1000 500 300 25 CH8EF WHIP u WAT GENOT BETEEKENT EN SS DE BESTE SBGARET VOOR UW GEZONDHEIDS EERSTE BLAD No. 221 69e Jaargang: 1931 Uiloave: Firma F. VAN DE VELDE Ir., Matraat 58-60, Vlissingen. Telef. 10. Postrekening G6287 IQ op en BINNENLAND VLISS1NGSCHE COURANT ABONNEMENTSPRIJS Voor Vlissingenende gemeenten op Walcheren ƒ2.20 per 3 maanden. Franco door het geheele rijk 2.50. Voor België, Duitschland en Frankrijk 3.80. Voor de ove rige landen bij wekelijksche verzending 3.80, met Zondagsblad 4.75. Afzonderlijke nrs. 5 ct ADVERTENTIEPRIJSVan 1—5 regels 1.25iedere regel meer 25 cent. Bij abonnement speciale prijzen. Reclames 50 ct. p. regel.KIeine advertenties betreffende Huur enVerhuur.Koop en Verkoop, Dienstaanbiedingen en-Aanvragen van 1—5 regels 75 ct, iedere regel meer 15 ct. De abonné's in 't bezit eener Polis, zijn GRATIS verze kerd tegen ongelukken voor gulden bij levens lange ongeschikt heid tot werken. gulden bij dood door een ongeluk. gulden bij verlies van een hand, voet of oog. gulden bij verlies van een duim gulden bij verlies van een wijsvinger gulden bij verlies van eiken anderen vinger AANGESLOTEN BI] HET BUREAU VOOR PUBLICITEITSWAARDE, INGESTELD DOOR DE VEREENIGING „DE NEDERLANDSCHE DAGBLADPERS" Dit nummer bestaat uit 3 bladen EffiBBW® K3lö©2232®lS voor het 4e kwartaal 1931 ontvangen de nog in Sept. verschijnende nummers der VlsssErasgs«Bae'(2®iHs»simS GRATIS Abonnementen worden aangenomen door onze administratie te Vlissingen en in de verschillende plaatsen door onze agenten. Opheffing ingenieursdistricten bü de telegrafie. Het lid der Tweede Kamer de heer Guit heeft tot den minister van waterstaat de vol gende vragen gericht 1. Acht de minister het juist, en in overeen stemming met art. 115 D.A.P.T.T. (tot 1 Sep tember 1931 van kracht), dat wijziging is gebracht in artikel 4 van het Organiek be sluit P.T.T. 1928 Kon besluit van 7 Augustus 1931, Stbl. no. 364, zonder dat de commissie van overleg voor de P.T.T. in de gelegenheid is gesteld daarover haar oordeel te kennen te geven 2. Is het den minister bekend, dat bij be schikking van den directeur-generaal d.d. 18 Augustus 1931, met ingang van 1 November as. worden opgeheven de ingenieurs-distric ten Groningen, Amsterdam en Vlissingen, zonder dat is aangegeven, of op eenige wijze bekend is, hoe zal worden gehandeld met het administratieve personeel, dat thans aan de ingenieursbureelen aldaar werkzaam is 3. Zoo ja, is de minister dan niet van oor deel, dat ten spoedigste bekend gemaakt be hoort te worden, welke plannen de bedrijfs leiding van de P.T.T. ten aanzien van dit personeel heeft 4. Is de minister bereid, om, wanneer het onder 3 gevraagde bevestigend wordt beant woord, maatregelen te nemen, waardoor aan de betrokken ambtenaren bekend wordt welke maatregelen ter zake worden genomen. OndSerscheidlngsvlag van den minister van defensie. By ministerieele beschikking is bepaald, dat by het brengen van bezoeken aan de on- derdeelen en inrichtingen van de Konink lijke landmacht en het by wonen van oefenin gen van het leger, de minister van defensie een onderscheidingsvlag zal voeren, samen gesteld uit zeven horizontale banen en wel, van boven naar beneden, drie banen, achter eenvolgens rood, wit en blauw, één breede witte baan en drie banen, achtereenvolgens rood, wit en blauw. De salariskorting. wy ontvingen het volgende persbericht Het bestuur der Centrale van Nederlandsch Overheidspersoneel is Donderdag bijeengeko men ter bespreking van de in de millioenen- nöta aangekondigde salariskorting der ryks- ambtenaren. Ernstige ontstemming werd uitgesproken over dit regeeringsvoornemen te meer, daar het personeel nog gebukt gaat onder de in voering van de pensioenkorting en de salaris verlaging van 1924. Besloten werd tegen dezen maatregel actie te voeren en de overige centrales van over heidspersoneel tot een bespreking uit te noo- digen om tot een gezamenlijk optreden te geraken. Loodswezen. By de huidige organisatie van het loods wezen is het mogelük gebleken van de nog aanwezige loodsvaartuigen een tweetal mo torschoeners buiten gebruik te laten. Deze vaartuigen zijn daarom uit de stérkte afge voerd. Deze vaartuigen worden verkocht, waardoor eenige compensatie wordt gevonden van de kosten voor den bouw van het nieuwe lichtschip, waarvoor een eerste termijn op bet VHIste hoofdstuk van de begrooting der rijksuitgaven voor het loopende dienstjaar werd bewilligd. Thans is 180.000 voor dit doel uitgetrokken. Door lagere raming van de verdere onder- deelen is de vermeerdering van ƒ105.000 op het artikel teruggebracht tot ƒ41.910. Op artikel 180 is een bedrag van 20.000 uitgetrokken teneinde een aanvang te kun nen maken met de oprichting van een ton- nenmagazijn te Willemsoord. Artikel 199 is verhoogd tot 9000, teneinde het personeel van het loodswezen, te Antwer pen werkzaam, in financieel opzicht eeniger- mate tegemoet te komen in de ongunstige le vensvoorwaarden te dier plaatse. Uitkeering aan mobilisatie-slachtoffers. Uit den toelichtenden staat bij de begroo ting voor defensie blykt, dat voorgenomen is een wijziging in de wettelijke regeling van de ondersteuning der mobilisatie-slachtoffers. In verband daarmede zrl het in 1931 toege stane bedrag van 200.000 suppletoir met een gelijk bedrag moeten worden verhoogd, ter wijl voor 1932 300.000 meer of 500.000 voor deze ondersteuning wordt uitgetrokken. XXVe Nederlandsche Jaarbeurs. De XXVe Nederlandsche Jaarbeurs, welke Donderdagmiddag gesloten werd, heeft een over het algemeen gunstig verloop gehad. Van verschillende zijden en uit diverse be drijfsgroepen ontving het jaarbeursbestuur van de deelnemers tevredenheidsbetuigingen over de zakelyke resultaten. De inkoopen ge schiedden in hoofdzaak over de binnenland- sche markt. Het bezoek^ aan deze beurs was zeer druk. De bezoekcijfers overtroffen voor eiken dag die der najaarsbeurs van het vorig jaar. Aan de loketten de vóórverkoop op aanvrage dus niet medegerekend werden verkocht in totaal 33468 toegangsbewyzen tegen 29842 op de najaarsbeurs 1930 en 21649 op de najaars beurs 1929, De oplage van de catalogie was op den voorlaatsten dag der beurs totaal uitverkocht. Een belangrijke prijsvraag. Onder den indruk van de ernstige moei lijkheden waarmede onze landbouw thans te kampen heeft, voelt de afdeeling 's-Graven- hage der Hollandsche Maatschappy van Landbouw sterken drang om een daad te verrichten, waarvan vermindering dier moei lijkheden kan evrwacht worden. Uit den aard der zaak wordt thans alge meen de aandacht vooral gericht op heigeen zou kunnen geschieden om den nood van den landbouw zooveel en zoo spoedig mogelijk te verlichten. Nu echter ingrijpende verande ringen optreden in de economische toestan den die het bestaan van den landbouw be- heerschen, is het duidelijk, dat ook in den land-, tuin- en boschbouw andere wegen zullen moeten worden ingeslagen, om zich aan de gewijzigde omstandigheden aan te passen, en dat het derhalve aanbeveling ver dient mede aan dit punt de volle aandacht te schenken. Het verloop van vorige crisissen levert daarvan velerlei voorbeelden. Zouden nu verschillende tot oordeelen be voegden zich er toe willen zetten om zich te uiten over de vraag hoe onze landbouw, in algemeenen zin bedoeld, zich aan de nieuwe toestanden zal moeten aanpassen, dan ver trouwt de afdeeling, dat zulks nuttige aan- wy zingen zal kunnen opleveren. Het is op grond van deze overwegingen dat de afdeeling 's-Gravenhage der Hollandsceh Maatschappy van Landbouw besloten heeft te vragen„Welke wegen dient de Neder landsche landbouw in te slaan om zich zoo snel mogelijk aan te passen aan de gewyzig- ae toestanden" en zü noodigt by deze be langstellenden uit tot beantwoording van deze prijsvraag. Zij stelt voor die beantwoording drie pry- zen beschikbaar, onderscheidenlijk groot Zeven honderd en vijftig gulden, twee hon derd en vijftig gulden, Een honderd gulden. De door de afdeeling benoemde commissie van uitvoering bestaat uit de heerenTh. J. Mansholt, voorzitter, V. R. Y. Croessen, prof. dr. G. Minderhoud, dr. K. H. M. van der Zande, secretaris, Huize „De Terp", Benne- kom. j VLISSINGEN. 83e Landhuishoudkundig CongreS. Britannia. In de middagvergadering werd ingeleid het onderwerp Verdient het aanbeveling om na vol tooiing van den afsluitdijk met de droogmaking van de Zuiderzee door door te gaan Over dit belangrijk vraagstuk hield de heer J. B. Westerdijk, lid der Eerste Kamer, te Uithuizermeeden, een inleiding. Spr. wees er o.a. op, dat men omtrent de financieele uitkomsten van het werk in de grootst mogelijke onzekerheid verkeert, zoo wel wat de kosten en vooral wat de baten betreft. Een onderzoek aan de hand van de nieuwste gegevens is dringend noodig en wat daaromtrent de laatste jaren aan het licht is gekomen baart de grootste zorg. Een uiterst belangrijken, zoo niet doorslaanden factor daarbij vormen de vooruitzichten en de afloop der landbouwcrisis, waarvan niemand iets weet. Spreker vraagt of er aannemelijke gronden bestaan voor de verandering in de verwachtingen van den landbouw, vooral in Noord-Holland en Friesland van optimistisch in pessimistisch, en in hoever de inpolderingen de werkloosheid kunnen verminderen. Spreker stelt de vraag wat landhonger is en of de inpolderingen hen zullen doen verdwij nen of verminderen en meent, dat de leer van Ricardo, omtrent de stijging der grondrente by de toeneming der bevolking in casu geen beteekenis heeft voor de waardebepaling van de ingepolderde gronden. De volgende vragen die opkomen zijn, wel ken invloed de inpolderingen en het in cul tuur brengen van 229 H.A. zeer vruchtbaren bodem uit zullen oefenen op de prijzen van landerijen, pachten, locnen en landbouwpro ducten in ons land in het algemeen en in de omliggende provincies in het bijzonder en of het wenschelijk is door rationeele inrichting van groote bedrijven met groote perceelen het bezwaar tegen intensieve mechanisatie van het werk te voorkomen, welk bezwaar de kleine perceelen elders met zich brengen. Volgens spr. bieden de Zuiderzeepolders een ongezochte gelegenheid in ons land een proef te nemen met overheids- of semi-overheids- exploitatie. 4 Spr. komt tot de conclusie, dat met de ge gevens, waarover het publiek en de volksver tegenwoordiging tot dusver kunnen beschik ken, niet met eenige zekerheid of zelfs maar waarschijnlijkheid valt uit te maken, of uit het oogpunt van nationaal belang de gestelde vraaig bevestigend dan wel ontkennend be hoort te worden beantwoord. Een grondig nader onderzoek -'an regeeringswege is daar voor onmisbaar en urgent. Bij de toelichting zeide de heer Westerdyk nog, dat de voorstanders van stopzetting (o.a. de heer Henri Polak), wel wat overdreven. Men moet rekening houden met de sedert den opzet sterk gewijzigde loonen, materiaalprij - zen, grondprëzen enz. Volgens spr. is er niet roekeloos te werk gegaan, wel was men, ook de regeering en de volksvertegenwoordiging, te optimistisch. Spr. onderbrak hier zijn rede, daar Z.K.H. Prins Hendrik in gezelschap van den Com missaris der Koningin en den burgemeester van Vlissingen ter vergadering kwam en door den voorzitter verwelkomd werd, die er zyn blijdschap over uitsprak, dat de Prins de ver gadering wenschte by te wonen. De heer Westerdyk toonde vervolgens aan, dat thans nieuwe berekeningen noodig zyn, aangezien alles door de landbouwesisis om ver is geworpen en men anders een sprong in het duister zal doen. Spr. meent, met den heer Van Aalst, dat moet worden voortgewerkt, maar niet tot el- ken prijs, wat blijkbaar ook het standpunt der regeering is, wat de memorie van toe lichting by de begrooting wel nader zal aan wijzen. De heer Van IJsselstein, oud-minister, die by het begin van de middag-vergadering spe ciaal door den voorzitter was verwelkomd, erkende dat de voortdurende overschrijding der ramingen onaangenaam aandoet. De af sluitdijk is thans zoo goed als gereed, de Wie- ringermeerpolder is ingepolderd en de vraag U of men nu nog verder moet gaan. De kos ten van inpoldering kent men nu, maar de opbrengst van den grond is in de verste verte niet te schatten. Ten deze opzichte wordt ze ker een sprong in het duister gedaan. Spr. wees op den Wilhelminapolder op Zuid-Beveland, die een voorbeeld is geweest voor anderen en dat kan hier ook zoo wor den. Nu men a heeft gezegd, moet men ook b zeggen, alleen blijft het jammer, dat niet te zeggen is, hoe lang de huidige toestand zal duren. Prof. ir. F. M. Visser uit Wageningen, lid van de rijkscommissie voor de ontwatering, zeide, dat de inleider vergat, dat men nu ook het voordeel der opgedane ervaringen zal hebben. De commissie-Lovink is over de ex ploitatie van den Wieringermeerpolder niet geraadpleegd. De verwachte 8 millioen minder uitgaaf zal volgens spr. een schynwinst zyn. Spr. wilde de zaak speciaal bekijken van het standpunt van de werkloosheidbestrij ding. Het grootste deel van het werk en dus ook van het ver diende loon blyft in ons land, zoowel het maken van het materiaal als het onderhoud betreffende. Als men nu niet verder inpol dert, geschiedt het toch later en nu is het prachtige werkverschaffing. Spr. zou vast willen doorgaan met den N.O. polder, wat duizenden fenschen aan het werk houdt. Hierna werd even gepauzeerd. Ty'dens deze pauze werden de congressisten voor het hotel aan den boulevard gekiekt, waarna Z.K.H. de Prins de vergadering verliet. Wat kan geschieden in het belang van de z.g. tertiaire wegen De laatste inleiding was die over hetgeen kan geschieden voor de zoogenaamde tertiai re wegen. De inleider, de heer ir. C. G. B. van Goor, secretaris-ingenieur van de wegencom missie A.N.W.B.K.N.A.C. te Den Haag, splitste de tertiaire wegen in die bestemd voor doorgaand (interlocaal) en voor plaat- seiyk (lokaal) verkeer en zeide, dat het als een onbiliykheid is te beschouwen, dat de tertiaire wegen voor doorgaand verkeer moe ten worden verbeterd en onderhouden door locale wegbeheerders, terwijl het doorgaand verkeer het meeste genot van die wegen heeft en de slijtage daaraan veroorzaakt, en de be heerders veelal financieel niet voldoende krachtig zyn. Voor die wegen is naar alle waarschynlijkheid van het ryk geen hulp te verwachten, dan m afloop van den termijn van 15 jaren, bedoeld in art. 32 sub. 2 van de wegenbelastingwet (dus het jaar 1942), ge durende welken termijn de verdeeling van de opbrengst van de wegen- en de rij ksrij wiel- belasting tusschen rijk en provinciën is vast gesteld. De beheerders dezer wegen moeten derhalve tot dan waakzaam zijn om nadien een deel uit het wegenfonds deelachtig te worden, doch kunnen niet zoolang wachten, directe hulp, zoowel in hun belang als in dat van de weggebruikers is noodzakelijk. Met waardeering voor hetgeen vooral in Noord- Brabant en Overijsel reeds ten deze is ge daan, zouden de provinciën hulp kunnen verschaffen door voor de wegen van een ge- beurhjk vast te stellen aanvullend provinciaal wegenplan op systematische wyze uit de al- gemeene middelen gelden beschikbaar te stellen, bijv. zooals Noord-Holland deed. Een andere methode, die Noord-Brabant volgt, is, dat in de provincie fondsen worden gevormd uit de gewone middelen, waaruit bydragen kunnen worden verstrekt voor on derhoud en verbetering van interlocale wegen, waardoor de met tertiaire wegen voor door gaand verkeer topzwaar belaste instanties kunnen worden geholpen, naarmate de be schikbaar te stellen middelen uit de provin ciale kas grooter of kleiner zijn. In zyn uitvoerige uiteenzetting vond spr o.a. nog gelegenheid er op te wijzen, dat er thans 157.000 motorrijtuigen- en rijwielen in Nederland zyn of 1 op de 50 inwoners. In ver band met de nieuwe belasting op de benzine sprak de inleider de hoop uit, dat een klein deel van de opbrengst ten goede zou komen aan de tertiaire wegen. Spr. meent, dat men beter is met behoorlijke secundaire wegen en goede tertiaire wegen dan met superieure secundaire wegen en deplorabele tertiaire we gen. Aan het slot van zijn betoog stipuleerde spr. dat elke wegenverbetering het verkeer aan trekt, zoodat daarbij rekening moet worden gehouden met de eischen, welke dit vermeer derde verkeer zal stellen. De heer ir. Swaab, hoofd-ingenieur van dert B.B.N. zeide, dat de tertiaire wegen dagelijks slechter worden en de wegbeheerders zyn niet in staat ze te verbeteren. Men dacht aanvan kelijk, dat op die wegen toch geen auto's zou den komen, maar dat is anders uitgekomen en zij, die er komen betalen mede en hebben ook recht op goede wegen. Behalve de door den inleider genoemde provincies is Gelder land nu ook begonnen door f 76.000 op de begrooting te brengen. Prof. Visser zegt, dat men goed onderscheid moet maken tusschen wegen van ryk, pro vincie en gemeente en de wegen van water schappen. Noord-Holland heeft byna uitslui tend ban- of waterschapswegen. Het zou on billijk zyn daar de paardentractie nog eens te belasten, daar de boeren die wegen toch reeds betalen. De regeering loopt echter mak- kelyk over een onbillijkheid heen. De heer ir. Van Goor heeft het ook steeds in hooge mate betreurd, dat de tertiaire we gen geen steun kunnen krijgen. Het ryk zou echter zelfs niet geholpen hebben als de motie-Ebels was aangenomen. De heer mr. Dieleman, voorzitter van de Z.L.M., bracht nog eens dank namens Zee land, dat men Vlissingen voor het congres heeft uitgezocht, waardoor op de belangrijke vraagstukken ook hier meer de aandacht wordt gevestigd. Spr. bracht hulde aan deü heer Ridder van Rappard voor de wijze, waarop hy steeds voor den landbouw op de bres staat en hoopte dat deze nog lang de congressen moge leiden. Spr. noemde den voorzitter „onze Rappard, onze Teun". De voorzitter bracht dank voor deze woor den en sloot daarop het congres. Des avonds vereenigden men zich aan eeh gemeenschappelijken maaltyd in Britannia, waaraan ook de Prins deelnam en die gevolgd werd door een gala-avond in de concertzaal* Heden maakten de congressisten een auto-

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1931 | | pagina 1