500 300 25 23 JANUARI 70e Jaargang' 1932 Uitgave: Firma F. VAN DE VELDE Ir., Walstraat 58-60, Vlissingen.ïelel. 10. Postrekening 66287 Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zondag en algemeen erkende Christelijke feestdagen [aangesloten bij het bureau voor publiciteitswaarde, ingesteld door de vereeniging „de nederlandsche dagbladpers' lÜRSTE BLAD [Plaatselijk Crisis-Comité Het Stedelijk Museum en de Gilden. No.19! VLISSINGSCHE COURANT l ABONNEMENTSPRIJS Voor Vlissingen en de gemeenten op Walcheren /2.20 per 3 maanden. (Franco door het geheele rijk 12.50. Voor België, Duitschland en Frankrijk 3.80. Voor de ove- Ifige landen bij wekelijksche verzending 3.80, met Zondagsblad 4.75. Afzonderlijke nrs. 5 ct ADVERTENTIEPRIJS Van 1—5 regels 11.25iedere regel meer 25 cent Bij abonnement speciale prijzen. Reclames 50 ctp. regei.Kleine advertenties betreffendeHuur enVerhuur.Koop en Verkcop, Dienstaanbiedingen en-Aanvragen van 1— f regels 75 ct., iedere regel meer 15 ct lüe abonné's in 't bezit eener j Polis, zijn GRATIS verze- Ikerd tegen ongelukken voor gulden bij levens lange ongeschikt heid tot werken. gulden bij dood door een ongeluk. gulden bij verlies van een hand, voet of oog. gulden bij verlies van een duim gulden bij verlies van een wijsvinger gulden bij verlies van eiken anderen vinger mit nummer bestaat uit 3 bladen Heden werden door ons de [volgende giften ontvangen - Mej. S. de V5.25 [collecte Bootwerkers - 4.01 Vorige opgave - 1772.42 Totaal ƒ1781.68 Door het Plaatselijk Crisis- Comité is besloten een collecte [langs de huizen te houden op MAANDAG 1 FEBRUARI a.s., lom een ieder in de gelegenheid |te stellen zijn bijdrage te offeren. Het ligt voorts in de bedoeling een circulaire te zenden aan alle inwoners der gemeente. Hiervoor is de medewerking gevraagd van de buurtcommissies. Aangezien het nog eenigen tijd zal duren voordat hiervoor alles gereed zal zijn en thans veel geld noodig is, zal de collecte reeds tevoren moeten worden gehouden. Het zal wel niet noodig zijn deze collecte aan te bevelen, daar in onze gemeente de gevolgen der crisis dagelijks in omvang toenemen. Wij kunnen nog mededeelen, dat door bemiddeling van het Nationaal Comité aan ons Plaat selijk Comité 520 mud eierkolen zijn toegezonden. Op gelijke wijze worden ook kleederen en dekens ter beschikking gesteld. V. De herkomst van de goederen van het Metselaarsgilde. Het kui- persgilde in Vlissingen zeer bloeiend uit den aard der zaak. De haringexport en de wijnimport. Bierbrouwerijen mochten slechts in Vlissmgsche vaten verzenden. Kruitvaaljes der vloot. Vlissingsche kruitmolen en jeneverstokerij. Export van spiritualiën op Engeland zoo grootdat de kuipers te Vlissingen niet meer hun „vaat"-mono polie kunnen handhaven. Splitsing van het gecombineerde Timmer mans- en Metselaarsgilde in 1606 noodzakelijk. Dat de in mijn vorig artikel genoemde I kunstvoorwerpen in ons bezit zijn gekomen, lis te danken aan de eerlijkheid van een metselaar te dezer stede. Er bevindt zich nl. |in het Archief een afschrift van een Recepis |van den volgenden inhoud „Ontvangen van Mr. L. Heyblom, Mr. Met- wonende te Vlissingen, de onder- s goederen, afkomstig van het gewezen le. een groote houten kist, waarin zich be vindt a, een zilveren schenkbord met gesneden wapens b. een kistje met twee zilveren vergulde bekers met deksels en wapens o. een zilveren kruiwagentje met gereed schappen d. een koperen bus met 30 gildepenningen; e. een pel of begraafkleed een van hout gemaakt en verzilverd doodshoofd 9twee van hout gemaakte wapenschilden; 2e. een kistje met diverse oude papieren tot het jaar 1798 twee oude gildeboeken A° 1 1600een boek met de wapens der overdekens en een rekeningboek van 17201749. Alles gedeponeerd ten raadhuize. Vlissingen, 26 October 1830. De Secretaris der stad Vlissingen, A. VAN DER SWALME. N.B, Het rekeningboek 17491798 was by [Wouter Klootwijk en schijnt in diens boedel i te zijn gegaan." Keeren wij nu weer terug tot den beker van jiet kuipersgilde, dan moet ik eerst tot myn razen bekennen, dat er van het kuipers- niet veer meer aanwezig is, geen reke ningboek, geen notulen. Wel zijn er een paar extracten uit het Ordonnantieboek en de Notulen, respectievelijk van 1761 en 1788. Daaruit blijkt, dat terwyi de andere gilden - behoudens dan de gecombineerde twee dekens hebben, het kuipersgilde er zes heeft, die onderscheiden worden in 1788 in kerk- tis, de twee oudste nl., dan de straat dekens en ten slotte de keurdekens, dit zijn twee jongsten. De kerkdekens dienden tbaar meer voor de administratieve aan gelegenheden, terwyi de straatdekens de technische zaken behartigden de keurdekens waren bepaaldelijk bestemd voor het goed keuren der werkstukken en het keuren "Van kat te gebruiken materiaal. In den tyd, waar uit onze beker dateert (1704), waren er vier kerkdekens en twee keurmeesters. Reeds in j'61 worden „straatdekens" vermeld, terwijl in 1788 de verdeeling in drieën uitdrukkelijk Wordt genoemd. De genoemde overdeken Leonardus van f^sbeeck of ook wel Leendert van Sons- i^ck geheeten, is raad in 1690, wordt schepen in 1695 en volgende jaren en stierf 26 Febr. 1709. Volgens aanteekeningen, ten Archieve aanwezig, was hij 4 Oct. 1700 overdeken van het gilde geworden en werd na zijn dood opge volgd door Jasper de Vos, 23 Maart 1709. Eigenaardig zijn de „sprekende" wapens der dekens. Vertoont het wapen van Sonsbeeck een stralende zon, dat van Knollaert prijkt met drie knollen en een knol in het helm- teeken, dat van Coolemans heeft een man met een kool in de hand op een koolveld, dat van Andries Thoors vertoont een man met 2 toortsen, terwijl dat van Jan Noosse met een groote waterlaars prijkt. De genoemde overdeken Leendert van Sonsbeeck was reeds 23 Mei 1691 overdeken van het Zilversmidsgilde geworden (opge volgd door Laurens Thyssen 14 Mei 1709). Vandaar zeker, dat de door ons aangekochte beker, blijkbaar dateerende van 17Q4, wel een bijzonder zwaar en schitterend bewerkt spe cimen van dit soort is. Tevens was Leendert van Sonsbeeck sinds 11 November 1696 over deken van het beenhouwersgilde (als zoo danig opgevolgd door Gerbrand Lambrecht- sen 23 Maart 1709). t Kan niet anders of het kuipersgilde is in deze stad van zeer veel belang geweest. Im mers reeds in de middeleeuwen was Vlissin gen haringhavenvroeger 2) heb ik al aangetoond, dat reeds in de 13e eeuw de (nu Belgische) Brabanders door Vlissingen voor zien werden van haring, tegelijk met de nieuwe haven in 1445 kreeg Vlissingen van Philips van Bourgondië den haringtol; d.w.z. Philips vergunde aan Vlissingen het heffen van een belasting op den haring, die tusschen Westkapelle en Rammekens nergens anders dan daar aangevoerd en verkocht mocht wor den (1444, 20 April). Men begrijpt vanzelf, dat de haringexport haringtonnen vereischt en zoo moest dus het kuipersbedrijf hier groeien en bloeien. Als de middeleeuwsche archieven hier bewaard waren gebleven, zou het kuipersgilde zeker stof genoeg leveren voor een uitgebreide studie, maar toch is er wel wat uit iets lateren tyd bewaard. Onom- stooteiyk staat vast, dat byv. om en by 1546 de Vlissingers hun haring verzonden naar Frankrijk, Engeland en „andere quartieren", dat de Vlissingsche Heer in dit geval Maximiliaan van Bourgondië streefde naar havenexpansie, tot groote ergernis van Mid delburg, en juist uit dienzelfden tyd dateert een nieuwe „ordonnantie over 't cupers am- bagt, by myn genadigen Heere gestatueert" 13 Juli 1545. Niemand mag kuipen of hy moet lid zyn van het gilde, evenmin mag een buitenstaan der aan „buyssen" leveren tonnen, halve tonnen, derde deelen „noch kynnekens", even min ander kuipersmateriaal als hoepen enz., behoudens wanneer hy gedeeltelijk eigenaar is van zoo'n haringbuis. Geen haringbuis- schipper („stierman" zei men toen) mag ton nen van buiten af naar zee meenemen „omme te verhoeden de verergeringe van den haringe door de onloffelicke tonnen"de tonnen moesten nl. eerst door de dekens gekeurd worden en door een keurteeken gewaarmerkt. Worden er tonnen van buiten hier aange bracht, dan zal men „naer ouder costume van elk last 3 grooten en 12 duyten Vis. be talen" hiervan zyn uitgezonderd de Veere- naars, gelüke rechten hebben de Vlissingers te Veere. Dit was dus een wederzydsche dienst tengevolge van de personeele unie tusschen de beide steden. Was door de haringvangst en export het kuipersbedrijf bloeiend, in de 2e helft der 16e eeuw kwam daar nog wat anders by. Vroeger heb ik reeds aangetoond 2) dat door het Vlis singsche privilege van 1574 aan de tegenwer king van Middelburg de genadeslag was toe gebracht. Van nu af konden ook de wijnen te Vlissingen worden opgeslagen, het zout- vervoer werd enorm en voor dat alles had men vaten noodig. By resolutie van 7 September 1616 stipu leerde men nog eens uitdrukkelijk, dat de vaten, waarin de wijn verder werd geëxpor teerd, moesten gemaakt worden door het kui persgilde. Men begrypt wel, de okshoofden e.d. kwamen uit de wynlanden, maar het kon hier ter stede door de wijnhandelaars alleen worden afgetapt in Vlissingsche vaten. In 1621 wordt het kuipersgilde ook alleen toe gestaan houten emmers te maken, op boete van tien schellingen voor den onbevoegde zooals men weet gebruikte men daarvóór lederen emmers. De talryke bierbrouweryen, die hier ter stede als overal elders waren, verschaften het kuipersgilde ook heel wat werk. Ook deze vaten werden gewaarmerkt op den bodem door een keurteeken met de Vlissingsche flesch, wat vergoed werd met ,,6 stuivers per last of 2 mijten van 't stuk" (22 Febr. 1642). Dat nog wel eens afgeweken werd van het monopolie der kuipers, blijkt wel uit de ordonnantie van 21 Augustus 1717 den brouwers werd er nog eens nadrukkelijk op gewezen, dat zij geen vaten met bier mochten vullen, voordat deze door een baas-kuiper van het gilde waren gewaarmerkt en door den ijkmeester geykt. Hetzelfde zal moeten geschieden met de vaten bier, door de visschers mede te nemen. Men weet ook, dat de vloot vaatjes kruit aan boord had en daar de Vlissingers en hun schepen een groot aandeel aan de vloot der Zeeuwsche admiraliteit hadden, is het te be- grypen, dat by de talryke oorlogen der 17e en 18e eeuw deze veel kuipersproductiviteit eischten. Er kwam nog by, dat buiten de stad aan den Singel tegenover het Koopmansvoet pad een kruitmolen stond, „Niemandt sonder viand" geheeten. Deze sprong intusschen 20 Maart 1701 in de lucht, juist op een Zondag morgen, terwyi een der predikanten tot tekst gekozen had„De Heere behoede ons, want wij vergaan". Wel werd er veel schade aan de huizen toegebracht, maar niemand kwam er om, hoewel er 80.000 pond kruit de lucht in ging. Een jenevefstokery, waarop stond een windmolen met gaandery, in de Donder- straat (nu Onderstraat), van de Heeren Splinter en Daniel van Doorn, brandde 18 Febr. 1745 af. Aan het kuipen van Jenever vaten voor deze stokerij kwam ook een einde, want zy is niet meer opgebouwdhet erf werd later gebruikt voor opslagplaats van hout voor den houtkoopman Bernardus Mauritz. De prijs der krultvaatjes werd in 1740 (resol. 17 Dec.) gefixeerd op ll/2 stuiver het stuk, „om hierdoor te beletten, dat den eenen Gildebroeder den anderen niet mogte onder kruipen" intusschen werden ze ook op dien prijs gesteld, omdat de Middelburgsche kui pers ze voor 12 stuivers verkochten. Waardoor het kuipersgilde zoo in de neer is gekomen, dat het niet meer kon voldoen aan de eischen van den handel, is, by ontsten tenis van notulen, moeiiyk na te gaan, maar zeker is, dat den 23en Januari 1779 een request in de vroedschap behandeld werd van eenige kooplui in sterke dranken, die er hun beklag deden, dat het kuipers gilde niet meer in staat was hun het be- noodigd „vaatwerk" te leveren. Aan hen en andere kooplui werd toegestaan van buiten af vaten te laten komen, maar onder zekere voorwaarden, zy moesten byv. aan een der dekens van het kuipersgilde schrifteiyk ken nis geven van hun aankoop met plaats van herkomst, tevens kwantiteit en qualiteit. By aankomst zouden zy den deken er mee in kennis stellen en hem betalen een halve groot Vlaamsch van ieder stuk, groot of klein. De „knape" van 't gilde zal op vertoon der kwitantie het vaatwerk lossen en brengen naar het pakhuis van den koopman. Dit vaatwerk aldus gecontroleerd zal alleen ten eigen gebruike mogen dienen, dus niet aan anderen verkocht mogen worden. Merkwaardig Is, dat in de ordonnantie van 19 Sept. 1788 biykt, dat bovenstaande alleen slaat op die kooplui (in sterke dranken)wel ke op Engeland handel dry venanderen mochten geen vreemd vaatwerk invoeren. Biykbaar was de handel op Engeland in spiri tualiën zoo belangrijk, dat het kuipersgilde aan de groote vraag naar vaten niet kon voldoen; brouwers en wynkoopers dus, die uitdruk- kelyk nog genoemd worden het volgende jaar (28 Maart 1789)zullen uitsluitend vaten mo gen gebruiken van Vlissingsche kuipers. Het is met het kuipersgilde zoo gegaan als met de andere gilden, in 1798 is het opge heven, herleefde weer 1804/1805 om voor goed te verdwynen in den Franschen tyd. Heel wat meer dan van het kuipersgilde is er over van dat der timmerlieden en metse laars. We zagen reeds uit het „Pergament Register" le helft 16e eeuw, dat het gilde der timmerlieden en metselaars één was. Maar dat is niet altijd één gilde gebleven. Juist in den tyd, dat Vlissingen zich begon te rekken en te strekken, en het aantal huizen zich dienovereenkomstig uitbreidde en inzonder heid nieuwe steenen huizen gezet werden, die de oude houten woningen respectieveiyk ver vingen, was het gilde der bouwbedrijven in do zelfde mate groeiend en bloeiend. Vandaar dat het gemeenschappelyk gilde te omvang rijk werd en een splitsing noodzakelijk bleek. Zoo besloten Baljuw, Burgemeesters en Schepenen 20 Mei 1606 de beide hoofdgroepen te separeeren, omdat „door de groote menigte in den voorschreven Gilde dagelyks diversche quaestie ende geschillen zijn rijzende d'een jegens den anderen, zonder dat d'een den an deren willen verstaen ende verdragen" beide partyen om scheiding verzocht hebben. Van nu af zal er een gilde der huistimmerlieden en één der metsers of metselaars zyn. Tot het eerstgenoemde gilde zullen behooren be halve de huistimmerlieden, de sehrynwerkers, de blokmakers, stoeldraaiers en houtverkoo- pers. Onder dat der metselaars ressorteeren ook de steenhouwers, schaliedekkers (dat zijn leidekkers) en straatmakers, maar ook de kalk- en steenverkoopers. Beide gilden zullen een overdeken hebben, aan te wyzen door baljuw* burgemeesters en schepenen, en die „overhooft" zal wezen. Het metselaarsgilde zal een voordracht van vier personen in dienen, waaruit „die van de wet" twee nieuwe dekens zal kiezen. Deze dekens zullen met behulp van den overdeken belast zijn met het toezicht houden op dia uitvoering der or-

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1932 | | pagina 1