TWEEDE BLAD De man van Nergenshuizen Rede van Minister Ruys de Beerenbrouck. FEUILLETON PROVINCIALE STATEN. van de van Woensdag 20 Juli 1932. No. 169. Gisterenavond om half acht heeft de mi- nister-president, minister van Staat ^hr. mr. Ch'. J. M. Ruys de Beerenbrouck over de beide Nederlandsche zenders een rede gehouden over den economischen toestand des lands. De uitzending had plaats vanuit de studio van het hoofdbestuur der P.T.T. te 's-Gra- venhage. De minister sprak als volgt Landgenooten, Het is de tijd met een nuchteren blik op de werkelijkheid vast te stellen, dat de tbestand des lands zorgwekkend is. Het is de tijd, dac dit feit door de openbare meening wordt aan vaard. Wordt aanvaard met werkelijkheids zin en verantwoordelijkheidsbesef, gegrond op eigen inzicht of op gepast vertrouwen in hen, die dat inzicht hebben te vestigen. De verschijnselen van het ziektebeeld ver bieden verwaarloozing van levensbelangen. Levensbelangen zijn thans meer dan ooit ge moeid bij het stellen eener niets verbloemen de diagnose aan het ziekbed onzer samenle ving. De ziektekiem, die sinds jaren de wereld huishouding heeft aangetast, heeft zich het kon niet anders ook gezet in het weef sel van onze volkshuishouding. Naarmate óns land zich in den loop der tij den aan een welvarenden toestand aanpaste, stoort en gewent het zich thans trager aan den opgedrongen teruggang. Opgedrongen mag die teruggang worden genoemd, in zoo verre de opsporing harer oorzaken voert naar een onverbrekelijken internationalen samen hang der economische en financieele wetten en feiten. De vatbaarheid voor infectie door de eco nomische wereldkwaal lag voor Nederland voor de hand. Ons land heeft zijn geschied kundige beteekenis steeds mede ontleend aan de ontwikkeling van wereldmogelijkheden op schier ieder onderdeel van zijn welvaartsge- bied. Thans knelt ons een keten van de meest verwikkelde economische feiten en omstan digheden, welke een gedesorganiseerd wereld verkeer te zien geven. Tal van barrières voor het internationaal verkeer zijn opgeworpen. Het protectionisme in het buitenland, dat na het einde van den wereldoorlog catastrofale afmetingen aan nam, is in het bijzonder toe te schrijven aan het ontstaan van tal van nieuwe staten, die door kortzichtig nationalisme gedreven, in dustrie en landbouw kunstmatig binnen de landgrenzen tot ontwikkeling wenschten te brengen. Men streefde daarnaast naar hand having van het geen tijdens den oorlog op industrieel gebied nieuw was gegroeid. Onder de verfoeide nalatenschap uit den verfoeiden wereldoorlog de internationale schuldver houdingen dwongen den goederenstroom in gewrongen banen, welke men door het op trekken van tolmuren wederom trachtte te gen te gaan. De handhaving van uit den wereldoorlog ontstane schulden, welke een economischen grondslag missen, het opleggen van reparatie verplichtingen eenerzijds en het streven om dcor protectie te verhinderen, dat deze schuldverhoudingen in goederenleveranties een einde vonden anderzijds, dat zijn de fac toren, welke het evenwicht in de wereldhuis- houding hebben verbroken. De industrieele en landbouwproductie, welke door de technische revolutie op ongekende wijze de wereldwel vaart hadden kunnen vermeerderen, kwamen tusschen de opgeworpen hindernissen dus danig in de knel, dat de internationale prijs verhoudingen geheel uit haar voegen raakten en het geld- en credietwezen in de meeste landen gedesorganiseerd werd. Dat de afzonderlijke landen bij een ver klaarbare miskenning van hun internationale door VICTOR BRIDGES. (Nadruk verboden) 31) Indien Mercia niet in de souperzaal was, moest zij zich in den wintertuin bevinden dus ging ik naar beneden met den vurigen wensch, dat ik geen bekende van Northcote mocht ontmoeten. Tot mijn verontwaardiging was de winter tuin ledig. Profiteerende van mijn eenzaam heid, zette ik mij in een afgelegen hoekje vlak bij de deur van Sangatte's studeerkamer op een stoel neder en stak een sigaret op. Het was mogelijk, zoo overwoog ik, dat Mercia naar huis was gegaan. Ik zou nog eens even de ronde doen en indien ik haar niet zag, haar voorbeeld volgen. Ik weet niet, hoe het kwam, maar ik had een soort voor gevoel, dat Billy in Park Lane op my wacht te, en de gedachte aan zijn leuken jovialen glimlach, waarmede hy myr* ongelooflijk ver haal zou aanhooren, maakte my onweer staanbaar verlangend hem te zien. Ik voor mij.... Wat was dat? Uit de kamer van Sangatte drong plotseling een zwakke kreet tot my door, welke byna onmiddellijk gevolgd werd door een doffen smak van een omver geworpen stoel. Ik vloog op en luisterde aan dachtig en toen, o hemel, hoorde ik het weer en het was de stem van Mercia. In een se economische afhankelijkheid steunmaatrege len troffen onafhankelijk van elkaar en zon der rekening te houden met Ce belangen van anderen, kon de verwarring slechts vergroo- ten. Hoezeer de aldus veroomakte wereldcrisis, den zorgwekkenden omvang, het Nederland sche welvaartspeil heeft neergedrukt is den laatsten tyd bij herhaling aangetoond en uit eengezet aan de hand van feiten en cijfers, welke zonder eenige misleiding waarschuwend spreken. Achtereenvolgens zagen schier alle voornaamste takken van het bedrijfsleven zich aangetast. De scheepvaart en de scheeps bouw, het bankbedrijf, de industrie in vrijwel haar geheelen omvang, de landbouw en de veeteelt, de ooft- en tuinbouw, de zeevissche- rij en de veenderij, allen heeft de looden cri- sislast gedrukt en allen hebben zware schok ken moeten opvangen. De economische toe stand in Nederlandsch-Indië vertoont al een even troosteloos beeld als die in het moeder land. Ook daar een schrikbarende teruggang, zich uitend in een Indische begrooting met een belangrijk deficit, zoodat de Indische re geering zich gedwongen zag met betrekking tot de voorziening in hare kasbehoeften een beroep op de Nederlandsche schatkist te doen. Men denke met gepasten ernst over een toestand, welke de voor ons land zoo betee- kennisvolle inkomstenbron aan Indische ba ten goeddeels deed opdrogen. Daarnaast drukt ook onze gemeenschap op zorgelijke wijze de wreede plaag der werkloos heid, welke aan de steuncapaciteit der over heidslichamen ongewoon zware eischen is gaan stellen. Onder deze onheilspellende omstandigheden heeft de overheid, bewust van haar steeds zwaarder wordende taak, haar standpunt moeten bepalen, terwijl zy in den loop van haar optreden de crisiswolk steeds zwarter zag worden. Geheel abnormale en onbereken bare tegenstroomingen hebben haar met de uiterste behoedzaamheid, ingegeven door haar verantwoordelijkheid voor de geheele bevol king, de vaart door het onstuimige water doen kiezen. Reeds is in onze dagen het gebied der over heidsbemoeiing uitgegroeid tot een omvang, welke de redelijke vraag doet stellen, of een gewijzigde ordening niet tot een pessende ontlasting van de staatstaak, met name van diens uitvoerenden arbeid zou kunnen leiden. Tot welke afmetingen onder deze abnormale omstandigheden deze overheidstaak moest uitgroeien, laat zich gemakkelijk denken. Hierbij gold het telkens de helpende hand beheerscht uit te steken en daarbij het oog op het algemeen belang gericht te houden. Wat den oorsprong van den economischen tengenspoed betreft heeft Nederland niet na gelaten bij monde van zijn beste staatsburgers in het internationaal milieu te waarschuwen tegen het naderend ongeluk en tegen de ave- rechtsche maatregelen die men nam om dat ongeluk te keeren. Toen dit alles niet baten mocht en ons land steeds meer de economi sche gevolgen van die moeilijkheden onder vond, kon steun voor de bedreigde economie van het land niet uitblijven. Daarby bleef uitgangspunt, dat die steun nimmer in zoo- danigen vorm zou mogen plaats vinden, dat gezond herstel daardoor zou worden ver traagd. Eerst toen het hier gedurende decen nia onder een vrij handelsregime opgebouwde dreigde ten onder te gaan, waren maatregelen tot beveiliging van het bestaande noodzake lijk en was hulp voor de getroffen werkne mers plicht der overheid. Onze landbouw, in zoo sterke mate op uit voer aangewezen, moest voor den ondergang worden behoed. De afsluiting van onze afzet gebieden door protectie en door maatregelen op het gebied van het betalingsverkeer deed de gerechtvaardigde vrees ontstaan, dat on danks alle pogingen tot aanpassing van de kosten, een prijsniveau van zoo ruïneuzen aard zou ontstaan, dat het voortbestaan van een van de belangrijkste takken van ons eco nomisch leven ernstig bedreigd zou worden. Ook onze industrie liep gevaar door het buitenland, dat in Nederland een bij uitzon zondering koopkrachtig afzetgebied vond, on der den voet te worden geioopen. Deze abnor male plotseling opduikende concurrentie zou door het lamleggen van het productie-appa raat onze nationale koopkracht evenzeer ge schaad hebben. Contingenteeringsmaatrege- len zijn derhalve noodig geweest om hier te conde had ik den afstand tusschen mij en de deur bereiktik greep de knop, doch zy was op slot. Ik was niet in een gemoedstemming, om mij aan plichtplegingen te storenik deed een paar stappen achteruit, nam een aan loopje en gaf, met concentratie van al myn kracht een trap tegen de deur, zoodat zij met een gekraak van splinterend hout openvloog. Sangatte stond met een gelaat, gloeiend van opwinding en toorn midden in de kamer. Mercia hygend, verontwaardigd en bleek, leunende tegen den schoorsteenmantel. Toen zijn lordschap zag wie het was, die zijn on derhoud zoo eigenaardig verstoord had, ver anderde zyn gelaatsuitdrukking plotseling, alsof hij een aanval van verstandsverbijste ring kreeg. Met verwrongen gelaat en uit puilende oogen kwam hij voor mij staan. „Weet je wel, wat je doet?" vroeg hij schor fluisterend. Ik nam absoluut geen notitie van hem. „Miss de Rosen", zei ik op mijn vriende- lijksten toon, „ik geloof, dat u my dezen dans beloofd heeft." Mercia glimlachte my vriendelijk toe.' „Ik geloof het ook", sprak zij. Ik deed een paar stappen in haar richting en voor een ondeelbaar oogenblik sneed hij mij den pas af. Toen moet zijn goede genius hem zeker iets in het oor gefluisterd hebben, want hy ging plotseling terzijde en zonder hem zelfs een blik waardig te keuren, ging ik naar Mercia en bood haar mijn arm aan. „Het spijt mij, dat ik iets te laat was", zei 'k kalm, voorkomen, dat een aantal industrietakken misschien voor altijd vernietigd zouden wor den. Juist om te voorkomen, dat ook op dit ge bied het herstel van normale verhoudingen niet vertraagd zou worden, was een groote voorzichtigheid noodig. De overheid staat hier voor de bij uitstek moeilijke taak bet middel van de invoerbeperking zoodanig toe te pas sen, dat alleen het abnormale geweerd wordt. In een maatschappij, welke in haar ontwik keling niet geremd wordt door factoren, bui ten de sfeer der economie, gaat een toene ming van den invoer gepaard met een ver meerdering van den uitvoer. Wij beleven thans echter tijden waar destructieve facto ren vaak overheerschend zijn. Om deze des tructie te voorkomen, dient de regeering maatregelen te nemen. Hoe groot de chaos ook zijn moge, de ten grondslag liggende economische wetten weten zich echter steeds meer gelding te verschaf fen. Alleen wanneer men dit bedenkt, zal het besef doordringen, dat een te straffe toepas sing van contingenteeringsmaatregelen onzen export zou schaden. Deze laatste, de uitvoer ondervindt de grootste moeilijkhedenhij baart de regeering de grootste zorgen. Behal ve land- en tuinbouw en de veeteelt verkeert ook onze op export gespecialiseerde industrie in zeer zorgwekkenden toestand. Zoo dikwijls ontmoet men bij groepen, die om steun vra gen, een groote onwetendheid omtrent den nood onder andere groepen van ons bedryfs- leven. Daar komt bij dat men vergeet, dat alleen het jvegnemen der oorzaken voldoende kan baten. Handel, scheepvaart en bankwe zen, zij allen hebben hunne groote moeilijk heden, die alleen opgelost kunnen woi'den, wanneer de poorten naar het buitenland weer opengaan. Na deze enkele gedachten over het regee- ringsbeleid ten aanzien van het in hoofdzaak handelspolitieke vraagstuk, een kort woord over de publieke geldmiddelen. Een pijnlijke tegenstrijdigheid vervult den toestand dezer middelen met zorg. Terwijl eenerzijds de abnormale nood in steeds drin gender mate een beroep op de openbare mid delen blijft doen, slinkt het volksvermogen, dat ze ten slotte moet opbrengen, onrustba rend. Ten gevolge van het opdrogen van de verschillende welvaartsbronnen moest een op timistische berekening van de daling van het belastbaar volksinkomen op ongeveer 30 worden geschat. Beziet men dan de uitgaven- cijfers alleen reeds van werkloozensteun, van openbare en particuliere armenzorg, van steunmaatregelen aan den landbouw en houdt men daarby in het oog wat aan rijks, provin ciale en gemeentebelasting moet worden op gebracht, dan kan geen redelijk beoordeelaar ontkomen aan de klemmende noodzaak tot versobering en besnoeiing van de collectieve behoeften waarin voorzien moet worden. Immers bij een dusdanig krimpende mid delen-positie dringt zich naar voren de zorg der overheid, dat fcy op de allereerste plaats haar helpend vermogen zooveel mogelijk on geschonden houdt. Dat feit verplicht haar desnoods tot duren prijs te waken voor het financieele evenwicht harer zwaarbelaste huishouding, hetgeen ver onderstelt de meest doelmatige en sobere or* ganisatie dier huishuoding. Ter handhaving niet alleen van 's lands credietvaardigheid, doch veeleer nog ter voor koming eener massale volksverarming, welke niet meer aan procenten te binden zoude zijn, hebben de overtuigende argumenten en luide sprekende voorbeelden, welke voor de inflatie onzer munteenheid waarschuwen, voor de re geering niet afgedaan. Zij en de volksvertegenwoordiging die tot de noodzakelijke besnoeiing genoopt worden en de verantwoordelijkheid daarvoor hebben te dragen, weten deze pijnlijke taak verlicht door de redelijke zakelijkheid van allen, wier inzicht hen in staat stelt de feiten te onder kennen, zooals deze in werkelijkheid zijn. Slotbeschouwing. Vaak wordt er geklaagd, dat de regeeriog nog niet voldoende maatregelen ter bescher ming van het economisch leven heeft geno men. Veelal openbaart zich daarbij het erken de verschijnlsel, dat de stuurmanskunst sim peler lijkt aan den wal, dan zij op de brug van het schip in waarheid is. Doch laten vooral zij, die daarby op andere landen wijzen, toch bedenken, dat ons land, relatief gesproken, Met een allerliefst, kuiltjesvormend glim lachje legde zij haar hand op mijn mouw. „U is steeds een model van vaardigheid, mijnheer Northcote", sprak zij. Indien het aan blikken gegeven was, iemand te dooden, zouden wij geen van bei den de deur bereikt hebben, doch aangezien de Voorzienigheid in deze anders heeft be schikt, had de moorddadige uitdrukking van Sangatte geen andere uitwerking, dan mijn innerlijk genoegen slechts te verhoogen. Toen wij op den dempel stonden, keek ik hem over mijn schouder aan. „Ik kom straks nog even terug om een praatje met je te maken, Sangattewacht hier dus op mij." Hij gaf geen antwoord en ik leidde Mercia in den wintertuin, nadat ik de gehavende deur achter ons gesloten had. „Onze ontmoetingen", zei ik glimlachend, „schijnen steeds van eenigszlns opwindenden aard te moeten zijn." „En mij telkens meer aan u te verplich ten", antwoordde zy. „Van verplichten is geen sprake", zei ik, ,,'t is mij een voorrecht u nog eens te mogen spreken. Ik begon al te denken, dat u naar huis was gegaan en dat ons belangrijk kort onderhoud geen vervolg zou hebben." Zy bleef een oogenblik' stilstaan en keek vlug, behoedzaam rond, om zich te vergewis sen dat er niemand was, die ons kon be luisteren. „Ik meende ernstig, wat ik u zei", fluis terde zij haastig. „Ga niet naar Woodford. Ik..,, ik kan er u geen verklaring van ge nog over een groote mate van weerstand en uithoudingsvermogen beschikt, en dat veel overheids-inmenging in het buitenland het herstel geremd heeft of een uiting is van een mate van verval, waarvoor ons volk behoed moge worden. Dat uithoudingsvermogen is het en de his torisch bewezen veerkracht van ons volk om zich als het moet aan de gewijzigde om standigheden aan te passen, welke de regee ring den moed schenken om den moeilijken weg van versobering en doelmatige bezuini ging, in te slaan. Nu de benarde financieele toestand van rijk en gemeente gebiedt, ver staat de overheid haar pijnlijken plicht offers, zware offers te verlangen. Het is het schrijnende van de haar toever trouwde taak, dat zij in tal van gevallen noodgedwongen leed moet veroorzaken en te leurstelling brengen. Als noodtoestand men- schelijk gevoel en harden plicht in conflict brengt, staat zelfs de maatregel, die tijdig erger leed voorkomt, al spoedig onder den schijn van harteloosheid. Dien schijn zelfs wijst de regeering met eerlijke overtuiging af, omdat zij met diep gevoeld medeleven beseft, welk leed die harde plicht voor velen mede brengt. Dit medegevoel geldt afzonderlijke zwaar getroffen gevallen, het geldt in niet mindere mate die groep van jongemannen onder ons, die de ramp der werkloosheid treft juist in den levenstijd, die hen met Mssche werk kracht en werklust, zag aantreden en wier jonge beste jaren buiten hun schuld in ge dwongen ledigheid verloren gaan. Zoo ergens, dan doet hier de overmacht pijn, die bruik- baren hand- en hoofdarbeid meedcogenloos afwijst. De, juist dezen en komenden tijd beheer- schende vraag blijftzal dit moeilijke en veeleischende tijdsgewricht een klein of een groot geslacht vinden Ons volk duldt geen blaam op de geschiedenis, die het thans te maken heeft. Het is bereid zijn reserve aan dappere offervaardigheid en saamhoorigheid aan te spreken om zijn toekomst op herstel en opleving voor te bereiden. Met allen ernst, dien de tijd verlangt, klinke dan een beroep op allen, vooral op hen, die zijn geroepen de openbare meening voor te lichten en leiding te geven aan volksgroe pen. Laat ons niet alleen de hoogste eischen stellen aan de vorming van eigen inzicht en oordeel, waar het thans meer dan ooit de moeilijkste en verwikkeldste vraagstukken be treft, doch laat ons bovendien iedere eenzy- digheird afleggen, „zonder oogkleppen door het leven gaan" en beseffen den gewetens plicht, dat onze voorlichting op zuivere en volledige documentatie beruste Laat men in deze uren doorzicht en orde lijkheid betrachten bij het tot uiting brengen van wat de bevolking te zeggen en te wen- schen hoeft, niet van wat haar in stryd met de feiten wordt opgedrongen Met het vertrouwen in die, van burgerzin getuigende medewerking, weet de overheid haar moeilijke taak vei-licht en houdt zij hare schouders recht onder den zwaren tijd, omdat zy op God's kraoht en steun mag rekenen. Zitting van Dinsdag 19 Juli, des middags 2.15 uur. Het eerst werd aan de orde gesteld de be noeming van het lid der Staten, bedoeld bij artikel 89 der provinciale wet. Benoemd werd de heer D. Kodde met 18 stemmen. Verder verkregen de heeren Voge laar 8, Erasmus 6 en Boender 1 stem, terwyl 8 briefjes blanco waren. De heer Kodde verklaarde zich op een desbetreffende vraag van den voorzitter be reid deze benoeming aan te nemen en hoopte hy dat hem even weinig zal worden opgedra gen als het vorig jaar. Garantie ten behoeve dier Gewestelijke Tarweorganisatie. In ajle afdeelingen werd dit voorstel aan een beschouwing enderworpen. O.a. werd op gemerkt, dat, nu de regeering de tarwewet heeft geschonken, zij ook maar voor de ga rantie c.q. betaling moet zorgen. Men meende dat tal van rijke boeren van den steun pro ven trouwens ik doe er verkeerd aan, u te waarschuwenmaar zoek een voorwendsel en ga vooral niet." „Zouden wy niet naar boven gaan en een zitje zoeken", stelde ik voor, „misschien...." „Neen, neen", onderbrak zij haastig. „Ik kan hier niet langer blijven. Sir Henry wacht op mij en in geen geval zou ik u meer kun nen zeggen." Wij waren in de hal gekomen, waar veel menschen waren blijkbaar voornemens om te vertrekken. Ik bemerkte tusschen hen den ouden heer met het witte haar, die bij Mercia was, toen zy voor 't eerst in de balzaal kwam. Ik ontdekte nu, dat het sir Henry Tregattock moest zyn, hetgeen ik afleidde uit het feit, dat hij mij bekend voorkwam. Hij zag er echter veel ouder uit, dan toen ik hem tien jaar geleden te La Paz ontmoette. Hij zag ons onmiddellijk en kwam naar ons toe. „O, ben je daar Mercia", sprak hij. „Ik wist niet, wat er met je gebeurd was. Ik wil je niet jagen, maar...." Plotseling brak hij af. Zijn oogen waren strak op de mijne gevestigd en plotseling ver anderde zijn houding en gebaar zoodanig, als verbazing en vijandschap dat in een seconde kunnen teweegbrengen. Mercia was doodsbleek geworden. „Kent u mijnheer Northcote stamelde zy. „Ik zal even mijn kleeren halen, ik ben direct terug." Zy verdween van myn zyde en liet my üh een blykbaar eenigszins moeilyke positie achter. Het scheen my hoogst onwaarschyn- fiteeren, voor wie steunverleening niet nood zakelijk is. Men achtte de richtige uitvoering der wet ook een voordeel voor den landarbei der. Uitvoerig werd de tewerkstelling van buitenlandsche arbeiders besproken, maar ook werd er op gewezen, dat als Nederlandsche arbeiders met steun der Nederlandsche regee ring over de grens inkoopen gaan doen, daar voor niemand eenige voorziening vraagt of eischt. Gevraagd werd te onderzoeken, hoeveel buitenlanders hier werkzaam zijn en zoo mogelijk eveneens hoeveel Nederlanders in het buitenland werkzaam zijn. Als een typee rend staaltje hoe noodig de garantie is, wees een lid op een landbouwer, die noodzakelijk werkzaamheden moest doen verrichten en daarvoor eenige arbeiders in dienst moest ne men, doch zulks niet kon doen wegens gebrek aan geld. Van de zijde van Ged. Staten luidde het antwoord, dat de provincie geen risico zal loopen, althans menschelyker wijze gespro ken. De volle garantie is door de hoeveelheid tarwe gedekt. Naar aanleiding van de beweringen, dat de kosten der tarwewet ten laste komen van de armsten en de haten ten gunste der rijksten, gaven Ged. Staten in de afdeelingen een kor te uiteenzetting van de werking der tarwewet. Ged. Staten deelen in hun antwoord op het algemeên verslag mede, dat naar hun van be voegde zijde is medegedeeld, de Gewestelyke Tarweorganisatie van den minister de mach tiging heeft gekregen om leden-aangeslotenen, die buitenlandsche arbeiders in dienst heb ben, uit te sluiten, waarbij er evenwel gelet dient te woeden op het aantal vreemde ar beiders, dat vroeger bij deze werkgevers in dienst was. Nog leggen zy adressen over van de Kamers van Koophandel te Middelburg en te Ter Neuzen, die tegen het voorstel geen bezwaar hebben mits er voor worde zorg gedragen, dat te dezer zake de handel niet in slechter con ditie komt dan tot heden het geval was. De heer Kalle zal dit voorstel gaarne steu nen als niet eene partij wordt geholpen, doch beide partijen en de buitenlandsche werk krachten uitgesloten worden. Het is treurig dat het brood voor tal van arbeiders wordt weggehaald door vreemdelingen. Zoolang er bij de arbeidsbeurzen voldoende krachten staan ingeschreven mogen geen buitenland sche krachten te werk worden gesteld. Het buitenland voorkomt op alle manieren het te werk stellen van vreemde krachten. Alleen in de streek van Sas van Gent naar Ter Neu zen wordt wekelijks 40.000 aan buitenland sche arbeidskrachten uitbetaald. Hij wil het aannemen van dergelijke krachten verbieden. De heer Vogelaar brengt dank aan Ged. Staten voor de indiening van dit voorstel. Het verheugt hem dat men den handel zoo veel mogelijk den oogst voor 1932 wil laten innemen. De provincie Zeeland kan moeilijk financieel steunen. Wel kan moreel steun worden gegeven en hij stelt het op prijs dat de provincie garantie wil geven. De heer De Feijter sluit zich aan by den heer Vogelaar en brengt eveneens dank aan Ged. Staten en hoopt hij dat dit voorstel zal worden aangenomen. Er is in Zeeuwsch- Vlaanderen gebrek aan bedrijfskapitaal. De landbouwers dienen geholpen te wor den, want ryke boeren zijn er maar spora disch meer te vinden. De provincie kan thans volstaan met ga rantie. Hij is het voor een groot gedeelte eens met den heer Kalle. Het aannemen van eigen menschen dient voor te gaan, doch zyn daar aan moeilykheden verbonden, vooral voor landbouwers die reeds lang buitenlandsche werkkrachten in dienst hebben. De heer Hamelink is niet zoo enthousiast over het voorstel van Ged. Staten. Deze steunverleening wordt ook verleend aan landbouwers die het niet ndodig hebben. Bij de arbeiders wordt een geheel andere maat staf aangelegd voor het verleenen van steun. Er had op een andere wyze te werk mueten zyn gegaan. Nu de Tarwewet is aangenomen moet zij ook worden uitgevoerd. De wyze waarop thans steun wordt verleend heeft sprekers goedkeuring niet. De Zeeuwsche landbouwers zyn maar direct op de Provin ciale Staten toegesprongen, waar zy over zooveel macht beschikken. De moreele steun die thans wordt gegeven staat gelyk met fi- lijk toe, dat sir Henry zich mij, van een zoo lang geleden onderhoud nog kon herinneren, want het had misschien nauwelijks vijf mi nuten geduurd. En indien dit werkelijk het geval was, dan nog was er geen enkele reden, waarom hy op zoo bruuske wijze zyn afkeer van my moest toonen. Het schoot my op eens door het hoofd, dat hy my voor myn dubbel ganger moest hebben aangezien. „Ik geloof, dat miss de Rosen gelyk heeft, mynheer Northcote"., sprak hy met bevrie zende beleefdheid. „Wy hebben elkaar vroe ger ontmoet, maar onder eenigszins verschil lende omstandigheden." „Ja", zei ik brutaal, „ik had tien jaar ge leden het genoegen een onderhoud van vyr minuten met u te hebbendat was te La Paz...." zyn wenkbrauwen gingen meer dan ander- halven centimeter omhoog. „Inderdaad 1" merkte hy droogjes op. „Maar ik heb het oog op een van lateren datum. Mogelijk was uw wedervaren in San Luca niet van vol doend aangenamen aard, om het zeer helder in uw herinnering vast te leggen." Dit was, wat Billy zou genoemd hebben, een steek boven water, maar ik ontving hem zonder een spier te vertrekken. „Ik ben nooit in myn leven te San Luca geweest", zei ik brutaal. Het antwoord van sir Henry was duidelijk in zyn biik leesbaar en wat hij zei liet aan klaarheid niets te wenschen over. „Ik vrees, dat San Luca niet zoo bevoor recht is, als u wil doen voorkomen." ^Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1932 | | pagina 5