500 25 IN UW EIGEN BELANG ROOK CHIEF WHIP WANT DOOR GEGARANDEERDE ZUIVERHEID IS HET DE BESTE SIGARET VOOR UW GEZONDHEID! IS APRIL EERSTE BLAD IVo. 91 69e Jaargang 1931 llillin: Firma F. VAH OE 1/ïlDE Ir., Ifilslml 59-60. Vlissingen. hlil. 10. Fisliitniii 00211 Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zendag en algemeen erkende Christelijke Feestdagen Koninklijk bezoek op 17 April 1931 De ontwikkeling der Vlissingsche havens in verhand met de Vlissingsche Handelsgeschiedenis, de laatste vooral in de Middeleeuwen, Vlissingen is de eerste stad in de Nederlanden, die zich zonder hulp van buiten bevrijdt. 6 April 1572. VUSSINGSCHE COURANT ABONNEMENTSPRIJSVoor Vlissingen en de gemeenten op Walcheren 2.20 per 3 maanden. Franco door het geheele rijk 2.50. Voor België, Duitschland en Frankrijk 3.80. Voor de ove rige landen bij wekelijksche verzending 13.80, met Zondagsblad 4.75. Afzonderlijke nrs. 5 ct ADVERTENTIEPRIJSVan 1—5 regels 1.25iedere regel meer 25 cent. Bij abonnement speciale prijzen. Reclames 50 ct p. regel.Kleine advertenties betreffende Huur enVerhuur.Koop en Verkoop, Dienstaanbiedingen en-Aanvragen van 15 regels 75 ct, iedere regel meer 15 ct. De abonné's in 't bezit eener Polis, zijn GRATIS verze kerd tegen ongelukken voor gulden bij levens lange ongeschikt heid tot werken. gulden bij dood door een ongeluk. gulden bij verlies van een hand, voet of oog. gulden bij verlies van een duim gulden bij verlies van een wijsvinger gulden bij verlies van eiken anderen vinger AANGESLOTEN BIJ HET BUREAU VOOR PUBLICITEITSWAARDE, INGESTELD DOOR DE VEREENIGING „DE NEDERLANDSCHE DAGBLADPERS'' Dit nummer bestaat uit twee bladen Hare Majesteit de Koningin heeft mij opgedragen Hoogst- derzelve bijzonderen dank te betuigen aan de Vlissingsche bevol king voor de hartelijke en vele bewijzen van trouw en verknocht heid tijdens H-Ms. bezoek aan Vlissingen. H.M. heeft daaraan toegevoegd, dat het een hartewensch van H.M. is, dat de nieuwe haven tot grooten bloei moge komen. De Burgemeester van Vlissingen, VAN WOELDEREN. Vlissingen, 18 April 1931. IX. Uitvoerig rapport van den gouverneur van Zeelanda an Alva. De be volking en desespoir par faulte de negotiation." Het volck seer wildt ende woest." Den 13en April waait de Prinsenvlag van de wallen. De gouverneur van Zeeland, Anfcoine de Bourgogne, schrijft ongeveer wat nu volgt, den 6en April, dus aan den avond van den gewlchtigen dag, uit Middelburg aan den her tog van Alva. Het gerucht van hun aankomst (en de bijeenkomst ten stadhuize) verbreidde zich door de stad, tot zelfs in de kerk, waar een groote menigte de vroegmis bijwoonde j't was Paasch-Zondag). De kerkgangers verlieten de mis, hoewel men eigenlijk ook van plan was „d'aller la table Dieu" en voegden zich b;j den volks oploop, die zich verzameld had voor het stad huis (de afstand was een paar honderd me ter). Zij hoorden, dat zij niet zouden dulden, dat de Spanjaarden binnen kwamen en dat zij tot den laatsten man op leven en dood er zich tegen zouden verzetten. Waarschijnlijk eischten zij ook toegang tot het stadhuis 1) waar een der burgemeesters, nl. mr. Adriaen Ysemans 2) hen te woord stond, zeggende ,,'t staat aan ons, zoo wij Spanjaards willen innemen. En zoo wij dit willen, wat zoudt gij dan? Zoudt gij dat kunnen?" De oploop werd steeds dreigender, velen hadden zich van wapens voorzien, men eischte de sleutels van het tuighuis, om zich van kanonnen en kruit meester te maken. Toen dit geweigerd werd, brak men de deuren open. stelde de kanonnen op en richtte ze op de schepen der krijgslieden, die op stroom lagen. Hun werd medegedeeld, niet nader bij de stad te komen zonder bericht. Zij moesten het anker laten vallen, daar wind en tij tegen waren, en toen op hun met los kruit werd geschoten, deelden zij dit door een boodschapper mee. In dien tusschentijd was ik zelf gekomen, gewaarschuwd door een der Waalsche offi cieren, en werd vergezeld door dezen en een der burgemeesters aan de poort vond ik een aantal gewapende 'burgers, die bereid waren voor Z.M. te sterven. Ik zeide hun„com ment, Messeigneurs, cecy ne me donne grandt cause de contentement", waarop zij morden, dat niemand het binnenkomen der nieuwe troepen zou dulden. Op het stadhuis geko men, liet ik dadelijk de overige magistraats personen bijeenroepen. Ik verzocht stilte en het woord nemende, verklaarde ik hun, dat ik hen altijd voor goede en loyale dienaren van 2-M. gehouden had, dat zij dit konden blijven, maar dat, wat nu gebeurde, averechts tegen den dienst van Z.M. inging, en ook tegen het belang van de stad, dat ik zeer ontevreden moest zijn, waar ik hen zoo had vertrouwd en Pooit iets dergelijks had verwacht,^.terwijl ik alles wat in mijn macht stond, gedaan had °m hen te helpen. moesten gehoorzamen aan hun superi euren, want anders zoh het hun later berou- Zij antwoordden hierop; dat'zij wel van Plan waren, gehoorzaam te blijven, maar dat 2il door niets te bewegen zouden zijn, ffe be doelde compagnieën binnen te laten, daar zij Öwr feet yoortdurend stil liggen van hun ne ring en het aanhoudend belast zijn met het garnizoen zoo verarmd waren, dat het hun onmogelijk was verder te dulden, dat het aantal veel te bovenmatig was, dat de troepen zoo veeleischend waren „désirant d'estre ac- comodez de viand.es et services de vin avecque aultres advantaiges et commoditez", dat het boven hun macht ging, hun dit alles te ver schaffen, dat zij na den geheelen dag gewerkt te hebben, des avonds hun vrouwen en kin deren ternauwernood van het allernoodigste konden voorzien en dat verscheidene vroeger welgestelde burgers gedwongen waren, 's avonds heimelijk, opdat hun schande niet bekend werd, hun kinderen uit te zenden om te bedelen. Dat heeft de pastoor mij ook ge zegd in tegenwoordigheid van die van de wet, wat eveneens bevestigd werd door an dere notabelen van de stad. Wat ik ook deed om hen van het tegendeel te overtuigen, zij wilden niet luisteren, zeggende, dat zij zelf de stad wel voor Z.M. zouden bewaren zonder die nieuwe troepenzij werden steeds ver bitterder. Ik dreigde tevergeefs en wees na drukkelijk op het feit, dat zij de veiligheid van het land in gevaar brachten, wanneer de stad in handen van den vijand viel, dat zij een voorbeeld moesten nemen aan Den Briel, welke stad door gebrek aan garnizoen was in genomen. Zij antwoordden, dat zij sterk ge noeg waren om de stad voor Z.M. te bewaren, dat de troepen maar de Geuzen van Den Briel moesten gaan bestrijden en dat die van Mid delburg, welvarender dan zij, hen maar moes ten nemen. Ik wees erop, dat Uwe Excellentie, die troepen zond uit voorzorg voor hun eigen veiligheid en die van het land, zooals hij het vorige jaar eveneens gedaan had. Dat zij eerst gezegd hadden, dat zij wel Waalsch gar nizoen wilden hebben en dat ik nu het tegen deel hoorde. Zij antwoordden, dat zij nu ge wapenderhand waren, dat zij wel zelf voor het behoud der veste zouden zorgen, dat zij zelf wel van nu af de wacht zouden betrek ken en dat ztf wilden, dat de officieren en aannemers van de versterking (het kasteel in aanbouw) de stad zouden verlaten, Daar ik geen burger (nl. notabele) onder hen zag en het kon zijn, dat de burgerij over deze belangrijke zaken met hen van meening verschilde, werd besloten, dat zij ruggespraak zouden houden en mij binnen een uur zouden antwoorden, wat echter niet geschied is. Eenigen tijd later „augmentant leur dicte furie et raige" waren zij in groote menigte verzameld op het groote bolwerk op het hoofd, roepende, dat zij wilden dat de ge noemde schepen zich terug zouden trekken, het tij was echter nog niet gunstig, en des ondanks laadden zij het geschut en richtten verscheiden schoten op de schepen. Dit uit mijn verblijfplaats (op het stadhuis aan de Bierkade dicht bi) het Hoofd) bemerkende, begaf ik mij dadelijk naar hen toe, hun ver biedende, daarmee voort te gaan en medede lende, dat ik naar de schepen gezonden had, opdat deze zich zouden terugtrekken. Eeni gen hadden berouw, anderen waren moeilijk genoeg te overtuigen, toch werd niet weer ge schoten. Zij, die op het genoemde hoofd ver zameld waren en ook zij, die de voornaamste belhamels van het gebeurde waren, beston den, naar ik mij kon overtuigen, uit matro zen en lieden van het minste allooi, het grootste deel der aanwezigen waren lieden, die niets te verliezen hadden. Weer terugge keerde zijnde naar mijn -logies, om op boven bedoeld antwoord te Wachten, zag ik even later de genoemde schepen vertrekken en men scheen een weinig te kalmeeren. Daar ik even te voren de dekens der drie schutte rijen 3) had laten bij mij roepen, wees ik dezen op hun plicht en verzocht hun, met de handelbaarsten der „confrerie's" overleg te plegen om beter geadviseerd te worden en ten slotte werd beslot-en morgen vroeg bijeen te komen, ieder van hen in hun eigen „hof", om indien mogelijk dit misverstand uit den weg te ruimen, terwijl immers de burgemees ters beloofd hadden, mij spoedig hun besluit mede te deelen. Later echter inziende, dat er heden geen antwoord komen zou, en dat er hier niets verder te doen viel, drukte ik hun op het hart, goed wacht te houden, waarom zij immers gevraagd hadden. Ziende, dat het laat werd, achtte ik het het beste, naar deze stad (Mid delburg) terug te keeren, afwachtende, wat Uwe Excellentie zou gelasten. En daar de wind en het tij gunstig waren, vond ik het geraden met een „schuyt" te vertrekken en begaf mij te dien einde naar het hoofd, om me in te schepen, waar eenigen riepen, dat zij mij niet moesten laten vertrekken, en dat zij hun chef bij zich wilden houden, de boots lieden bedreigende, dat zij op hen zouden schieten. Het niet geraden vindende, dezen dag het genoemde voetvolk te doen ontsche pen, heb ik kapitein Baltazar Ozorio geroe pen, om samen te overleggen, wat voor den dienst van Z.M. het beste zou zijn. Wij acht ten het geraden, de troepen ingescheept te laten, waar de bevolking zoo weinig neiging toonde, ze op te nemen, terwijl er ook eenige Waalsche troepen waren. Wij konden hen dan naar het platteland sturen, in aanmerking nemende de hardnekkigheid van die van Vlissingen, terwijl wij niet konden weten, tot welk besluit de inwoners zouden komen. Het ergste van de zaak is, dat iedereen weet, dat zij komen zonder geld en dat zij vroegen, of men ze zou moeten voeden, waartoe zij naar hun zeggen niet bij machte zijn, het schijnt dat de bevolking „(est) en désespoir par faulte de negociation". Wat er verder moet gebeuren zal ik u zoo spoedig mogelijk mei. den, daar ik mij ook naar Zierikzee moet be geven. De kolonel van de Waalsche troepen op Walcheren 4) was niet aanwezig, maar kwam den 8en uit Gent naar Middelburg. Een ge wapende bende kwam mij op stroom tege moet, zoo schrijft deze den 14en persoonlijk aan Alva, en verzocht mij vanwege den ma gistraat voet aan wal te zetten en met hen te komen spreken. Ik deed dit, daar ik ge hoord had, dat zij mij niet naar Middelburg zouden laten gaan en dat de drie booten, d\e zij ter bewaking van den doortocht naar Ar- nemuiden, op stroom gestationneerd hadden, niemand doorlieten. Aan het hoofd komende, was er een wacht en een groote troep volks, geschut op de wallen en het volk zeer in beroeringsom migen ontvingen mij vriendelijk, anderen hoonend en ik werd met een grooten troep achter me naar het stadhuis geleid, waar de magistraat vergaderd was, even verontwaar digd en onzeker als de gemeente oproerig en barsch. De overheidspersonen toonden, zonder een woord te spreken, slechts door diepe zuchten hun innerlijke verontwaardiging. Ik zeide hun, dat ik gekomen was op hun ver zoek, om hun te vragen, wat zij wilden, maar dat zij zich moeten haasten, daar ik mij op bevel van Uwe Excellentie naar Middelburg moest begeven. Daarop verzekerden zij, dat niemand van een aan mij gezonden bood schap wist, dat zij niets meer in de stad te zeggen hadden en dat de minste der burgers er meer werd gehoorzaamd dan zij, terwijl alles in hun naam geschiedde. Hierop nam een der vier kapiteins 5) der stad het woord, zeggende, dat zij mij geroepen hadden om de opgewondenheid, waarin de stad verkeerde, en om mijn advies en raad in te winnen, mij onder veel herhalingen vertellende, wat gij reeds van den Heer van Wacken zult gehoord hebben. Ik deed alles om hen te bevredigen en de verontruste gemoederen tot rede te brengen. Ik was twee uren bezig, met dit re sultaat, dat ik hen overgehaald had, drie Waalsche vendels in te nemen, terwijl zij van andere troepen niet wilden hooren, zoodat naar mijn meening de zaak in goede banen geleid was en ik er over dacht te vertrekken, toen zij mij lieten zeggen, dat het volk mij daar wilden houden als hun hoofd, gouver neur en kapitein, en dat zij tot alle eeden van gehoorzaamheid bereid waren. Daarop ging ik naar het stadhuis terug. a aar ik hen, Gcde zij dank, door overreding en bedreigingen zoo ver kreeg, dat de kapi teins zelf met Morion aan het hoofd en „l'arquebuse au point" mij buiten de stad ge leidden, mij onder bescherming lieten gaan naar Middelburg, waar ik tegeri den middag behouden en wel aankwam, op het oogenblik dat de Heer van Wacken u wilde berichten, dat het gerucht liep, dat zii mij hadden ge vangen genomen en in Vlissingen vast hiel den. Sedert dien hebben zij na den brief aan Uwe Excellentie den magistraat gedwongen, zulk een antwoord te zenden, als Uwe Exc. zal zien in de copie, die de Heer van Wacken u zendt. 6) Gisteren 7) hebben zij de Waal sche soldaten ontwapend weggezonden. Ik verzoek u vriendelijk aan het Sas (Sas van Gent nl.) de wacht te laten houden om allen te arresteeren, die naar of uit Zeeland gaan, opdat die van Vlissingen geen bericht krijgen van de aankomst mijner soldaten. Deze moe ten zich ontschepen onder Rammekens, want een andere gelegenheid is er niet. Tot toelichting diene, dat Beauvoir in de Zuidelijke Nederlanden pogingen had gedaan, Waalsche troepen te werven, maar dat kostte heel wat moeite, daar geen oud soldaat wilde dienst nemen vóór zijn achterstallige soldij was uitbetaald. Men gebruikte liever Walen dan Spanjaarden in Zeeland, omdat zij beter het slechte klimaat konden verdragen dan de Spanjaarden, „eulx enyvrantz deux fois par jour" (zij bedronken zich dus als voorbehoed middel tegen het klimaat). Uit het bovenstaande blijkt afdoende, dat men te Vlissingen na de omwenteling het hoofd kwijt was, in dubbelen zin, of anders gezegd, men had behoefte aan een leider, die genoeg gezag had om een vast punt aan te wijzen en er te komen ook. Deze zou moeten komen uit Den Briel, waarheen tijding ge zonden was. Dat men zich voelde als een schipper zon der kompas behoeft ons niet te verbazen. De tijdgenooten en ook de vrienden onder hen waren, het er over eens, dat de Vlissingers, ruwe zeelui en visschers, eenvoudigen waren van ziel. Den 2en October 1572 schrijft Lieven de Herde, ouderling van de Hollandsche ge meente te Londen, naar Vlissingen gezonden met geld, door die gemeente voor de Vlissin gers bijeengebracht, aan den kerkeraad te Londen„ten eersten believe ulieden te we ten, hoe dat de kereke hier eerstmaei zeer flauwelick begonst, ghemerct hier het volck nae den aert der visschers ende scippers zeer wilt ende woest is, dan God hebbe lof 't be- gunst zeer te beteren daghelicx meer ende meer, het es in de hoofdkereke al gherei- nicht". 8) Den 13en September schrijft Mr. Thomas Cotton„The people and chief of the town be held as rude, simple and wilful men, hardly able to judge of their best".. 9) Intusschen, men aarzelde geen oogenblik met b-t nemen van krachtige maatregelen hoer 1 weinig ontwikkeld, stevige armen en handen hadden de stoere zeeluide citadel, voor zoover af, werd verwoest, de genie-offi cieren met hun werklieden verjaagd. 10) Geen. levende mei kon binnen komen zonder te worden gefouilleerd. Zij dreigden Middelburg en Veere, dat, waneer deze steden wel Span jaarden innamen, de sluizen zouden openge zet worden en het land onder water gezet. En deze bedreiging werd van vijandelijke zijde ernstig opgevatc'est ung maulvais peuple comme tous insulaires". 11) Toen dan ook een bode met een brief van Alva kwam. (zie boven) en deze hardop aan het volk werd voorgelezen, antwoordde men„Com ment nous ose encores le Due d'Albe escrire Qu'il Viègne luymesmes S'il fust icy nous le mangerions vif. C'est par luy et ses tyrannies que nous avons faict ce que nous avons faict". Wij zagen hierboven, dat men van over heidswege parlementairder antwoordde, zij het dan ook even beslist. Merkwaardigerwijze stuurde men het Waal sche garnizoen eerst den 13en April weg, zooals wij zagen en deze datum wordt beves tigd in een brief van Bossu van 14 April „ayans hier faict sortir les soldats wallons de la compagnie de Mr. de la Vieuville y estans en garnison, les envoyans sans leurs armes, fors leurs espées, vers le Sas" (Sas van Gent» nl.). Den 12en had men ze zich ook reeds la ten inschepen, maar door tusschenkomst van „ceulx de la loy" keerden zij terug naar hun logies". 12) Ook hier dus dezelfde aarzeling bij de overheid, waarop ik hierboven al wees. Vermoedelijk zal den 13en April de Prinsen vlag van de wallen gewaaid hebben, nadat men materieelen steun uit Den Briel had ge kregen. Hiermede ben ik aan het eind gekomen van mijn betoog, dat zich ditmaal uitsluitend ten doel stelde, na te gaan, wat in archieven te vinden was over deze voor stad en land al lergewichtigste gebeurtenis. Toch zou dit overzicht niet volledig zün, wanneer we niet nog weergaven den indruk, dien de gebeurte nis maakte op den vijand. En deze was niet gering„Ce sont (nl. Vlissingen en Den Briel) les deux plus importantz portz de mer de tout ce Pays Bas, avec la perdte des quelz est perdue la navigation et le commerce aveq l'Espaigne".... „Comment Albe se justifiera- t-il d'avoir laisser prendre Flessingue du moings est-ce le plus important de touttel la Zélande et pour la navigation de par-dega, que sera perdue pour nous, si ledict Vlis- singhe et isle se predent". Had Alva volgens de overlevering bij de inneming van Den Briel gezegd „no es nada", de tijding van Vlissingen schokte den hertog zeer „tearing the hairs of his head and beard". 13) Hoe onherstelbaar echter de schade was, kon ook Morillon niet voorzien, 't Zou weldra blijken, verbazingwekkend is het te zien welk een enorme buit uit zee telkens werd meege bracht, hoe de Schelde „de slagader van het verkeer met de Zuidelijke Nederlanden" werd toegekurkt, welk een enorme krachtsverspil ling het voor den Spanjaard werd, den kloe ken Zeeuw in zijn element te bekampen. Het partijkiezen van Vlissingen is van onberekend

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1931 | | pagina 1