pen
500
25
J
9 «JANUARI
EERSTE BLAD
NO.7:
70e Jaargang
1932
ilstr. 113
>in?sche
Stoomvaart
Uitgave: Firma F. VAH OE VELDE Ir., Walstraat 58-60, Vlissingen. Telef. 10. Postrekening 66287
Plaatselijk Crisis-Comité
GEEFT UW GAVE REGELMATIG
Het Stedelijk Museum en de Gilden.
O, Stoomwasscherij Volharding
HERDER, 4
AdresKas-
<0
iboden. Brie-
ureau „Vliss.
LGEN,
99, Souburg.
D, zwart, reu,
dier. Adres
133, Souburg.
een
GSHUIS,
trek Schelde-
t opgaaf van
„Vliss. Crt."
vraagt
PKAMER
ten stand.
1. R., Bureau
rg-Rotterdam
n plaatsen
ASSAGIERS,
EN VEE
Midd.
v Rott.
m.uur
vm. uur
8
8
8
8
8
8
bekomen
nsport- en Exp.
G. VOS. Tele£.
JOOBN. Tel. 153
;H0ÜT. TeL 283
IK, Telef 101,
VLISSINGSCHE COURANT
ABONNEMENTSPRIJSVoor Vlissingen en de gemeenten op Walcheren /2.20 per 3 maanden.
Franco door het geheele rijk 12.50. Voor België, Duitschland en Frankrijk 3.80. Voor de ove
rige landen bij wekelijksche verzending 13.80, met Zondagsblad 4.75. Afzonderlijke nrs. 5 ct
ADVERTENTIEPRIJSVan 1—5 regels 1.25iedere regel meer 25 cent Bij abonnement
speciale prijzen. Reclames 50 ct p. regel.Kleine advertenties betreffendeHuur enVerhuut.Koop
en Verkcop, Dienstaanbiedingen en-Aanvrager van 1— regels 75 ct., iedeie regel meet 15 ct
De abonné's in 't bezit eenei
Polis, zijn GRATIS verze
kerd tegen ongelukken voor:
gulden bij levens
lange ongeschikt
heid tot werken.
gulden bij dood
door
een ongeluk.
gulden bij verlies
van een
hand, voet of oog.
AANGESLOTEN BI] HET BUREAU VOOR PUBLICITEITSWAARDE, INGESTELD DOOR
gulden bij verlies
van
een duim
gulden bij verlies
van een
wijsvinger
gulden bij verlies
van eiken
anderen vinger
VEREENIGING „DE NEDERLANDSCHE DAGBLADPERS"
Dit nummer bestaat uit vier bladen
Heden werden door ons de
volgende giften ontvangen
Collecte bootwerkers
S. M. Z4.—
D. V- 1.—
Mej. L- 0.50
Vorige opgave - 1392.98
Totaal ƒ1398.48
WIE VOLGT
Het hóór zoo by het Nieuwe Jaar, dat we
goede voornemens maken. En het is de plicht
van degenen, die het publiek ter zake van
haar materieel en geestelijk welzijn van voor
lichting moeten dienen, om aan het nut van
zulke goede voornemens te herinneren en van
tijd tot tijd de vraag te stellen, of men te
dien opzichte niets heeft vergeten.
Goede voornemens mogen op eigen welzijn
gericht wezen, maar de beste voornemens be
treffen het heil van anderenmet de uit
voering van die laatste voornemens beoefe
nen we de deugd van naastenliefde. Welnu,
velen van onze naasten verkeeren op het
oogenblik in grooten materieelen nood,
laten onze allereerste Nieuwe Jaarsplannen
dus gericht wezen op de leniging daarvan.
Het is waarlijk een prettig werk.... als we
het doen kunnen. Al hebben we ook eigen
zorgen, te weten, dat we nog tot geven in
staat zijn, verheft onze positie al dadelijk
aanzienlijk boven die dergenen, en het zijn
haast onnoembaar velen geworden, die thans
leven moeten van de kruimelen, welke op de
tafelen der overigen achter blijven. Daarom
is het geven een genieting van den bevoor
rechte, een genieting, welke hij bij voortdu
ring kan smaken, wanneer hij regelmatig
geeft.
Dat we zulks inderdaad doen, regelmatig
geven dus, is van heel groot belang voor een
beteekenende hulpverleening aan de slacht
offers.
Er wordt soms véél gegeven\; telkens wor
den we verrast bij het vernemen van aan
zienlijke bijdragen. Maar daar moet het toch
niet van komen, want zulke gaven blijven te
tellen en ze zijn als druppelen op een
gloeiende plaat. Het moet hier komen van de
talrijke kleine bijdragen, die regelmatig toe
vloeien. En daaraan ontbreekt het op het
oogenblik. Aan kleine bijdragen ontving het
crisis-comité nog geen som tesamen, waar
van aan eiken behoeftige één gulden zou
kunnen worden uitgekeerd
Velen maken wel goede voornemens, maar
ze worden zoo onregelmatig vervuld. De
meeste menschen hebben geen vermogen om
met een royalen greep daaruit voor langen tijd
aan hun gemeenschapsplicht te kunnen vol
doen. Wat de menschen kunnen geven, is
meestentijds slechts een kleinigheid, die ze
moeten afstaan van hun wekèlijksch of
maandelijksch inkomendat te doen, nemen
ze zich ook wel vooreen kwartje of twee
kwartjes per week. Eén keer storten ze die
bijdrage, misschien twee keer, maar.... dan
wordt het al eens makkelijk vergeten en
overgeslagen. Zoo is de mensch. Zoo bent u,
zoo zijn wij allemaal
Daarom is het zoo goed om een kleine ver
plichting te scheppen een eigen busje thuis,
waarin ieder op Zaterdag zijn bijdrage stort
of een crisis-clubje in de vereeniging, waar
van we lid zijnof een afspraak met den
patroon om regelmatig een bijdrage op het
loon in te houden. Toe, probeeren we allen
om op dergelijke wijze regelmaat in onze bij
drage te brengen.
Dat men toch ook overal, tot in de kleine
dorpen, crisis-comité's oprichte. Laksche ge
meentebestuurders moeten daartoe eens wor
den aangezet. Stuurt den- burgemeester, zoo
noodig, maar eens een -brief je/j Overal wordt
gebrek geleden.
De verhouding van de plaatselijke comité's
tot het nationaal comité is zóó geregeld, dat
90 procent der ingekomen giften ter plaatse
blijft en 10 procent aan het nationaal comité
wordt afgedragen, dat daarvan hulp ver
leent, waar zulks het meest noodig wordt ge
oordeeld.
Men mag aannemen, dat zulks objectief wordt
geregeld, maar de zorg van een dicht opeen
huizende gemeenschap spreekt eenmaal dui
delijker dan het leed van verspreide gezin
nen. Daarom zal de groote stad meer hulp
geworden dan het platteland, ofschoon de
zorg daar wellicht even groot is.
Het platteland mag niet verzuimen om voor
de behoeftigen uit eigen omgeving op te ko
men door het stichten, in elke gemeente, van
een crisis-comité.
Laat uw ernstigste Nieuw Jaarsvoornemens
zijnuw medemenschen te helpen. Geeft naar
vermogen, doet dat regelmatig, zoo mogelijk
aan het plaatselijke crisis-comité.
nx.
Twee bekers van het Metselaarsgilde van 1662 en 1670.
Een bekerkastje van het Timmermansgilde, tot heden steeds
verkeerd benoemd. De 2 zilveren bekersevenals de zil
veren schenkblaadjes, van het Timmermansgilde niet in ons bezit.
Van enkele der vroeger bestaan hebbende
gilden zijn de boeken en bescheiden later
naar het Archief overgebracht en zijn daar
nog steeds.
Te verblijdender is het daarom, dat in het
Museum enkele gildenpreciosa zijn. Tot heden
waren er 4 verguld zilveren bekers, die eigen
lijk alle uit de 17de eeuw dateeren. Het zijn
Van het Metselaarsgilde een beker, hoog
34 c.M. Deze is voorzien van 3 geslachts
wapens met onderschriften. Onder dat van
Jacob Cole staat het tweeregelig rijmpje:
Het coolvier suyvert gout alst daer is
ingesteke.
Heer door vier uwes geest suyvert soo
Cools gebreken.
Onder een ander staat
Ousten deken Jan Carelsen Vleeshouwer.
Jonsten deken Jacob Cole.
Onder het wapen van Mr. Adriaan van Goch
staat
Overdeken van Metsersgilde d'heer Mr.
Adriaen van Goch, Oucl-burgem.
Wanneer men nu weet, dat Mr. van Goch
het laatst burgemeester was in 1668, en over
leden is den 13en Februari 1671, is hierdoor
tevens deze beker gedateerd in het jaar 1669
of 1670.
Volgens het rekeningenboek van het „Met
sersgilde", nog ten archieve aanwezig, was
Mr. Adriaen van Goch reeds In 1653 over
deken, maar dan nog als burgemeester.
Jacob Coole, de jonge, was sinds 1654 gilde-
broeder. Het ging hem blijkbaar goed in dezen
tijd, toen er door de groote welvaart in Vlis-
singen veel gebouwd werd. Hij was wel de
grootste „metser" wij zouden nu zeggen
aannemer immers hij had 13 knechts aan
het werk in 1667, en was daarmee op één na
de voornaamste in dat jaar; een zekere
Pouwels Janssen had 19 knechts in dienst
gehad. Voor de groote bouwuitbreiding in
deze jaren pleit wel het groot aantal „met
sers" met hunne knechts. In genoemd jaar
tel ik 19 bazen met 96 knechts en een paar
leerjongens.
In 1653 waren er ook een twintigtal bazen
met in totaal 51 knechts. In 1632 daarentegen
op een 19 bazen slechts 37 knechts.
De genoemde Jan Carelse den Vleeshou
wer, als oudste deken genoemd, was al, vanaf
1629 gildebroeder.
Op het deksel, dat ook het Vlissingsche
wapen uitbeeldt, staat een knapenfiguur met
schildje en wapen, waarop het jaartal 1737 en
het opschrift
La vertu est un Beaufort,
Overdeken
Het wapen is van Mr. Hendrik de Beaufort,
Heer van Duyvendijke, „Vroetschap der Stadt
Vlisslngen, vercooren tot overdeken van het
Metselaarsgilde" op den 21 en April 1736.
«Aan den achterkant van het schildje is
weder een wapen gegraveerd, en wel van
Geleyn Fack, „oudste deken". Deze is gestor
ven in Mei 1742 en was sinds 1653 gildebroe
der. Het wapen vertoont 3 fakkels (vgl.
Fack).
Nog een tweede verguld zilveren beker van
het Metselaarsgilde is in ons bezitdeze ver
toont de wapens van Cornells Nebbens Bee-
kers, Jacob Coole en Adriaen van Goch, met
onderschriften
Bekersnat is goet, die t niet te veel en doet.
Cornells Nebbens Beekers was toen de
jongste deken,
en
Het coolvier suyvert gout als 't daer is
ingesteken,
Heer door Uwen geest suyvert soo Cools
gebreken.
Mi*. Adriaen van Goch was toen ook over
deken. „Toen" wil hier zeggen 1662. Immers
in de nog overgebleven rekeningen heb ik
kunnen vinden, over het jaar 1662
„Noch betaelt aen zilversmit, over coop van
eenen silver vergulde cop, tot behouvene van
den gilde gelevert de somma van XI en
XI Sc", dus 69.30.
Dit is een uittreksel uit de rekening, opge
maakt door Jacob Coole de oude en Cornells
Nebbens, dekens van 't gilde.
Op het deksel, dat eveneens het wapen van
Vlissingen uitbeeldt, bevindt zich weder een
kinderfiguurtje met een troffel in de hand,
steunende op een schildje met het wapen van
de Beaufort aan de voorzijde en het jaartal
1737. Aan de achterzijde vindt men het wapen
van Cornelis Spruijt, „jongste deken".
De twee bekers van het Metselaarsgilde
hadden blijkbaar aan het einde van 1736, be
gin 1737 een grondige reparatie noodig, al
thans in de gildenrekening van dat jaar komt
deze post voor,3etaelt aen den silversmit
Jan Louyssen, bij accord wegens noodsaeke-
lyke reperatien aen twee kelken met vergulde
van deselve aankomende desen gilde 10 L
Vis.", dus 60.Hij heeft waarschijnlijk de
beide bekers voorzien van kinderfiguurtjes
met de wapenschilden uit 1737, die respec
tievelijk een groote schaar en een truffel in
de hand houden. Is hij ook debet aan het
barokke Vlissingsche wapen, dat op beide
deksels prijkt Men vond het toen ook blijk
baar noodig de twee „kelken" veilig te stellen
door er een kastje voor te laten maken,
Bekerkastje van het Timmermansgilde van
1770. Het kastje is van iepen-, de fijn
besneden rand van cederhout.
waarvan de kosten ook aldus zijn opgenomen,
in de rekening Betaelt voor een kasje om
de kelkens in te doen" 7 Sc. 8 gr.", dus 2.30.
Deze rekening is van 1737.
Er is in het Museum een kastje met fijn be
sneden rand, prijkende met het gekleurde
wapen van Vlissingen aan de bovenzijde aan.
de zijkanten de eveneens gekleurde wapens
van Is. de Vriend, S. Vijfhoek, Is. de Hond,
Pr. Zekelmeet t 1783, Bn. de Groot t 1783,
S v. d. Swalme, P. J. Clyver. Van onder is een
wapenschild met de attributen van het
timmermansgilde. Juist dit laatste bracht
mij tot denken. Immers de bovenstaande reke
ningpost was een te luttel bedrag, dan dat
het betrekking kon hebben op het in het
Museum aanwezige kastje. Wel staat dit
kastje vermeld bij C. P. I. Dommisse „Ge
schiedenis der Westpoort" als afkomstig van
het metselaarsgilde, zelfs worden de attribu
ten genoemd als behoorende bij dat gilde,
maar dit moest absoluut onjuist zijn. Er
kwam nog meer bij de zeven hier genoemde
namen waren mij geheel onbekend bij het
metselaarsgilde. De moeilijkheid was, dat
de rekeningen van het timmermansgilde
slechts door liepen tot 1748. Een der zeven, nl.
P. J. Clyver, was overdeken van het Metse-
in 1767.Maar juist die timmermansattribu
ten brachten mij op het gelukkige denkbeeld,
eens de overige bescheiden door te werken
van het timmermansgilde en daar vond ik de
oplossing. In de notulen van dit gilde, waar
van nog resteeren die van 17701805, vond
ik de bovengenoemde 7 namen. Als overdeken
van het timmerliedengilde werd door ,3ur-
gemeesteren en Regeerders der stad Vlissin
gen" den 30. Juni 1770 Pieter Jacob Clyver
aangesteld.
Adriaan de Vriend was deken van het tim
merliedengilde sinds 1762, maar verzoekt in
1770 zijn demissiein dat zelfde jaar wordt
secretaris Simon van der Swalme. Het was
het gecombineerde gilde van huistimmerlie<-
den, schrijnwerkers, blokwerkers, wagenma
kers, stoeldraaiers en mandenmakers. Ziji
acte van aanstelling, is geteekend door
den genoemden overdeken en de dekens
Cornelis Vyffhoek, Boudewyn de Groot en
Jacobus de Vriend als keurmeester. In dat)
zelfde jaar werden door het stadsbestuur
aangesteld als dekens van het huistimmer-
liedengildeJacobus de Vriend en Pieter"
Zekelmeet (4 Aug. 1770)Boudewyn de Groot
was deken van het Blokmakers-, Cornelis
Vyffhoek van het Stoeldraaiersgilde, Jacobus
de Hond was keurmeester. Deze liad nl. Jaco
bus de Vriend als keurmeester vervangen. Den
len Augustus 1770 werden door den nieuwen
secretaris van den afgetreden deken Adriaan
de Vriend in ontvangst genomen onder an
deren „twee vergulde bekers met derselver
deksels", „zes zilveren schilden, waervan twee
aan een zijde verguld." Deze bekers waren
van het timmermansgilde dus. Den 31en
Augustus 1770 werd volgens de notulen van
dit gilde besloten met eenparigheid van
stemmen, „ten eynde de beekers van desen
gilde sonder incommoditeyt en sonder schen
ding souden kunnen worden bewaerd, daar
toe een kasje te doen maken op gelyken voet
als by andere gildens en sal op het selve do
wapens van de stad, van den gilde, mitsgaders
die van den Heer Overdeken, Deekens, keur
meester en den secretaris op het bequaamst
werden gestelt", met de verzorging van deze
zaak werd de overdeken belast.
In de notulen van 4 Februari 1771 blijkt
de actiyiteifc van den overdeken P. J. Clyver
weer in het volgende. De overdeken heeft tot
zijn groot genoegen met de dekens en het
gilde samengewerkt. Hij zou dan ook
niet aarzelen, het gilde te begiftigen met
een zilveren schild, zooals vorige over-
dekens ook gedaan hebben. Er zijn zoo
vervolgt hij immers nog zes schilden, en
kele verguld, met het wapen van den over
deken en het jaartal, namelijk van Louis
Zeylmaker 1670, Jacob Winckelman 1672,
Johan Sterk 1681, Wilhelmus van Gryps-
kerke 1688, Mr. Jacob Winckelman 1721 en
Mr. Isaac Winckelman 1753. Maar spreker
vond, dat deze schilden tot niets nut waren,
daarentegen was er geen zilver, dat als ge-
Vlissingen
Onze Zaak staat vanat heden
onder voortdurende controle
van Or. Ir. H. J. DE WIJS
Scheikundig Ingenieur.