TWEEDE BLAD
De man van Nergenshuizen
Rede van Minister
Ruys de Beerenbrouck.
FEUILLETON
PROVINCIALE STATEN.
van de
van
Woensdag 20 Juli 1932. No. 169.
Gisterenavond om half acht heeft de mi-
nister-president, minister van Staat ^hr. mr.
Ch'. J. M. Ruys de Beerenbrouck over de beide
Nederlandsche zenders een rede gehouden
over den economischen toestand des lands.
De uitzending had plaats vanuit de studio
van het hoofdbestuur der P.T.T. te 's-Gra-
venhage.
De minister sprak als volgt
Landgenooten,
Het is de tijd met een nuchteren blik op de
werkelijkheid vast te stellen, dat de tbestand
des lands zorgwekkend is. Het is de tijd, dac
dit feit door de openbare meening wordt aan
vaard. Wordt aanvaard met werkelijkheids
zin en verantwoordelijkheidsbesef, gegrond op
eigen inzicht of op gepast vertrouwen in hen,
die dat inzicht hebben te vestigen.
De verschijnselen van het ziektebeeld ver
bieden verwaarloozing van levensbelangen.
Levensbelangen zijn thans meer dan ooit ge
moeid bij het stellen eener niets verbloemen
de diagnose aan het ziekbed onzer samenle
ving.
De ziektekiem, die sinds jaren de wereld
huishouding heeft aangetast, heeft zich
het kon niet anders ook gezet in het weef
sel van onze volkshuishouding.
Naarmate óns land zich in den loop der tij
den aan een welvarenden toestand aanpaste,
stoort en gewent het zich thans trager aan
den opgedrongen teruggang. Opgedrongen
mag die teruggang worden genoemd, in zoo
verre de opsporing harer oorzaken voert naar
een onverbrekelijken internationalen samen
hang der economische en financieele wetten
en feiten.
De vatbaarheid voor infectie door de eco
nomische wereldkwaal lag voor Nederland
voor de hand. Ons land heeft zijn geschied
kundige beteekenis steeds mede ontleend aan
de ontwikkeling van wereldmogelijkheden op
schier ieder onderdeel van zijn welvaartsge-
bied. Thans knelt ons een keten van de meest
verwikkelde economische feiten en omstan
digheden, welke een gedesorganiseerd wereld
verkeer te zien geven.
Tal van barrières voor het internationaal
verkeer zijn opgeworpen. Het protectionisme
in het buitenland, dat na het einde van den
wereldoorlog catastrofale afmetingen aan
nam, is in het bijzonder toe te schrijven aan
het ontstaan van tal van nieuwe staten, die
door kortzichtig nationalisme gedreven, in
dustrie en landbouw kunstmatig binnen de
landgrenzen tot ontwikkeling wenschten te
brengen. Men streefde daarnaast naar hand
having van het geen tijdens den oorlog op
industrieel gebied nieuw was gegroeid. Onder
de verfoeide nalatenschap uit den verfoeiden
wereldoorlog de internationale schuldver
houdingen dwongen den goederenstroom in
gewrongen banen, welke men door het op
trekken van tolmuren wederom trachtte te
gen te gaan.
De handhaving van uit den wereldoorlog
ontstane schulden, welke een economischen
grondslag missen, het opleggen van reparatie
verplichtingen eenerzijds en het streven om
dcor protectie te verhinderen, dat deze
schuldverhoudingen in goederenleveranties
een einde vonden anderzijds, dat zijn de fac
toren, welke het evenwicht in de wereldhuis-
houding hebben verbroken. De industrieele en
landbouwproductie, welke door de technische
revolutie op ongekende wijze de wereldwel
vaart hadden kunnen vermeerderen, kwamen
tusschen de opgeworpen hindernissen dus
danig in de knel, dat de internationale prijs
verhoudingen geheel uit haar voegen raakten
en het geld- en credietwezen in de meeste
landen gedesorganiseerd werd.
Dat de afzonderlijke landen bij een ver
klaarbare miskenning van hun internationale
door VICTOR BRIDGES.
(Nadruk verboden)
31)
Indien Mercia niet in de souperzaal was,
moest zij zich in den wintertuin bevinden
dus ging ik naar beneden met den vurigen
wensch, dat ik geen bekende van Northcote
mocht ontmoeten.
Tot mijn verontwaardiging was de winter
tuin ledig. Profiteerende van mijn eenzaam
heid, zette ik mij in een afgelegen hoekje
vlak bij de deur van Sangatte's studeerkamer
op een stoel neder en stak een sigaret op.
Het was mogelijk, zoo overwoog ik, dat
Mercia naar huis was gegaan. Ik zou nog
eens even de ronde doen en indien ik haar
niet zag, haar voorbeeld volgen. Ik weet niet,
hoe het kwam, maar ik had een soort voor
gevoel, dat Billy in Park Lane op my wacht
te, en de gedachte aan zijn leuken jovialen
glimlach, waarmede hy myr* ongelooflijk ver
haal zou aanhooren, maakte my onweer
staanbaar verlangend hem te zien. Ik voor
mij.... Wat was dat? Uit de kamer van
Sangatte drong plotseling een zwakke kreet
tot my door, welke byna onmiddellijk gevolgd
werd door een doffen smak van een omver
geworpen stoel. Ik vloog op en luisterde aan
dachtig en toen, o hemel, hoorde ik het weer
en het was de stem van Mercia. In een se
economische afhankelijkheid steunmaatrege
len troffen onafhankelijk van elkaar en zon
der rekening te houden met Ce belangen van
anderen, kon de verwarring slechts vergroo-
ten.
Hoezeer de aldus veroomakte wereldcrisis,
den zorgwekkenden omvang, het Nederland
sche welvaartspeil heeft neergedrukt is den
laatsten tyd bij herhaling aangetoond en uit
eengezet aan de hand van feiten en cijfers,
welke zonder eenige misleiding waarschuwend
spreken. Achtereenvolgens zagen schier alle
voornaamste takken van het bedrijfsleven
zich aangetast. De scheepvaart en de scheeps
bouw, het bankbedrijf, de industrie in vrijwel
haar geheelen omvang, de landbouw en de
veeteelt, de ooft- en tuinbouw, de zeevissche-
rij en de veenderij, allen heeft de looden cri-
sislast gedrukt en allen hebben zware schok
ken moeten opvangen. De economische toe
stand in Nederlandsch-Indië vertoont al een
even troosteloos beeld als die in het moeder
land. Ook daar een schrikbarende teruggang,
zich uitend in een Indische begrooting met
een belangrijk deficit, zoodat de Indische re
geering zich gedwongen zag met betrekking
tot de voorziening in hare kasbehoeften een
beroep op de Nederlandsche schatkist te doen.
Men denke met gepasten ernst over een
toestand, welke de voor ons land zoo betee-
kennisvolle inkomstenbron aan Indische ba
ten goeddeels deed opdrogen.
Daarnaast drukt ook onze gemeenschap op
zorgelijke wijze de wreede plaag der werkloos
heid, welke aan de steuncapaciteit der over
heidslichamen ongewoon zware eischen is
gaan stellen.
Onder deze onheilspellende omstandigheden
heeft de overheid, bewust van haar steeds
zwaarder wordende taak, haar standpunt
moeten bepalen, terwijl zy in den loop van
haar optreden de crisiswolk steeds zwarter
zag worden. Geheel abnormale en onbereken
bare tegenstroomingen hebben haar met de
uiterste behoedzaamheid, ingegeven door haar
verantwoordelijkheid voor de geheele bevol
king, de vaart door het onstuimige water
doen kiezen.
Reeds is in onze dagen het gebied der over
heidsbemoeiing uitgegroeid tot een omvang,
welke de redelijke vraag doet stellen, of een
gewijzigde ordening niet tot een pessende
ontlasting van de staatstaak, met name van
diens uitvoerenden arbeid zou kunnen leiden.
Tot welke afmetingen onder deze abnormale
omstandigheden deze overheidstaak moest
uitgroeien, laat zich gemakkelijk denken.
Hierbij gold het telkens de helpende hand
beheerscht uit te steken en daarbij het oog
op het algemeen belang gericht te houden.
Wat den oorsprong van den economischen
tengenspoed betreft heeft Nederland niet na
gelaten bij monde van zijn beste staatsburgers
in het internationaal milieu te waarschuwen
tegen het naderend ongeluk en tegen de ave-
rechtsche maatregelen die men nam om dat
ongeluk te keeren. Toen dit alles niet baten
mocht en ons land steeds meer de economi
sche gevolgen van die moeilijkheden onder
vond, kon steun voor de bedreigde economie
van het land niet uitblijven. Daarby bleef
uitgangspunt, dat die steun nimmer in zoo-
danigen vorm zou mogen plaats vinden, dat
gezond herstel daardoor zou worden ver
traagd. Eerst toen het hier gedurende decen
nia onder een vrij handelsregime opgebouwde
dreigde ten onder te gaan, waren maatregelen
tot beveiliging van het bestaande noodzake
lijk en was hulp voor de getroffen werkne
mers plicht der overheid.
Onze landbouw, in zoo sterke mate op uit
voer aangewezen, moest voor den ondergang
worden behoed. De afsluiting van onze afzet
gebieden door protectie en door maatregelen
op het gebied van het betalingsverkeer deed
de gerechtvaardigde vrees ontstaan, dat on
danks alle pogingen tot aanpassing van de
kosten, een prijsniveau van zoo ruïneuzen
aard zou ontstaan, dat het voortbestaan van
een van de belangrijkste takken van ons eco
nomisch leven ernstig bedreigd zou worden.
Ook onze industrie liep gevaar door het
buitenland, dat in Nederland een bij uitzon
zondering koopkrachtig afzetgebied vond, on
der den voet te worden geioopen. Deze abnor
male plotseling opduikende concurrentie zou
door het lamleggen van het productie-appa
raat onze nationale koopkracht evenzeer ge
schaad hebben. Contingenteeringsmaatrege-
len zijn derhalve noodig geweest om hier te
conde had ik den afstand tusschen mij en de
deur bereiktik greep de knop, doch zy was
op slot.
Ik was niet in een gemoedstemming, om
mij aan plichtplegingen te storenik deed
een paar stappen achteruit, nam een aan
loopje en gaf, met concentratie van al myn
kracht een trap tegen de deur, zoodat zij met
een gekraak van splinterend hout openvloog.
Sangatte stond met een gelaat, gloeiend
van opwinding en toorn midden in de kamer.
Mercia hygend, verontwaardigd en bleek,
leunende tegen den schoorsteenmantel. Toen
zijn lordschap zag wie het was, die zijn on
derhoud zoo eigenaardig verstoord had, ver
anderde zyn gelaatsuitdrukking plotseling,
alsof hij een aanval van verstandsverbijste
ring kreeg. Met verwrongen gelaat en uit
puilende oogen kwam hij voor mij staan.
„Weet je wel, wat je doet?" vroeg hij
schor fluisterend.
Ik nam absoluut geen notitie van hem.
„Miss de Rosen", zei ik op mijn vriende-
lijksten toon, „ik geloof, dat u my dezen
dans beloofd heeft."
Mercia glimlachte my vriendelijk toe.'
„Ik geloof het ook", sprak zij.
Ik deed een paar stappen in haar richting
en voor een ondeelbaar oogenblik sneed hij
mij den pas af. Toen moet zijn goede genius
hem zeker iets in het oor gefluisterd hebben,
want hy ging plotseling terzijde en zonder
hem zelfs een blik waardig te keuren, ging ik
naar Mercia en bood haar mijn arm aan.
„Het spijt mij, dat ik iets te laat was", zei
'k kalm,
voorkomen, dat een aantal industrietakken
misschien voor altijd vernietigd zouden wor
den.
Juist om te voorkomen, dat ook op dit ge
bied het herstel van normale verhoudingen
niet vertraagd zou worden, was een groote
voorzichtigheid noodig. De overheid staat hier
voor de bij uitstek moeilijke taak bet middel
van de invoerbeperking zoodanig toe te pas
sen, dat alleen het abnormale geweerd wordt.
In een maatschappij, welke in haar ontwik
keling niet geremd wordt door factoren, bui
ten de sfeer der economie, gaat een toene
ming van den invoer gepaard met een ver
meerdering van den uitvoer. Wij beleven
thans echter tijden waar destructieve facto
ren vaak overheerschend zijn. Om deze des
tructie te voorkomen, dient de regeering
maatregelen te nemen.
Hoe groot de chaos ook zijn moge, de ten
grondslag liggende economische wetten weten
zich echter steeds meer gelding te verschaf
fen. Alleen wanneer men dit bedenkt, zal het
besef doordringen, dat een te straffe toepas
sing van contingenteeringsmaatregelen onzen
export zou schaden. Deze laatste, de uitvoer
ondervindt de grootste moeilijkhedenhij
baart de regeering de grootste zorgen. Behal
ve land- en tuinbouw en de veeteelt verkeert
ook onze op export gespecialiseerde industrie
in zeer zorgwekkenden toestand. Zoo dikwijls
ontmoet men bij groepen, die om steun vra
gen, een groote onwetendheid omtrent den
nood onder andere groepen van ons bedryfs-
leven. Daar komt bij dat men vergeet, dat
alleen het jvegnemen der oorzaken voldoende
kan baten. Handel, scheepvaart en bankwe
zen, zij allen hebben hunne groote moeilijk
heden, die alleen opgelost kunnen woi'den,
wanneer de poorten naar het buitenland weer
opengaan.
Na deze enkele gedachten over het regee-
ringsbeleid ten aanzien van het in hoofdzaak
handelspolitieke vraagstuk, een kort woord
over de publieke geldmiddelen.
Een pijnlijke tegenstrijdigheid vervult den
toestand dezer middelen met zorg. Terwijl
eenerzijds de abnormale nood in steeds drin
gender mate een beroep op de openbare mid
delen blijft doen, slinkt het volksvermogen,
dat ze ten slotte moet opbrengen, onrustba
rend. Ten gevolge van het opdrogen van de
verschillende welvaartsbronnen moest een op
timistische berekening van de daling van het
belastbaar volksinkomen op ongeveer 30
worden geschat. Beziet men dan de uitgaven-
cijfers alleen reeds van werkloozensteun, van
openbare en particuliere armenzorg, van
steunmaatregelen aan den landbouw en houdt
men daarby in het oog wat aan rijks, provin
ciale en gemeentebelasting moet worden op
gebracht, dan kan geen redelijk beoordeelaar
ontkomen aan de klemmende noodzaak tot
versobering en besnoeiing van de collectieve
behoeften waarin voorzien moet worden.
Immers bij een dusdanig krimpende mid
delen-positie dringt zich naar voren de zorg
der overheid, dat fcy op de allereerste plaats
haar helpend vermogen zooveel mogelijk on
geschonden houdt.
Dat feit verplicht haar desnoods tot duren
prijs te waken voor het financieele evenwicht
harer zwaarbelaste huishouding, hetgeen ver
onderstelt de meest doelmatige en sobere or*
ganisatie dier huishuoding.
Ter handhaving niet alleen van 's lands
credietvaardigheid, doch veeleer nog ter voor
koming eener massale volksverarming, welke
niet meer aan procenten te binden zoude zijn,
hebben de overtuigende argumenten en luide
sprekende voorbeelden, welke voor de inflatie
onzer munteenheid waarschuwen, voor de re
geering niet afgedaan.
Zij en de volksvertegenwoordiging die tot
de noodzakelijke besnoeiing genoopt worden
en de verantwoordelijkheid daarvoor hebben
te dragen, weten deze pijnlijke taak verlicht
door de redelijke zakelijkheid van allen, wier
inzicht hen in staat stelt de feiten te onder
kennen, zooals deze in werkelijkheid zijn.
Slotbeschouwing.
Vaak wordt er geklaagd, dat de regeeriog
nog niet voldoende maatregelen ter bescher
ming van het economisch leven heeft geno
men. Veelal openbaart zich daarbij het erken
de verschijnlsel, dat de stuurmanskunst sim
peler lijkt aan den wal, dan zij op de brug van
het schip in waarheid is. Doch laten vooral
zij, die daarby op andere landen wijzen, toch
bedenken, dat ons land, relatief gesproken,
Met een allerliefst, kuiltjesvormend glim
lachje legde zij haar hand op mijn mouw.
„U is steeds een model van vaardigheid,
mijnheer Northcote", sprak zij.
Indien het aan blikken gegeven was,
iemand te dooden, zouden wij geen van bei
den de deur bereikt hebben, doch aangezien
de Voorzienigheid in deze anders heeft be
schikt, had de moorddadige uitdrukking van
Sangatte geen andere uitwerking, dan mijn
innerlijk genoegen slechts te verhoogen. Toen
wij op den dempel stonden, keek ik hem over
mijn schouder aan.
„Ik kom straks nog even terug om een
praatje met je te maken, Sangattewacht
hier dus op mij."
Hij gaf geen antwoord en ik leidde Mercia
in den wintertuin, nadat ik de gehavende
deur achter ons gesloten had.
„Onze ontmoetingen", zei ik glimlachend,
„schijnen steeds van eenigszlns opwindenden
aard te moeten zijn."
„En mij telkens meer aan u te verplich
ten", antwoordde zy.
„Van verplichten is geen sprake", zei ik,
,,'t is mij een voorrecht u nog eens te mogen
spreken. Ik begon al te denken, dat u naar
huis was gegaan en dat ons belangrijk kort
onderhoud geen vervolg zou hebben."
Zy bleef een oogenblik' stilstaan en keek
vlug, behoedzaam rond, om zich te vergewis
sen dat er niemand was, die ons kon be
luisteren.
„Ik meende ernstig, wat ik u zei", fluis
terde zij haastig. „Ga niet naar Woodford.
Ik..,, ik kan er u geen verklaring van ge
nog over een groote mate van weerstand en
uithoudingsvermogen beschikt, en dat veel
overheids-inmenging in het buitenland het
herstel geremd heeft of een uiting is van een
mate van verval, waarvoor ons volk behoed
moge worden.
Dat uithoudingsvermogen is het en de his
torisch bewezen veerkracht van ons volk om
zich als het moet aan de gewijzigde om
standigheden aan te passen, welke de regee
ring den moed schenken om den moeilijken
weg van versobering en doelmatige bezuini
ging, in te slaan. Nu de benarde financieele
toestand van rijk en gemeente gebiedt, ver
staat de overheid haar pijnlijken plicht offers,
zware offers te verlangen.
Het is het schrijnende van de haar toever
trouwde taak, dat zij in tal van gevallen
noodgedwongen leed moet veroorzaken en te
leurstelling brengen. Als noodtoestand men-
schelijk gevoel en harden plicht in conflict
brengt, staat zelfs de maatregel, die tijdig
erger leed voorkomt, al spoedig onder den
schijn van harteloosheid. Dien schijn zelfs
wijst de regeering met eerlijke overtuiging af,
omdat zij met diep gevoeld medeleven beseft,
welk leed die harde plicht voor velen mede
brengt.
Dit medegevoel geldt afzonderlijke zwaar
getroffen gevallen, het geldt in niet mindere
mate die groep van jongemannen onder ons,
die de ramp der werkloosheid treft juist in
den levenstijd, die hen met Mssche werk
kracht en werklust, zag aantreden en wier
jonge beste jaren buiten hun schuld in ge
dwongen ledigheid verloren gaan. Zoo ergens,
dan doet hier de overmacht pijn, die bruik-
baren hand- en hoofdarbeid meedcogenloos
afwijst.
De, juist dezen en komenden tijd beheer-
schende vraag blijftzal dit moeilijke en
veeleischende tijdsgewricht een klein of een
groot geslacht vinden Ons volk duldt geen
blaam op de geschiedenis, die het thans te
maken heeft. Het is bereid zijn reserve aan
dappere offervaardigheid en saamhoorigheid
aan te spreken om zijn toekomst op herstel en
opleving voor te bereiden.
Met allen ernst, dien de tijd verlangt,
klinke dan een beroep op allen, vooral op hen,
die zijn geroepen de openbare meening voor
te lichten en leiding te geven aan volksgroe
pen. Laat ons niet alleen de hoogste eischen
stellen aan de vorming van eigen inzicht en
oordeel, waar het thans meer dan ooit de
moeilijkste en verwikkeldste vraagstukken be
treft, doch laat ons bovendien iedere eenzy-
digheird afleggen, „zonder oogkleppen door
het leven gaan" en beseffen den gewetens
plicht, dat onze voorlichting op zuivere en
volledige documentatie beruste
Laat men in deze uren doorzicht en orde
lijkheid betrachten bij het tot uiting brengen
van wat de bevolking te zeggen en te wen-
schen hoeft, niet van wat haar in stryd met
de feiten wordt opgedrongen
Met het vertrouwen in die, van burgerzin
getuigende medewerking, weet de overheid
haar moeilijke taak vei-licht en houdt zij hare
schouders recht onder den zwaren tijd, omdat
zy op God's kraoht en steun mag rekenen.
Zitting van Dinsdag 19 Juli,
des middags 2.15 uur.
Het eerst werd aan de orde gesteld de be
noeming van het lid der Staten, bedoeld bij
artikel 89 der provinciale wet.
Benoemd werd de heer D. Kodde met 18
stemmen. Verder verkregen de heeren Voge
laar 8, Erasmus 6 en Boender 1 stem, terwyl
8 briefjes blanco waren.
De heer Kodde verklaarde zich op een
desbetreffende vraag van den voorzitter be
reid deze benoeming aan te nemen en hoopte
hy dat hem even weinig zal worden opgedra
gen als het vorig jaar.
Garantie ten behoeve dier Gewestelijke
Tarweorganisatie.
In ajle afdeelingen werd dit voorstel aan
een beschouwing enderworpen. O.a. werd op
gemerkt, dat, nu de regeering de tarwewet
heeft geschonken, zij ook maar voor de ga
rantie c.q. betaling moet zorgen. Men meende
dat tal van rijke boeren van den steun pro
ven trouwens ik doe er verkeerd aan, u te
waarschuwenmaar zoek een voorwendsel
en ga vooral niet."
„Zouden wy niet naar boven gaan en een
zitje zoeken", stelde ik voor, „misschien...."
„Neen, neen", onderbrak zij haastig. „Ik
kan hier niet langer blijven. Sir Henry wacht
op mij en in geen geval zou ik u meer kun
nen zeggen."
Wij waren in de hal gekomen, waar veel
menschen waren blijkbaar voornemens om
te vertrekken. Ik bemerkte tusschen hen den
ouden heer met het witte haar, die bij Mercia
was, toen zy voor 't eerst in de balzaal kwam.
Ik ontdekte nu, dat het sir Henry Tregattock
moest zyn, hetgeen ik afleidde uit het feit,
dat hij mij bekend voorkwam. Hij zag er
echter veel ouder uit, dan toen ik hem tien
jaar geleden te La Paz ontmoette.
Hij zag ons onmiddellijk en kwam naar
ons toe.
„O, ben je daar Mercia", sprak hij. „Ik wist
niet, wat er met je gebeurd was. Ik wil je
niet jagen, maar...."
Plotseling brak hij af. Zijn oogen waren
strak op de mijne gevestigd en plotseling ver
anderde zijn houding en gebaar zoodanig, als
verbazing en vijandschap dat in een seconde
kunnen teweegbrengen.
Mercia was doodsbleek geworden.
„Kent u mijnheer Northcote stamelde zy.
„Ik zal even mijn kleeren halen, ik ben direct
terug."
Zy verdween van myn zyde en liet my üh
een blykbaar eenigszins moeilyke positie
achter. Het scheen my hoogst onwaarschyn-
fiteeren, voor wie steunverleening niet nood
zakelijk is. Men achtte de richtige uitvoering
der wet ook een voordeel voor den landarbei
der. Uitvoerig werd de tewerkstelling van
buitenlandsche arbeiders besproken, maar ook
werd er op gewezen, dat als Nederlandsche
arbeiders met steun der Nederlandsche regee
ring over de grens inkoopen gaan doen, daar
voor niemand eenige voorziening vraagt of
eischt.
Gevraagd werd te onderzoeken, hoeveel
buitenlanders hier werkzaam zijn en zoo
mogelijk eveneens hoeveel Nederlanders in
het buitenland werkzaam zijn. Als een typee
rend staaltje hoe noodig de garantie is, wees
een lid op een landbouwer, die noodzakelijk
werkzaamheden moest doen verrichten en
daarvoor eenige arbeiders in dienst moest ne
men, doch zulks niet kon doen wegens gebrek
aan geld.
Van de zijde van Ged. Staten luidde het
antwoord, dat de provincie geen risico zal
loopen, althans menschelyker wijze gespro
ken. De volle garantie is door de hoeveelheid
tarwe gedekt.
Naar aanleiding van de beweringen, dat de
kosten der tarwewet ten laste komen van de
armsten en de haten ten gunste der rijksten,
gaven Ged. Staten in de afdeelingen een kor
te uiteenzetting van de werking der tarwewet.
Ged. Staten deelen in hun antwoord op het
algemeên verslag mede, dat naar hun van be
voegde zijde is medegedeeld, de Gewestelyke
Tarweorganisatie van den minister de mach
tiging heeft gekregen om leden-aangeslotenen,
die buitenlandsche arbeiders in dienst heb
ben, uit te sluiten, waarbij er evenwel gelet
dient te woeden op het aantal vreemde ar
beiders, dat vroeger bij deze werkgevers in
dienst was.
Nog leggen zy adressen over van de Kamers
van Koophandel te Middelburg en te Ter
Neuzen, die tegen het voorstel geen bezwaar
hebben mits er voor worde zorg gedragen, dat
te dezer zake de handel niet in slechter con
ditie komt dan tot heden het geval was.
De heer Kalle zal dit voorstel gaarne steu
nen als niet eene partij wordt geholpen, doch
beide partijen en de buitenlandsche werk
krachten uitgesloten worden. Het is treurig
dat het brood voor tal van arbeiders wordt
weggehaald door vreemdelingen. Zoolang er
bij de arbeidsbeurzen voldoende krachten
staan ingeschreven mogen geen buitenland
sche krachten te werk worden gesteld. Het
buitenland voorkomt op alle manieren het te
werk stellen van vreemde krachten. Alleen in
de streek van Sas van Gent naar Ter Neu
zen wordt wekelijks 40.000 aan buitenland
sche arbeidskrachten uitbetaald. Hij wil het
aannemen van dergelijke krachten verbieden.
De heer Vogelaar brengt dank aan Ged.
Staten voor de indiening van dit voorstel.
Het verheugt hem dat men den handel zoo
veel mogelijk den oogst voor 1932 wil laten
innemen. De provincie Zeeland kan moeilijk
financieel steunen. Wel kan moreel steun
worden gegeven en hij stelt het op prijs dat
de provincie garantie wil geven.
De heer De Feijter sluit zich aan by den
heer Vogelaar en brengt eveneens dank aan
Ged. Staten en hoopt hij dat dit voorstel zal
worden aangenomen. Er is in Zeeuwsch-
Vlaanderen gebrek aan bedrijfskapitaal.
De landbouwers dienen geholpen te wor
den, want ryke boeren zijn er maar spora
disch meer te vinden.
De provincie kan thans volstaan met ga
rantie.
Hij is het voor een groot gedeelte eens met
den heer Kalle. Het aannemen van eigen
menschen dient voor te gaan, doch zyn daar
aan moeilykheden verbonden, vooral voor
landbouwers die reeds lang buitenlandsche
werkkrachten in dienst hebben.
De heer Hamelink is niet zoo enthousiast
over het voorstel van Ged. Staten. Deze
steunverleening wordt ook verleend aan
landbouwers die het niet ndodig hebben. Bij
de arbeiders wordt een geheel andere maat
staf aangelegd voor het verleenen van steun.
Er had op een andere wyze te werk mueten
zyn gegaan. Nu de Tarwewet is aangenomen
moet zij ook worden uitgevoerd. De wyze
waarop thans steun wordt verleend heeft
sprekers goedkeuring niet. De Zeeuwsche
landbouwers zyn maar direct op de Provin
ciale Staten toegesprongen, waar zy over
zooveel macht beschikken. De moreele steun
die thans wordt gegeven staat gelyk met fi-
lijk toe, dat sir Henry zich mij, van een zoo
lang geleden onderhoud nog kon herinneren,
want het had misschien nauwelijks vijf mi
nuten geduurd. En indien dit werkelijk het
geval was, dan nog was er geen enkele reden,
waarom hy op zoo bruuske wijze zyn afkeer
van my moest toonen. Het schoot my op eens
door het hoofd, dat hy my voor myn dubbel
ganger moest hebben aangezien.
„Ik geloof, dat miss de Rosen gelyk heeft,
mynheer Northcote"., sprak hy met bevrie
zende beleefdheid. „Wy hebben elkaar vroe
ger ontmoet, maar onder eenigszins verschil
lende omstandigheden."
„Ja", zei ik brutaal, „ik had tien jaar ge
leden het genoegen een onderhoud van vyr
minuten met u te hebbendat was te La
Paz...."
zyn wenkbrauwen gingen meer dan ander-
halven centimeter omhoog. „Inderdaad 1"
merkte hy droogjes op. „Maar ik heb het
oog op een van lateren datum. Mogelijk was
uw wedervaren in San Luca niet van vol
doend aangenamen aard, om het zeer helder
in uw herinnering vast te leggen."
Dit was, wat Billy zou genoemd hebben,
een steek boven water, maar ik ontving hem
zonder een spier te vertrekken.
„Ik ben nooit in myn leven te San Luca
geweest", zei ik brutaal.
Het antwoord van sir Henry was duidelijk
in zyn biik leesbaar en wat hij zei liet aan
klaarheid niets te wenschen over.
„Ik vrees, dat San Luca niet zoo bevoor
recht is, als u wil doen voorkomen."
^Wordt vervolgd.)