500 25 VRIJDAG 15 JANUARI EERSTE BLAD :N0.12i 70e Jaargang 1932 Uitgave: firma F. VAN DE VELDE Ir., Walstraat S8-60, Vlissingen. Telef. 10. Postrekening 66287 Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zondag en algemeen erkende Christelijke feestdagen Het Stedelijk Museum en de Gilden. Plaatselijk Crisis-Comité STADS- EN PROVINCIENIEUWS Winterteenen Jan. Finis- 18.24 19.16 VLISSINGSCHE COURANT ABONNEMENTSPRIJSVoor Vlissingen en de gemeenten op Walcheren ƒ2.20 per 3 maanden. Franco door het geheele rijk 2.50. Voor België, Duitschland en Frankrijk 3.80. Voor de ove rige landen bij wekelijksche verzending 3.80, met Zondagsblad 4.75. Afzonderlijke nrs. 5 et ADVERTENTIEPRIJS Van 1—5 regels 1.25iedere regel meer 25 cent Bij abonnement speciale prijzen. Reclames 50 ct p. regel.Kleine advertentiesbetreffendeHuur enVerhuur.Koop enVerkcop, Dienstaanbiedingen en-Aanvragen van I— f regels 75 ct., iedere repel meer 15 ct De abonné's in 't bezit eener Polis, zijn GRATIS verze kerd tegen ongelukken voor gulden bij levens lange ongeschikt heid tot werken. gulden bij dood door een ongeluk. gulden bij verlies van een hand, voet of oog. gulden bij verlies van een duim gulden bi| verlies van een wijsvinger gulden bij verlies van eiken anderen vinger AANGESLOTEN BIJ HET BUREAU VOOR PUBLICITEITSWAARDE, INGESTELD DOOR DE VEREENIGING „DE NEDERLANDSCHE DAGBLADPERS' Dit nummer bestaat uit twee bladen IV. De oude zilverschat van het Timmermansgilde. Het gilde- bestuur in Juni 1795 door de revolutiemannen verjaagd. Bij de herleving der gilden in 1804 blijkt de zilverschat van de Timmerlieden verdwenen. Die van het Metselaarsgilde is wel in het Museum: twee bekers, een secoupeof schenk blad, een zilveren kruiwagen. Beschermers van Bellamy. AI zagen wij in het voorgaande artikel, dat veel kostbaars verdwenen, misschien ver smolten is, toch is nog wel na te gaan, in de rekeningen nl. hoeveel het een en ander heeft gekost. Dit is niet zuiver een theore tische kwestie, immers het leert ons ook weer veel van wat we dan toch wèl over heb ben. Een der vergulde maar helaas ver dwenen zilveren gildebekers van het tim mermansgilde heeft volgens de rekening van 1657/1658 gekost 13 Vis. 10 sc., dus 81.—, dit was „een nieuwe zilveren vergulde cop". Ook kunnen wy nagaan de prijs van een zil veren schild, betaald aan Rutger Leeman in 1732 en voor 't graveeren 5 Vis. 1 sc. 8 gr., dus ƒ30.50. Ook kunnen wy de geschatte waarde van het in 1747 aanwezige zilver nagaan, omdat toen betaald is aan de „Liberale Gifte" of „50e Penning" „over de waarde van zilver by den gilde, de som van 2 Vis. 2 sc. 2 gr. de waarde was dus toen ruim ƒ630.Ook zijn in 1759 de twee gildenbekers opnieuw 'vergald, waarvoor betaald is aan den zilver smid L. v. d. Woordt de som van 21. En zelfs de pry's van het kastje is na te sporen men oordeele „Betaald (nl. in 1771) aan Pieter Zekelmeet voor 't kastje voor de beekers", 13.32/2 aan D. v. d. Bilt voor het sntjen der lijst en wapens ƒ40.— aan Joris Belderok voor het schilderen van dien 3.80 aan C. C. Schroder voor 't glas 4.50, zoodat het heele nog aanwezige kastje gekost heeft ƒ61.621/,. Aan den graveur Salomon Levi is betaald voor „het graveeren van agt wapens op twee zilvere secoupen" 8het maken der twee j1 schenkbladen heeft blykbaar de heer Clyver L zeü betaald, daar de kosten hiervan niet in I de rekening voorkomen. Hoogstwaarschynlyk zyn deze zilveren ornamenten in den Franschen tyd ingeleverd en versmolten. In de rekening van 1795—98 komt althans deze post voor „restitutie van het te veel gefurneerde silver 27 Vis. 5 sc. 8 gr." Dubbel jammer is het, daar er blyk baar in 1783'84 nog heel wat zilver is aan geschaft, tenminste men betaalde toen aan den zilversmid Gosardus Udemans „voor de zilveren ornamenten" 82 Vis. en 5 se., aldus by na ƒ500.Deze ornamenten waren voor een nieuw lykkleed, een pel, waarop de em blemen van het gilde in massief zilver waren voorgesteld, terwyl het hout voorgesteld zou worden door verguld zilver. Aldus werd goedgevonden in de vergadering van 7 Mei 1781. Hierbij werd overwogen, dat een gebor duurde pel 250.kosten zou, terwyl dit uit den aard der zaak veel duurzamer was. De eerste gildebroeder die er onder begra ven werd was Teunis van der Jagt, die 19 Juni 1782 „seer subiet was komen te over- lUden", Op de pel waren ook de wapens van overdekens en dekensdeze werden by be sluit van 28 Februari 1797 verwijderd, daar deze wapens onbetamelyk waren by vryheid geiykheid en broederschap Maar de vraag dringt zich naar voren, waar bijv. de zilveren gildebekers gebleven zyn Zooals bekend zyn de Franschen hier geko men in Februari 1795. In Juni 1795 kwamen in de vergadering van het gilde „de burger Rosevelt Catteau als merre (lees maire), den burger G. Sant leven en den burger Fs. Corbelyn, represen tanten" van den Raad nl. zy zeiden „dat volgens de thans zoo gelukkige aangenomen grontbeginsels van vryheid, gelykheid en broederschap, vervallen worden verklaart en teby uyt hun eed worden ontslagen alle de overdekens uyt de gildens", waarop niet alleen p. j. Clyver, maar ook alle dekens vertrekken. De secretaris S. van der Swalme teekent later aan„Juny 1795, den over deken en dekens hebben niet bedankt, maar zijn schandelik, niet door de wil van de ge- samentlyke Gildebroeders volgens de zoo genaamde dog valsche en onwaaragtige vryheid gelykheid en broederschap Regten van den Mensch en souveraine stem, maar door dwang en geweldige bedreiging van den schurk Catteau als aldaar genoemde Merrie en den geweldenaar Thomas Corbeleyn." 2) Want inderdaad zyn. hier een oogenblik de gilden met eenige wyziging weer opgericht en wel in 1804 ingevolge de Resolutie van het Departementaal Bestuur van Zeeland van 10 September van dit jaar had de Raad de gilden weer hersteld, doch onder een andere benaming en wel die van „Ambacht en Neeringe". In plaats van de overdekens wer den Opper-Commissarissen aangesteld, zoo werd bijv, Pieter Jacob Clyver, de gewezen overdeken den 6en October 1804 tot opper- commissaris door den Raad aangewezen. De gildebroeders zagen de heroprichting „met het uytterste genoegen" en verwelkomden den oppercommissaris hartelijk de Raad zou ook gaarne zien, dat de gilden weer op den voet van 1795 werden hersteld. Ook zou het gilde dan weder de boeken, effecten en gelden terugkrygen, die ten jare 1798 waren inge leverd. Simon van der Swalme werd weder aangesteld als secretaris, en inplaats van dekens zouden onder-commissarissen door den Raad benoemd worden na indiening van een voordracht. Van nu af worden de notulen ook weer met de meeste zorg bijgehouden, althans tot einde 1806 toen Vlissingen het volgend jaar by het Fransche ryk eerder dan de overige gewesten werd ingelyfd, werden de oude instituten opgeheven en ook dat van het gildewezen. Weinig zal men vermoed heb ben aan het einde van 1804, toen de gilden in optima forma weder werden ingesteld, dat ze zoo'n kortstondig bestaan zouden hebben er waren nl. weer een dertigtal gilden, waar voor de opper-commissarissen door den Raad werden aangewezen. (Vgl. Notulen 13 Nov. 1804.) Nu zouden de gilden ook de in 1798 inge leverde goederen van den Raad terugkrygen, en we vinden dan ook in de notulen van 10 December 1804 een inventaris van de terug ontvangen goederen van het timmermans gilde. Echter merkt de secretaris, de vol- yverige en uiterst nauwkeurige S. van der Swalme op, dat vergeleken met de bezittingen in 1795, toen Clyver en Van der Swalme „ge welddadig" moesten aftreden, verdwenen bleken „de twee vergulde bekers, de twee zil veren secoupen, het zilver mandje, de zilve ren duimstok en nog enkele zilveren en an dere preciosa". Wel werden in de rekening nog aangetroffen gelden, ontvangen voor ver schillende zaken die niet aanwezig waren, doch daarop ontbraken geheel de waardevolle bekers en de schenkbladen. Wel bleek ook, dat den 27 October 1798 het saldo nog juist twee duiten was, maar men wilde wel eens weten van degenen, die destyds de rekening hadden afgesloten, waar de zoek geraakte goederen gebleven waren. Men zond een schrijven aan hen d.d. 10 December 1804, maar daar men geen antwoord op dezen brief ontving, ging er 18 Januari 1805 weder om een brief, waarin binnen 8 dagen ant woord verzocht werd. Inderdaad kwam de be lofte, dat men alles nog eens zou nazien, maar het resultaat was negatief en de ge beurtenissen van het volgend jaar oprich ting van het koninkrijk Holland hebben met de opheffing na de inlijving in 1807 wat Vlissingen betreft deze zaak onopge helderd gelaten. We weten dus nu, dat deze bekers en schenkbladen tusschen 1795 en 1798 onnaspeurlyk verdwenen zyn. Zouden ze ook nog eens op de een of andere veiling voor den dag komen? Hoogstwaarschijnlijk zyn ze in den smeltkroes verdwenen tegeiyk met de schenkbladen. Gelukkigerwyze zyn, zooals wy reeds zagen, de bekers van het metselaarsgilde gered, maar bovendien een secoupe of schenkblad van hetzelfde gilde is in ons bezit, nl. een sierlyk gedreven zilveren gildeschotel, dia meter 34 c.M., op welks breeden rand de attributen van het gilde fraai geciseleerd zyn. In het midden van den schotel staan 3 wapens, en wel bovenaan dat van den over deken van het gilde, Mr. Anthoni Pieter Lambrechtsen, „wegens Zyne Doorl. Hoogh. W. K. H. F. bailluw dezer stat en Resorte van dien, enz. enz.". Onder het wapen staat de spreuk „Patriae nee non amicis". Vervolgens dat van Cornells Spruyt, dien ik reeds vroeger noemde, en ook van Jan Douw, „aancooment Deken van 't gepreveligieerde Heden werden door ons volgende giften ontvangen Eersté meandelijksche bijdrage Kruideniers- vereeniging E.N.K.B. Matroos-kok N. L. Vorige opgave de - 21.25 - 1616.12 Totaal 1638.37 Metsersgilde deeser stadt Vlissinge, aange- stelt den 6 Febr. 1743". De hier als baljuw genoemde Mr. Anthoni Pieter Lambrechtsen Nicolassn. werd tot bal juw aangesteld en beëedigd den 2en April 1749, den 2en November 1751 door de gou vernante dus prinses Anna als zoodanig gecontinueerd, maar op zyn verzoek den 29en Sept. 1757 ontslagen. Deze gegevens dateeren dus het schenkblad tusschen de jaren 1749 en 1757, dus in het midden der 18e eeuw. We kunnen het jaartal nog nauwkeuriger fixee- ren, daar hij „den lOen Juli 1751 tot overdeken van het geprivilegieerd Metselaarsgilde is verkozen." Cornelis Spruyt, wiens wapen op den achterkant van het schildje van een der bekers van het metselaarsgilde voorkomt, had een welbeklante metselaarszaak, dat wil zeg gen, om in de taal van tegenwoordig te spre ken, hy was een huizenbouwer en had ge regeld, nog in 1749, 8 knechts in dienst. De heer Jan Douw, die in 1743 als deken is aan gesteld, deed niet veel voor hem onder, daar hy zeven knechts in dienst had. Wanneer Cornelis Spruyt als deken is aangesteld is niet meer na te gaan, omdat er een groot hiaat is nl. tusschen 1669 en 1720wel is zeker, dat hij reeds in 1720 deken was en in 1749 nog. Uit het wapen van het schenkblad kan men afleiden, dat hy in 1751 nog als zoo danig fungeerdemij blykt uit de begraaf - registers, dat hij December 1752 overleden is. By zonder fraai is het zilveren schenkblad gegraveerd. Wij mogen wel aannemen, dat de heer Lambrechtsen dit schenkblad aan het gilde heeft aangeboden, zooals het timmer mansgilde ook zyn „secoupen" van zyn over deken heeft gekregen. De geschulpte rand is zeer fraai bewerkt, terwijl op een rand be halve het wapen van Vlissingen de attributen van het gilde gegraveerd zyn. Konden we het schenkblad vry nauwkeurig dateeren tot ongeveer op een jaar, minder is dit het geval met een zilveren krui- wagentje, welks zilveren aangehangen schild ons vermeldt„Dit ten geschenke aan het Metselaarsgilde door Pieter Jacob Clyver, regeerende burgemeester en overdeken". Op den kruiwagen staat de kalkbak en de steenmand, aan welks ooren alle voorwerpen hangen, die by het metselen gebruikt wor den, nagebootst in zilver. We hebben reeds gezien, dat Pieter Jacob Clyver lange jaren overdeken is geweest sinds 1767. Het krui- wagentje moet dan ook na 1767 gedateerd worden en vóór 1795. Meer houvast hebben we aan zyn burgemeesterschap nl. in 1785, dit zal hoogstwaarschijnlijk het jaar zyn, waar in hij misschien juist om zyn burgemeester schap het kruiwagentje laat aanmaken en gracieuselyk ten geschenke gaf aan het Met selaarsgilde. Niet onaardig is het te vermelden, zy het dan ook slechts in zydelings verband, dat zoowel Mr. Antoni Pieter Lambrechtsen en Mr. Pieter Jacob Clyver hebben bygedragen tot de studiën van Jacobus Bellamy, „Wy ondergeschrevene verklaren mits desen ons zeiven te engageeren, om tot bevordering der studiën van Jacobus Bellami, ter tyd toe hy proponent zal zyn geworden, jaarlyks voor uit0. Maart te zullen contribueeren in handen van een of meer Heeren hierna te benoemen, zoo veel als door ieder respective agter zyn naam staat aangeteekend, te beginnen met Maart 1782". Onder de 19 onderteekenaars komt als eerste voor A. P. Lambrechtsen van Ritthem (sinds 1764 Heer van Ritthem), voor de som van „zes Zeeuwsche Ryksdaalders" en Pieter Jacob Clyver voor vier Zeeuwsche Rijksdaalders. De neef van Antoni Pieter, de Pensionaris Nicolaas Cornelis Lambrechtsen, had dit op touw gezet. H. G. VAN GROL, Archivaris. 1) Uit een aanteekening blykt, dat 4 Juni 1650 het gilde nog geen zilveren beker had, de eerste moet dus tusschen 1650 en 1657 ge maakt zyn. 2) De gilden bleven onder nieuwe patriot- tischgezinde dekens nog bestaan tot 1797. Het Plaatselijk Crisis-Comité en de Havenfeesten. In de algemeene vergadering van het Plaatselijk Crisis-Comité op 11 Januari, werd er op aangedrongen pogingen in het werk te stellen, dat de verschillende buurteommissies voor de havenfeesten haar gelden zouden storten in de kas van het crisis-comité. De voorzitter van het Plaatselijk Crisis- Comité, burgemeester Van Woelderen, heeft nu een vergadering uitgeschreven, waartoe de dagelyksche besturen der buurt-commissies, welke in 1929 werden gevormd ter voorbe reiding van de Havenfeesten, zijn uitgenoo- digcL Deze vergadering wordt gehouden op Woensdag 20 Januari, des avonds half negen, in de voorzaal van het Concertgebouw. In die vergadering zal besproken worden, welke bestemming zal worden gegeven aan de opgehaalde gelden voor de Hayenfeesten. Tevens zal den buurteommissies dan worden gevraagd of zy bereid zouden zyn haar medewerking te verleenen voor het in zamelen van gelden voor het Plaatselyk Cri sis-Comité. Wy twyfelen er niet aan of de buurt-com missies zullen gaarne steun verleenen aan de plannen van het plaatselyk Crisis-Comité om door een daadwerkelyke actie te zorgen dat dit comité over flinke kasmiddelen zal kun nen beschikken, teneinde hulp te verleenen waar deze noodig zal blyken. De nieuwe veerboot „Prinses Juliana" Gisteren is met de nieuwe motorveerboot van den Provincialen Stoombootdienst, de „Prinses Juliana" de technische proeftocht gehouden op de Wester-Schelde. Het schip heeft in alle opzichten voldaan. De vereischte snelheid werd ruimschoots ge haald en ook bleek de manoeuvreer-vaardig heid zeer groot te zyn. Een meer uitvoerige beschrijving van het schip zal volgen na den officieelen proef tocht. Vereeniging voor Instrumentale Muziek. Jaap Stotijn. Britannia. Het viel wel erg te betreuren, dat door een noodlottigen samenloop twee belangrijke con certen op één avond gegeven werden. Al moge dan Vlissingen de aanhankelykheid aan zyn Instrumentale getoond hebben, want de prac- tisch binnen de kolommen intiem-gezellig af gesloten concertzaal was geheel gevuld, een feit blyft het, dat de oprechte muzieklief hebbers öf het een óf het ander of omge keerd hebben moeten derven. In dezen tyd van mechaniseering, ook op muzikaal terrein, voorwaar jammer, driewerf jammer. Destijds hebben we al eens gewezen op de wensche- Iijkheid van overleg tusschen de vereenigin- gende redactie bood dezer dagen haar be middeling aan door het publiceeren van een uitgebreide agenda, welnu, ieder, die bij con cert- of vereenigingsleven betrokken is, geve aan die roepstem gehoor, opdat herhaling van het in den aanhef genoemde feit, tot de on- mogelykheden zal behooren. Van zeer veel belang is het, om, evenals in Middelburg ge schiedt, het zomerreces te benutten voor vaststelling van de wintercampagne en in de samenwerking, ook wat agenda-publicatie betreft, de hoofdstedelyke organen te betrek ken, gezien de gestadige wisselwerking, welke tusschen beide plaatsen bestaat. De groote verdienste van onze Instrumen tale is, dat zy een besliste lacune in ons muziekleven aanvult. Wy hebben tal van vereenigingen, maar tal van werken werden voorheen bijna nooit of nooit uitgevoerd. Dat is thans veranderd. Wanneer we het interes sante program van het 4e concert nagaan, dan heeft de vereeniging in den korten tyd, dat zy bestaat, al veel, ja heel veel onder Theo Höfelein's leiding bereikt. Daar was een reeks 17e en 18e eeuwers en na de pauze zouden ons 19e-eeuwsche meesters zyn voor gezet, indien wij het volledige concert hadden kunnen bijwonen. Uit dien hoofde moeten we ons bepalen tot het als inleiding gedeeltelyk gespeelde Con certo grosso no. VIH van Corelli, waarin concertino en tutti een verrukkelyke tegen stelling boden en de praal en glans van den strijkersklank duidelijk aan den dag traden. Ongetwyfeld danken we dit aan de perma nente krachten, waardoor het samenspel kon worden opgevoerd en de stokvoering een gewichtig onderdeel der techniek, want wat het juiste gebruik van den adem voor den zanger is, dat is de beheersching van den stok voor den stryker oordeelkundig en geUjk is geworden. Met toonwerken uit den bloei- tyd der Engelsche muziek worden we op de concerten nog minder dan stiefmoederiyk bedeeld en daarom was het een groote ver dienste, dat van Purcell een suite, volgens de gewoonte van dien tijd uit een vereeniging van danswyzen bestaande, ten gehoore werd De gruwelijke jeuk ver dwijnt onmiddellijk met AKKER's KLOOSTERBALSEM j zuivert - verzacht geneest „Geen goad zoo goed gebracht. Vooral de Menuet was van een groote bekoorlykheid. Ook aan het Fransche hof hebben we in gedachten verwijld in den galanten, amoureu- zen tijd van Lodewyk XIV, toen Menuet, Sarabande en Rigaudon werden gedanst, de Passe-pied tot hof-ballet-dans verheven werd en Lully den toon aangaf. Jaap Stotijn is hier, mede door zyn op treden in Middelburg, geen onbekende. Thans heeft hij zich met de vertolking van Han del's Concert voor hobo bijzonder onderschei den. Er ging van zyn fameuze solo, in voor namen stijl voorgedragen, een enorme sugges tie uit. Het was een prachtige prestatie, die den kunstenaar terecht een geestdriftigen byval bezorgd heeft. Onder Höfelein's alleszins kundige directie heeft het orkest den solist zèèr verdienstelijk begeleid. Dat deze het ensemble in zyn suc cessen liet deelen en daarin speciaal de con- certmeesteresse, mevr. S. A. Höfelein—Bek- ker, en den directeur betrok, vonden we dan ook zeer sympathiek. Ook na de uitvoering van de overige werken hadden de executan ten een warm wèlverdiend applaus in ont vangst te nemen. O. Na de pauze heeft Stotijn met de vertolking van Godard's „Scènes ecossaies" groot succes behaald, zóó dat hij het derde deel herhaalde en. daarna nog een toegift, een Scherzo, gaf. Hij werd in de belangrijke pianoparty bege leid door mevr. W. van Doorn—van Looke- ren Campagne, die den dank van den solist en een fraaie bloemenhulde ontving. A. G. O. Trio Pasquier, Concertgebouw. In ons verslag van de Instrumentale heb ben w* bereids uiteengezet, dat wij, om een muziekterm te bezigen, in het teeken van „divisi" hebben moeten staan. Daardoor heb ben we Mozart en Beethoven gemist (wel vernamen we, dat het trio, bestaande uit viool, altviool en cello, vooral in Beethoven to loven was) en restte ons Reger (18731916), Deze bijzondere productieve Duitsche com ponist, wordt Brahms' geestelijke erfgenaam genoemd zyn muziek is over het algemeen meer met het verstand dan met het hart ge schreven. Dit bleek in het problematisch Al legro daarentegen getuigde het Andante, met de heerlijke variaties, van schoone, me lodische inspiratie, terwijl het Vivace voor- treffelyk fugetisch behandeld is. Het trio Pasquier vormde bij de uitvoering een een heid in samenspel en opvatting, het was een musiceeren in echten kamermuziekstyl, op- merkelyk wat klankkwaliteit betreft (vooral de altist frappeerde). De vertolking vond oprechte waardeering bij de goed bezette zaal en het drietal werd met langdurig applaus gehuldigd. Aanbeveling verdient het kunstenaars bij een auditorium te introduceeren, door hun namen enz. op den spelwyzer te vermelden. O. Moderne Woninginrichting. Voor de afdeeling Vlissingen van den Ned. Christen Vrouwenbond hield gisterenavond de heer P. A. Belger een lezing met licht beelden over de moderne inrichting van woningen. Na de gebruikelyke opening door de pre sidente kreeg de spreker de gelegenheid om aan de talryke dames-aanwezigen iets dui- delyk te maken van den geest, waarvan on ze hedendaagsche interieurkunst de uiting is Inderdaad is voorlichting op dit gebied van groot gewicht, gewoon als men is aan de smakelooze voorwerpen, waarmee men in de vorige eeuw de kamers „opvulde", totdat er van wonen geen sprake meer was. Ruim te, kleur en doelmatigheid waren begrip pen, die het publiek niet waardeerde. Slechts de opdringerige schijn van spiegels, glas facetten en opgeplakt, machinaal vervaar digd „beeldhouwwerk" trokken en trek ken nóg vaak de aandacht van de koo- pers in de meubelmagazijnen, die met deze dingen de rust van hun woonvertrekken tot in den grond bedierven. Van een weldoor dachte vormgeving, van een eigen karakter was in de styllooze 19e eeuw nergens iets to vinden. Totdat Berlage zyn wereldbe kende Beurs te Amsterdam bouwde! Ber-

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1932 | | pagina 1