Vlissiigsche Courant
TWEEDE BLAD
De dochter van den Dictator
VRAAGT SPOOR/GESTAMPTE N UISJES
FEUILLETON
BINNENLAND
Pinda... pinda... lekka...
van de
van
Vrijdag 11 November 1932. No 266
KAMEROVERZICHT
TWEEDE KAMER.
Vergadering van Donderdag.
Algemeen debat.
Het woord was ditmaal allereerst aan den
heer Colijn. Volgens hem was het geen
vraag of dit Kabinet al dan niet nog leeft.
Het heeft zich bereid verklaard een debat te
aanvaarden over de voorziening in de mid
delen der schatkist. Zoolang dit debat niet
is gehouden is er in het Kabinet niets ver
anderd. Men heeft dit debat dus af te wach
ten eer men weet waartoe de Regeering al
dan niet bereid is.
Volgens den heer Colijn is de financieele
toestand des lands veel ongunstiger dan de
miilioenen-nota deed zien. Er is bijvoorbeeld
groote achterstand in de aflossing der spoor
weg-tekorten en der pensioenen voor het
spoorwegpersoneel. Voorts was er een ach
terstand in de aanvulling der kosten voor
woningbouw. Te samen bedragen die tekor
ten wel een half milliard. In de millioenen-
nota is van deze tekorten niet gewaagd.
De tijd is daar, dat wij ons leven op een
lager-liggend niveau moeten instellen. Dat
was tien jaar geleden al noodig en slechts
zeer gering is die daling in die jaren ge
weest. Thans zal men daartoe gedwongen
worden, want de vooruitzichten zijn nog al
lesbehalve gunstig. Een blijvend verlies voor
West-Europa is het dat de export zeer is ver
minderd naar die landen welke zelf geen
voldoende industrieele ontwikkeling hadden.
Nederland heeft rekening te houden meteen
fc lij vend wegvallen van een deel van zijn
export, speciaal naar Engeland en Duitsch-
land, die vrijwel ons geheele overschot van
bodemproducten opnamen. De voornaamste
taak op economisch gebied is trachten de
handelsbelemmeringen weg te nemen en zoo
veel mogelijk onzen export te bevorderen.
Wie bij ons niet verkoopen kan, kan op den
duur bij ons ook niet koopen. De Regeering
heeft met dit alles rekening te houden óók
bij haar steunverleening. Bij die verleening
moet rekening worden gehouden met de toe
komstige afzet-mogelijkheden en met even-
tueele omvorming van cultures, o.a. van de
bodem-cultuur.
Dat is natuurlijk heel moeilijk te beoor-
deelen, maar de Regeering moet acht slaan
op de tendenzen in die algemeene verande
ringen. Aanmoediging tot verandering kan
de Regeering betrachten bij haar steunver
leening. Op het oogenblik houdt de Regee
ring nog te veel vast aan handhaving van al
het bestaande en dat is niet juist met het
oog op de toekomst.
Ook moet de Regeering de belangen van
alle groepen tegen elkaar afwegen. De Staat
is geen melkkoe. De middelen van den Staat
zijn beperkt en daarmede moet ernstig reke
ning gehouden worden. Niemand zal de cri
sis doorkomen zonder ze te gevoelen en het
is onmogelijk het peil te handhaven.
De crisis heeft gevaren ook voor het mo-
reele weerstandsvermogen van het volk. Er
wordt te veel geleund op de hulp van den
Staat. Geestelijke en moreele anarchie gaat
als een golf over de wereldzij zal er altijd
door heen komen als de fundamenteele
krachten van eerlijkheid en trouw blijven
bestaan. Aan dit puntje werd een preekje
vastgeknoopt over godsdienst, gezag en ge
zin, over revolutionaire beroeringen en om
keeringen en nog meer. Niet minder dan de
economische en financieele vraagstukken is
dit vraagstuk van belang.
Een volgend onderwerp was dat van de
werkloosheid en haar probleem. Driehonderd
duizend werkloozen zijn er thans in ons land,
met de gezinnen mee zijn er een millioen
ROMAN VAN EDGAR JEPSON
yertaald door P. van Velsen.
Nadruk verboden)
34)
Ik bemerkte nu en dan wel, dat zij met
een bezorgden blik naar mij keek, als ik de
gravin opvallende attenties bewees, en toen
zij zag, dat ik ook prinses Ottillie met bij
zondere onderscheiding behandelde, werd
haar blik zelfs stroef en achterdochtig.
Met prinses Ottillie verkeerde ik overigens
steeds op zeer goeden voet. Ik had diep me
delijden met het arme vrouwtje, dat zoo
schandelijk door haar echtgenoot werd ver
waarloosd. Wij spraken wel eens over de
verhoudingen aan het hof en het bleek mij
dan duidelijk, dat zij er zwaar onder leed.
„Er is maar één persoon, die u zou kun
nen helpen en die het ook met genoegen
doen zou, als zij van de heele situatie op de
hoogte was", zei ik eens tegen haar.
„O neen", zei zij neerslachtig, „er is nie
mand die dat zou kunnen. Wie zou het ook
hunnen zijn?"
„Juffrouw Cumberland
„Juffrouw Cumberland", zei prinses Ottillie
met verontwaardiging, „het meisje dat om
mijn gemaal heenfladdert als een vlinder,
't Is een fraaie hulp waarvan u my ver
zekert."
menschen by betrokken. Daarom is dit
vraagstuk, materieel en moreel, het belang
rijkste van alle. Met steun alleen is het niet
op te lossen omdat niemand kan waarbor
gen dat ons land jaarlijks daarvoor 150 mil
lioen gulden kan blijven uittrekken. En te
voorzien is, dat de werkloosheid nog lang zal
aanhouden. Werkverruiming en werkver
schaffing zijn dus in eerste instantie noo
dig, maar het werk moet anders zijn dan het
was. Onze export-industrie zou het kunnen
zijn, maar daarop is geen hoop meer. Ver-
grooting van ons bodem-oppervlak is daar
om noodig en voor een dadelijke voortzet
ting van de Zuiderzee-plannen pleitte daar
om de heer Colijn. De geldelijke gevolgen
van die plannen zullen geringer zijn dan die
van de bestrijding der werkloosheid.
Bij dit puntje zag de heer Colijn over het
hoofd dat onze bevolking per jaar met hon
derd duizend zielen toeneemt, zoodat het
geheele terrein van de Zuiderzee nauwelijks
voor een paar jaar dezen aanwas zou kun
nen opvangen.
De heer Colijn hoopte dat dit Kabinet tot
de verkiezingen zal blijven. Als de Regee
ring den wil tot samenwerking toont zal hij
gaarne meehelpen.
Na de verkiezingen zag hij gaarne nor
male parlementaire toestanden geen extra
parlementair Kabinet meer omdat dit altijd
een gewaagde onderneming is. Maar welk
Kabinet er ook moge komen, hij hoopte, dat
het er één zou zijn met moed voor verant
woordelijkheid. Dat het den Weg zurück ons
zal wijzen, den weg naar een goede gezonde
democratie.
De rede was zeer mak en bijzonder wel
willend tegenover de Regeering, maar zij
liet ook vele hiaten door alleen de puzzles te
stellen en ze niet op te lossen.
De laatste partijleider van beteekenis die
het woord voerde was de heer Aalberse. Ook
zeer minzaam en met weinig hulde. Wél veel
theorie over het gecompliceerde van het
economisch leven, dat al te simplistisch
door den heer Albarda werd behandeld. Het
ging over prijsdaling en loonsverlaging die
parallel moeten gaan, omdat anders de één
den ander tegenhoudt. Ook de mogelijkheid
van bezuiniging werd nog eens geschetst en
het weinig beteekenende van een verminde
ring van den arbeidsduur. Wat het Kabinet
betrof, wilde hij graag meewerken aan het
zoeken van andere middelen dan tariefs
herziening en desnoods was hij bereid goed
te keuren het sluiten van een leening.
Minzaam was de rede, een fraai college,
maar veel verder bracht ze ons niet. Alles
hangt thans af van het plan der Regeering,
dat wij Dinsdag wel zullen hooren.
Steunverleening aan schipperskinderen.
Naar wij vernemen heeft de Koningin een
belangrijk bedrag doen toekomen aan den
heer G. de Jong, directeur van het Onder
wijsfonds voor de Scheepvaart te Amster
dam, om aan te wenden voor de steunver
leening aan schippers en schipperskinderen,
waarvoor het Onderwijsfonds voor de Scheep
vaart een landelijk comité in het leven heeft
geroepen.
Wijziging van het wetsontwerp tot tijdelijke
heffing van opcenten op alle invoerrechten.
De regeering heeft bij de Tweede Kamer
een nota van wijziging op het wetsontwerp
tot tijdelijke heffing van opcenten op alle
invoerrechten ingediend. Daarbij wordt voor
gesteld 30 opcenten te heffen op den invoer
van goederen, die hier te lande niet worden
voortgebracht. Ten einde te voorzien in de
vermindering van inkomsten, die uit deze wij
ziging zal voortkomen, stelt de regeering voor
20 opcenten op den suikeraccijns te heffen.
Nu de behandeling van het wetsontwerp
vertraging heeft ondervonden, stelt de regee-
rig voor den datum van inwerkingtreding op
1 Januari ais. te stellen.
Vrees voor schadelijke bezuiniging bij
kinderbescherming.
De Nederlandsche Bond tot Kinderbe
scherming heeft een adres gezonden aan
„U bent verkeerd ingelicht of verkeert in
dwaling", zei ik zeer beslist. „Zij denkt er
niet aan om den prins tot zich te trekken,
zij is werkelijk te onschuldig voor zoo'n ge
vaarlijk spel."
„Nonsens. Denkt u.... gelooft u aan
dergelijke onschuld. O, wat zijn mannen
toch kortzichtig."
„Ach", zei ik langzaam, „als vrouwen elk
aar wat meer vertrouwden, zou er heel wat
minder kwaad gedaan worden."
„Neen, neen, 't. is onmogelijk, 't Is be
lachelijk 1" riep zij uit.
„Toch is het zooals ik gezegd heb", zei ik
met eenige plechtigheid en liet haar alleen
om over alles na te kunnen denken.
XX.
EEN LES IN GOEDE MANIEREN.
Dat ik niet geweerd werd door het hof,
had ik waarschijnlijk te danken aan de
tusschenkomst van prinses Ottillie, die in mij
een mededinger zag van den prins. Zy be
greep wel, dat Emma my niet onverschillig
liet. De prins werd voortdurend.meer tegen
my ingenomen. Dat hy my zoo dikwyis in
gezelschap van Emma zag, hinderde hem,
hoewel ik hem daartoe feitelijk geen by-
zondere aanleiding gaf. Maar een man, die
zich teleurgesteld voelt is al spoedig met
een verdenking gereed. Dat ik gravin Rudini
nog al in het oogloopend het hof maakte,
scheen hem niet op te vallen, doch Emma
lette er te meer op en het wekte zichtbaar
haar misnoegen.
Gedurende een bal had ik echter - gelegen
den minister van justitie, waarin adressant
uiting geeft aan zyn vrees, dat als gevolg
van de reeds ingevoerde en aangekondigde
bezuinigingsmaatregelen op het gebied der
particuliere kinderbescherming, het werk der
instellingen voor kinderbescherming niet
zou kunnen worden voortgezet zóó, dat de
verwaarloosde en bedreigde jeugd de be
scherming zou kunnen genieten, waarop zy
krachtens de wet aanspraak kan maken.
Overtuigd van den ernstigen wil der in
stellingen tot kinderbescherming om in deze
benarde tijden het hoofd te bieden aan de
vele en toenemende moeilijkheden, doet
adressant nogmaals een dringend beroep op
den minister om van rijkswege het werk der
particuliere kinderbescherming te biyven
steunen in die mate, dat maatregelen, die
op grond van de bestaande wetgeving in het
belang van de bedreigde jeugd redelykerwyze
noodig biyken, niet achterwege zullen behoe
ven te blyven of schadeiyke beperking zul
len behoeven te ondergaan.
Een radio-belasting
De „Katholieke Radio Gids" moet niets
van een radio-belasting hébben. Het blad
heeft zich dan ook over het voorstel van mi
nister De Geer ten zeerste verbaasd.
Zijn er dan werkelijk nog ontwikkelde men
schen, die denken, dat de radio voornamelijk
als amusementsfactor in het tegenwoordig
maatschappelijk- en gezinsleven kan be
schouwd worden, terwyl toch zoo duidelijk de
ontwikkeling van den omroep en de politieke
geschiedenis der laatste jaren het tegendeel
bewezen heeft.
Wy moeten veronderstellen, dat de minister
geen luisteraar is of behoort tot degenen, die
de radio nog steeds een „Spielerei" achten,
hoogstens geschikt om het dagelyksch sleur-
leven wat op te vroolyken.
De minister dient echter toch te weten,
vóór hij met zijn handen grypt naar een wel
kom belastingobject, dat de radio een groote
cultuurfactor is gewordenhet groote middel
om de massa te bereikenhet instrument,
dat door de staatslieden gebruikt wordt om
het volk te sprekenhet nieuwe apostolaat
om het evangelie te verkondigen aan mil-
lioenen, die in onze ongeloovige samenleving
van de Blijde Boodschap niet gehoord heb
ben. Hij zal toch wel weten, dat zijn eigen
geloofsgenooten en de katholieken geheel hun
godsdienstig leven cn cultuur uitzendendat
de professoren onzer universiteiten voor de
microfoon spreken de radio de school is
geworden voor den ongeletterde om zich te
ontwikkelen op allerlei gebied. En kan dan
een radiotoestel, dat al die ontwikkelende en
beschavende invloeden in het huisgezin
brengt, tot een weelde-instrument gerekend
worden, dat de staat belast als een biljart of
motorboot
Zullen we nu in Nederland dat betreurens
waardig verschijnsel gaan krijgen, dat een
zieke of ongelukkige, die aan zyn legerstede
of huiskamer gebonden is, belasting zal moe
ten betalen als hij naar een preek hoort, of
luistert naar een troostend woord van zyn
priester of leeraar
Maar in het buitenland wordt toch ook
belasting betaald
Zeker, maar daar zorgt de staat voor de
geheele uitzending en bekostigt ze. Hier be
kostigt de omroep alles, de staat niets. Maar
bovendien plukt de staat van de omroepen
per jaar eenige honderdduizenden voor het
gebruik der telefoonlynen en nog eenige tien
duizenden guldens voor de licenties aan de
zenders. Als nu de minister zyn zin krygt,
zal de staat nu nog eens dezelfde menschen
uitpompen, die reeds geheel hun eigen omroep
bekostigen. Het is toch wel heel erg.
Wij hopen daii ook, dat, zou de heer De
Geer niet op zyn voornemen terugkomen, er
van ons luisterend volk een krachtig verzet
uit moge gaan tegen deze belasting, wy
wachten nog af, doch waarschuwen nu reeds
allen, die belang hebben by dezen voorgeno
men maatregel, om het verloop dezer zaak
niet uit het oog te verliezen.
heid om haar te laten bhjken dat myn gene
genheid voor haar niet verminderd was. Aan
haar opgewektheid zag ik, dat zy daarom
verheugd was. Later, op denzelfden avond
zat Ik met tante Agnes op een bank in de
lange gang, dicht bij de dikke gordynen,
waarmee de kleine zaal was afgesloten, toen
wij zacht en gedempt hoorden spreken.
Tante Agnes onderhield my juist over myn
omgang met gravin Rudini, toen duidelyk
een mannenstem hoorbaar werd.
„Dat is lord Pecke", zei ik lachend.
„Wat een walgelijk jongmensch Is dat
toch, vind je niet vroeg tante.
„Zoo was hy altyd", antwoordde ik, „als
schooljongen was hy al zoo'n onaangenaam
sujet."
Plotseling werd het gordyn opzy gerukt
ezi kwam Emma te voorschyn. Zy leunde
tegen de deurpost, bleek als een doode, haar
oogen schitterden en haar lippen trilden.
„De bruut", mompelde zy, „de bruut.
Toen stokte haar stem.
Achter haar klonk de gemeene lach van
Peeke. Verschrikt keek zy my aan, haar
wangen kleurden, haastig liep zy de gang
uit, wankelde byna.
„Ik geloof, dat juffrouw Cumberland niet
wel is", zei ik tegen tante Agnes. ,,'t Zal
misschien goed zyn als u haar helpen wilt".
„Ik bemoei my niet graag met dergeiyke
menschen", zei tante Agnes, die aanstalten
maakte om op te staan, doch bleef zitten.
„'t Is merkwaardig in u, dat u meer luis
tert naar uw hart dan naar uw verstand",
zei ik bits.
De Noord- en Zuid-Hollandsche Redding-
Maatschappij.
Heden herdenkt de Noord- en Zuid-Hol-
landsche Redding Maatschappy den dag,
waarop zy vóór 108 jaren werd opgericht.
Ook nu weer zond de maatschappy, ouder
gewoonte, aan velen een kalender, ter herin
nering aan het feit, dat onze kust 108 jaren
lang voorzien is geweest van goede reddings
middelen, en dat moedige kustbewoners daar
van hebben gebruik gemaakt tot het redden
van schipbreukelingen.
Het aantal geredde menschenlevens be
draagt op het gedeelte der kust dat de Red-
dingmaatschappy beheert byna 6000.
Gedurende de verloopen 108 jaren werd zij
uitsluitend door vrijwillige bydragen ge
steund. Deze stelden haar in staat de red
dingmiddelen te houden op de hoogte van
den tyd.
Ook voor de toekomst wordt gehoopt op
dien steun, die haar in staat zal stellen het
hoofd te bieden aan de zwaardere eischen,
die aan de reddingmiddelen gesteld worden,
zoowel door de ontwikkeling van de techniek
als door steunverleening aan bejaarde red
ders en aan hunne nagelaten betrekkingen.
De commanditaire vennootschap
Wm. H. Muller Co.
In het verslag over 1931 van de comman
ditaire vennootschap Wm. H. Muller Co.
wordt medegedeeld dat, na aftrek van vry ge
komen reserves een verlies-saldo van
f 6.522.842 overblijft, tegenover 4.902.595
over 1930, welke verliessaldo werd gedekt door
afschrijving op de reserve.
Het wereldverbruik aan staal en yzer en
als direct gevolg de productie daarvan is ge
zonken tot een vierde, zoo niet nog minder,
van het normale.
Op scheepvaartgebied inkrimping van het
aantal reizen van onze Batavier-lyn naar
Londen tengevolge van gebrek aan lading
voor zoover wij hebben kunnen nagaan in het
honderdjarig bestaan dezer lijn nog niet voor
gekomen.
Zoo heeft zich dan de toestand verder on
gunstig ontwikkeld en wy moeten nog tevre
den zyn, dat het bedrijf over 1931 op zich zelf
na bestryding van alle onkosten en de nor
male afschrijvingen en alle verschuldigde in
teresten een, zij het ook bescheiden, batig
saldo liet, met andere woorden, self-suppor
ting bleek te zyn.
Tot ons leedwezen is sedert dien, dus in
1932 verdere achteruitgang te constateeren.
Al meent men hier en daar teekenen van her
stel te bespeuren, noch in de scheepvaart,
noch in de staalindustrie komt dit tot op he
den concreet tot uiting.
De Chineesche straatventer in het
Hollandsche stadsbeeldwaar de
Chineesche pinda-lekkernij gefabri
ceerd wordteen avond in de Chi-
neezen-wijk te Rotterdam.
(Van onzen specialen verslaggever).
De Zuid-Hollandsche steden en stadjes
kennen al eenigen tyd twee verschynselen de
yo-yo en de pinda, die beide gemeen hebben,
dat ze zich razend snel nieuwe gebieden ver
werven.
Gezien het succes, dat de yo-yo vrywel
overal in den lande ten deel is gevallen, kan
verwacht worden, dat het tweede verschynsel,
de pinda, zijn in het westen des lands aan
gevangen zegetocht, weldra naar andere stre
ken zal verlengen en dat het in alle oorden
van eenige beteekennis de populariteit zal
verwerven, die tot nu toe nog als het geheim
van het infecteerend op- en afrolspel kan
worden beschouwd. En daarom thans iets
over pinda.pinda. Men verstaat er tweeër
lei onder nl. een rechthoekig, platte harde
substantie bestaande uit gesmolten suiker
met gebrande Chineesche pinda-noten en den
meestal armoedig gekleeden, droomerig voor
zich uitstarenden Chinees, die deze Ooster-
Zy keek my verstoord aan, maar stond
onmiddellijk op en liep in de richting waarin
wy Emma naar den tuin hadden zien ver-
dwynen.
Langzaam stond ik ook op en ging de zy-
kamer in. Op een sofa zat Peeke, met de
armen op zyn knieën naar het tapyt te
.staren.
„Ik veronderstel, dat u juffrouw Cumber
land beleedigd hebt", zei ik.
„En u komt optreden als haar bescher
mer", antwoordde hy verachtelyk, een poging
doende om te geeuwen.
„Dus u verwacht de afrekening", zei ik
opgewonden en gaf hem een harden slag in
zyn onnoozel gezicht. Hy viel languit op de
sofa en sprong op. Hy wilde zich op my
werpen, doch ik was hem voor en gaf hem
een tweeden slag, zóó hard, dat hy over de
sofa heen tuimelde. Enkels pogenblikken
zag ik het gespartel van zijn beenen, toen
wprd het stiL
Ik schoof de sofa opzy, om hem te laten
opstaan. Ik was gereed om hem een derde
portie toe te dienen. Ik was over myn woede
heen. Op datzelfde oogenblik kwam Wyse
binnen.
„O, ben je hier, Hulston", zei hy, „lady
Hazelrigg vroeg of ik.... maar wat betee-
kent dat vroeg hy opeens vol verbazing.
„Dat beteekent een jongmensch, dat les
krygt in goede manieren", zei ik en verliet
met Wyse do kamer. Het gordyn trok ik
achter my dicht.
„Wat heb je in 's hemelsnaam uitgevoerd
Zoo iets komt toch niet te pas."-
sche zoetigheid in kleurige blikken brood
trommels tegen 5 cent per stuk te koop aan
biedt, onder het 0ansch niet luid of opdrin
gerig gemompelPinda..pinda..lekka
Het tweede begrip, interessanter dan de zoe
tigheid, die in de Hollandsche straten gretig
aftrek vindt, zullen wy hier nader bezien.
De vraag, die men zich onwillekeurig stelt
als men op de hoeken der straten, bij 0 sta
tions, in de treinen, kortom by alle gelegen
heden waar verkeer van eenige beteekenis is,
Chineezen met onuitputtelijk geduld en het
schier eindeloos uithoudingsvermogen den
Oosterling eigen, de pinda lekkerny ziet ven
ten, luidt„vanwaar zijn toch de laatste
maanden al die Chineezen gekomen
Het was de beantwoording van deze vraag,
die ons na eenige or ëntatie, naar Rotterdam
deed reizen, waar men ons dra verwees naar
Katendrecht, reeds sedert de tyden, dat Chi
neezen als stokers op de Oceaanbooten dienst
doen, het Chineezen-centrum van de groote
Zuid-Hollandsche havenstad.
In Katendrecht, dat het internationale ka
rakter van een havenwijk opvallend naar
buiten draagt, hokken sinds onheugelijke tij
den de niet varende Chineezen in de groezelig
uitziende boardinghuizen en armelijke kost
huizen, in welks nabijheid ontelbare café's,
winkels en eethuizen met Chineesche op
schriften zyn verrezen.
Het geviel, dat wij terecht kwamen in het
Chineesch restaurant van Tsong San Lao,
dat, zoo bleek ons, behalve voor Chineezen,
die zich een vry weelderigen maaltijd kunnen
permitteeren, een aantrekkelijke halteplaats is
voor gegoede Europeanen, die een exotische
c ïgeving en exotische spyzen op prys stel
len, en die er, naast de met stokjes hun rijst
verorberende Chineezen gezeten, van schotels
met niet uit te spreken namen (waagt u zich
maar eens aan Kay Sie Tjao Min, wat ge
bakken bami met kip beteekent) te goed
doen. In Tsong Sai Lao's gezellig ingericht
eethuis, troffen wij in een Hollander, die als
oud-zendeling in China, wAar hy meer dan
20 jaren verblyf hield, een zeer te waardee-
ren verbinding tusschen het Oosten en het
Westen vormt, een gids, zonder wiens hulD
het voor ons niet mogelijk geweest zou zyn
van het leven der Chineezen op Katendrecht
iets meer dan den buitenkant te zien.
Onze gids gaf, alvorens den tocht door de
Chineezenwijk aan te vangen, tal van inte
ressante mededeelingen over de tegenwoor
dige toestanden, waarin de te Rotterdam
wonende zonen van het Hemelsche Ryk ver-
keeren. De vroegere betrekkelyke welvaart
van deze menschen is in armoede veranderd.
Er is geen voldoende scheepvaart, er is geen
vraag naar stokers, de Chineezen zyn ge
doemd in een vreemd land in hun levenson
derhoud te voorzien. Naar schatting omvat
de Chineezenbevolking op Katendrecht thans
ongeveer 1200 zielen. De meeste ballingen
zijn ongetrouwd, er zyn er echter ook, die
een Hollandsche vrouw en kinderen hebben.
Merkwaardig is, dat de Chineezen, toen de
in de machinekamers der Hollandsche stoom-
booten zuur verdiende penningen opgemaakt
waren en toen er onder hen gebrek aan
voedsel en aan kleeren ontstond, geen enkel
oogenblik het voornemen hebben gehad te
gaan bedelen.
„Een bedelende Chinees in ons land is niet
denkbaar", zei de gids. „Hij draagt er zyn
hart te hoog voor". Men kwam op de gedach
te de in China zeer begeerde lekkerny Pin
da..pinda.te vervaardigen en te trach
ten deze zoetigheid in ons land ingang te
doen vinden. Weldra vormden zich groepen
Chineezen, die met behulp van door beter
gesitueerde landgenooten verstrekte kleine
credieten, suiker, pinda, noten papier en
trommels kochten en er met de pinda's op
uittrokken. Aanvankelyk werd uitsluitend
Rotterdam bewerkt, doch toen meer Chinee
zen zich op het maken en verkoopen van de
snel populair geworden zoetigheid gingen toe
leggen, waardoor de Maasst ad als handels-
terrein te klein werd, zwermden de nijvere
kerels, nooit te lui om wat te verdienen, naar
andere steden uit.
Des morgens by het krieken van den dag
daalden ze uit hun hooggelegen kamertjes
af en begaven zich, meestal te voet naar de
dikwyis vele uren gaans gelegen standplaat
sen. Aanvankelyk wekte deze handelsgeest
der Oosterlingen, gepaard aan een weldadige
bescheidenheid, slechts de bewondering op,
doch toen andere neringdoenden .sagen, hoe-
„Hy heeft iets gedaan dat niet te pas
komt en dat heb ik hem afgeleerd. Vraag
nu maar niets meer, want ik praat er niet
graag over en hy waarschijnlijk ook niet."
,,'t Is een ongunstig type. 't Is maar beter
om niet al te diep in zyn doen en laten
door te dringen", zei Wyse. „Hy zag er niet
uit alsof hy nog veel moed had. Zyn ver
diende loon zal hy wel hebben."
Wy dronken samen een glas champagne
en kwamen juist in de balzaal toen het or
kest een nieuwen wals inzette. Ik zag noch
Emma, noch tante Agnes. Ik wilde hen
eerst gaan zoeken, maar oordeelde het by
nader inzien toch beter om die twee maar
by elkaar te laten. Mijn hulp was nu toch
overbodig.
Eerst danste ik met gravin Rudini en later
met prinses Ottillie. Na dezen dans was
Emma nog niet terug en de prins, Cumber
land en enkele andere bewonderaars van
Emma stonden by een en vroegen my of ik
wist waar zy was. Het deed my genoegen,
dat zy zoo Iets aan my vroegen, want er
bleek uit dat zy my als het ware verant-
woordeiyk voor haar achtten.
„Toen ik haar voor het laatst zag, ging
zy met lady Hazelrigg den tuin in", ant
woordde ik.
Ik liep naar het zyzaaltje om eens te gaan
kijken naar Peeke, maar hy was er niet
meer.
(Wordt vervolgd.)