EERSTE BLAD Plaatselijk Crisis-Comité NO- 31 -- 70e Jaargang— 1932 ZATERDAG ^ÊtÊöi6 FEBRUARI Uitgave: Firma F. VAN DE VELDE Ir., Walstraat 58-60, Vlissingen. lelel. 10. Postrekening 66287 Verschiint dagelijks, uitgezonderd op Zondag en algemeen erkende Christelijke Feestdagen Het Stedelijk Museum en de Gilden. KAMEROVERZICHT STADS- EN PR0VINC1ENIEUWS VLISSINGSCHE COURANT ABONNEMENTSPRIJS: Voor Vlissingen en de gemeenten op Walcheren/2.20 per 3 maanden. ilffllfjPI ADVERTENTIEPRIJS. Van 1—5 regels 1.25iedere regel meer 25 cent Bij abonnement Franco door het geheele rijk 2.50. Voor België, Duitschland en Frankrijk 3.80. Voor de ove- JfSl speciale prijzen. Reclames 50 ct p. regel.Kleine advertenties betrefiendeHuur enVerhuur.Koop rige landen bij wekelijksche verzending 3.80, met Zondagsblad 4.75. Afzonderlijke nrs. 5 ct <jyfc'W enVerkcop, Dienstaanbiedingen en-Aanviagen van 1- f regelt 75 ct, iedere regel meer 15 ct De abonné's in 't bezit eenei 4 f"l rf| tfï gulden bij levens- r® 6% ft gulden bij dood Q ft| f| gulden bij verlies 4 f*A gulden bij verlies 4 ffc f| gulden bi| verlies ft I* gulden bij verlies Polis, zijn GRATIS verze- IIIIIII lange ongeschikt- 111 door B BIB B van een I^ll van II III vaneen *1 van eiken kerd tegen ongelukken voor lUUu heid tot werken OUU een ongeluk. VUtjO hand, voet of oog. luU een duim 1UU wijsvinger fa/Cf anderen vinger AANGESLOTEN BIJ HET BUREAU VOOR PUBLICITEITSWAARDE, INGESTELD DOOR DE VEREENIGING „DE NEDERLANDSCHE DAGBLADPERS" Dit nummer bestaat uit vier bladen Ordonnantie van het Timmerliedengilde van 1606Iets uit de reke ningen van het Timmerliedengilde van 1618-1668Dortsmansslop. Gymnasium FlessinganumDe Roode Brug. - „Doodschuld." De bouw der Oostkerk, tegenwoordige ijzergieterij der N. V. Kon. Mij. „De ScheldeHet kiezen der dekens in de Jacobs kerk. De Pelle of het lijkkleed. Schutterijen reeds in de middeleeuwen: van den handboog en van den voetbooglater ook „van den bussche", d. i. de kruitbus of het geweer. De gevelsteen op het Hofplein. Niemand kon tot het gilde worden toegela ten, die niet den poorter-eed afgelegd had en tevens moest hij bewijzen, dat hij drie jaar in de leer was geweest bij een „Vrijmeester" (d.i. gildebroeder) en dan kon hij de proef afleggen ten overstaan van daartoe aange wezenen. Ook is het verboden, dat iemand, 't zij binnen of buiten de stad eenig werk doet, het gilde betreffende, of hij moet gilde broeder zijn, behalve dat werk, dat niemand anders van het gilde kan maken. Wie hier tegen zondigt, betaalt twintig schellingen Vlaamsch boete. Wie toegelaten wordt tot het gilde en dus „vrij" wordt, betaalt zestien schellingen, acht groofcen Vis.aan de armen geeft hij acht schellingen en vier grooten en „voor den habyt (habijt) van den overdeken en de dekens achttien schellingen" Vis., voor den bode twaalf grooten. De bij het timmermans gilde behoorende stoeldraaiers, wagenmakers, Mverkoopers, witwerkers en Spaansche rfttte&kers en lademakers behoefden slechte het halve gildegeld te betalen. Wanneer over- dekens en dekens iemand toelaten tot het gilde, zonder dat hij poorter is of de meester proef heeft afgelegd, dan betalen zij uit hun eigen zak tien schellingen. Geen gildebroeder mag meer dan één leerjongen hebben, op boete van vijf schellingen. Een leerjongen, die iets leert van het ambacht, zal twee schellin gen betalen. Een leerjongen zal betalen één maal zijn daggeld, als hij een maand heeft gewerkt. De zoons van gildebroeders zullen het halve gildegeld betalen als zij de proef afleggen. Voor zijn proefstuk, dat nader om schreven wordt, doch alleen voor vaklui in teressant is, zal hij zelf het hout moeten bekostigen. Wie het niet kan volvoeren zal nog een jaar proeftijd krijgen. Een gildebroeder zal hoogstens twee wer ken mogen tegelijk doen, maar zal dan toch één pond Vlaamsch moeten betalen, in geen geval zal hij' meer mogen aannemen. Nie mand zal een anders knecht mogen onder huren, zonder dat deze eerst behoorlijk af scheid genomen heeft, op een boete van tien schellingen. Ieder gildebroeder is verplicht zijn gestorven medebroeder mee te begraven, op een boete van 3 schellingen 4 grooten Vis. Wie zijn benoeming tot deken niet aanneemt zal twintig schellingen boete betalen en niet meer van het gilde deel kunnen uitmaken. Ziehier enkele der voornaamste artikelen van het timmerliedengilde, vastgesteld 1606. Genoemde ordonnantie was vastgesteld door Baljuw, Burgemeesters, Schepenen en Raad op den 23en Mei van het genoemde jaar 1606. In het Archief berusten nog twee perkament gebonden folio deelen, bevattende de rekenin gen van 1618—1668, dus een halve eeuw, die ik heb doorgewerktden neerslag ervan zal men hieronder aantreffen, voorzoover het mij van genoegzaam belang leek. Daar uit deze rekeningboeken nooit iets ge publiceerd is, zullen mijn lezers de primeur ervan hebben. Men bedenke, dat het timmer- Nedengilde ook omvatte de schrijnwerkers, de Wokmakers, de houtverkoopers, de stoel draaiers, de witwerkers, de Spaansche-stoel- makers, de lademakers en de wagenmakers. Dortmansslop. Oude en Nieuwe Latijnsche school. Meermalen komt in de rekeningen voor de haam van Adriaen Cornelisz. Dortsman, naar yion de bovenstaande steeg genoemd is. Den tóen April 1617 is hij gildebroeder van het Jozefsgüde geworden. Op het terrein, waar hu het perceel Oude Markt no. 24 is, was vóór 1584 de Latijnsche schooldeze was «ukbaar toen onbruikbaar geworden, dit was 0 schole op 't kerkhoff" op den hoek an <je Vrouwestraat, en werd voor af raak verkocht in 1584 aan Adriaen Corn, ortsman en Jan Jansz. timmerman, did-de oopsom in twee termijnen zouden betalen. eze som moest betaald worden aan de kerk, ^oals uit de kerkerekening van 1584 blijkt, in h vervangen door een nieuw gebouw het Groenewoud, waar nu de avondschool binnenplaats herinnert nog een - velsteen aan de oude bestemming. De Oude Markt, het vroegere kerkhof dus, werd in 1591 bestemd voor Lijnwaadmarkt. Vanaf 15 Mei 1587 was de lijnwaad-, garen- en vlas- markt in het breede gedeelte der Nieuwstraat. Toen de nieuwe haven onder Prins Willem gemaakt werd de oude Pottekaai, op welks terrein Vlissingens „geldcity" verrezen is moest er een brug gemaakt worden over de verbinding tusschen de haven aan den Nieu- wendijk en de nieuwe havenhet besluit hiertoe werd genomen in '81 1het metsel werk werd uitgevoerd door Jasper Reyn- faan het timmerwerk blijkbaar door Adriaan van Dort, die 26 November 1586 „recompense" verzoekt van het overwerk aan de „nieuwe brugge". Deze brug heette de Roode brug. Deze Adriaen Corneliszn. Dortsman was in 1618 een der 22 timmerlieden, die genoemd worden en ook zijn vader, Cornelis Dorts man, die juist in 1618 stierf, wordt genoemd als insolvent om de doodschuld te betalen. Heb sterfhuis^rhoest ml. aan het gilde de „doodschuld" betalen bij overlijden van een lid of diens huisvrouw, waarvoor dan de bode belast wordt met het „lycke bidden" deze bedroeg vijf schellingen, maar wanneer men onmachtig was die schuld te betalen, dan zou de bode verplicht zijn „om niet" hetzelfde te doen. Was zijn vader armlastig, den zoon daarentegen, die zich blijkbaar strikt tot de verplichtingen bepaalde, ging het beterhij blijkt in 1620 althans vijf knechts in dienst te hebben en is datzelfde jaar deken van het gilde het jaar van zijn dood, in 1626, had hij zeven knechts aan het werkzijn „dood schuld" wordt verantwoord het volgend jaar. In 1652 wordt de zoon, eveneens Adriaen Dortsman geheeten (Cornelissen vervalt uit den aard der zaak), gildebroeder en betaalt voor zijn „incommen" als vrijmeesterszoon de helft, hij heeft dan twee knechts en een leer jongen. In 1653 echter heeft hij dertien knechts, zoodat zijn bouwersbedrijf blijk baar snel en enorm vooruit ging. Vermoede lijk was hij betrokken bij den bouw van de nieuwe kerk, de Oostkerk, die in 1654 geopend werd (in 1749 verbrand), want in 1655 liep het aantal knechts weer terug tot 5in '56 weer 8. Blijkbaar is Adriaen Dortsman in 1660 overleden en zet zijn weduwe de zaak voort met vijf knechts en een leerjongen. In de rekening, afgesloten Mei 1662, komt voor de post „ontfangen van de We Adriaen Dortsman over haer doot- schult als hebbend.» het gilde mits haer her trouwen gequitteert, mitsgaders voor een knecht ende half gildegelt XII sc. VIII gr." Met andere woorden, zij is door haar tweede huwelijk uit het gilde getredenbij vertrek bleef de verplichting van het betalen der doodschuld. De gilden als weesverzorgers eh brandblusschers. Bij raadsbesluit van 18 Februari 1587 wer den de respectieve gilden belast met het on derhoud van een wees elk, den 28en October van hetzelfde jaar werd nog eens aan de gilden verzocht het weeshuis van eenige kin deren te ontlasten. Ook werd in hetzelfde jaar (29 April) de gilden nog eens uitdruk kelijk voorgeschreven, dat zij „gehouden" waren de stad van brandemmers te voor zien 3)Wat ik vroeger reeds dienaangaande schreef, dat nl. de gilden de oudste brand weer waren, wordt nog eens bevestigd door de volgende posten uit de rekeningen van het timmermansgildein 1619 wordt betaald voor 4 dubbele ladders „gedachmaent door last van de Heeren van de wet en Raedt om te dienen in tijt van brant 3 12 sc." In 1620 worden weer 2 brandladders en 12 „brantemmers" aangeschaft. Blijkbaar werden de ladders in de kerk bewaard, want in 1623 werd betaald „over het schilderen van de ladders met 't geene die de ladders eruyt ende in de kereke op 't kerek- hoff gedraegen hebben" de som van 2 en 18 sc. Het kerkhof was naas' de kerk, nu niet meer ten Westen, maar ten Oosten van de kerk aan de Branderijstraat. In 1632 werd betaald* voor een leeren emmer met het Heden werden door ons de volgende giften ontvangen Bootwerkers Maatsch. „Zeeland" 3.50 Vorige opgave - 2008.59 Totaal ƒ2012.09 schilderen „ende in het besteden van 't schil deren van de ladders ende de berrie" 1 In 1634 werden 18 brandemmers aangeschaft voor 4 en 10 sc., dus 27.—. In 1652 wor den eveneens zes nieuwe brandemmers aan geschaft, terwijl er 32 gerepareerd worden, tevens wordt een nieuwe brandladder gekocht. In 1661 zijn weder brandemmers aangeschaft. Wat de rekeningen der 17e eeuw ons nog meer leeren. Verschillende aardige bijzonderheden zijn uit de rekeningen af te leiden. Zoo wordt bijv. melding gemaakt van het feit, dat er enkele leden van het gilde blijkbaar naar Indië zijn getrokken „alhier wert als vuytgeeff ge bracht dat eenighe van de gildebroeders in solvent gestorven syn, als occk sommige soo naer Oostindien als anders gevaren syn", dit komt voor in de rekening loopende van 22 Mei 1621 tot 14 Mei 1622. Naar men weet, werden oorspronkelijk ieder jaar de dekens opnieuw gekozendit ge schiedde blijkbaar in de St. Jacobskerk, waar men voor dat doel aanwezig diende te zijn, anders werd men beboet. Ook werd men be boet als men de dekens niet met het noodige respect behandelde, bijv. als men „qualyck heeft gesproken jegens de deekens", wat nog wel eens. plaats haci ddou delinquenten, die tegen de ordonnantiën hadden gezondigd en dientengevolge berispt en beboet werden. We hebben reeds gesproken over de pelle of het lijkkleed, dat gebruikt werd bij de be grafenis van een der broeders. Het was ge maakt van laken en versierd met oorspronke lijk geborduurde schilden. In den beginne had men met de metselaars een gemeenschap pelijk lijkkleed, en dat het borduren geen kleinigheid was, blijkt wel uit de vrij aan zienlijke som, die betaald moest worden, de helft nl. bedroeg XIII XV sc., dus het bor duren kostte ƒ165.blijkbaar werden toen ook al zilveren sieraden gebruikt, waarvan later nadrukkelijk sprake is. De genoemde som werd uitgegeven in 1627, de andere helft betaalde men het volgend jaar. Nu rustte ook de verplichting op een nieuwen gilde broeder, om bij zijn entrée in het gilde voor zijn „portie" aan de pelle en de schilden Tuim 6 schellingen te betalen. Het afhooren der rekening en de daarop gevolgde maaltijd hadden sinds 1645 plaats in „het schuttershof van de Busse", waarvoor men huur betaalde. De schutterij van den Bussche van de Kolveniers is in 1519 door Adolf van Bourgondië „ter eere Godes en der maaget van zeven weeën" opgericht. Vóór dien 'tijd bestond reeds de schutterij van den Handboog, al in 1378 vermeld, en ook die van den edelen voetboog van den Kruisboog welks oprichting reeds in 1440 door Philips van Bourgondië aan de inwoners vergund was. Het schuttershof van den Bussche of dat der Kolveniers grensde aan dat van den handboog of van St. Sebastiaan. Een heining, heg of sloot was de grens en die vindt men in de latere Kolvenierstraat aangewezen. Deze beide hoven werden begrensd door de ooste lijke lijnbaan langs den wal (nu Walstraat), de Scherminkelstraat en de Lange Zelke. Het schuttershof van St. Sebastiaan of dat van de handboog had zijn hoofdingang in de Korte Zelke, maar ook had het een poort, die aan de lijnbaan achter den wal uitkwam, naast de oude Fransche school, waar nu nog de in gang is van het Hofplein. Op dit plein ziet men nog een huis met een gevelsteen, waarop handbogen zijn gebeiteld. Het Kolveniershof moet tusschen de Kolve nierstraat en de Scherminkelstraat gelegen hebben. Het had in laatstgenoemde straat over een open erf vroeger wijk E, no. 26 een toegang en in de Walstraat, tusschen de huidige nummers 19 en 20, een uitgang naar den wal. Aan het einde der 16e eeuw (vgl. Extract Raadsnotulen 25 Mei 1596) werd be sloten „omtrent het Cloveniershof eene straat te maken", in welken tijd ook de Walstraat, dus de oude wal, bestraat is. Na de uitbrei ding van de stad en het graven van het Dok 4), is volgens de Notulen van den 25 Nov. 1620, aan de schutterij van den Bus sche eene erve in de nieuwe stad vergund („bij de Sasbrugge"), en een besluit genomen, om die schutterij te machtigen hare vorige vergaderplaats te verkoopen. De erve, die hun in de nieuwe stad vergund werd, was die, waar nog een twintig jaar geleden het zoo genaamde Admiraalshuis op het Dok stond (nu ingenomen door „de Schelde"). De straat, die naast dat gebouw liep, droeg den naam van „nieuwe Clovenierstraat". Deze schutters- doele werd in 1718 afgebroken en verkocht, en op die plaats werd het groote heerenhuis gebouwd door Mevrouw de Wed. Gilles Valkenier. Hier was dus de vergaderplaats van het timmermansgilde sinds 1645. Volledigheidshalve zij hier nog vermeld, dat het schuttershof van den Kruisboog of St. Jo ris een ingang had door een poort aan het .Adriaen den Dortmansslopke" en uitgang had naar den Wal, die later door het stich ten der Luthersche kerk verdwenen is, nl. de erve werd in 1734 verkocht aan de Luthersche gemeente. H. G. VAN GROL, Archivaris. Zie Reg. Not. Raad I, blz. 25. 2) Zie Reg. Not. Raad I, blz. 36. 3) Zie Reg. Not. Raad I, blz. 17. 4) Zie mijn „Geschiedenis der Oude Havens van Vlissingen". EERSTE KAMER. Vergadering van Vrijdag. Pachtwetten. Muziek. De Minister van Justitie kwam zijn ambt genoot van Binnenlandsche Zaken te hulp om de juridische kwesties te behandelen, waarom juist de oppositie zoo krachtigen omvang had aangenomen. Bovendien had de heer Van Sasse van Ijsselt nog heel wat aanmerkingen gemaakt op de redactie van de wetten, zoodat ook daaraan niet veel goeds overbleef. Het mocht niet baten. De Kamer verwierp de Pachtwetten met 24 tegen 21 stemmen. Tegen stemden de libera len, de christelijk-historischen de anti-revo lutionairen en zes katholieken. De Regeering kan dus weer opnieuw begin nen met deze netelige kwestie tenzij zij aan stonds de wet weer indient zonder het con tinuatie-recht, dat het struikelblok was. Wij willen er nog eens op wijzen, dat de Tweede Kamer het ontwerp aannzfm met 65 tegen 26 stemmen. In totaal zijn dus op het Binnenhof uitgebracht 86 stemmen vóór en 51 tegen. De Tweede nam ze aan met 2/3 meerderheidin de Eerste Kamer was pre cies de helft tegen. Slechts drie menschen gaven hier den doorslag, want hadden drie tegenstemmers vóór gestemd, dan was het voorstel aangenomen geweest met 24 tegen 22 stemmen. Hieruit ziet men nog eens de dwaasheid van een twee Kamerstelsel duide lijk gedemonstreerd. Vervolgens was het Muziek auteursrecht aan de orde. Aanstonds vroeg de heer Wibaut aan de Regeering overlegging van de corres pondentie met den Franschen gezant over dit punt, omdat men in Frankrijk zoo tegen dit wetsvoorstel is. De Minister verklaarde dat de meeste onderhandelingen mondeling zijn gevoerd en dat hij niet aan het verzoek kan voldoen. Een verzoek van den heer Wibaut werd afgewezen met 26 tegen 20 stemmen. Daarna werd het ontwerp behandeld en werd alles herkauwd wat al in de Tweede is gekauwd. Alle bezwaren tegen het achteruitzetten der Franschen werden door den heer Fock opge somd, terwijl de heer De Savornin Lohman juist uit pure nationalistische overwegingen zcu vóór stemmen. Hij zag daarin een soort represaille tegen de financieele en fiscale be palingen, die Frankrijk ons heeft aangedaan tot schade van onzen handel. Over het nut en het nadeel van een monopolie werd vlijtig gediscusseerd. Volgens den één bestaat er nergens zoo'n monopolie, volgens den ander geeft Neder land er ook geen aan de Buma, omdat wij niet aan dat bureau getrouwd zijn. Het is altegader hetzelfde als in de Tweede Kamer. De Regeering heeft gekozen en er valt daar aan n'jt veel te veranderen, want er is dan toch geen medewerking van de Regeering te wachten. Van socialistische zijde werd het ontwerp bestreden omdat het nadeelig zou zijn voor de Nederlandsche musici. Verdedigd werd het door den heer Van Lanschot, die een eigen nationaal bureau wenschte en bestreden werd het door den heer Ter Laan, die meende dat de Sacem een Nederlandsche afdeeling heeft, die ge lijkgerechtigd moet zijn. Dinsdag musiceert de Kamer verder over dit ontwerp. Zitting gemeenteraad. De eerstvolgende zitting van den gemeen teraad zal plaats hebben Woensdag 17 Fe* bruari, des middags 2 uur. De verplichte mïddagsluitïng. De besturen van den Koninkl. Nederland* schen Middenstandsbond, den Ned. R. Kath. Middenstandsbond en de Vereeniging van den Christelijken Handeldr ij venden en In* dustrieelen Middenstand in Nederland, heb ben zich dezer dagen met een uitvoerig adres tot den gemeenteraad gewend, naar aanlei ding van de adresbeweging, in verband met de toepassing van art. 6 der Winkelsluitings wet, ondernomen door de samenwerkende

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1932 | | pagina 1