EERSTE No.2< Uitgave: firma F. VAN OE [angesloten I BINNENL teekenis van het woord. Dat de vrijgezellin een ongehuwde vrouw is, dat behoeft niemand meer te worden gezegd maar een vrijgezel lin is toch nt>g meer dan dat. Zy is een onge huwde vrouw, die haar eigen kost verdient en een onafhankelijk bestaan lijdt. Vroeger wa ren er óók ongehuwde vrouwen, maar het woord vrijgezellin" werd voor haar nooit ge bruikt omdat zij in alle opzichten géén on afhankelijke wezens waren. Wie meent, dat het leven van de vrijgezel lin „op rolletjes" gaat, heeft het mis. Zij heeft, evenals de vrijgezel, de zorg om met haar budget uit te komen. Zij moet haar dag zoo indeelen, dat haar alleen-wonen niet ont aardt in een eenzaam bestaan. Haar beheer- schingsvermogen moet zoo groot zijn, dat zij in niets overdrijft, maar met alles de juiste maat weet te houden, opdat zij niet, zooals dit met op zich zelf aangewezen personen wel meer gebeurt, een zonderling wordt. Maar boven dit alles uit verheft zich toch het feit, dat haar persoonlijkheid door niemand wordt aangetast, dat geen andere dan alleen haar eigen gedachten op haar doen en laten in vloed hebben. Maar iedere vrijgezellin blijft niet haar heele leven vrijgezellin. Vroeg of laat treden velen van haar in het huwelijk en al mag de jonge vrouw nog zooveel houden van haar echtgenoot, zij zal toch geenszins wenschen, noch toestaan, dat haar persoonlijkheid wordt voorbij gezien en zij een getrouwe copie wordt van wat de Nederlandsche Wet „het hoofd van het gezin" noemt. Maar bovendien is het vrijwel onmogelijk. De vrouw, die jaren lang tgewend is geweest zelfstandig haar weg te gaan, in alles alleen zich zelf te raadple gen en niemand anders dan zich. zelf reken schap te geven van haar daden, kan zich niet eensklaps als een onmondig kind gedragen en voor alles wat zij van iSlan is te gaan doen bij haar echtgenoot te rade te gaan. Dat de echtgenoot hiermee niet altijd accoord gaat, bewijzen de ernstige en minder ernstige bot singen in de tegenwoordige huwelijken. Iedere man, zelfs de meest moderne, is op zijn tijd nog wel eens conservatief en spreekt, ge steund door de wet, die op duidelijke wijze zijn „martiale macht" omschrijft, zoo nu en dan van „Wie is hier in huis de baas Verwacht niet, geachte lezeressen, dat u hier een oplossing zal worden geboden om beiden partijen in het huwelijk hun persoon lijkheid te laten behouden. Zooals bij zoo vele dingen zal hiervan de oplossing wel ko men als de tijd er rijp voor is, maar in ieder geval zij gezegd, dat het voorbij zien van de persoonlijkheid der vrouw in het huwelijk in onzen tijd niet alleen zeer onbillijk, maar ook in hooge mate dwaas en inconsequent is, hetgeen voor het zakelijk inzicht van den man, waarop deze altijd zoo prat gaat, geens zins pleit. Want de hedendaagsche vader kweekt bij zijn dochter persoonlijkheid, die genegeerd wordt door een lid van zijn eigen sexe, namelijk den man van de dochter, welke later, op zijn beurt, eveneens zijn dochter in de gelegenheid stelt een persoonlijkheid te worden. De kunst van een harmonieus huwelijks leven ligt niet in het feit, dat de eene partij den boventoon voert en daarbij de ander aan zich verplicht, maar in het feit, dat beide partijen, ieder afzonderlijk, hun persoonlijk heid er zelfstandigheid behouden en toch, waar het 't gezin geldt, een eenheid vormen. Gebreide slofjes. De tijd van warme, zachte slofjes is weer aangebroken. „O ja", zegt de moeder, „en daarbij de tijd, dat we weer iedere maand een paar nieuwe pantoffeltjes voor de kinderen kunnen koopen I" Toch ontkennen we dit. Zeker, iedere maand zijn wel nieuwe slofjes voor de kin deren noodig. Men kan de kinderen nu een maal niet op een stoel vastbinden. Zij vlie gen, huppelen, sullen en kruipen den lieven ganschen dag. Maar dat die slofjes altijd moeten worden gekocht, neen, daarmee zijn we het niet eens. Want kinderslofjes kunnen o zoo gemakkelijk zelf gemaakt worden en we hebben er niets anders voor noodig dan een restje wol, dat in dezen tijd altijd wel in ons har.dwerkmandje te vinden is. Ons plaatje laat zoo'n slofje aan een kin derbeentje zien en tevens hoe het gemaakt moet worden. Als het uitslagpatroontje van papier wordt nageknipt in de juiste maten, behoeft het breiwerk daarnaar alleen maar te worden afgemeten. Het breiwerk wordt opgezet bij A. Eén recht, één averecht met telkens een steek verspringen, geeft het sterk ste weefsel. De schuine kanten worden ver kregen door aan het einde van de naald tel kens twrae steken samen te breien. Is het breiwerk gereed, dan wordt het, waar op de teekening de stippellijn staat aan gegeven, dubbel gevouwen, zoodat A op A en B op B komt, waar de zijkanten van het weefsel met een overhandschen ^teek teza men worden genaaid. Een koordje, waarvan de uiteinden zijn afgemaakt in kwastjes, wordt langs de opening van het slofje gere gen, waarmee het slofje strak om den enkel kan worden gesloten. Een modeflitsje. Nieuwe handschoenen. Handschoenen zijn al langen tijd een toi let-onderdeel van gewicht. Dat begon met kapjes, die voortdurend fraaier en ingewik kelder werden, en dat is thans al toegeko men aan verlengstukken, die tot ver over den elleboog reiken. Daartusschen hebben we handschoenen, die tot aan en even over den elleboog reiken. Meestal zijn deze lange hand schoenen van waschleer, peau de Suède of glacé en zij worden gedragen bij een middag- of avondjurk zonder of met slechts half lange mouwen. Bijna zonder uitzondering zijn deze lange handschoenen van wit of zwart leder. De witte handschoenen zijn soms met zwarte handstrepen afgewerkt, de zwarte met witte strepen. Een grapje van de mode Of is het een handigheidje van de juweliers is, dat be halve de armband, ook de ringen boven den handschoen mogen gedragen worden. Gedis- tingueerd staat het niet, zoodat de meeste vrouwen zich van dit grilletje wel afzijdig zullen houden. Aubergines met aardappelcroquetjes. Kalfsbiefstuk - zoete ap-peltfes - aardappelen Beschuitje met kaas. Aubergines met aardappelqroquetjes. Benoodigd 4 a 5 aubergines, zout, peper, 2 eetlepels bloem en 2 eetlepels boter. Voor de croquetjes 500 gram koude gekookte aardap pelen, 2 eieren, zout, peper, nootmuscaat, 2 eetlepels gesmolten boter, /2 eetlepel gehakte peterselie, paneermeel, frituurvet. Bereiding Schil de aubergines, snijd ze in plakken en wrijf ze in met wat peper en zout. Wentel ze door de bloem en bak ze in de heete boter aan weerskanten bruin. Stapel ze in het midden van een schotel en omring ze met de aardappelcroquetjes. Maak voor de croquetjes de aardappelen goed fijn. Vermeng ze met de geklopte eieren, maar houd iets achter om er de croquetjes vóór het bakken doorheen te wentelen, ver volgens met het zout, de peper, de nootmus caat, de gesmolten boter en de peterselie. Maak van deze massa kleine rolletjes of bal letjes, haal die door geklopt ei, wentel ze door paneermeel, haal ze nog eens door het ei en wentel ze nog eens door paneermeel en bak ze in het heet gemaakte frituurvet goud- brwii. Garneer den'schotel met frissche takjes peterselie. Vragen moeten worden gericht aan de Brievenbus dezer Courant. Anonieme brieven komen voor beantwoording niet in aanmerking. Mevr. A. K. te VI. De modellen voor monogrammen ziet u de volgende week ver schijnen. Het heerenvest komt binnenkort aan de beurt. Mevr. H. de B. Wagensmeer- en teer vlekken moeten worden ingezeept en met een mengsel van terpentijn en water worden uit- gewasschen. VOOR HET KIND Mijn Grootje. Aan het wegje staat een huisje. Het heeft luikjes, rood en wit. 't Heeft een vuurrood vensterbankje, Waar een snorrend, poesje zit. Kijk je naar dit huisje, dan Houd je er onmidd'lijk van. Achter 't venster zit een vrouwtje In den warmen zonneschijn, 't Vrouwtje heeft al witte haren. Wie of dat dan wel kan zijn 1 Wel, het is mijn Grootje-lief En ons aller harte-dief Tikkel-tikkel gaan de naalden, Want mijn Grootje breit en breit. Telkens worden wij met broekjes, Jurken en zoo meer verblijd. Grootje is ja eiken keer Voor ons allen in de weer Grootje maakt ook poppenjurken, Fijn met strikjes en met kant, Met borduurseltjes en strookjes, Alles, Mes op de hand Z'is een schat, ja werklijk waar, O ik houd zooveel van haar Onbedachtzame Jan. Als lederen Zaterdagmiddag, waren de jon gens er ook nu op uitgetrokken. Met een voetbal natuurlijk geen echte, maar een bundel lappen en kranten, met touw om woeld waren ze naar het veldje achter het bosch gegaan en hadden daar een spannenden wedstrijd gehouden, die tot uitslag 80 kreeg. Jan, Eduard en Gijs, die de partij vormden, welke acht doeltjes had gemaakt, waren na tuurlijk heel wat vroolijker gestemd dan de verliezende party. Zingend liepen ze den weg naar huis, en toen ze merkten, dat dit de anderen een beetje nijdig stemde, ging hun vroollijkheid in baldadigheid over. Met kre ten, d'j schalden door de lucht, schopten ze de kiezelsteentjes over den weg. „Hoera, acht nulschreeuwde Jan telkens. „Toe maar jongens 't Kan best zestien nul worden en dan keek hij Henk, Ru en Gerard plagerig aan. Zoo kwamen ze in het dorp. Het steentje schoppen staakten zij toen wel want zij hadden er heelemaal geen zin in om dooi den veldwachter opgepakt te worden wegens het breken van spiegelruiten maar met het zingen bleven zij voortgaan en het plagen werd dan ook niet achterwege gelaten. „Ru, speel je mee met den internationalen wedstrijd riep Jan veelbeteekenend. „Natuurlijk jö I" antwoordde Gijs voor Ru. „Hy zorgt voor de doeltjes. Geen beter speler dan Ru Verstraten „Jö, houd je mond dichtkwam Ru nijdig. „Je zult nog zoo'n speler zijn als ik I" „Hoor datNeen, je bent een genie, zeg Nou zal hij warempel prachtig worden Heb jij soms voor de aardigheid' geen doeltjes ge maakt Neen jongetje, je praat je er niet uit, hoor Je hebt verloren en leelijk ook „Bar leelijk viel Eduard bij, „Om je te schamen van leelijkheid En Jan begon opeens te zingen „En de boeren hebben overwonnen Hiep-hiep-hoera Ru, Henk en Gerard lieten het vroolijke drietal spoedig alleen. Mopperend over „die opscheppers", mopperend ook over het lot, dat hun dezen middag zoo ongunstig was ge weest, slenterden zij de Spoorlaan in. Jan. Ed en Gijs stonden op overdreven manier te juichen. „Daar gaan de juweelen van het elftal lachte Ed. „Als i.: ze zie, word ik beslist zenuwachtig spotte Jan. Hij maakte malle bewegingen en slaakte hooge gilletjes, waarom de twee an deren het uitgierden van pret. Ze slingerden over de straat, trokken elkanders pet van het hoofd en zwiepten deze een eind de lucht in. „Hé, wat doe jij daar riep Ed opeens. Jan was bij een fiets blijven staan, die on beheerd tegen een lantaarnpaal leunde. Hij morrelde wat aan de bel, die aan het stuur zat, en Gijs en Ed kwamen nieuwsgierig naderbij. „Zeg, wat doe je daar nou herhaalde Ed. „Zie je dat niet lachte Jan. „Ik strooi een handje aarde in de belAls degeen, van wien de fiets hoort, nu straks gaat rijden en wil bellen, kan hij geen beweging in de schel krijgen." Gijs en Eddy lachten. Dat was me een mop Die Jan had toch altijd wat „Pas op, daar komt iémand waarschuw de Gijs. Werkelijk, daar 'kwam een man .uit een winkel, die regelrecht naar de fiets stapte. De jongens maakten, dat zij wegkwamen en gingen voor een winkeltje staan, net doend alsof zij de étalage bekeken, maar in werke lijkheid lettend op den man, die on zijn fiets was gestapt. „Daar gaat hij wees Eddy. „Ik lach me een kriek als hij aanstonds wil bellen kwam Gijs. „Daar gaat hij den hoek om lachte Jan. „Hoor jij wat? Ik niks Ik...." „O gilden de jongens opeens verschrikt, en geen wonder, want de fietser was bij den hoek tegen een anderen fietser opgereden, die naar den tegenovergestelden kant van den hoek had willen omslaan, met het gevolg, dat beiden op den grond getuimeld waren. Kinderen renden er naar toe en ook ons drietal spoedde zich naar de plaats des on- heils. ,,'t Is geen manierriep boos de man, die was aangereden en nu van den grond op krabbelde. „U had moeten bellen toen u den hoek om reed „Dat had ik ook "willen doen, maar er ha pert schijnbaar iets aan mijn belwierp de ander tegen. „Dan is het onverantwoordelijk om nog te fietsen „Maar ik wist het niet, meneer. Ik meende, dat mijn bel volmaakt in orde was. 't Spijt me heel erg." „Nou ja," bromde de ander, ,,'t oude praat je, dat kennen we Met een boos gezicht sprong hij weer op zijn fiets, die door de tuimeling gelukkig niets had geleden, en reed verder. Ook van den ander was de fiets er zonder „kleer-scheuren" afgekomen. Maar wat was er toch aan die bel Dat móest hy eerst eens even onderzoeken. „Kom jongens, ga eens uit den weg zei hij tot de kinderen, die om hem heen drongen. „Wel vriend, wat is er Dit laatste was tot Jan, die naar voren was gekomen en beleefd zijn pet had afgenomen. „Meneermemeneersta melde hy met een kleur als vuur. „Meneer ik weet wel wat erwat er met uw bel is." „Hè riep de meneer verbaasd. Maar plot seling scheen hem een licht op te gaan. „O wacht eens," zei hy, „ben jij niet die jon gen die straks aan myn fiets stond te mor relen „Ja meneerzei Jan, zoo mogelyk nog rooder wordend, „Ik.ik heb er aarde in gedaan „Wat zeg je daar?" riep de ander ver bluft. Hij onderzocht de bel eens. Hy scheen aan de waarheid van Jan's woorden nog te twyfelen. Maar ja, het was zoo. De bel zat vol zand en aarde. Aan het klepeltje was geen verwikken of verwegen aan. Nu werd ook de meneer rood, maar het was van ver ontwaardiging. Een blik op Jan's gezicht deed hem echter de booze woorden op zyn lippen terugdringen. „Ik vind het kranig van je," zei hij einde- lyk, „dat je zoo rond voor je daad uitkomt, en daarom kan ik, eerlyk gezegd, niet goed begrijpen waarom je zoo ietszoo iets ja, laat ik het maar zeggen zoo iets gemeens hebt kunnen doen. 't Is, dat alles nu nog goed is afgeloopên, maar denk eens aan wat er had kunnen gebeurenDe fietsen hadden kapot kunnen zijn en wij zelf hadden ons leelyk kunnen bezeeren."' „Daar heb ik niet aan gedacht, meneer," zei Jan, en hy meende het. „Ja, zoo gaat het met jullie, jongens. De meeste dingen doen jullie ondoordacht. Aan den eenen kant is dit wel prettig, want het is aangenamer te weten, dat iets leelijks on doordacht is gebeurd dan met opzet. Maar aan den anderen kant kan het toch rare ge volgen hebben. Probeer dus de dingen maar voortaan met bedachtzaamheid te doen en eerst aan mogelijke gevolgen te denken vóór je tot handelen overgaat." „Ja meneer," zei Jan, „dat beloof ik u." „Mooi zoo," zei de meneer. „Dan ga ik er nu gauw vandoor. Loopen kost meer tyd dan fietsen." „Loopen .„Ja zeker. Ik kan nu immers niet fietsen als ik weet, dat ik myn bel niet kan gebrui ken Dat is het gevaar moedwillig tarten. Thuis zal ik haar van 't stuur afschroeven en schoonmaken." „Ook dat nog zuchtte Jan. De meneer schoot in een lach. „Ja vriend, zoo zie je eens hoe vèr-strekkend je daad nog is. Reden te meer om je aan de gedane be loften te houden, hè „Daar kunt u van op aan, meneer," zei Jan, en Eddy en Gys knikten, want ook zij hadden zich voorgenomen om, wat Jan had gedaan, nimmer als voorbeeld te zullen nemen. Zoo'n verstrooide professor „Vertel u eens," sprak laatst Professor Van der Meer, „Bezit u nog wel broers „Ja zeker wel, meneer. Ik heb", zei de student, „Een broer van twintig jaar, En Clara is mijn zus, Die kent u wel, nietwaar „Ja zeker," zei de Prof, „Ik ken uw zuster goed. Ik heb haarlaat eens zien Nog gisteren ontmoet. Maar hé, hoe kan dat nu Zo zei toch op een keer Toen ik haar er naar vroeg Ik heb twéé broers, meneer 't Heerlijk avondje is gekomen Misschien denk je wel, dat we met den datum heelemaal in de war zijn, hè Laten we jullie dan maar gauw gerust stellen. We zijn heelemaal niet in de war. We weten best, dat „het heerlijk avondje" nog niet gekomen is, maar we zeggen maar zoo„Heerlyke avondjes komen niet vanzelf tot stand Als we niet vooraf zorgen voor iets byzonders, zal de avond van vijf December een avond zijn als alle andere avonden. Daarom begin nen we er al over te spreken als op den ka lender nog pas „October" staat. Maarmet spreken alleen komen we niet ver. Daarom steken we ook nog de han den uit de mouwen en gaan knutselen en handwerken, opdat we op het heerlijke avondje van vijf December vader, moeder, oma, grootpa, tante, oom, mevrouw-boven, meneer-beneden en iedereen, waarvan we heel veel houden, met iets moois kunnen verrassen. Om dan maar dadelijk te beginnenWat zeggen jullie van dit leuke peper- en zout- stelletje Als je een figuurzaag bezit, kun je het maken van een leeg sigaren-kistje, met behulp van wat ripolin. Je hebt alleen maar het deksel of een der zywanden van het si garen-kistje noodig. Hierop calceer je, met behulp van een stukje calceer-papier, eerst het poppetje, dat je op de teekening ziet. Je zaagt het daarna uit en vervolgens kleur je het met ripolin. Jas en muts maak je wit, want het poppetje stelt een kok voor. Het gezichtje kleur je roze en met wat Oost-In- dischen inkt geef je oogen, neus, mond en haren aan. Ook de knoopen op de jas maak jè met inkt zwart. Op de papieren, die uit de jaszakken komen glu-en, teeken je de woord jes „Recepten" en „Kookboek", dat staat ge leerd. Daarna zaag je een rechthoekig plankje. Dit plankje druk je tegen het poppetje aan, terwyl de witte lak van het jasje nog nat is. Het plankje komt dan stevig vast te zitten. Het plankje rust op tafel en het poppetje saat rechtop. Langs de drie zijkanten van het plankje maak je een smal richeltje. Die richeltjes zet je vast als je het plankje wit lakt. De richeltjes lak je natuurlyk ook wit. Als je nu een dikken spaarpot hebt, koop je een zout- en een peperstrooiertje. Je kunt ze net zoo klein krygen als op de teekening is afgebeeld. Die twee lilliputterige strooier- tjes zet je dan op het blaadje en je zult eens zien wat een leuk geheel je dan hebt. De- geen, d-'e het van je krijgt, zet het vast by eiken maaltyd op tafel. Slobkousjes voor de pop. Hebben jullie nog van het oude paar kou sen, waarvan we de vorige week een mutsje en een cape hebben gemaakt, de tweede bewaard Mooi, dan gaan we daar nu een paar slobkousjes van maken. O, dat is heelemaal niet moeilijk, hoor Kyk maar eens aandachtig naar het plaatje. Dat geeft duidelijk den vorm van het open gelegde slobkousje. Dit modelletje knip je tweemaal uit de kous, natuurlijk nadat je eerst de maat hebt genomen. Bovenaan maak je een breeden zoom de zykanten en den onderkant maak je af met een smal zoompje. Aan den eenen zijkant BONNEMENTSPRIJS [ranco door het geheele r landen bij wekeiijksci £)e abonné's in 't bezit e< oiis, zijn GRATIS ve crd tegen ongelukken vt naai je kleine knoopjes, aan den anderen zy- kant maak je lusjes, die je netjes feston neert. Dat kun je zeker wel, is 't niet Tot slot naai je aan weerszijden van het ronde voor voet je een elastiekje, dat onder het poppenschoentje valt. Ons leuk Raadselhoekje. Het komt zeker door het prachtige weer, dat er zoo weinig raadselbriefjes zyn, hè Nu, 't is dan ook eigenlyk wel veel prettiger om nu nog buiten te spelen of te fietsen, dan in huis te zitten. Luister eens wie er 5 goede antwoorden hebben ingestuurd. Het zyn Jo Poppe B. van der Hof Mien Stroo Wia van Wijnen Tilly van der Slikke Bob He'gboer. 4 goede antwoorden stuurden Mies Smits en Toos Sohier. De oplossingen zijn 1. De letter E. 2. De letters W en D. 3. Na gedanen arbeid is het zoet rusten. 4. Michiel de Ruiter. 5. Grootvader (goot-vat-roet-rad). Wie stuurt de oplossingen in van de nieuwe raadsels Ze moeten weer uiterlyk Dinsdag avond aan het bureau van de krant zyn. Op de enveloppe of het netjes dichtgevouwen briefje moet staanAan ons leuk Raadsel hoekje, de Vlissingsche Courant te Vlissingen. 1. Vervang de stipjes door klinkers en je krijgt c^n bekend spreekwoord. W.. h.t .nd.rst. ,.t d. k.n w.l krijgt h.t d.ks.l .p d.n n..s (Ingezonden door Gien Bicker.) 2. Maak uit de volgende letters den naam van een visch wjbeaaluk. 3. Het geheel bestaat uit 10 letters en is een plaats in Limburg. 1-2-3-4 is een roofvogel. 2-4-5-6 is een stad in Duitschland. 7-9-8-10 is over rivieren en kanalen ge bouwd. 4. Het geheel bestaat uit 3 lettergrepen en is iemand, die met naald en draad altijd bezig is. Het eerste deel staat 's middags by het eten op tafelmyn tweede deel is een be paling van tydmijn derde deel staat 's avonds vaak aan den hemel. (Alle ingezonden door Mien Stroo.) 5. X.. zit aan een wagen. X.. is een slangachtige visch. X.. staat zomers op den akker. X.. heeft ieder huis. X.. draagt vader. X.. is een getal. X.. wordt op school gebruikt. X». staat in het rekenboek. Op de kruisjesiyn komt de naam te staan van iets, waar we ons graag mee ophouden. (Ingezonden door Wia van Wynen.) Ons gezellig Brlevenhoekje. Duinviooltje. Ja, dat zal wel beeldig staan, 't Is maar te hopen, dat als het kleed eenmaal op de theetafel ligt, niemand zoo dom is om er een kopje thee of een kannetje melk overheen te laten duikelen, hè? Wat heb je een aardige raadsels bedachtFlink zoo Verge t my nietje. Hè, wat akelig die hoofdpyn. is het nu weer over 'k Hoop het maar. Anders maar eiken avond vroeg naar bed, dat helpt heusch wel. Wat zoa ik graag dat jurkje eens willen zien. Wit met roze? Beelderig Ik heb van de week ook iets van wit en roze gemaakt. Een gebreid sjaaltje voor het poppenkind van een nichtje van me. 't Is erg lief geworden. Ik ga er nog een mutsje ook by maken. Hoe ziet jouw popje er uit? Lezeresje. Waar zitten mijn gedachten, hè Fyn, dat je dat allemaal leert. Heb Je er geen last van, dat je al die lessen door elkaar haalt, en bijvoorbeeld in een Fransche thema „Yes Mother" en in een Engelsche „Qui maman" schrijft 't Is my vroeger wel eens gebeurd, hoor; Ik ben bly, dat je de waarde inziet van een zelf gemaakt presentje. Binnenkort komt het presentje in de krant, dat jy van plan bent te gaan maken. Toe vallig, hè Dit nummer bestaat - Postcheque- en gh Aan het verslag over 1929 |v»n den postcheque- en icht aan den ministei Wijkt dat sedert de her l?nsfc de uitbreiding telke w>rden vastgesteld en ook j»ar in belangryke mate is Seen het aantal postreke bruik van de rekeningen omzet namen weder toe. Het aantal postrekeninger van 1929, 139282 bedragende dat jaar met 15438 nieuwe r teven werden 3423 rekennir December 151.297 of 12.0: j^ren dan bij den aanvang ttiddeld bedroeg de verme I ntal rekeningen per maar 1928. Van de genoemde 151297 iren er 150165 in Nederla dië, 259 in West-Indië tet buitenland. Het aantal boekingen op (eg in vergelijking met 19] De geldeiyke omzet 110.072.342.596 en in 192 "dus 10.3 meer, 1 Behalve uit deze cyfers bl de beteekenis van dezen I middelden per rekening. Het conflict in de 1 De rijksbemiddelaar, mr. geft de partyen, welke !t dreigend conflict in 1 |f, opgeroepen voor ee insdag 22 October in he dam en wel de werkgev itends en de werknemer; Het standpu I Het „Hbld." heeft den Mgem. Ned. Typografenboj I ter van de arbeidersa Snferentie met de werkge van der Wal, desgevraagd |n stand van zaken in h filet, van werknemersstandj j|n te zetten. Het blad ste: I vraag j„Acht gy het uitbreken v liking in het belang van „Neen, zeker niet bet bedryf antwoordde Wal. „Juist déArom,, lebben de arbeidersvert h t mogelyke gedaan om ftrs tot overeenstemming [In tegenstelling met de I rgehjke onderhandeling! Iloopende contract artikel I lining te onderwerpen, we| jj nwoordigers der patro Wrst de loonkwestie in hel ZIJ kwamen op grond ve tot de conclusie dat de lo< den verlaagd zonder daq I risverlaging kon worden R?enover stelden de arbeL I Sers het feit dat in 1923| |m cents was verlaagd, twee centen. Gezien tóestand in het drukkerybi eenig herstel van dat JOeci mogelijk was. E Dientengevolge werd, v< tj rvlewde, onzerzyds gevre I eene loonsverhooging plus vermindering vai «assen van zeven op zes. Uirloon in al die klassen, *tó (Amsterdam) nogmasl •flteen, in totaal dus met v °P Dinsdag 9 Septeml t 8 van de eerste byee| |>tte door de werkgeversv di0 loonsverlaging eert I %d achtten, pertinent gei y n staan op loonsverhoog r2ijds bevestigend werd n de afgevaardigden d< "aten doelloosde eerst tarop uiteen. De daardoor ontstane t 'h beide partyen bevred to verschillende zyden w iputatie's weer aan de lenigen. De bemoeiinge 'h eenige particuliere een resultaatde pat: •er Lonkhuyzen, hakt»

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1930 | | pagina 12