rant an? tweede blad ta" FEITEN EN CIJFERS OVER SCHOOL EN ONDERWIJS. LAME BLOK JMA. dvertentiën elkrssche v. Stoomvaart BINNENLAND van de bij het i lamp, n hand ven op epaald n. t licht rgenta" deze ndeels, - liet en pret- Jer. Non glas v.Midd v.m.uur 8 8 v Rott. vin. uur te bekomen Transport- en Exp. •ven G. VOS Telef. 18. 3NHOORN Tel. 153 TERHOUT. Tel. 282 1HEK, Telef 101. Vrijdag 23 October 1931. ET 250 uo.1 11 a—mnnmem— 00 vel prima ge- ipier kost slechts SENT. OOP iet ook, daar kunt Verkrijgbaar bij allng van 15 regels gel meer 15 cenl TUUR; er, Alkoof en Keu- week. straat 9. atiné longensjasje, erloren op het wachlpost 66, eve teiug te be- sche straat B 299, ERKVROUW s Maandags, ghal „Vliss. Crt." nette V (Boerinnetje) orgen en Maandag ghal „Vliss. Crt." Walst raat en Slaapkamer, ner met gebruik s E. T., bureau ourant". JONGEN ndheid met auto aanbeveling, rs E. L., bureau ourant". elburg-Rotterdam liegen plaatsen N PASSAGIERS, N EN VEE n. Een blik in de historie. Ons lager onderwijs hec-ft een buitenge woon interessante geschiedenis. De statis tiek van het gewoon en uitgebreid lager on derwijs, welke door het Centraal Bureau, voor de Statistiek te 's-Gravenhage werd bewerkt, geeft er een beknopt overzicht van. De eerste wet tot regeling van hst lager onderwijs dateert van 1806. Onder deze wet bestond er g-en vrijheid van onderwijs. Ook al was iemand in het bezit van de noodige bewijzen van bekwaamheid dan was hij nog niet zeker, dat hij onderwijs mocht geven. Daarvoor was vergunning van de plaatselijke overheid noodig en deze werd volstrekt niet altijd verleend. In het midden der vorige eeuw waren er mede hierdoor nog slechts weinig bijzondere scholen. Toen kwam in 1857 een nieuwe onderwijs wet tot stand. Zij gaf uitvoering aan het be ginsel, neergelegd in de Grondwet van 1848, volgens welke het geven van onderwijs vrij zou zijn, behoudens het toezicht der overheid, en, voor zoover het middelbaar- en lager on derwijs betrof, het onderzoek naar de be kwaamheid en zedelijkheid der onderwijzers. Bij deze wet werden minimum-jaarwedden voor de hoofden en onderwijzers der openba re scholen vastgesteld, alsmede een maxi mum-aantal leerlingen per onderwijzer. Wanneer het aantal leerlingen meer dan 70 bedroeg, meest het hoofd der school worden bijgestaan door een kweekeling, terwijl bij meer dan 100 leerlingen de hulp van een on derwijzer noodig werd geacht. In 1878 werd weer een stap voorwaarts ge daan. De onderwijswet, welke in dat jaar tot stand kwam, bracht een sterke vermindering van het aantal leerlingen per onderwijzer is bij meer dan 30 schoolgaande kinderen mosst het hoofd door minstens één onderwij - zer worden bijgestaan, tèrwijl een tweede on derwijzer vereischt werd, wanneer het aantal leerlingen boven de 70 steeg. Deze bepalin gen gelden niet voor het bijzonder onderwijs. Bij de wet van 1889 werd een eerste stap gezet op den weg der financieele gelijkstel ling van openbaar en bijzonder onderwijs ten opzichte van 's rijks kas. Bijzondere scholen, die, wat het aantal onderwijzers betreft, vol- ëffl aan de voor de openbare scholen ge stelde eischen, kregen recht op een rijksver goeding voor de onderwijzerssalarissen, zoo- als aan de gemeenten voor hare openbare scholen werd toegekend. In de jaren 1901 en 1905 volgden verdere verbeteringen in de positie der bijzondere scholen. Zij ontvingen een bijdrage in de kosten der schoollokalen, de minimum-sala rissen der verplichte en een deel van de sa- larissen der boventallige onderwijzers wer den van rijkswege vergoed, voor de pensioe nen der onderwijzers werd zorg gedragen. Tenslotte kwam de Lageronderwijswet van 1920, waarbij de bijzondere scholen ten op zichte van de openbare kassen volkomen met de openbare werden gelijk gesteld. Merkwaardig is het na te gaan hoe zich de verhouding van openbaar tot bijzonder onderwijs sedert het midden der vorige eeuw, mede als gevolg van de geschetste ontwik keling der wetgeving, heeft gewijzigd. De statistiek geeft een staatje, waaruit blijkt, dat er in 1845 in ons land 3214 lagere scholen waren, waarvan 2410 openbare en 804 bijzondere. Er waren dus 3 openbare scholen op 1 bijzondere. In 1900 waren er 4607 lagere scholen en vel 3127 openbare en 1480 bijzondere. De ver houding was toen dus ongeveer als 2.2 staat tot 1. Eindelijk waren er in 1929 in totaal 8062 lagere scholen en wel 3610 openbare en 4452 bijzondere. Derhalve een verhouding van 0.8 tot 1. Over het aantal scholen in ons land is aan de hand van de onderwijsstatistieken nog wel wat meer te vertellen. Maar daarover oen volgende maal. Crisisbesprekingen. Het lid van de Eerste Kamer, de heer Blomjous, heeft de interpellatie, waartoe hem op 15 October 11. verlof werd verleend inge trokken, op grond dat de interpellatie-Van den Tempel in de Tweede Kamer zich ont wikkeld heeft tot een algemeen debat over den huldigen toestand, terwijl bovendien de voorzitter van den Raad van Ministers heeft medegedeeld, dat binnenkort de indiening kan worden tegemoet gezien van een wets-r betrekking hebbende op moeilijkhe- welke zich bij den invoer voordoen. Tegen salariskorting. Het bestuur van de. Onderwijs-Den trale beeft aan de Tweede Kamer een adres ge zonden, waarin het zegt met groote teleur stelling te hebben kennis genomen van de tonen der regeering Inzake korting op de salarissen van het rijkspersoneel en de on derwijzers. In deze voorgenomen korting ziet het een grievend onrecht en daarom heeft bot zich gewend met een adres tot den raad van ministers, door welk adres het bestuur, op grond van de daarin ontwikkelde bezwa ren, een beroep doet op de regeering om van de voorgenomen kortingen af te zien. Drin gend doet het bestuur daarom ook een be- rosp op de Tweede Kamer om de door de regeering voorgestelde maatregelen betreffen de salariskorting af te wijzen. Gemeentelijke financiën. Volgens het „Handelsblad" heeft de Bank voor Nederlandsche Gemeenten, gebruikma kende van de haar bij de rekeningcourant- overeenkomst verleende bevoegdheid ten aanzien van het financieel beleid der met haar in relatie staande gemeenten, een tij- delijken maatregel getroffen, waarvan het nuttig effect zal zijn, dat men aldus uitbrei ding van de werkelijke schuld dier gemeenten voorkomt. Indië's bodem en producten. Ongetwijfeld is de belangstelling in onze koloniën in de laatste jaren belangrijk toe genomen, al mag wel eens gevraagd worden, of deze belangstelling wel in vollen omvang aan het land ten zegen strekt. Niet altijd geldt deze belangstelling Indië's bodem en producten, welke toch zoozeer ons eigen be staan rakèn.' Veelal hoort men zelfs de op merking „v/at hebben wij eigenlijk met In dië's bodem te maken, die bodem is immers onuitputtelijk rijk, en wat men er in den grond stopt, groeit wel Was dat maar waar Neen, voor de pro ductie van alle schatten, die de Indische bo dem inderdaad voortbrengt, is meer noodig, en dienen, gelijk prof. Mohr ens zoo duidelijk heeft geschetst, de volgende factoren samen te werken 1. de bodem zelf 2. het gunstige klimaat3 veel arbeid 4. veel kapitaal en 5. kennis, kundigheid en organisatie. Over elk dier punten een enkel woord. Als men door de vergelijking van de opper, vlakte van Indië met die van Europa gaat beseffen, hce groot Indië eigenlijk wel is, dan zal het niet moeilijk zijn, in te zien, dat in zoo'n uitgestrekt gebied de bodem niet over al gelijk, niet overal even mooi kan zijn. In derdaad, er zijn streken, waar de vruchtbaar heid grooter is, dan die der rijkste stukjes van Nederland. Van nature groeit daarop dicht, weelderig bosch. Maar er zijn ook streken, wier bodem zóó arm is, dat er niets op wil groeien, zelfs ondanks het warme klimaat met veel zonneschijn en regen, nagenoeg geen onkruid. De armste heigrond der Ve- luwe is rijk in vergelijking met zulke Indi sche streken. En toch ziet men tegenwoordig van de laatsten nog wel eens een nuttig ge bruik maken, maar dan ligt dat aan de an dere hierna genoemde factoren. Het klimaat is werkelijk voor plantengroei schitterend. Het gansche jaar door groote warmte zonder de verzengende hitte v% de Sahara of Arabië veel regen en rijkelijk zonneschijn. Toch zijn er wat den regen be treft, belangrijke deelen van Indië, zooals Midden- en "Oost-Java, Madoera, Bali enz die jaarlijks maande.n lang droogte hebben. Schijnbaar een nadeel is dat in werkelijkheid weer een voordeel cultuurgewassen als kof fie, kapok, suikerriet gedijen daarbij zelfs uitstekend. De bodem is onder zulk een kli maat gemiddeld rijker en een eventueel te kort aan water laat zich aanvullen. Maar al die rijke producten der natuur zouden, wat de productie betreft, niet tot hun recht komen zonder arbeid. Inlanders, Chineezen, Europeanen, allen werken flink. Lijntrekkers vindt men overal, ook in Indië, maar vermoedelijk daar gemiddeld eerder minder dan meer dan hier in Europa. Het alom verspreide verhaaltje van de luiheid van den Inlander is zeker „een verhaaltje" al mag het waar zijn, dat hij per hoofd per dag minder werk verzet dan zijn Hollandsche collega maar hij doet het dan ook bij een temperatuur, waarbij een Hollandsch werk man ook niet op zijn best is. Dit daargelaten de grondbewerking in de suiker- en tabakscultuur is intensiever dan ergens anders ter wereld. Of het nu in den Inlandschen rijstbouw is, of in de ta bakscultuur, of het is in de Europeesche sui ker- of theecultuur, steeds wordt men ge troffen door de intensiteit van de groote zorg voor de grondbewerking, de bemesting, het uitplanten, het wieden, enz. Neen, waarlijk, groot is de productie van Indië, maar grootsch is ook de arbeid daarvoor voortdu rend verricht Intusschen, vele der Indische cultures ge ven pas na 4, 6 en meer jaren productin 't bijzonder de struik- en boomcultures als thee, kina, rubber, oliepalmen, enz. Al die jaren moeten de bodem en de cultures met veel zorg onderhouden worden, en dat kost veel geld. Daarvoor is dus veel kapitaal noo dig Verder zijn er voor de bewerking van den oogst dikwijls zeer groote en kostbare installaties en fabrieken noodigook daar voor zijn groote kapitalen noodig. Verder nog voor wegen, bruggen, woningbouw, hospita len, enz. En daarmee ls men er nog nietOok na het oogenblik, dat de bodem zijnen rijken oogst, (die soms erg tegenvaltheeft ge geven, en het marktproduct is bereid, komt er nog heel'wat kijken, aleer dat product wordt verkocht en betaald (soms goed, soms slecht). Dat alles valt buiten het bestek van deze beschouwing. Alleen zij hier gerele veerd, dat zonder véél kapitaal in goed ver trouwen in al die ondernemingen van Indië gestoken, van de gansche productie maar heel weinig ware terecht gekomen. Tenslotte, gegeven al dien meer of minder vruchtbaren bodem, het groeizame klimaat de talrijke willige arbeidskrachten, en groote beschikbare kapitalen, zou de Indische pro ductie nimmer de hoogte en het succes heb ben bereikt, die zijn nu heeft, wanneer de Nederlanders in Indië niet kennis, kundig heid en organisatievermogen, initiatief en volharding hadden ontwikkeld, die de gan sche wereld bewondering en eerbied afdwin gen, behalve ja nu moet een pijnlijk woord uit de pen behalve een zeer groot deel van het moederland zelf. Want hoe wei nigen hier te lande weten, hoe in weinige tientallen jaren onbewoonde streken, grooter dan Nederland, veranderd werden in bloeien de landen, waar Inlanders en Europeanen genieten van de geschapen welvaart, hoe Hollandsche ingenieurs door prachtige irri- gatiewerken dorre vlakten herschiepen in vruchtbaar bouwland. Gelukkig begint er in de laatste jaren echter een verandering ten goede te komen begint men ook in de kringen, die nooit zelf in Indië waren of daar relaties hebben, in te zien, wat voor dit deel van het rijk Ne derland het andere deel van het rijk Nederlandsch-Indië beteekentmaterieel en cultureel, en het laatste is daarvan zeker niet het minste Zonder onze koloniën zo 4 Nederland thans in even groote ellende ver- keeren als tal van zijn nabuur-sta ten Het veevervoer per auto. De Nederlandsche Vereeniging tot Be scherming van Dieren heeft zich tot de mi nisters van binnenlandsche zaken en land bouw en van waterstaat gewend met een request, waarin er op wordt gewezen, dat het veevervoer per auto dringend om wettelijke regeling vraagt. Het veevervoer per spoor, dat van ouds aan verschillende bepalingen gebonden is en dat door een bereikbare controle aan alle billijke eischen voldoet, moet aldus het adres in vele gevallen het veld ruimen voor het transport per auto, dat mits ge perfectioneerd uit het oogpunt van die renbescherming naast nadoelen, zeker ook voordeelen bieldt. Dit vervoer per auto is echter tot op heden verre van volmaakt en tegen de huidige ongebreidelde toepassing ervan bestaan ernstige bedenkingen. Noch voor de constructie der wagens, noch voor de inrichting bestaan voorschriften, terwijl niet gezorgd wordt voor de hygiëne van mensch en dier, zoomin als voor een goede behande ling der dieren bij laden en lossen tijdens den rit. Zoo zien we dan ook naast enkele goede wagens, die gewoonlijk ook zindelijk zijn en goed bediend worden, een groot percentage middelmatige en vele slechte langs den weg en we zien de dieren alle kwade kansen loo- pen van onsolide en verkeerd geconstrueerd materiaal, van onvoldoende ruimte, van roe keloos snel vervoer langs smalle wegen en in sterke bochten van den weg. De commissie voor vervoer heeft den laat sten tijd met behulp van een actieven con troledienst omtrent het veevervoer in hst algemeen groote ervaring kunnen opdoen en het is op haar verzoek, dat thans wordt aan gedrongen op dit urgente belangeen be hoorlijke regeling van het veevervoer per auto. Overwerkvergunningen bakkerijen. Het bestuur van den Nederlandsehen R.- Kath. Bond van Bróóds, Koek- en Banket bakkers en Cacao-, Chocolade- en Suikerbe werkers heeft cp een verzoek van de Neder landsche Banketbakkerspatroonsvereeniging, gericht aan den minister van arbeid, den di recteur-generaal van den arbeid, bericht, dat bij het bestuur van den bond geen overwe gend bezwaar bestaat tegen het verleenen van vergunningen, noodig voor de a.s. feest dagen, zooals St. Nicolaas, Kerstfeest en Nieuwjaar. Evenwel heeft het bestuur van den bond er den directeur-generaal van den arbeid op gewezen, dat ook onder de banketbakkers bedienden in meerdere mate dan andere jaren thans werkloosheid voorkomt, zoo dat het bestuur van den bond van oordeel is, dat aan de vergunning zoo mogelijk de voor waarde dient gesteld te worden, dat voor zoo ver zulks in bedrijven mogelijk is eerst de werkloozen dienen geplaatst te worden. RECHTSZAKEN Kantongerecht te Middelburg. De kantonrechter te Middelburg heeft ver oordeeld wegensmet een motorrijtuig handwagen niet behoorlijk uitwijken naar links/rechts bij het inhalen/ingehaald wor den J. I. J. B. te Breskens qn C. J. te Oost en West-Souburg, vrijspraakA. de P. te Ritthem 25 b. s. 2 w. t.met een rijwiel buiten noodza-.k de linkerzijde van den weg houden en de veiligheid van het verkeer in gevaar brengenS. M. te Westkapelle 15 b. s. 15 d. h.met een motorrijtuig doen rij den, zonder voldoende remmenJ. J. S. t.e Middelburg f 25 b. s. 25 d. h.fietsen zon der lichtJ. W. te Zoutelande 5 b. s. 5 d. h.J. S. te Koudekerke 3 b. s. 1 w. t. rijden met een motorrijtuig zonder dat be hoorlijk verlicht is nummer en letter C. F. M. H. te Vllssingen 3 b. s. 3 d. h.met een rijwiel de veiligheid van het verkeer in ge vaar brengen Ch. R. te Nieuw- en St. Joos- land, J. R. te Wolfaartsdijk, A. A. te Middel burg, ieder f 10 b. s. 10 d. h.F. P. K. te Serooskerke en P. S. te Biggekerke, ieder 5 b. s. 5 d. h.J. B. te Koudekerke 15 b. s. 10 d. h.fietsen onder invloed van alcohol houdenden drank en dronkenschap bij her haling A. v. B. te Westkapelle 3 d. h. als bestuurder van een motorrijtuig niet op eer ste vordering van bevoegde ambtenaren stil houden en tramrijtuigen, welke stilhouden tot het in_ en uitlaten van reizigers, voorbijrij den aan de zijde, waar moet worden in- of uitgestaptW. W. te Waarde f 10 en 5 b. s. 10 d. en 5 d. h. straatschenderij, twee maal gepleegdA. L. te Vlissingen 2 maal 15 b. s. 2 maal 15 d. h.nachtrumoer ver wekken A. B. te Domburg 15 b. s. 15 d. h.dronkenschap A. B. te Domburg 15 b. s. 15 d. h.zonder daartoe gerechtigd te zijn vee laten loopen op eenigen grond, die be- poot isL. S. te Domburg, vrijspraakloo pen over eens anders grondP. B. te Dom burg f 3 b. s. 3 d. h.leerplichtig kind tijdens schooltijd arbeid doen verrichten: P. M. te EEN MONUMENT VOOR WIJLEN DEN HEER H. P. J. TUTEIN NOLTHENIU S. L.S., Zooals uwe lezers wel bekend zal zijn, over leed in December 1930 de heer H. P. J. Tutein Nolthenius, oud-burgemeester van Vlissingen en Apeldoorn. Eenigen tijd na zijn heengaan heeft zich te Apeldoorn een Comité gevormd, waarin daar na ook eenige Vlissingsche heeren zijn uitge- noodigd, met het doel een monument op te richten voor hem, die zich gewijd heeft aan den groei en den bloei dezer gemeenten. Dit comité is er in geslaagd een uitgebreid eerecomité samen te stellen. Er is besloten een monumentale bank op te richten in het Wilhelminapark te Apeldoorn, de plaats waar de heer Tutein Nolthenius met zijn familie zoovele jaren heeft gewoond. Het gekozen ontwerp is als volgt samen gesteld Een monumentaal middenstuk, bevattende de beeltenis van den oud-burgemeester. Voor dat middenstuk een bloembak, waarop aan de vóórzijde het familiewapen is gebeiteld. Ter weerszijden van dat middengedeelte heeft men de eigenlijke bank, waarvan de zittingen van teakhout zijn, welke links en rechts plaats bieden voor 3 personen. De leuning is voor het rustig voorkomen van het geheel onversierd gelaten en ietwat schuin geplaatst voor het gemakkelijk zitten. De leuning wordt links en rechts geflankeerd door de reeds zoo even genoemde figuren, Kunst en Ambacht voorstellende. Aan de achterzijde van het middenstuk zijn de wapens van Apeldoorn en Vlissingen gebeeldhouwd en daaronder de inscriptie „Hulde van de Apeldoornsche en Vlissingsche burgerij, vrienden en vereerders onthuld (indien mogelijk) 9 Maart 1932". Ook van achteren is het monument als een bank gedacht, wegens het prachtige uitzicht vanaf die plaats op het park. De bank is 3.70 M. lang en ruim 2 M. hoog. Op de bank zittend en van de Oranjelaan komende, ziet men in den vijver de fontein spuiten. Spuit zij niet, dan' blijft het monument op zichzelf voldoen aan de gedachte van hen, die een burge- meester-Nolthenius-monument wilden stich ten, terwijl de fontein in den vijver beant woordt aan den wil of den drang, die er was op de eerste vergadering van het eere comité. Het ontwerp is opgedragen aan den be kenden Zeeuwschen beeldhouwer, den heer P. Puijpe, leeraar aan de Ambachtsschool te Apeldoorn, geboren te Oost- en West-Sou burg, hij wordt daarin bijgestaan door de heeren G. de Zeeuw, oud-directeur van Pu blieke Werken en K. A. Barendsen, chef bloemist 't Loo, de laatste twee respectievelijk voor het architectonisch en tuin-architecto- nisch gedeelte deze drie heeren hebben deze - taak geheel belangeloos op zich gegnomen. Het moment zal niet alleen spreken van de erkentelijkheid van van Apeldoorn's bevol king, maar ook getuigen namens talrijke vrienden van den heer Tiitein Nolthenius buiten Apeldoorn en zeker mede uit Vlissin gen, waar de overledene burgemeester is ge weest van 16 September 1888 tot 17 Juli 1897. Aan de leden van het comité hier ter stede is verzocht, oudere Vlissingers, die den heer Tutein Nolthenius hier gekend hebben, in de gelegenheid te stellen bij te dragen, gaarne zal de laatst ondergeteekende daartoe gaven in ontvangst nemen. De namen der gevers zullen in een album verzameld worden. Namens het Comité, H. G. J. TE LOON, Voorzitter. J. F. WEGENER, Vice-Voorzitter, E. F. BUITENHUIS. Secretaris. J. W. OLDENHOF, Penningmeester, allen te Apeldoorn. C. A. VAN WOELDEREN. M. VAN DER BEKE CALLENFELS, Penningmeester voor Vlissingen, Boulevard Bankert 34. Nieuw- en St. Joosland 20 b. s. 20 d. h.S J. te Nieuw- en St. Joosland 3 b. s. 3 d. h. overtreding IJkwetA. v. D. te Oost- en West-Souburg, P. de K. te Koudekerke, J. D te Vlissingen, G. W. L. te Vlissingen, ieder 5 b. s. 5 d. h., verbeurdverklaring van het gewichtM. P. te Middelburg, Ma. G., huis vrouw H. L. v. d. W. te Vlissingen, B. H. te Vlissingen, W. A. G. te Vlissingen, P. M. te Vlissingen, J. J. v. H. te Vlissingen, L. de N. te Vlissingen, ieder 1 b. s. 1 d. h., verbeurd verklaring van het gewichtP. M. M. te Vlissingen 5 maal f 1 b. s. 5 maal 1 d. b., verbeurdverklaring van de gewichten B. B. te Vlissingen 0.50 b. s. 1 d. h., verbeurdver klaring van de maatG. W. L. te Vlissingen 6 maal 1 b. s. 6 maal 1 d. h., verbeurdver klaring van de gewichten L. J. Z. te Vlissin gen, 3 maal 1 b. s. 3 maal 1 d. h., verbeurd verklaring van de matente Nieuw- en St. Joosland met een motorrijtuig harder rijden dan 20 K. M. per uurP. J. de B. te Krab- bendijke en P. v. S. te Wolfaartsdijk, ieder f 5 b. s. 5 d. h.J. M. L. te Wolfaartsdijk en J. H. C. S. te Amsterdam, ieder 10 b. s. 10 d. h.idem te Oostkapelle mr. L. C. H. v. B. C., vrijspraakte Middelburg wate ren buiten de daartoe bestemde bakken J. P. A. te Middelburg 3 b. s. 3 dJi. Ziekenhuizen en Arbeidswet. Het bestuur van het St. Ignatius-zieken- huis te Breda had zich voor het kantonge recht te Breda te verantwoorden als ver dacht van overtreding der Arbeidswet. Genoemd bestuur was nl. ten laste gelegd, dat geen arbeidslijst in de inrichting was opgehangen, zooals bij artikel 68 dier wet was voorgeschreven. Ter terechtzitting werden drie getuigen gehoord en wel twee verpleegsters en den geneesheer-directeur dr. Klein Swormink van die inrichting. Het bestuur deed zich bjj de behandeling dezer zaak vertegenwoordigen door nir. J. Hoeben, advocaat te Breda.

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1931 | | pagina 5