig was het wel. Zelfs de
tentjes met warme chocola en krentenbol
letjes ontbraken niet en telkens hoorde je het
bekende liedje „Leg 'r eens ar.Leg 'r eens
an Warme melk en koude Jan
Famke. Als je voor 't eerst de schaatsen
onder hebt, dan valt dat zeker niet mee.
Meestal begin je dan met neer te ploffen,
tenzij je een stoeltje hebt, waaraan je je
vast houdt. Maar t leert toch vrij gemakke
lijke Als de vorst aanhoudt en iedereen
beweert, dat dit zoo zal gaan zul je mis
schien nog dezen winter heel alleen en zon
der stoeltje baantjes kunnen maken.
Lijstertje. Wat ben ik blij met dat
kiekje Dat's zeker niet pas genomen, hè
Anders zou je leelyk hebben staan bibberen
in je dunne strookjesjurk en je lichte kousjes.
Maar ik vind Doesje eerder een Does, hoor
Hij is veel grooter dan Prins, al beweert Prins
natuurlijk, die daardoor in zijn wiek is ge
schoten, van niet. Jullie krijgen allebei een
mooi plaatsje in mijn album. Doesje zal wel
niet gaan kibbelen met de andere hondjes en
de poesjes, die ik ook in mijn album heb
staan, hè Met „beentje-over"' zou ik maar
wachten tot. ik het schaatsenrijden heelemaal
machtig was, want je zou anders wel eens
een leelijke tuimeling kunnen maken. Dag
Lijstertle I Een aai voor Does, die zoo prach
tig op kan zitten voor een koekje.
Rinaldo. Dank je wel voor dat leuke
schilderijtjeIs dat nu oranje mica of heb
je het plaatje in die mooie tint geverfd 't Is
prachtig. Net een zonsondergang in het na
jaar. 'k Zal 't goed bewaren, daar kun je van
op aan. „Het oog van Siva" ken ik niet.
't Lijkt me erg geheimzinnig Is dat zoo'n
oog, dat je overal ziet? Ik heb pas gelezen
„Tom Arlington" van Clemence Bauer, 'k Heb
er erg van genoten. Zie het ook eens te krij
gen. Hebben jullie op de school ook een bi
bliotheek? Of ber je misschien in een clubje,
waar je iedere week een boek kunt komen
halen
Liane Haid. Ha, daar is Liane ook weer
eens. Ik heb al eens gedacht„Zou ze het
zoo druk hebben met filmen Wat heb je
een mooi raadsel bedacht. Maar 't moet nog
een tijdje blijven liggen, hoor. Want van deze
soort hebben we er nog heel wat.
Wildzang. Ja meisje, zoo heeft de een
plezier en de ander narigheid van den win
tervorst. Maar tegen dezen strengen meneer
kan nu eenmaal niemand op. Het eenigewat
we kunnen doen om het den vogels en den
paarden wat gemakkelijker te maken is om
dagelijks wat brood te strooien en water neer
te zetten voor de vogeltjes en bij gladheid de
straten bedekken met een laagje asch of
zand, soodat de paarden geen kans hebben
uit te glijden tn zich pijn te doen.
Rozerknopje. Ben je nu weer beter?
Hè gelukkig Ik had weinig kunnen denken,
dat je afwezigheid zijn oorzaak had in ziek
zijn. Wat heeft je gescheeld 'k Hoop, dat je
al zoo ver bent, dat je nog wat van het ijs
kunt genieten. Daardoor krijg je meteen weer
rozen op je wangetjes, die er tijdens je ziekte
wel van door zullen zijn gegaan.
Tanz-girl. DagBen je daar ook weer
eens Wat is het heerlijk om te merken, dat
oude vrienden en vriendinnetjes het Raad
selhoekje toch niet vergeten. En blijf je nu
weer een poosje meedoen? Of hebben je
dansvoetjes je maar toevallig onze richting
uit doen verdwalen Ja, moeder heeft gelijk.
Op jouw leeftijd willen de meesten graag
tooneelspeelster of filmsterretje worden. Na
een poosje gaat dit weer voorbij, tenzij je er
werkelijk roeping toe gevoelt. Ik heb eens een
tooneelspeelster gesproken, die zei„Ik moest
toon jelspelen, ik kon niet anders. Ook al zou
ik zelf niet gewild hebben, ik werd er toe ge
dreven. Als je dit in je hebt, kun je geen
anderen weg gaan." Kijk, dat noemt men „ta
lent". En er zijn zelfs n "nschen, die zeggen,
dat als talent bezit, je ook verplicht bent
dit te uiten en t- gebruiken. Talent voor het
een of ander plaatst je dus voor een zware
taak en nu begrijp je misschxen ook wel, dat
het verkeerd is om te denken, dat groote
tooneelspelers, -speelsters en filmsterren
altijd zoo'n heerlijk leventje hebben. Dag
Groeten aan moeder.
Lelietje. Dus nu moet je nog veertien
reepjes snoepen, hè Nu, met deze ijsvreugde
kom je daar misschien wel foe. Na een uurtje
rijden smaakt een stukje chocola opperbest.
Ga je er met Mientje vaak op uit
Mientje van Splunder. Een Roosje heb
ben \.e al, Mien Bedenk eens een ander
naampje.
Anita Page. Rijd maar prettig, hoor
Als het eenmaal weer dooit, schrijven we
elkaar wel weer lange brieven. Dag
Dat komt er van
Poes Mies was een snoep ster. Nooit kon 'de vrouw iets ia-ten
staan. Als zij dat deed was Mies er in een wip bij. Stil ging zij
1 er dan van smul-Ien.
Op een dag ging Mies eens in de keu-ken neu-zen. „Is er niets
voor mij te snoe-pen sprak zij stil tot haar zelf. „Ik heb wel
trek in iets lek-kers."
Zij keek naar al-le kan-ten. Neen ze zag niets. De vrouw had
al-les in de kast ge-zet. Maar wat zat daar in dien em-mer Dat
leek wel melkJa hoor, het was be-slist melkHet was dun wit
goed-je. Zoo zag melk er al-tijd uit.
Mies lik-te haar bek-je af.
Eerst keek zij eens rond. Nie-man'd zou mo-gen zien dat zij
snoep-te. Maar zij zag niets.
1 Stil sloop zij naar den em-mer. Zij 'duw-de er haar kop-je in en
be-gon te lik-ken. Maar met een ruk hief zij haar kop-je weer op.
Was dat melk O wat een ra-re smaak zat daar aanZij ril-de
er van
Daar kwam ie-man'd aan. Het was 'de vrouw. Maar ze had nog
ie-mand naast haar. Het was een man in een wit te jas.
„Dus dan doet u wel de hee-le keu-ken zei de vrouw.
„Goed me-vrouw. Het komt er net-jes uit te zien."
Toen doop-te de man een kwast in den em-mer. Hij roer-'de
er het dun-ne goed-je mee om. Daar-na streek hij het op den muur.
Het dun ne goed je waskalkv