EERSTE
No.2<
Uitgave: firma F. VAN OE
[angesloten I
BINNENL
teekenis van het woord. Dat de vrijgezellin
een ongehuwde vrouw is, dat behoeft niemand
meer te worden gezegd maar een vrijgezel
lin is toch nt>g meer dan dat. Zy is een onge
huwde vrouw, die haar eigen kost verdient en
een onafhankelijk bestaan lijdt. Vroeger wa
ren er óók ongehuwde vrouwen, maar het
woord vrijgezellin" werd voor haar nooit ge
bruikt omdat zij in alle opzichten géén on
afhankelijke wezens waren.
Wie meent, dat het leven van de vrijgezel
lin „op rolletjes" gaat, heeft het mis. Zij
heeft, evenals de vrijgezel, de zorg om met
haar budget uit te komen. Zij moet haar dag
zoo indeelen, dat haar alleen-wonen niet ont
aardt in een eenzaam bestaan. Haar beheer-
schingsvermogen moet zoo groot zijn, dat zij
in niets overdrijft, maar met alles de juiste
maat weet te houden, opdat zij niet, zooals
dit met op zich zelf aangewezen personen
wel meer gebeurt, een zonderling wordt. Maar
boven dit alles uit verheft zich toch het feit,
dat haar persoonlijkheid door niemand wordt
aangetast, dat geen andere dan alleen haar
eigen gedachten op haar doen en laten in
vloed hebben.
Maar iedere vrijgezellin blijft niet haar
heele leven vrijgezellin. Vroeg of laat treden
velen van haar in het huwelijk en al mag de
jonge vrouw nog zooveel houden van haar
echtgenoot, zij zal toch geenszins wenschen,
noch toestaan, dat haar persoonlijkheid wordt
voorbij gezien en zij een getrouwe copie
wordt van wat de Nederlandsche Wet „het
hoofd van het gezin" noemt. Maar bovendien
is het vrijwel onmogelijk. De vrouw, die jaren
lang tgewend is geweest zelfstandig haar weg
te gaan, in alles alleen zich zelf te raadple
gen en niemand anders dan zich. zelf reken
schap te geven van haar daden, kan zich niet
eensklaps als een onmondig kind gedragen en
voor alles wat zij van iSlan is te gaan doen
bij haar echtgenoot te rade te gaan. Dat de
echtgenoot hiermee niet altijd accoord gaat,
bewijzen de ernstige en minder ernstige bot
singen in de tegenwoordige huwelijken. Iedere
man, zelfs de meest moderne, is op zijn tijd
nog wel eens conservatief en spreekt, ge
steund door de wet, die op duidelijke wijze
zijn „martiale macht" omschrijft, zoo nu en
dan van „Wie is hier in huis de baas
Verwacht niet, geachte lezeressen, dat u
hier een oplossing zal worden geboden om
beiden partijen in het huwelijk hun persoon
lijkheid te laten behouden. Zooals bij zoo
vele dingen zal hiervan de oplossing wel ko
men als de tijd er rijp voor is, maar in ieder
geval zij gezegd, dat het voorbij zien van de
persoonlijkheid der vrouw in het huwelijk
in onzen tijd niet alleen zeer onbillijk, maar
ook in hooge mate dwaas en inconsequent
is, hetgeen voor het zakelijk inzicht van den
man, waarop deze altijd zoo prat gaat, geens
zins pleit. Want de hedendaagsche vader
kweekt bij zijn dochter persoonlijkheid, die
genegeerd wordt door een lid van zijn eigen
sexe, namelijk den man van de dochter, welke
later, op zijn beurt, eveneens zijn dochter in
de gelegenheid stelt een persoonlijkheid te
worden.
De kunst van een harmonieus huwelijks
leven ligt niet in het feit, dat de eene partij
den boventoon voert en daarbij de ander aan
zich verplicht, maar in het feit, dat beide
partijen, ieder afzonderlijk, hun persoonlijk
heid er zelfstandigheid behouden en toch,
waar het 't gezin geldt, een eenheid vormen.
Gebreide slofjes.
De tijd van warme, zachte slofjes is weer
aangebroken. „O ja", zegt de moeder, „en
daarbij de tijd, dat we weer iedere maand een
paar nieuwe pantoffeltjes voor de kinderen
kunnen koopen I"
Toch ontkennen we dit. Zeker, iedere
maand zijn wel nieuwe slofjes voor de kin
deren noodig. Men kan de kinderen nu een
maal niet op een stoel vastbinden. Zij vlie
gen, huppelen, sullen en kruipen den lieven
ganschen dag. Maar dat die slofjes altijd
moeten worden gekocht, neen, daarmee zijn
we het niet eens. Want kinderslofjes kunnen
o zoo gemakkelijk zelf gemaakt worden en
we hebben er niets anders voor noodig dan
een restje wol, dat in dezen tijd altijd wel in
ons har.dwerkmandje te vinden is.
Ons plaatje laat zoo'n slofje aan een kin
derbeentje zien en tevens hoe het gemaakt
moet worden. Als het uitslagpatroontje van
papier wordt nageknipt in de juiste maten,
behoeft het breiwerk daarnaar alleen maar
te worden afgemeten. Het breiwerk wordt
opgezet bij A. Eén recht, één averecht met
telkens een steek verspringen, geeft het sterk
ste weefsel. De schuine kanten worden ver
kregen door aan het einde van de naald tel
kens twrae steken samen te breien.
Is het breiwerk gereed, dan wordt het,
waar op de teekening de stippellijn staat aan
gegeven, dubbel gevouwen, zoodat A op A
en B op B komt, waar de zijkanten van het
weefsel met een overhandschen ^teek teza
men worden genaaid. Een koordje, waarvan
de uiteinden zijn afgemaakt in kwastjes,
wordt langs de opening van het slofje gere
gen, waarmee het slofje strak om den enkel
kan worden gesloten.
Een modeflitsje.
Nieuwe handschoenen.
Handschoenen zijn al langen tijd een toi
let-onderdeel van gewicht. Dat begon met
kapjes, die voortdurend fraaier en ingewik
kelder werden, en dat is thans al toegeko
men aan verlengstukken, die tot ver over den
elleboog reiken. Daartusschen hebben we
handschoenen, die tot aan en even over den
elleboog reiken. Meestal zijn deze lange hand
schoenen van waschleer, peau de Suède of
glacé en zij worden gedragen bij een middag-
of avondjurk zonder of met slechts half
lange mouwen.
Bijna zonder uitzondering zijn deze lange
handschoenen van wit of zwart leder. De
witte handschoenen zijn soms met zwarte
handstrepen afgewerkt, de zwarte met witte
strepen.
Een grapje van de mode Of is het een
handigheidje van de juweliers is, dat be
halve de armband, ook de ringen boven den
handschoen mogen gedragen worden. Gedis-
tingueerd staat het niet, zoodat de meeste
vrouwen zich van dit grilletje wel afzijdig
zullen houden.
Aubergines met aardappelcroquetjes.
Kalfsbiefstuk - zoete ap-peltfes - aardappelen
Beschuitje met kaas.
Aubergines met aardappelqroquetjes.
Benoodigd 4 a 5 aubergines, zout, peper, 2
eetlepels bloem en 2 eetlepels boter. Voor de
croquetjes 500 gram koude gekookte aardap
pelen, 2 eieren, zout, peper, nootmuscaat, 2
eetlepels gesmolten boter, /2 eetlepel gehakte
peterselie, paneermeel, frituurvet.
Bereiding Schil de aubergines, snijd ze in
plakken en wrijf ze in met wat peper en zout.
Wentel ze door de bloem en bak ze in de
heete boter aan weerskanten bruin. Stapel ze
in het midden van een schotel en omring ze
met de aardappelcroquetjes.
Maak voor de croquetjes de aardappelen
goed fijn. Vermeng ze met de geklopte eieren,
maar houd iets achter om er de croquetjes
vóór het bakken doorheen te wentelen, ver
volgens met het zout, de peper, de nootmus
caat, de gesmolten boter en de peterselie.
Maak van deze massa kleine rolletjes of bal
letjes, haal die door geklopt ei, wentel ze
door paneermeel, haal ze nog eens door het
ei en wentel ze nog eens door paneermeel en
bak ze in het heet gemaakte frituurvet goud-
brwii.
Garneer den'schotel met frissche takjes
peterselie.
Vragen moeten worden gericht aan de
Brievenbus dezer Courant. Anonieme brieven
komen voor beantwoording niet in
aanmerking.
Mevr. A. K. te VI. De modellen voor
monogrammen ziet u de volgende week ver
schijnen. Het heerenvest komt binnenkort aan
de beurt.
Mevr. H. de B. Wagensmeer- en teer
vlekken moeten worden ingezeept en met een
mengsel van terpentijn en water worden uit-
gewasschen.
VOOR HET KIND
Mijn Grootje.
Aan het wegje staat een huisje.
Het heeft luikjes, rood en wit.
't Heeft een vuurrood vensterbankje,
Waar een snorrend, poesje zit.
Kijk je naar dit huisje, dan
Houd je er onmidd'lijk van.
Achter 't venster zit een vrouwtje
In den warmen zonneschijn,
't Vrouwtje heeft al witte haren.
Wie of dat dan wel kan zijn 1
Wel, het is mijn Grootje-lief
En ons aller harte-dief
Tikkel-tikkel gaan de naalden,
Want mijn Grootje breit en breit.
Telkens worden wij met broekjes,
Jurken en zoo meer verblijd.
Grootje is ja eiken keer
Voor ons allen in de weer
Grootje maakt ook poppenjurken,
Fijn met strikjes en met kant,
Met borduurseltjes en strookjes,
Alles, Mes op de hand
Z'is een schat, ja werklijk waar,
O ik houd zooveel van haar
Onbedachtzame Jan.
Als lederen Zaterdagmiddag, waren de jon
gens er ook nu op uitgetrokken. Met een
voetbal natuurlijk geen echte, maar een
bundel lappen en kranten, met touw om
woeld waren ze naar het veldje achter het
bosch gegaan en hadden daar een spannenden
wedstrijd gehouden, die tot uitslag 80 kreeg.
Jan, Eduard en Gijs, die de partij vormden,
welke acht doeltjes had gemaakt, waren na
tuurlijk heel wat vroolijker gestemd dan de
verliezende party. Zingend liepen ze den weg
naar huis, en toen ze merkten, dat dit de
anderen een beetje nijdig stemde, ging hun
vroollijkheid in baldadigheid over. Met kre
ten, d'j schalden door de lucht, schopten ze
de kiezelsteentjes over den weg. „Hoera, acht
nulschreeuwde Jan telkens. „Toe maar
jongens 't Kan best zestien nul worden
en dan keek hij Henk, Ru en Gerard plagerig
aan.
Zoo kwamen ze in het dorp. Het steentje
schoppen staakten zij toen wel want zij
hadden er heelemaal geen zin in om dooi
den veldwachter opgepakt te worden wegens
het breken van spiegelruiten maar met het
zingen bleven zij voortgaan en het plagen
werd dan ook niet achterwege gelaten.
„Ru, speel je mee met den internationalen
wedstrijd riep Jan veelbeteekenend.
„Natuurlijk jö I" antwoordde Gijs voor Ru.
„Hy zorgt voor de doeltjes. Geen beter speler
dan Ru Verstraten
„Jö, houd je mond dichtkwam Ru nijdig.
„Je zult nog zoo'n speler zijn als ik I"
„Hoor datNeen, je bent een genie, zeg
Nou zal hij warempel prachtig worden Heb
jij soms voor de aardigheid' geen doeltjes ge
maakt Neen jongetje, je praat je er niet uit,
hoor Je hebt verloren en leelijk ook
„Bar leelijk viel Eduard bij, „Om je te
schamen van leelijkheid
En Jan begon opeens te zingen
„En de boeren hebben overwonnen
Hiep-hiep-hoera
Ru, Henk en Gerard lieten het vroolijke
drietal spoedig alleen. Mopperend over „die
opscheppers", mopperend ook over het lot,
dat hun dezen middag zoo ongunstig was ge
weest, slenterden zij de Spoorlaan in. Jan.
Ed en Gijs stonden op overdreven manier te
juichen.
„Daar gaan de juweelen van het elftal
lachte Ed.
„Als i.: ze zie, word ik beslist zenuwachtig
spotte Jan. Hij maakte malle bewegingen en
slaakte hooge gilletjes, waarom de twee an
deren het uitgierden van pret. Ze slingerden
over de straat, trokken elkanders pet van het
hoofd en zwiepten deze een eind de lucht in.
„Hé, wat doe jij daar riep Ed opeens.
Jan was bij een fiets blijven staan, die on
beheerd tegen een lantaarnpaal leunde. Hij
morrelde wat aan de bel, die aan het stuur
zat, en Gijs en Ed kwamen nieuwsgierig
naderbij.
„Zeg, wat doe je daar nou herhaalde Ed.
„Zie je dat niet lachte Jan. „Ik strooi
een handje aarde in de belAls degeen, van
wien de fiets hoort, nu straks gaat rijden en
wil bellen, kan hij geen beweging in de schel
krijgen."
Gijs en Eddy lachten. Dat was me een
mop Die Jan had toch altijd wat
„Pas op, daar komt iémand waarschuw
de Gijs.
Werkelijk, daar 'kwam een man .uit een
winkel, die regelrecht naar de fiets stapte.
De jongens maakten, dat zij wegkwamen en
gingen voor een winkeltje staan, net doend
alsof zij de étalage bekeken, maar in werke
lijkheid lettend op den man, die on zijn fiets
was gestapt.
„Daar gaat hij wees Eddy.
„Ik lach me een kriek als hij aanstonds wil
bellen kwam Gijs.
„Daar gaat hij den hoek om lachte Jan.
„Hoor jij wat? Ik niks Ik...."
„O gilden de jongens opeens verschrikt,
en geen wonder, want de fietser was bij den
hoek tegen een anderen fietser opgereden,
die naar den tegenovergestelden kant van den
hoek had willen omslaan, met het gevolg, dat
beiden op den grond getuimeld waren.
Kinderen renden er naar toe en ook ons
drietal spoedde zich naar de plaats des on-
heils.
,,'t Is geen manierriep boos de man, die
was aangereden en nu van den grond op
krabbelde. „U had moeten bellen toen u den
hoek om reed
„Dat had ik ook "willen doen, maar er ha
pert schijnbaar iets aan mijn belwierp de
ander tegen.
„Dan is het onverantwoordelijk om nog te
fietsen
„Maar ik wist het niet, meneer. Ik meende,
dat mijn bel volmaakt in orde was. 't Spijt
me heel erg."
„Nou ja," bromde de ander, ,,'t oude praat
je, dat kennen we
Met een boos gezicht sprong hij weer op
zijn fiets, die door de tuimeling gelukkig niets
had geleden, en reed verder.
Ook van den ander was de fiets er zonder
„kleer-scheuren" afgekomen. Maar wat was
er toch aan die bel Dat móest hy eerst eens
even onderzoeken. „Kom jongens, ga eens uit
den weg zei hij tot de kinderen, die om
hem heen drongen. „Wel vriend, wat is er
Dit laatste was tot Jan, die naar voren was
gekomen en beleefd zijn pet had afgenomen.
„Meneermemeneersta
melde hy met een kleur als vuur. „Meneer
ik weet wel wat erwat er met uw
bel is."
„Hè riep de meneer verbaasd. Maar plot
seling scheen hem een licht op te gaan. „O
wacht eens," zei hy, „ben jij niet die jon
gen die straks aan myn fiets stond te mor
relen
„Ja meneerzei Jan, zoo mogelyk
nog rooder wordend, „Ik.ik heb er aarde
in gedaan
„Wat zeg je daar?" riep de ander ver
bluft. Hij onderzocht de bel eens. Hy scheen
aan de waarheid van Jan's woorden nog te
twyfelen. Maar ja, het was zoo. De bel zat
vol zand en aarde. Aan het klepeltje was
geen verwikken of verwegen aan. Nu werd
ook de meneer rood, maar het was van ver
ontwaardiging. Een blik op Jan's gezicht deed
hem echter de booze woorden op zyn lippen
terugdringen.
„Ik vind het kranig van je," zei hij einde-
lyk, „dat je zoo rond voor je daad uitkomt,
en daarom kan ik, eerlyk gezegd, niet goed
begrijpen waarom je zoo ietszoo iets
ja, laat ik het maar zeggen zoo iets gemeens
hebt kunnen doen. 't Is, dat alles nu nog goed
is afgeloopên, maar denk eens aan wat er
had kunnen gebeurenDe fietsen hadden
kapot kunnen zijn en wij zelf hadden ons
leelyk kunnen bezeeren."'
„Daar heb ik niet aan gedacht, meneer,"
zei Jan, en hy meende het.
„Ja, zoo gaat het met jullie, jongens. De
meeste dingen doen jullie ondoordacht. Aan
den eenen kant is dit wel prettig, want het is
aangenamer te weten, dat iets leelijks on
doordacht is gebeurd dan met opzet. Maar
aan den anderen kant kan het toch rare ge
volgen hebben. Probeer dus de dingen maar
voortaan met bedachtzaamheid te doen en
eerst aan mogelijke gevolgen te denken vóór
je tot handelen overgaat."
„Ja meneer," zei Jan, „dat beloof ik u."
„Mooi zoo," zei de meneer. „Dan ga ik er
nu gauw vandoor. Loopen kost meer tyd dan
fietsen."
„Loopen
.„Ja zeker. Ik kan nu immers niet fietsen
als ik weet, dat ik myn bel niet kan gebrui
ken Dat is het gevaar moedwillig tarten.
Thuis zal ik haar van 't stuur afschroeven en
schoonmaken."
„Ook dat nog zuchtte Jan.
De meneer schoot in een lach. „Ja vriend,
zoo zie je eens hoe vèr-strekkend je daad nog
is. Reden te meer om je aan de gedane be
loften te houden, hè
„Daar kunt u van op aan, meneer," zei
Jan, en Eddy en Gys knikten, want ook zij
hadden zich voorgenomen om, wat Jan had
gedaan, nimmer als voorbeeld te zullen
nemen.
Zoo'n verstrooide professor
„Vertel u eens," sprak laatst
Professor Van der Meer,
„Bezit u nog wel broers
„Ja zeker wel, meneer.
Ik heb", zei de student,
„Een broer van twintig jaar,
En Clara is mijn zus,
Die kent u wel, nietwaar
„Ja zeker," zei de Prof,
„Ik ken uw zuster goed.
Ik heb haarlaat eens zien
Nog gisteren ontmoet.
Maar hé, hoe kan dat nu
Zo zei toch op een keer
Toen ik haar er naar vroeg
Ik heb twéé broers, meneer
't Heerlijk avondje is gekomen
Misschien denk je wel, dat we met den
datum heelemaal in de war zijn, hè Laten
we jullie dan maar gauw gerust stellen. We
zijn heelemaal niet in de war. We weten best,
dat „het heerlijk avondje" nog niet gekomen
is, maar we zeggen maar zoo„Heerlyke
avondjes komen niet vanzelf tot stand Als
we niet vooraf zorgen voor iets byzonders,
zal de avond van vijf December een avond
zijn als alle andere avonden. Daarom begin
nen we er al over te spreken als op den ka
lender nog pas „October" staat.
Maarmet spreken alleen komen we
niet ver. Daarom steken we ook nog de han
den uit de mouwen en gaan knutselen en
handwerken, opdat we op het heerlijke
avondje van vijf December vader, moeder,
oma, grootpa, tante, oom, mevrouw-boven,
meneer-beneden en iedereen, waarvan we
heel veel houden, met iets moois kunnen
verrassen.
Om dan maar dadelijk te beginnenWat
zeggen jullie van dit leuke peper- en zout-
stelletje Als je een figuurzaag bezit, kun je
het maken van een leeg sigaren-kistje, met
behulp van wat ripolin. Je hebt alleen maar
het deksel of een der zywanden van het si
garen-kistje noodig. Hierop calceer je, met
behulp van een stukje calceer-papier, eerst
het poppetje, dat je op de teekening ziet. Je
zaagt het daarna uit en vervolgens kleur je
het met ripolin. Jas en muts maak je wit,
want het poppetje stelt een kok voor. Het
gezichtje kleur je roze en met wat Oost-In-
dischen inkt geef je oogen, neus, mond en
haren aan. Ook de knoopen op de jas maak
jè met inkt zwart. Op de papieren, die uit de
jaszakken komen glu-en, teeken je de woord
jes „Recepten" en „Kookboek", dat staat ge
leerd.
Daarna zaag je een rechthoekig plankje.
Dit plankje druk je tegen het poppetje aan,
terwyl de witte lak van het jasje nog nat is.
Het plankje komt dan stevig vast te zitten.
Het plankje rust op tafel en het poppetje
saat rechtop. Langs de drie zijkanten van het
plankje maak je een smal richeltje. Die
richeltjes zet je vast als je het plankje wit
lakt. De richeltjes lak je natuurlyk ook wit.
Als je nu een dikken spaarpot hebt, koop
je een zout- en een peperstrooiertje. Je kunt
ze net zoo klein krygen als op de teekening
is afgebeeld. Die twee lilliputterige strooier-
tjes zet je dan op het blaadje en je zult eens
zien wat een leuk geheel je dan hebt. De-
geen, d-'e het van je krijgt, zet het vast by
eiken maaltyd op tafel.
Slobkousjes voor de pop.
Hebben jullie nog van het oude paar kou
sen, waarvan we de vorige week een
mutsje en een cape hebben gemaakt, de
tweede bewaard Mooi, dan gaan we daar
nu een paar slobkousjes van maken. O, dat is
heelemaal niet moeilijk, hoor Kyk maar
eens aandachtig naar het plaatje. Dat geeft
duidelijk den vorm van het open gelegde
slobkousje. Dit modelletje knip je tweemaal
uit de kous, natuurlijk nadat je eerst de maat
hebt genomen.
Bovenaan maak je een breeden zoom de
zykanten en den onderkant maak je af met
een smal zoompje. Aan den eenen zijkant
BONNEMENTSPRIJS
[ranco door het geheele r
landen bij wekeiijksci
£)e abonné's in 't bezit e<
oiis, zijn GRATIS ve
crd tegen ongelukken vt
naai je kleine knoopjes, aan den anderen zy-
kant maak je lusjes, die je netjes feston
neert. Dat kun je zeker wel, is 't niet
Tot slot naai je aan weerszijden van het
ronde voor voet je een elastiekje, dat onder het
poppenschoentje valt.
Ons leuk Raadselhoekje.
Het komt zeker door het prachtige weer,
dat er zoo weinig raadselbriefjes zyn, hè Nu,
't is dan ook eigenlyk wel veel prettiger om
nu nog buiten te spelen of te fietsen, dan in
huis te zitten.
Luister eens wie er 5 goede antwoorden
hebben ingestuurd. Het zyn Jo Poppe B.
van der Hof Mien Stroo Wia van Wijnen
Tilly van der Slikke Bob He'gboer.
4 goede antwoorden stuurden Mies Smits
en Toos Sohier.
De oplossingen zijn
1. De letter E.
2. De letters W en D.
3. Na gedanen arbeid is het zoet rusten.
4. Michiel de Ruiter.
5. Grootvader (goot-vat-roet-rad).
Wie stuurt de oplossingen in van de nieuwe
raadsels Ze moeten weer uiterlyk Dinsdag
avond aan het bureau van de krant zyn. Op
de enveloppe of het netjes dichtgevouwen
briefje moet staanAan ons leuk Raadsel
hoekje, de Vlissingsche Courant te Vlissingen.
1. Vervang de stipjes door klinkers en je
krijgt c^n bekend spreekwoord.
W.. h.t .nd.rst. ,.t d. k.n w.l
krijgt h.t d.ks.l .p d.n n..s
(Ingezonden door Gien Bicker.)
2. Maak uit de volgende letters den naam
van een visch wjbeaaluk.
3. Het geheel bestaat uit 10 letters en is
een plaats in Limburg.
1-2-3-4 is een roofvogel.
2-4-5-6 is een stad in Duitschland.
7-9-8-10 is over rivieren en kanalen ge
bouwd.
4. Het geheel bestaat uit 3 lettergrepen en
is iemand, die met naald en draad altijd bezig
is. Het eerste deel staat 's middags by het
eten op tafelmyn tweede deel is een be
paling van tydmijn derde deel staat
's avonds vaak aan den hemel.
(Alle ingezonden door Mien Stroo.)
5. X.. zit aan een wagen.
X.. is een slangachtige visch.
X.. staat zomers op den akker.
X.. heeft ieder huis.
X.. draagt vader.
X.. is een getal.
X.. wordt op school gebruikt.
X». staat in het rekenboek.
Op de kruisjesiyn komt de naam te staan
van iets, waar we ons graag mee ophouden.
(Ingezonden door Wia van Wynen.)
Ons gezellig Brlevenhoekje.
Duinviooltje. Ja, dat zal wel beeldig
staan, 't Is maar te hopen, dat als het kleed
eenmaal op de theetafel ligt, niemand zoo
dom is om er een kopje thee of een kannetje
melk overheen te laten duikelen, hè? Wat
heb je een aardige raadsels bedachtFlink
zoo
Verge t my nietje. Hè, wat akelig die
hoofdpyn. is het nu weer over 'k Hoop het
maar. Anders maar eiken avond vroeg naar
bed, dat helpt heusch wel. Wat zoa ik graag
dat jurkje eens willen zien. Wit met roze?
Beelderig Ik heb van de week ook iets van
wit en roze gemaakt. Een gebreid sjaaltje
voor het poppenkind van een nichtje van me.
't Is erg lief geworden. Ik ga er nog een
mutsje ook by maken. Hoe ziet jouw popje er
uit?
Lezeresje. Waar zitten mijn gedachten,
hè Fyn, dat je dat allemaal leert. Heb Je
er geen last van, dat je al die lessen door
elkaar haalt, en bijvoorbeeld in een Fransche
thema „Yes Mother" en in een Engelsche
„Qui maman" schrijft 't Is my vroeger wel
eens gebeurd, hoor; Ik ben bly, dat je de
waarde inziet van een zelf gemaakt presentje.
Binnenkort komt het presentje in de krant,
dat jy van plan bent te gaan maken. Toe
vallig, hè
Dit nummer bestaat
-
Postcheque- en gh
Aan het verslag over 1929
|v»n den postcheque- en
icht aan den ministei
Wijkt dat sedert de her
l?nsfc de uitbreiding telke
w>rden vastgesteld en ook
j»ar in belangryke mate is
Seen het aantal postreke
bruik van de rekeningen
omzet namen weder toe.
Het aantal postrekeninger
van 1929, 139282 bedragende
dat jaar met 15438 nieuwe r
teven werden 3423 rekennir
December 151.297 of 12.0:
j^ren dan bij den aanvang
ttiddeld bedroeg de verme
I ntal rekeningen per maar
1928.
Van de genoemde 151297
iren er 150165 in Nederla
dië, 259 in West-Indië
tet buitenland.
Het aantal boekingen op
(eg in vergelijking met 19]
De geldeiyke omzet
110.072.342.596 en in 192
"dus 10.3 meer,
1 Behalve uit deze cyfers bl
de beteekenis van dezen
I middelden per rekening.
Het conflict in de 1
De rijksbemiddelaar, mr.
geft de partyen, welke
!t dreigend conflict in 1
|f, opgeroepen voor ee
insdag 22 October in he
dam en wel de werkgev
itends en de werknemer;
Het standpu
I Het „Hbld." heeft den
Mgem. Ned. Typografenboj
I ter van de arbeidersa
Snferentie met de werkge
van der Wal, desgevraagd
|n stand van zaken in h
filet, van werknemersstandj
j|n te zetten. Het blad ste:
I vraag
j„Acht gy het uitbreken v
liking in het belang van
„Neen, zeker niet
bet bedryf antwoordde
Wal. „Juist déArom,,
lebben de arbeidersvert
h t mogelyke gedaan om
ftrs tot overeenstemming
[In tegenstelling met de
I rgehjke onderhandeling!
Iloopende contract artikel I
lining te onderwerpen, we|
jj nwoordigers der patro
Wrst de loonkwestie in hel
ZIJ kwamen op grond ve
tot de conclusie dat de lo<
den verlaagd zonder daq
I risverlaging kon worden
R?enover stelden de arbeL
I Sers het feit dat in 1923|
|m cents was verlaagd,
twee centen. Gezien
tóestand in het drukkerybi
eenig herstel van dat
JOeci mogelijk was.
E Dientengevolge werd, v<
tj rvlewde, onzerzyds gevre
I eene loonsverhooging
plus vermindering vai
«assen van zeven op zes.
Uirloon in al die klassen,
*tó (Amsterdam) nogmasl
•flteen, in totaal dus met v
°P Dinsdag 9 Septeml
t 8 van de eerste byee|
|>tte door de werkgeversv
di0 loonsverlaging eert I
%d achtten, pertinent gei
y n staan op loonsverhoog
r2ijds bevestigend werd
n de afgevaardigden d<
"aten doelloosde eerst
tarop uiteen.
De daardoor ontstane t
'h beide partyen bevred
to verschillende zyden w
iputatie's weer aan de
lenigen. De bemoeiinge
'h eenige particuliere
een resultaatde pat:
•er Lonkhuyzen, hakt»