Voor lis Yriiv en list Kind
VOOR DE VROUW
VOOR HET KIND
Evenals alle moderne torengebouwen zal
ook het „Empire State Building" een staal-
skelet bouwwerk zijn. Dat wil zeggen, dat het
geheele bouwwerk door een stalen geraamte
gedragen wordt, evenals het menschelijk
lichaam door het beenderenstelsel. 58.000 ton
staal moesten met 5000 goederenwegens wor
den aangevoerd om alleen het eigenlijke ge
raamte op te richten en het dagelijksche
verbruik aan cement bedraagt gedurende den
hoofdbouwtijd 5000 zakken.
Reeds nadert het gebouw zijn voltooiing,
want de staalskelet-bouw maakt het mogelijk
zulk een gebouw binnen een jaar tijds op te
trekken. Dit is wel een bouwwonder, dat
haast even groot is als het gebouw zelf.
Desondanks moet men niet uit het oog
verliezen, dat de bouw van dergelijke reuzen-
wolkenkrabbers ook groófce bezwaren met zich
brengt, bijv. wat betreft de erkeersregeling.
Denk eens aan, wat het beteekent, als één
enkele wolkenkrabber tegen sluitingstijd van
de kantoren 20 of zelfs 30.000 menschen bin
nen een kwartier tijd uit laat. De arme ver
keersagenten Maar toch leve de tech
niek 1
Onder redactie van
TRUUS EYGENHUYSEN.
Tracht elkander bijtijds te begrijpen.
Mannen en vrouwen, die niet tot onze
nationaliteit behooren, plegen we, ieder in
onze eigen landstaal, „vreemdelingen" te
noemen. Vreemdelingen wil zeggen onbeken
den menschen, waarvan we zoo goed als
niets afweten, wier oppervlakkige en diepste
gedachten wij niet kennen, noch hun aanleg
en karakter-eigenschappen.
Goed beschouwd is de benaming belache
lijk om in dezen tijd van verbroedering
der volkeren niet te spreken van ongepast.
Want kennen wij soms onze eigen landgenoo-
ten zoo goed, dat ze géén vreemdelingen voor
ons zijn Is soms een inwoner van Venlo nog
een opengeslagen boek voor ons en een van
Kaldenkirchen, een die zijn domicilie dus
even over de Hollandsche grens heeft, eens
klaps een wandelend raadsel Het woord
„vreemdelingen" is volkomen misplaatst, om
dat he, een tegenstelling aanduidt, waar
geen tegenstelling bestaat.
Of het dan eigenlijk overbodig is Of het
dan eigenlijk uit alle woordenboeken kan
worden geschrapt
Neen, deze vragen kunnen we niet bevesti
gend beantwoorden, want het vreemdeling
schap komt nog altijd voor, maar er is hier
van alleen sprake daar, waar er eigenlijk
géén sprake van mag zijn. Het is niet over
dreven als er beweerd wordt, dat in een huwe
lijk en in een gezin vaak vreemdelingen zijn.
Man en vrouw, ouders en kinderen kunnen
dikwijls verder van elkander afstaan dan een
Hollander en een Duitscher, een Rus en een
Britsch-Indiër, een Amerikaan en een Japan
nerZe kennen elkaar alleen aan den
uiterlijken kant, zooals ze ook kennen hun
buren, hun oppervlakkige kennissen, hun
medepassagiers in een tram of een trein. Van
wat daar achter leeft, van wat uaar kiemt,
juicht, schreit en wordt gestreden, weten zij
niets. En dit is dan het droevige en belache
lijke, dat het samengaan van deze, in den
waren zin van het woord, vreemdelingen een
„huwelijk" of een „gezin" wordt genoemd.
Zoolang het niet op het innerlijk aan
komt, gaat alles goed. Dat wil zegen sfeer is
er nietweldoende, uitstralende harmonie,
die een toevalligen bezoeker dadelijk kan op
vallen en zoo goed doen, ontbreekt. Maar
er is geen spanning, geen druk, geen wrijving:
het is alles rustig, koel en helder. Een be-
driegelijke toestand, zelfs voor de betrokken
personen.
Gaat het echter om wat verborgen is, valt
de uiterlijke kant weg en komt het innerlijk
naar voren, dan is er strijd, die nergens een
brug slaat, omdat geen der partijen in den
tijd van kalm en klaar geluk, met goeden
wil en helder verstand getracht heeft elkan
der te begrijpen. Niet zelden ontstaat er dan
een verwijdering, nog grooter dan vóór de
catastrophe, een verwijdering, die niet lan
der meer een bedriegelijken schijn heeft, die
niet langer meer koel, rustig en helder is,
maar die drukt en gelegenheid biedt om het
kleinste vonkje tot een vernielende en zen
gende vlam te laten oplaaien.
„Als de volkeren trachten elkander te be
grijpen," is er gezegd, „zal er geen oorlog
meer mogelijk zijn. Als we probeeren elkan
der als een vriend te beschouwen, zal nie
mand het wagen tegen den ander ten strijde
te trekkenDe schooljeugd wordt dit thans
mogelijk gemaakt. Zij correspondeert met de
jeugd in andere landen, waardoor banden
ontstaan, die met ^enigen uiterlijken kant
niets te maken hebben. Zij bewaren den vrede
en bouwen aan een grootsch wereldgeluk, dat
nooit zal dreigen in te storten.
Het kan zoo ook in 't klein gaan. Het
móét zoo ook in 't klein gaan. Voorkomen is
immers beter dan genezen. Dring daarom
door den uiterlijken kant heen naar het
waardevoller innerlijk. Tracht elkander bij
tijds te begrijpende vrouw den man, de
man de vrouw, de ouders hun kinderen. Als
er dan eens een onweer losbarst, is er altijd
een bliksemafleider, die het huwelijks- en
gezinsgeluk voor instorten behoedt. En eerst
dan zal in de werkelijke beteekenis huwelijk
en gezin „de veilige haven" zijn.
Een praktische strandtasch.
Cretonne, we weten het al, is „dé" mode
van „hét" seizoen. We zien er casaques, ves
ten, hoeden en jurken van, maar ook groote
en kleine tasschen. De tasschen, die worden
meegenomen naar het strand, zijn zonder
uitzondering van dat aardige, bont bedrukte
goedje en ieder moet toegeven, dat ze er een
fleurig effect maken.
Een eenvoudige strandtasch is gemakkelijk
zelf te maken. Ze bestaat, geheel uitgelegd,
uit een langen, rechten lap en wordt in drie
stukken verdeeld, zooals de teekening aan
geeft. De twee gelijke stukken worden aan
weerszijden vastgenaaid, het overslag wordt
gezoomd. Ten slotte een lusje om er den lip
van het overslag tusschen te schuiven, en nog
twee draagbandjes, die van dezelfde stof ge
maakt kunnen worden.
Wie meer van een stevige tasch houdt,
kan den lap dubbel nemen en er desnoods
nog een reep gaas tusschen leggen.
Hoedjes van den dag.
De keuze in hoeden wordt tegenwoordig
hoe langer hoe grooter. Er bestaan kleine,
kunstig gedrapeerde hoedjes, gegarneerd met
geestige vilten of leeren „oortjes" of met
grappige veertjes en sprietjes, die we voor
geen geld van de wereld zouden willen mis
sen maar er bestaan ook capelines, en
eerlijk gezegd, schijnt het hart van de vrouw
daarnaar toch wel het meest uit te gaan.
Echter zijn er weer capelines en capelines.
De extravagant groote, met hun uitheemsche
chique, zijn in de minderheid. De meeste
vrouwen prefereeren de middelmaat, den
hoed, die juist groot genoeg is om aan de
verschijning van de draagster iets markants
te geven en juist klein genoeg om een pret
tige en gemakkelijke dracht te zijn.
Maar het wil volstrekt niet zeggen, dat alle
capelines aan elkaar gelijk zijn. In de eerste
plaats is er verschil in materiaal en kleur.
Er zijn grove en fijngevlochten, glanzende en
doffe, open gewerkte en dichte strooien hoe
den. Er zijn witte en zwarte hoeden en ver
der alle kleuren van den regenboog, terwijl
ook vaak met veel succes twee tinten door
elkaar zijn gevlochten.
In de tweede plaats is er verschil in gar
neering, maar welke garneering ook is toe
gepast, ze is altijd zeer sober. Een smal
riempje om den bol, een lint met een paar
sierlijke lussen, een toef bloemen aan den
binnenkant van den rand.... 't vormt alles
een prettige afwisseling, die met bijna ieder
japonnetj'e in overeenstemming is te brengen.
Kurken.
Wélk nuttig gébruik kunnen wij
er van maken
In iedere huishouding zijn kurken over, en
vooral in dezen tijd, waarin we veel azijn en
slaolie gebruiken, om van de limonades nog
maar niet eens te spreken.
Het verstandigst doen we om deze over
geschoten kurken in een bakje te verzamelen
om ze bij de hand te hebben als ze noodig
zijn.
Kurken kunnen voor allerlei doeleinden
worden gebruikt. Ze verwijderen vlekken uit
eikenhout en zijn handig bij het schuren van
messen. Een weinig nat gemaakt en be
strooid met wat Vim of Schura nemen ze
door krachtig wrijven allerlei vlekken op
metaal spoedig weg.
Fleschkurken kunnen ook in schijfjes wor
den gesneden, die aan den achterkant van
spiegels of schilderyen worden aangebracht,
welke tegen een vochtigen muur hangen. Zij
voorkomen dan het leelijk worden van den
muur en het vormen van een schimmellaagje
tegen de achterzijde van de wandversiering,
doordat zij gelegenheid geven tot lucht-
circulatie.
Hoe maken we stof waterdicht
Smelt in een teil schoon water 1 K.G.
aluinin een andere teil met water 1 K.G.
loodazijn. Roer de beide oplossingen door
elkaar en laat dit mengsel zoo lang staan tot
zich een laag loodoxyde heeft afgescheiden.
Deze laag moet op den bodem van de teil
blijven liggen. De vloeistof wordt voorzichtig
in een schoone teil overgegoten. In deze
vloeistof wordt het weefsel gedrenkt. Daarna
wordt het zoo goed mogelijk uitgewrongen en
in de open lucht gedroogd.
Overgehouden bloemkool.
Hebt u soms wat koude bloemkool over,
echter zonder saus Gooi ze niet weg met
schijfjes tomaat, misschien ook nog met wat
geschaafde komkommer, vormen zij een sma
kelijk slaatje, dat op de bekende wijze met
wat peper, slaolie en azijn wordt aangemengd.
Een lekkernij voor de boterham.
Geraspte wortelen.
Een gezonde en niet dure lekkernij op de
boterham vormen geraspte wortelen. Deze
wortelen behoeven niet gekookt te worden.
Ze worden alleen maar goed afgeborsteld, af
gespoeld en afgedroogd.
Een weinig gehakte peterselie er over ge
strooid verhoogt den smaak èn het aanzien
Compote van versche vruchten.
Benoodigd3 bananen, 250 gram aard
beien, 250 gram frambozen, suiker en slag
room.
Bereiding Schil de bananen, snijd ze in
plakjes en doe ze in een compote-schotel.
Strooi er 2 eetlepels suiker over. Wasch de
aardbeien en de frambozen, nadat ze van de
kroontjes zijn ontdaan. Doe het vlug om hun
geur te behouden. Leg ze op de schijfjes ba
naan, bestrooi ze eveneens met suiker en zet
de vruchten weg op een koele plaats.
Spuit er, even vóór het gebruik, de slag
room op.
-J
Ansjovisbroodjes
Roastbeef peulen en worteltjes
aardappelen.
Compote van versche vruchten.
Vragen moeten worden gericht aan Re
Brievenbus dezer Courant. Anonieme brieven
komen voor beantwoording niet in
aanmerking.
Mej. A. te VI. U kunt het wit van de
schoentjes bestrijken met een papje van
magnesia en water. Dit laat u zitten tot het
hard is geworden. Met een schoon borsteltje
schuiert u het dan weg.
EEN HEERLIJKE ZOMERVACANTIE.
1
HOOFDSTUK I.
„Jongens", zei vader, toen het eten was af-
geloopen en moeder met Miek de borden in
elkaar zette. „Jongens, hebben jullie van
avond nog veel aan je schoolwerk te doen
„Gaan we dan uit, vader?" vroeg Daan
gretig. „Gaan we zeilen
Er volgde een schaterend gelach. Sinds
vader eens met zijn drietal was gaan zeilen,
dacht Daan telkens, als het op uitgaan aan
kwam, dat ze weer zeilen gingen. Het tochtje
met „De Zeemeeuw", een zeilboot, die vader
eens van een vriend te leen had gekregen,
had zóóveel indruk op hem gemaakt, dat hij
er nog eiken dag met zijn gedachten mee be
zig was. En volgens Luuk 's nachts ook. Luuk
kon het weten, want hij sliep met Daan op
één kamer. Maar als Luuk zooiets zei, was
Daan hevig verontwaardigd. „Je hebt ge
droomd kwam hij dan nijdig of „Houd je
mond maar met je geestigheden Niemand
luistert er naaren in stilte had hij zich
al heel wat keeren voorgenomen om in het
vervolg maar over de zeilboot en het zeil
tochtje te zwijgen.
Maar nu had hij het woord „zeilen" er al
weer uitgeflapt vóór hy er aan dacht. En na
tuurlijk, iedereen had weer gelachen, doch
vóór Luuk met zijn geestigheden voor den
dag kon komen, zei vader „Neen Daan, neen
jongen, uitgaan doen we niet en zeilen nog
minder. Er is heel iets anders."
„Wat dan, vader?" vroeg Miek. „Zeg het
maar gauw, want ik brand van nieuwsgierig
heid."
„Moet ik soms de waterslang gereed hou
den vroeg Luuk gedienstig.
„Flauwerd beet Miek van zich af. „Toe
vader, zegt u het nou
„Ik geloof, dat jullie mij eerst nog iets te
zeggen hebben," zei vader.
„Wat dan vroeg Miek.
„Wel, ik heb gevraagd of jullie vanavond
nog veel aan jullie schoolwerk hadden te
doen."
„O, ik ben klaarVóór 't eten heb ik alles
afgemaakt."
„En ik had niets te doen," zei Daan.
„Mooi zoo," kwam vader. „En hoe staat het
met onzen Luuk
„Ik moet alleen nog Italië doorkijken, dan
ben ik ook ready
„Jö, spreek je eigen landstaalbromde
Daan.
„Ready beteekent gereed, Daantje", zei
Luuk, een tikje spottend, wat Daan nog boo
zer maakte.
„Dat hoef je mij niet te zeggen, dat wist
ik allang
„Ja, sinds een halve minuut, hè
„Jongens, niet kibbelen", waarschuwde va
der. „Luuk, ga jij Italië doorkijken en als je
er dan mee klaar bent, heb ik iets met jullie
te bepraten."
„Waarover Hè, zegt u het nu maar vast 1"
zeurde Daan.
„Hè ja vader, toe hielp Miek mee.
Maar vader hield voet by stuk. Eerst moest
Luuk ziin werk af hebben.
„Had dan vóór het eten wat opgeschoten
verweet Daan.
„Hoor datAlsof ik toen wist, dat vader
iets bijzonders zou hebben. En jy schynt te
denken, dat ik maar zoo'n béétje schoolwerk
oplcrijg. Jö, een H. B. S. is geen gewone
school
„Professor l" spotte Daan. „Heb je al grijze
haren van 't studeeren
„Wiegelcind kwam Luuk nijdig.
„O, als dat zoo gaat," viel vader in, „dan
vertel ik niets, hoor Dan heb ik er een veel
te zwaar hoofd in omomnou enfin,
dat zul je straks wel hooren. Tenzij jullie van
plan zijn om door te kibbelen. In dat geval
praten we niet."
„Hij begon verdedigde Luuk zich.
„Goed, goed," zei vader. ,Maar begin jij dan
nu, hè Dat wil zeggen met het doorkijken
van je les over Italië. Daan, als jy niets te
doen hebt, ga jij dan eens even kijken of de
krant er al is."
Daan gleed langs de leuning naar beneden
en sprong met twee treden tegelijk de trap
weer op.
„Ben je daar al Een vliegmachine kan het
niet vlugger doen prees vader.
Daan lachte maar eens en voelde zich ge
streeld. Maar hij zei niet dat hij langs de
leuning was gegleden. Want dat wou vader
nooit hebben.
In afwachting van Luuk ging hij maar wat
lezen. Miek was met moeder in de keuken
bezig de vaten weg te wasschen en vader had
zich dadelijk in zijn krant verdiept.
Wat ze straks wel te hooren zouden krij
gen Hij had er geen flauw idéé van. Mis
schien was het toch wel iets over zeilen. Va
der had dat trouwens heelemaal niet ont
kend. Hij had wel gezegd „Uitgaan doen we
niet en zeilen nog minder maar dat sloeg
op vanavond. Ja, 't zou best kunnen, dat ze
nog eens gingen zeilen. Misschien Zondag
wel Of van een Zaterdagmiddag af tot een
Zondagavond toe Dat deed meneer Timmer,
vader's vriend van „De Zeemeeuw", ook al-
tyd. Misschien ook had vader zelf wel een
zeilboot gekocht„Zeg eens eventjes kwam
Daan in stilte tegen zich zelf. Wat een ge
dachte Neen maar, wat een gedachte En
tochje kon niet weten. Waarom deed
vader anders zoo geheimzinnig
Jantje heeft een aardig tuintje,
Echt; omringd, hoor, door een heg,
En met kleine, ronde perkjes.
Weet je wat daarin staat, zeg
Madeliefjes en viooltjes,
En ook blauw vergeet-me-niet,
Anemoontjes en ranonkels,
Het zijn bloemen, waar je ziet
Ook heeft Jantje nog een bedje,
Dat vol aardbeiplanten staat,
Waar hij, als dat moet gebeuren,
Altijd yv'rig wieden gaat.
Daardoor krijgt hij mooie vruchtjes,
Wel als pruimen soms zoo groot
En het lieve, warme zonlicht
Stooft ze alle prachtig rood.
Hè, dat boek boeide hem heelemaal niet.
Hij had eigenlijk niet den minsten zin in
lezen. Hij zou maai* wat anders gaan doen.
Dat die vervelende Luuk nu ook net van
avond zooveel werk hadOf zou 't maar op
schepperij zijn Maar neen, dat geloofde hy
toch nietWant natuurlijk was Luuk min
stens even nieuwsgierig naar wat vader voor
nieuws had als hij. Hij deed wel niet-of 't
hem Siberisch'liet, maar ondertusschen,... 1
Je moest hem kennen.
Kom, hij ging zijn plaatjesdoos eens nakij
ken. Misschien was .er nog iets bij, wat hy op
school met de jongens kon ruilen.
Op weg naar zyn kamertje kwam Daan in
de gang Miek tegen, die van moeder op de
slaapkamers de ramen had moeten sluiten.
„Is Luuk al klaar
„Neen, nog niet. Die heeft natuurlijk nog
een tijdje werk."
„Begrijp jij wat vader te vertellen kan heb
ben
„Neen, ik niet", zei Daan. „Of misschien
toch wel. Ik geloof, dat vader een zeilboot
heeft gekocht."
„Hè Daar stond Miek toch van te kijken.
„Ja, waarom niet Vader kan toch zeilen l
Je zult straks zien, dat ik gelijk heb. Let op
wat ik zeg
En met deze woorden wipte Daan naar
boven.
Weer beneden in de huiskamer, onder het
nazien en ordenen van zijn plaatjes-verzame
ling, liet hij zijn fantasie weer vrij spel. Stel
je voor, dat vader nu heusch een boot had
gekochtDan zouden ze ook wel niet met de
vacantie uitgaan, tenminste niet uit logee-
ren of zoo. Ze gingen er dan natuurlijk met
de zeilboot op uit. Misschien gingen ze wel
heel Nederland door. Kon dat niet Reken
maar Nederland was een echt waterland en
nergens kon je zoo goed varen als daar.
Allemenschen, maar als dat waar was, dan
waren ze dus ook 's nachts in de bootDan
rliepen ze dus aan boord Dan zouden ze in
dat hokje, beneden de voorplecht, moeten
liggen, zooals hij dat op „De Zeemeeuw" had
gezien Wat zouden de jongens op school
opkijken als ze dè-t hoordenZe zouden wel
razend jaloersch zijn. „Waar gaan jullie heen
met de groote vacantie zou hij morgen zoo
langs zijn neus weg, vragen. De een zou dan
wel dit, de ander dat zeggen. „En waar ga
jij naar toe zou eindelijk wel iemand vra
gen. En dan zei hij, net alsof het iets heel
gewoons was „O, wij gaan met de zeilboot
uitEigenlijk zou 't nog fijner zijn als hij
direct een naam kon noemen, als hij bijvoor
beeld kon zeggen „Met De Zeemeeuw of
„Met De Wildebras". „De Wildebras", zoo
heette een boot, die ze laatst waren tegen
gekomen.
Wacht eens, misschien wilde vader wel
beraadslagen hoe ze de zeilboot zouden noe
men. Misschien wilde hij wel dezen avond
er over pratenMisschien Neen hoor, hij
wist het zeker Als 't vader alleen te doen
was om te vertellen, dat hij een boot had ge
kocht, had hij dat wel meteen gedaan. Hy
wist het nu maar al te goed't was om
samen den naam van de boot te bedenken
Ja, hij was er eindelijk achter, hoor. Vader
zou opkyken, dat hij 't wist. Maar eigenlijk
kon een klein kind dat wel begrijpen. Luuk
wist natuurlijk riog van niets. Die zat mid
den in Italië. Hij mocht wel oppassen, dat hij
daar geen zonnesteek opdeed. In Italië, had
hij wel eens gehoord, was de zon zoo heet als
een bakkersoventje.
Wacht, hij zou vast een paar namen be
denken, dan kon hy straks daarmee dadelijk
voor den dag komen.
(Wordt vervolgd.)
Gisteren had hy een mandje
Vol met aardbeitjes geplukt.
Netjes, hoorhad hy geen enke1
Vruchtenplantje meegerukt
Daarmee ging hy naar zyn moesje,
Riep „Mevrouw, de groentenman
Ik heb mooie, rijpe aardbei
Eet ze nu zooveel u kan
„Goed", zei moesje. „Geeft u my dan
Maar dat heele mandje vol.
Jan, mijn zoontje, moet u weten,
Is op aardbei o zoo dol!
En hoeveel moet ik betalen
„Slechts één koekje maar, mevrouw
„Goed," zei moes. „Dag groentenbaasje.
Komt u dan nog weer eens gauw 2"