500
25
VRIJDAG
15 JANUARI
EERSTE BLAD
:N0.12i
70e Jaargang
1932
Uitgave: firma F. VAN DE VELDE Ir., Walstraat S8-60, Vlissingen. Telef. 10. Postrekening 66287
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zondag en algemeen erkende Christelijke feestdagen
Het Stedelijk Museum en de Gilden.
Plaatselijk Crisis-Comité
STADS- EN PROVINCIENIEUWS
Winterteenen
Jan. Finis-
18.24
19.16
VLISSINGSCHE COURANT
ABONNEMENTSPRIJSVoor Vlissingen en de gemeenten op Walcheren ƒ2.20 per 3 maanden.
Franco door het geheele rijk 2.50. Voor België, Duitschland en Frankrijk 3.80. Voor de ove
rige landen bij wekelijksche verzending 3.80, met Zondagsblad 4.75. Afzonderlijke nrs. 5 et
ADVERTENTIEPRIJS Van 1—5 regels 1.25iedere regel meer 25 cent Bij abonnement
speciale prijzen. Reclames 50 ct p. regel.Kleine advertentiesbetreffendeHuur enVerhuur.Koop
enVerkcop, Dienstaanbiedingen en-Aanvragen van I— f regels 75 ct., iedere repel meer 15 ct
De abonné's in 't bezit eener
Polis, zijn GRATIS verze
kerd tegen ongelukken voor
gulden bij levens
lange ongeschikt
heid tot werken.
gulden bij dood
door
een ongeluk.
gulden bij verlies
van een
hand, voet of oog.
gulden bij verlies
van
een duim
gulden bi| verlies
van een
wijsvinger
gulden bij verlies
van eiken
anderen vinger
AANGESLOTEN BIJ HET BUREAU VOOR PUBLICITEITSWAARDE, INGESTELD DOOR DE VEREENIGING „DE NEDERLANDSCHE DAGBLADPERS'
Dit nummer bestaat uit twee bladen
IV.
De oude zilverschat van het Timmermansgilde. Het gilde-
bestuur in Juni 1795 door de revolutiemannen verjaagd.
Bij de herleving der gilden in 1804 blijkt de zilverschat van
de Timmerlieden verdwenen. Die van het Metselaarsgilde is
wel in het Museum: twee bekers, een secoupeof schenk
blad, een zilveren kruiwagen. Beschermers van Bellamy.
AI zagen wij in het voorgaande artikel, dat
veel kostbaars verdwenen, misschien ver
smolten is, toch is nog wel na te gaan, in
de rekeningen nl. hoeveel het een en ander
heeft gekost. Dit is niet zuiver een theore
tische kwestie, immers het leert ons ook
weer veel van wat we dan toch wèl over heb
ben. Een der vergulde maar helaas ver
dwenen zilveren gildebekers van het tim
mermansgilde heeft volgens de rekening van
1657/1658 gekost 13 Vis. 10 sc., dus 81.—,
dit was „een nieuwe zilveren vergulde cop".
Ook kunnen wy nagaan de prijs van een zil
veren schild, betaald aan Rutger Leeman in
1732 en voor 't graveeren 5 Vis. 1 sc.
8 gr., dus ƒ30.50.
Ook kunnen wy de geschatte waarde van
het in 1747 aanwezige zilver nagaan, omdat
toen betaald is aan de „Liberale Gifte" of
„50e Penning" „over de waarde van zilver by
den gilde, de som van 2 Vis. 2 sc. 2 gr.
de waarde was dus toen ruim ƒ630.Ook
zijn in 1759 de twee gildenbekers opnieuw
'vergald, waarvoor betaald is aan den zilver
smid L. v. d. Woordt de som van 21.
En zelfs de pry's van het kastje is na te
sporen men oordeele „Betaald (nl. in 1771)
aan Pieter Zekelmeet voor 't kastje voor de
beekers", 13.32/2 aan D. v. d. Bilt voor het
sntjen der lijst en wapens ƒ40.— aan
Joris Belderok voor het schilderen van dien
3.80 aan C. C. Schroder voor 't glas 4.50,
zoodat het heele nog aanwezige kastje gekost
heeft ƒ61.621/,.
Aan den graveur Salomon Levi is betaald
voor „het graveeren van agt wapens op twee
zilvere secoupen" 8het maken der twee
j1 schenkbladen heeft blykbaar de heer Clyver
L zeü betaald, daar de kosten hiervan niet in
I de rekening voorkomen.
Hoogstwaarschynlyk zyn deze zilveren
ornamenten in den Franschen tyd ingeleverd
en versmolten. In de rekening van 1795—98
komt althans deze post voor „restitutie van
het te veel gefurneerde silver 27 Vis. 5 sc.
8 gr." Dubbel jammer is het, daar er blyk
baar in 1783'84 nog heel wat zilver is aan
geschaft, tenminste men betaalde toen aan
den zilversmid Gosardus Udemans „voor de
zilveren ornamenten" 82 Vis. en 5 se., aldus
by na ƒ500.Deze ornamenten waren voor
een nieuw lykkleed, een pel, waarop de em
blemen van het gilde in massief zilver waren
voorgesteld, terwyl het hout voorgesteld zou
worden door verguld zilver. Aldus werd
goedgevonden in de vergadering van 7 Mei
1781. Hierbij werd overwogen, dat een gebor
duurde pel 250.kosten zou, terwyl dit uit
den aard der zaak veel duurzamer was.
De eerste gildebroeder die er onder begra
ven werd was Teunis van der Jagt, die 19
Juni 1782 „seer subiet was komen te over-
lUden", Op de pel waren ook de wapens van
overdekens en dekensdeze werden by be
sluit van 28 Februari 1797 verwijderd, daar
deze wapens onbetamelyk waren by vryheid
geiykheid en broederschap
Maar de vraag dringt zich naar voren, waar
bijv. de zilveren gildebekers gebleven zyn
Zooals bekend zyn de Franschen hier geko
men in Februari 1795.
In Juni 1795 kwamen in de vergadering
van het gilde „de burger Rosevelt Catteau
als merre (lees maire), den burger G. Sant
leven en den burger Fs. Corbelyn, represen
tanten" van den Raad nl. zy zeiden „dat
volgens de thans zoo gelukkige aangenomen
grontbeginsels van vryheid, gelykheid en
broederschap, vervallen worden verklaart en
teby uyt hun eed worden ontslagen alle
de overdekens uyt de gildens", waarop niet
alleen p. j. Clyver, maar ook alle dekens
vertrekken. De secretaris S. van der Swalme
teekent later aan„Juny 1795, den over
deken en dekens hebben niet bedankt, maar
zijn schandelik, niet door de wil van de ge-
samentlyke Gildebroeders volgens de zoo
genaamde dog valsche en onwaaragtige
vryheid gelykheid en broederschap Regten
van den Mensch en souveraine stem, maar
door dwang en geweldige bedreiging van den
schurk Catteau als aldaar genoemde Merrie
en den geweldenaar Thomas Corbeleyn." 2)
Want inderdaad zyn. hier een oogenblik de
gilden met eenige wyziging weer opgericht en
wel in 1804 ingevolge de Resolutie van het
Departementaal Bestuur van Zeeland van
10 September van dit jaar had de Raad de
gilden weer hersteld, doch onder een andere
benaming en wel die van „Ambacht en
Neeringe". In plaats van de overdekens wer
den Opper-Commissarissen aangesteld, zoo
werd bijv, Pieter Jacob Clyver, de gewezen
overdeken den 6en October 1804 tot opper-
commissaris door den Raad aangewezen. De
gildebroeders zagen de heroprichting „met
het uytterste genoegen" en verwelkomden den
oppercommissaris hartelijk de Raad zou ook
gaarne zien, dat de gilden weer op den voet
van 1795 werden hersteld. Ook zou het gilde
dan weder de boeken, effecten en gelden
terugkrygen, die ten jare 1798 waren inge
leverd. Simon van der Swalme werd weder
aangesteld als secretaris, en inplaats van
dekens zouden onder-commissarissen door
den Raad benoemd worden na indiening van
een voordracht. Van nu af worden de notulen
ook weer met de meeste zorg bijgehouden,
althans tot einde 1806 toen Vlissingen het
volgend jaar by het Fransche ryk eerder dan
de overige gewesten werd ingelyfd, werden
de oude instituten opgeheven en ook dat van
het gildewezen. Weinig zal men vermoed heb
ben aan het einde van 1804, toen de gilden
in optima forma weder werden ingesteld, dat
ze zoo'n kortstondig bestaan zouden hebben
er waren nl. weer een dertigtal gilden, waar
voor de opper-commissarissen door den Raad
werden aangewezen. (Vgl. Notulen 13 Nov.
1804.)
Nu zouden de gilden ook de in 1798 inge
leverde goederen van den Raad terugkrygen,
en we vinden dan ook in de notulen van 10
December 1804 een inventaris van de terug
ontvangen goederen van het timmermans
gilde. Echter merkt de secretaris, de vol-
yverige en uiterst nauwkeurige S. van der
Swalme op, dat vergeleken met de bezittingen
in 1795, toen Clyver en Van der Swalme „ge
welddadig" moesten aftreden, verdwenen
bleken „de twee vergulde bekers, de twee zil
veren secoupen, het zilver mandje, de zilve
ren duimstok en nog enkele zilveren en an
dere preciosa". Wel werden in de rekening
nog aangetroffen gelden, ontvangen voor ver
schillende zaken die niet aanwezig waren,
doch daarop ontbraken geheel de waardevolle
bekers en de schenkbladen. Wel bleek ook,
dat den 27 October 1798 het saldo nog juist
twee duiten was, maar men wilde wel eens
weten van degenen, die destyds de rekening
hadden afgesloten, waar de zoek geraakte
goederen gebleven waren. Men zond een
schrijven aan hen d.d. 10 December 1804,
maar daar men geen antwoord op dezen
brief ontving, ging er 18 Januari 1805 weder
om een brief, waarin binnen 8 dagen ant
woord verzocht werd. Inderdaad kwam de be
lofte, dat men alles nog eens zou nazien,
maar het resultaat was negatief en de ge
beurtenissen van het volgend jaar oprich
ting van het koninkrijk Holland hebben
met de opheffing na de inlijving in 1807
wat Vlissingen betreft deze zaak onopge
helderd gelaten. We weten dus nu, dat deze
bekers en schenkbladen tusschen 1795 en
1798 onnaspeurlyk verdwenen zyn. Zouden ze
ook nog eens op de een of andere veiling
voor den dag komen? Hoogstwaarschijnlijk
zyn ze in den smeltkroes verdwenen tegeiyk
met de schenkbladen.
Gelukkigerwyze zyn, zooals wy reeds zagen,
de bekers van het metselaarsgilde gered,
maar bovendien een secoupe of schenkblad
van hetzelfde gilde is in ons bezit, nl. een
sierlyk gedreven zilveren gildeschotel, dia
meter 34 c.M., op welks breeden rand de
attributen van het gilde fraai geciseleerd
zyn. In het midden van den schotel staan 3
wapens, en wel bovenaan dat van den over
deken van het gilde, Mr. Anthoni Pieter
Lambrechtsen, „wegens Zyne Doorl. Hoogh.
W. K. H. F. bailluw dezer stat en Resorte
van dien, enz. enz.". Onder het wapen staat
de spreuk „Patriae nee non amicis".
Vervolgens dat van Cornells Spruyt, dien ik
reeds vroeger noemde, en ook van Jan Douw,
„aancooment Deken van 't gepreveligieerde
Heden werden door ons
volgende giften ontvangen
Eersté meandelijksche
bijdrage Kruideniers-
vereeniging E.N.K.B.
Matroos-kok N. L.
Vorige opgave
de
- 21.25
- 1616.12
Totaal 1638.37
Metsersgilde deeser stadt Vlissinge, aange-
stelt den 6 Febr. 1743".
De hier als baljuw genoemde Mr. Anthoni
Pieter Lambrechtsen Nicolassn. werd tot bal
juw aangesteld en beëedigd den 2en April
1749, den 2en November 1751 door de gou
vernante dus prinses Anna als zoodanig
gecontinueerd, maar op zyn verzoek den 29en
Sept. 1757 ontslagen. Deze gegevens dateeren
dus het schenkblad tusschen de jaren 1749
en 1757, dus in het midden der 18e eeuw. We
kunnen het jaartal nog nauwkeuriger fixee-
ren, daar hij „den lOen Juli 1751 tot overdeken
van het geprivilegieerd Metselaarsgilde is
verkozen."
Cornelis Spruyt, wiens wapen op den
achterkant van het schildje van een der
bekers van het metselaarsgilde voorkomt, had
een welbeklante metselaarszaak, dat wil zeg
gen, om in de taal van tegenwoordig te spre
ken, hy was een huizenbouwer en had ge
regeld, nog in 1749, 8 knechts in dienst. De
heer Jan Douw, die in 1743 als deken is aan
gesteld, deed niet veel voor hem onder, daar
hy zeven knechts in dienst had. Wanneer
Cornelis Spruyt als deken is aangesteld is
niet meer na te gaan, omdat er een groot
hiaat is nl. tusschen 1669 en 1720wel is zeker,
dat hij reeds in 1720 deken was en in 1749
nog. Uit het wapen van het schenkblad kan
men afleiden, dat hy in 1751 nog als zoo
danig fungeerdemij blykt uit de begraaf -
registers, dat hij December 1752 overleden is.
By zonder fraai is het zilveren schenkblad
gegraveerd. Wij mogen wel aannemen, dat de
heer Lambrechtsen dit schenkblad aan het
gilde heeft aangeboden, zooals het timmer
mansgilde ook zyn „secoupen" van zyn over
deken heeft gekregen. De geschulpte rand is
zeer fraai bewerkt, terwijl op een rand be
halve het wapen van Vlissingen de attributen
van het gilde gegraveerd zyn.
Konden we het schenkblad vry nauwkeurig
dateeren tot ongeveer op een jaar, minder
is dit het geval met een zilveren krui-
wagentje, welks zilveren aangehangen schild
ons vermeldt„Dit ten geschenke aan het
Metselaarsgilde door Pieter Jacob Clyver,
regeerende burgemeester en overdeken". Op
den kruiwagen staat de kalkbak en de
steenmand, aan welks ooren alle voorwerpen
hangen, die by het metselen gebruikt wor
den, nagebootst in zilver. We hebben reeds
gezien, dat Pieter Jacob Clyver lange jaren
overdeken is geweest sinds 1767. Het krui-
wagentje moet dan ook na 1767 gedateerd
worden en vóór 1795. Meer houvast hebben
we aan zyn burgemeesterschap nl. in 1785, dit
zal hoogstwaarschijnlijk het jaar zyn, waar
in hij misschien juist om zyn burgemeester
schap het kruiwagentje laat aanmaken en
gracieuselyk ten geschenke gaf aan het Met
selaarsgilde.
Niet onaardig is het te vermelden, zy het
dan ook slechts in zydelings verband, dat
zoowel Mr. Antoni Pieter Lambrechtsen en
Mr. Pieter Jacob Clyver hebben bygedragen
tot de studiën van Jacobus Bellamy, „Wy
ondergeschrevene verklaren mits desen ons
zeiven te engageeren, om tot bevordering der
studiën van Jacobus Bellami, ter tyd toe hy
proponent zal zyn geworden, jaarlyks voor
uit0. Maart te zullen contribueeren in handen
van een of meer Heeren hierna te benoemen,
zoo veel als door ieder respective agter zyn
naam staat aangeteekend, te beginnen met
Maart 1782". Onder de 19 onderteekenaars
komt als eerste voor A. P. Lambrechtsen van
Ritthem (sinds 1764 Heer van Ritthem), voor
de som van „zes Zeeuwsche Ryksdaalders"
en Pieter Jacob Clyver voor vier Zeeuwsche
Rijksdaalders. De neef van Antoni Pieter, de
Pensionaris Nicolaas Cornelis Lambrechtsen,
had dit op touw gezet.
H. G. VAN GROL,
Archivaris.
1) Uit een aanteekening blykt, dat 4 Juni
1650 het gilde nog geen zilveren beker had, de
eerste moet dus tusschen 1650 en 1657 ge
maakt zyn.
2) De gilden bleven onder nieuwe patriot-
tischgezinde dekens nog bestaan tot 1797.
Het Plaatselijk Crisis-Comité en de
Havenfeesten.
In de algemeene vergadering van het
Plaatselijk Crisis-Comité op 11 Januari, werd
er op aangedrongen pogingen in het werk te
stellen, dat de verschillende buurteommissies
voor de havenfeesten haar gelden zouden
storten in de kas van het crisis-comité.
De voorzitter van het Plaatselijk Crisis-
Comité, burgemeester Van Woelderen, heeft
nu een vergadering uitgeschreven, waartoe de
dagelyksche besturen der buurt-commissies,
welke in 1929 werden gevormd ter voorbe
reiding van de Havenfeesten, zijn uitgenoo-
digcL
Deze vergadering wordt gehouden op
Woensdag 20 Januari, des avonds half negen,
in de voorzaal van het Concertgebouw.
In die vergadering zal besproken worden,
welke bestemming zal worden gegeven aan
de opgehaalde gelden voor de Hayenfeesten.
Tevens zal den buurteommissies dan
worden gevraagd of zy bereid zouden zyn
haar medewerking te verleenen voor het in
zamelen van gelden voor het Plaatselyk Cri
sis-Comité.
Wy twyfelen er niet aan of de buurt-com
missies zullen gaarne steun verleenen aan de
plannen van het plaatselyk Crisis-Comité om
door een daadwerkelyke actie te zorgen dat
dit comité over flinke kasmiddelen zal kun
nen beschikken, teneinde hulp te verleenen
waar deze noodig zal blyken.
De nieuwe veerboot „Prinses Juliana"
Gisteren is met de nieuwe motorveerboot
van den Provincialen Stoombootdienst, de
„Prinses Juliana" de technische proeftocht
gehouden op de Wester-Schelde.
Het schip heeft in alle opzichten voldaan.
De vereischte snelheid werd ruimschoots ge
haald en ook bleek de manoeuvreer-vaardig
heid zeer groot te zyn.
Een meer uitvoerige beschrijving van het
schip zal volgen na den officieelen proef
tocht.
Vereeniging voor Instrumentale Muziek.
Jaap Stotijn.
Britannia.
Het viel wel erg te betreuren, dat door een
noodlottigen samenloop twee belangrijke con
certen op één avond gegeven werden. Al moge
dan Vlissingen de aanhankelykheid aan zyn
Instrumentale getoond hebben, want de prac-
tisch binnen de kolommen intiem-gezellig af
gesloten concertzaal was geheel gevuld, een
feit blyft het, dat de oprechte muzieklief
hebbers öf het een óf het ander of omge
keerd hebben moeten derven. In dezen tyd
van mechaniseering, ook op muzikaal terrein,
voorwaar jammer, driewerf jammer. Destijds
hebben we al eens gewezen op de wensche-
Iijkheid van overleg tusschen de vereenigin-
gende redactie bood dezer dagen haar be
middeling aan door het publiceeren van een
uitgebreide agenda, welnu, ieder, die bij con
cert- of vereenigingsleven betrokken is, geve
aan die roepstem gehoor, opdat herhaling van
het in den aanhef genoemde feit, tot de on-
mogelykheden zal behooren. Van zeer veel
belang is het, om, evenals in Middelburg ge
schiedt, het zomerreces te benutten voor
vaststelling van de wintercampagne en in de
samenwerking, ook wat agenda-publicatie
betreft, de hoofdstedelyke organen te betrek
ken, gezien de gestadige wisselwerking, welke
tusschen beide plaatsen bestaat.
De groote verdienste van onze Instrumen
tale is, dat zy een besliste lacune in ons
muziekleven aanvult. Wy hebben tal van
vereenigingen, maar tal van werken werden
voorheen bijna nooit of nooit uitgevoerd. Dat
is thans veranderd. Wanneer we het interes
sante program van het 4e concert nagaan,
dan heeft de vereeniging in den korten tyd,
dat zy bestaat, al veel, ja heel veel onder
Theo Höfelein's leiding bereikt. Daar was een
reeks 17e en 18e eeuwers en na de pauze
zouden ons 19e-eeuwsche meesters zyn voor
gezet, indien wij het volledige concert hadden
kunnen bijwonen.
Uit dien hoofde moeten we ons bepalen tot
het als inleiding gedeeltelyk gespeelde Con
certo grosso no. VIH van Corelli, waarin
concertino en tutti een verrukkelyke tegen
stelling boden en de praal en glans van den
strijkersklank duidelijk aan den dag traden.
Ongetwyfeld danken we dit aan de perma
nente krachten, waardoor het samenspel kon
worden opgevoerd en de stokvoering een
gewichtig onderdeel der techniek, want wat
het juiste gebruik van den adem voor den
zanger is, dat is de beheersching van den stok
voor den stryker oordeelkundig en geUjk
is geworden. Met toonwerken uit den bloei-
tyd der Engelsche muziek worden we op de
concerten nog minder dan stiefmoederiyk
bedeeld en daarom was het een groote ver
dienste, dat van Purcell een suite, volgens de
gewoonte van dien tijd uit een vereeniging
van danswyzen bestaande, ten gehoore werd
De gruwelijke jeuk ver
dwijnt onmiddellijk met
AKKER's
KLOOSTERBALSEM j
zuivert - verzacht
geneest
„Geen goad
zoo goed
gebracht. Vooral de Menuet was van een
groote bekoorlykheid.
Ook aan het Fransche hof hebben we in
gedachten verwijld in den galanten, amoureu-
zen tijd van Lodewyk XIV, toen Menuet,
Sarabande en Rigaudon werden gedanst, de
Passe-pied tot hof-ballet-dans verheven werd
en Lully den toon aangaf.
Jaap Stotijn is hier, mede door zyn op
treden in Middelburg, geen onbekende. Thans
heeft hij zich met de vertolking van Han
del's Concert voor hobo bijzonder onderschei
den. Er ging van zyn fameuze solo, in voor
namen stijl voorgedragen, een enorme sugges
tie uit. Het was een prachtige prestatie, die
den kunstenaar terecht een geestdriftigen
byval bezorgd heeft.
Onder Höfelein's alleszins kundige directie
heeft het orkest den solist zèèr verdienstelijk
begeleid. Dat deze het ensemble in zyn suc
cessen liet deelen en daarin speciaal de con-
certmeesteresse, mevr. S. A. Höfelein—Bek-
ker, en den directeur betrok, vonden we dan
ook zeer sympathiek. Ook na de uitvoering
van de overige werken hadden de executan
ten een warm wèlverdiend applaus in ont
vangst te nemen. O.
Na de pauze heeft Stotijn met de vertolking
van Godard's „Scènes ecossaies" groot succes
behaald, zóó dat hij het derde deel herhaalde
en. daarna nog een toegift, een Scherzo, gaf.
Hij werd in de belangrijke pianoparty bege
leid door mevr. W. van Doorn—van Looke-
ren Campagne, die den dank van den solist
en een fraaie bloemenhulde ontving.
A. G. O.
Trio Pasquier,
Concertgebouw.
In ons verslag van de Instrumentale heb
ben w* bereids uiteengezet, dat wij, om een
muziekterm te bezigen, in het teeken van
„divisi" hebben moeten staan. Daardoor heb
ben we Mozart en Beethoven gemist (wel
vernamen we, dat het trio, bestaande uit
viool, altviool en cello, vooral in Beethoven to
loven was) en restte ons Reger (18731916),
Deze bijzondere productieve Duitsche com
ponist, wordt Brahms' geestelijke erfgenaam
genoemd zyn muziek is over het algemeen
meer met het verstand dan met het hart ge
schreven. Dit bleek in het problematisch Al
legro daarentegen getuigde het Andante,
met de heerlijke variaties, van schoone, me
lodische inspiratie, terwijl het Vivace voor-
treffelyk fugetisch behandeld is. Het trio
Pasquier vormde bij de uitvoering een een
heid in samenspel en opvatting, het was een
musiceeren in echten kamermuziekstyl, op-
merkelyk wat klankkwaliteit betreft (vooral
de altist frappeerde).
De vertolking vond oprechte waardeering
bij de goed bezette zaal en het drietal werd
met langdurig applaus gehuldigd.
Aanbeveling verdient het kunstenaars bij
een auditorium te introduceeren, door hun
namen enz. op den spelwyzer te vermelden.
O.
Moderne Woninginrichting.
Voor de afdeeling Vlissingen van den Ned.
Christen Vrouwenbond hield gisterenavond
de heer P. A. Belger een lezing met licht
beelden over de moderne inrichting van
woningen.
Na de gebruikelyke opening door de pre
sidente kreeg de spreker de gelegenheid om
aan de talryke dames-aanwezigen iets dui-
delyk te maken van den geest, waarvan on
ze hedendaagsche interieurkunst de uiting
is Inderdaad is voorlichting op dit gebied
van groot gewicht, gewoon als men is aan
de smakelooze voorwerpen, waarmee men in
de vorige eeuw de kamers „opvulde", totdat
er van wonen geen sprake meer was. Ruim
te, kleur en doelmatigheid waren begrip
pen, die het publiek niet waardeerde. Slechts
de opdringerige schijn van spiegels, glas
facetten en opgeplakt, machinaal vervaar
digd „beeldhouwwerk" trokken en trek
ken nóg vaak de aandacht van de koo-
pers in de meubelmagazijnen, die met deze
dingen de rust van hun woonvertrekken tot
in den grond bedierven. Van een weldoor
dachte vormgeving, van een eigen karakter
was in de styllooze 19e eeuw nergens iets
to vinden. Totdat Berlage zyn wereldbe
kende Beurs te Amsterdam bouwde! Ber-