TWEEDE BLAD DE WEG TOT HET HART BINNENLAND FEUILLETON GEMENGD NIEUWS van de van Vrijdag 25 Juli 1B39. No. 173. De terugreis van de Koningin. Uit Oslo wordt gemeld, dat H. M. Konin gin Wilhelmina in het begin der volgende week van Bygdin naar Oslo zal vertrekken, waar zij haar intrek in Grand Hotel zal ne men. Daarna zal zy via Zweden en Dene marken naar Nederland terug reizen. Het ligt niet in de bedoeling der Koningin een bezoek aan Stockholm te brengen. Radioraad. Bij Kon. besluit van 18 dezer is aan dr. F. E. Posthuma, oud-minister van landbouw, nijverheid en handel, te 's-Gravenhage, en mr. Aug. Philips, voorzitter van het Verbond van Nederlandsche Werkgevers, te 's-Gra venhage, op hun verzoek, eervol ontslag ver leend als lid van den Radioraad, met ingang van 18 dezer, en met dankbetuiging voor de door hen als zoodanig bewezen diensten, en zijn, voor het tijdvak van 18 dezer tot en met 31 December 1S33, benoemd tot lid van den Radio-raad prof. dr. J. Lindeboom, hoogleer aar aan de rijksuniversiteit te Groningen, en prof. dr. J. Schmutzer, hoogleeraar aan de rijksuniversiteit te Utrecht. Examens scheepsradiotelegrafist en -radio telefonist. De directeur-generaal der posteryen, tele grafie en telefonie maakt bekend, dat in de maand Sptember a.s. en, voor zooveel nood:g in aansluiting daarop, ook in de daaropvol gende maand, een examen zal worden ge houden voor het verkrijgen van certificaten voor scheepsradiotelegrafist eerste of tweede klasse. Verzoeken om te worden toegelaten tot dit examen, dat voor ieder is opengesteld, voor eiken candidaat in ten hoogste twee niet ach tereenvolgende dagen afloopt en waarbij de Nederlandsche taal zal worden gebezigd, mos ten vóór 16 Augustus 1930 tot den directeur- generaal voornoemd worden gericht. Nedere bijzonderheden bevat de „Staats courant" no. 142. De toestand in het visscherybe&ryf. Nu in den toestand van het visscherijbe- drijf een aanmerkelijke verbetering is inge treden, zoowel wat de vangsten als de be sommingen betreft, worden verschillende trawlers, welke ten gevolge van de slechte resultaten van de vischvangst destijds waren opgelegd, weer zeewaardig gemaakt. Met het aanwerven van de bemanningen hebben de maatschappijen echter veel moei te. In het bijzonder schijnt er een tekort aan matrozen te zijn. O.a. te IJmuiden zijn er bij de V.E.M. 20 matrozen te weinig, om de schepen te laten uitvaren. De Zondagswet. Het „Centrum" (mede-redacteur oud-mi nister Aalberse) heeft de overtuiging, dat de aanneming van het sinds 1922 al aanhangige wetsontwerp een goede kans heeft. Wel zal het noodig zijn, dat de regeering alsnog bij nota van wijziging enkele veranderingen in het ontwerp aanbrengt, o.a. om het aanhan gige wetsontwerp in overeenstemming te brengen met de in de Tweede Kamer bereids aangenomen Winkelsluitingswet. Het blad acht het niet onwaarschijnlijk, dat de regeering met de indiening van deze wijzi gingen wacht, totdat de Winkelsluitingswet ook door de Eerste Kamer zal zijn aanvaard. Zijn die wijzigingen van eenig belang, dan zal wel tot een hernieuwd afdeelingsonder- zoek besloten worden, te meer, omdat in de Naar het Engelsch door J. VAN DER SLUYS. 30) Haar oogen werden helderder en vestigden zich op Hilary's gezicht, de hand die de hand van het jongemeisje gegrepen had, hield deze krampachtig omkneld. „Ik denk dat ze gedurende een deel van haar leven gelukkig is geweest", antwoordde Hilary met een nauw merkbare aarzeling „ze heeft heel veel van mijn vader gehou den ,Ze heeft nooit van iemand zooveel gehou den als van hèm", luidde het op hijgenden toon gegeven antwoord. „Maar bleef hij ook van hóór houden. Hield hij genoeg van haar Er was iets eigenaardigs-dringends in stem en manier-van-doen van de stervende en Hilary was niet in staat den blik der oogen, die geen seconde van haar af lieten, te ont wijken. „Ik ben bang van niet", stamelde ze, „maar ik heb hem absoluut niet gekend. Hij stierf toen ik nog heel klein was." „Arme Antonia De stem van mevrouw Gardener, die een korte poos vrij ferm had geklonken, werd weer dof en vaag en de nevel trok weet over baar oogen. Kamer, sinds het eerste afdeelingsonderzoek, groote persoonswisseling heeft plaats gehad. Uit het nieuwe afdeelingsonderzoek zal '-e regeering dan vernemen, hoe deze Kamer te genover dit wetsontwerp staat. Wanneer zij dan, rekening houdende met deze wetenschap en na bij nieuwe memorie van antwoord de geopperde bezwaren weer legd te hebben, of er bij nadere wijziging aan te zijn tegemoet gekomen, de behandeling met beleid en kracht doorzet, dan heeft dit wetsontwerp een goede kans. En zelfs een be tere kans, dan wanneer de regeering, ware zij niet extra-parlementair, officieel met de frac ties der meerderheid vooraf overleg had ge pleegd. Hoe men, als zoo gehandeld zou worden, meenen kan, dat het Kabinet dan een va- banque-politiek zou volgen, is ons een raad sel. Of gaat men van de veronderstelling uit, dat een minister alleen dan een wetsontwerp moet verdedigen, wanneer hij bij voorbaat zeker is van de aanneming er van Een gevaarlijke meening, die de. behande ling van wetsontwerpen in de Tweede Kamer zou verlagen tot een komedie-vertooning, zoowel het Kabinet als der Kamer onwaar dig. Maar waar wij ten slotte met kracht tegen willen opkomen, aldus het „Centrum", dat is tegen de voorstelling, alsof het door haar en den Haagschen Briefschrijver van „De Tijd" geschrevene, getuigen zou van wei nig waardeering en sympathie voor de per sonen der vier katholieke ministers. Het tegendeel is voldoende bekend. Trouwens, in de practische politiek gaat het niet althans mag het niet gaan om per soonlijke sympathie of antipathieën, maar heeft men steeds rekening te houden met de realiteit. En die realiteit is, dat het huidig Kabinet is opgetreden als een extra-parlementair Ka binet, en dat het zelf dit speciale karakter scherp en duidelijk omschreven heeft. Dit speciale karakter heeft het Kabinet in het oog te houden, maar evenzeer hebben ook de Kamerfracties dit te doen. Deed men dit van weerskanten niet, dan zou een schro melijke verwarring daarvan het noodzakelijk gevolg zijn, en zou men in latere jaren er de wrange vruchten van plukken. Wie dit niet inziet, deed werkelijk beter, om deze dingen niet te schrijven. De bladvalziekte der bessenstruiken. In vele jaren wordt in Juli en Augustus het blad der zwarte bessen- en aalbessenstruiken aangetast door een zwam, waardoor bruine vlekken ontstaan, die zeer talrijk kunnen worden, zoodat vrij spoedig het blad geheel bruin wordt en afvalt. De gevolgen dezer ziek te, het afvallen van het grootste deel van het blad, waardoor de struiken reeds in Augustus bijna geheel kaal staan, zijn aan de bessen- telers zeer goed bekend. Het is duidelijk, dat het vroegtijdig verlies van het blad de struiken verzwakt en dat daardoor de vorming van bloemknoppen en dus de oogst voor het volgend jaar benadeel i wordt. Dit nadeel kan 25 en meer bedragen. Aangezien niet algemeen bekend is, dat te gen deze ziekte, de bladvalziekte ieheeten, een uitnemend bestrijdingsmiddel bestaat wordt hierbij aan alle belanghebbende telers van zwarte en roode aalbessen medegedeeld dat een bespuiting met Bordeauxsche of met Bourgondische pap ter sterkte van 1 a li/2 de bladaantasting en daardoor het afvallen van het blad vrijwel geheel voorkomt. Met nadruk kan dan ook deze weinig kostbare zeer gunstig werkende bespuiting onmiddellijk na den pluk, als het op dit oogenblik beste be strijdingsmiddel, aanbevolen worden. Nadere inlichtingen worden gaarne ver strekt door den Plantenziektenkundigen Dienst te Wageningen en door de bij dezen dienst werkzame ambtenaren. De Nederlandsche week te Antwerpen. Ter gelegenheid van de Nederlandsche week op de tentoonstelling te Antwerpen, worden verschillende feesten en recepties op touw gezet. De Nederlandsche kolonie in de Scheldestad organiseert o.m. een groot feest maal, dat op 4 Augustus in het Rubenshuis van Oud-België zal plaats hebben. „Arme Antonia als ik haar zie moet ik haar vertellen wat moet ik Antonia ver tellen Het is zoo donker in mijn hoofd ik weet het niet meer. Maar o, Clare ik ten zoo blij dat je gekomen bent, en je haar is nog altijd als gloeiend zonnegoud Ralph zal het ook prettig vinden om je te zien hij zei altijd dat Clare de knapste was van ons allemaal, behalve ik dan. Ik was altijd de eerste voor Ralph." Haar stem doofde weg tot nauwelijsk-ver- staanbaar gefluister, het werd een ongearti culeerd gemurmel, de greep van haar hand cm die van Hilary verslapte. Maar na een paar minuten begon ze nog eens te spreken en met moeite konden de omstanders haar woorden opvangen. „Ik ben zoo blij dat je gekomen bent om goedennacht te zeggen, Clare. Ik ben zoo moe, zoo moe Ik geloof dat ik in geen we ken geslapen heb. Maar nu kan ik gaan sla pen ik wil prettig droomen vannacht omdat het Ralph plezier doet als ik gelukkig ben. Goedennacht Clare kleine zus God zegen je Zij zweeg. De deur werd zachtjes geopend en de dokter kwam voorzichtig de kamer binnen. Marion Gardener was in slaap ge vallen om te ontwaken in het land waar geen pijnlijke droomen zijn. HOOFDSTUK XVI. De Schryfcasette. „Ik vind het zoo jammer voor Hilary. Het lijkt wel of het kind voortdurend met dood en somberheid in contact moet komen." „Ze heeft in elk geval ruimschoots haar Hoog water. In Oostelijk Noord- Brabant is tengevolge van den langdurigen regenval het water in de rivieren en rivier tjes op vele punten sterk gestegen. Op tal van plaatsen langs de Maas en in Noord-Limburg langs de Niers zijn de rivieren buiten hare oevers getreden. Vele landbou wers zagen zich, door overstrooming van uiterwaarden en weilanden, genoodzaakt in allerijl het vee in veiligheid te brengen. E9 zijn groote hoeveelheden hooigras cn hooi verloren gegaan. In den Bommelerwaard zijn partijen van tienduizend pond hooi weg gedreven tengevolge van den zeer snellen was der Maas. Naast den tegenslag, dien de landbouwers door de onophoudelijke regenvlagen der laat ste weken hebben ondervonden bij den oogst van hooi, koren en andere landbouwproduc ten, vormt de hooge waterstand langs de ri vieren een nieuwe streep door de rekening der toch reeds zoo gedupeerde landbouwers. Een 103-jarige. Donderdag 7 Augustus hoopt mevr. Magnée te Maas tricht haar 103en verjaardag te herdenken. De weduwe MagneePrechter te Maastricht werd 7 Augustus 1827 aldaar geboren uit een gezin van vijf kinderen (hun moeder bereik te den leeftijd van 86 jaar) en is ruim 66 jaar weduwe. Zij heeft zeven kinderen ge had, waarvan er thans nog drie in leven zijn. Toen een bij haar inwonende 78-jarige zoon een tweetal jaren geleden overleed, verhuisde zij naar haar jongste dochter. Te voet ging zij toen naar haar nieuwe woning aan den St. Servatiusweg. Het totaal aantal klein kinderen, achterkleinkinderen en achter achterkleinkinderen, die overal verspreid wonen, bedraagt meer dan 150. Zij brengt den dag door in gebed en lichte huishoude lijke werkzaamheden. Haar physieke gesteld heid is in 't algemeen nog betrekkelijk goed het gezicht en gehoor bewijzen haar nog goede diensten. De noodlottige schiet- part ij te Loenen. Naar het- „Hbl." verneemt, heeft het onderzoek inzake den dood van den Amsterdamschen zilversmid, Zondag jl. op de Vecht, thans uitgewezen, dat van eenig opzet om den getroffene te dooden geen sprake is geweest. De zilversmid werd geraakt door een kogel uit een buks, waarmee eenige heeren, die zich aan boord van een motorjacht bevonden, aan het schie ten waren. Als doel voor hun „spel" gebruik ten zij een plank van een houten hek in een nabije weide. De boot van den zilversmid konden zij door een bocht in de Vecht niet zien. Vermoedelijk heeft nu een kogel de plank gemist en het slachtoffer geraakt, met het bekende droeve gevolg. Juridisch is in dit geval dus eventueel sprake van „het veroor zaken van dood door schuld", in verband waarmede reeds twee opvarenden van de schuttersboot gehoord zijn, nl. een stadhuis beambte uit Amsterdam en een dokter. Naar een derden, te Dordrecht woonachtigen maar thans op vacantie-tournée zijnden schutter, wordt nog gezocht, waarna uitgemaakt dient te worden wie der heeren het doodelijk schot gelost heeft. Dat er inderdaad geschoten is, hebben de gehoorde personen intusschen reeds bekend. Het onderzoek wordt nog steeds voortgezet. Onweer. Een hevig onweer brak gisterenmiddag boven Sassenheim los, ge paard gaande met zware slagregens en ha gel. In het pas tot winkel verbouwde oude raadhuis sloeg de bliksem in zonder echter brand te veroorzaken. Een schoorsteen werd afgerukt. In een weide werden vier koeien door den bliksem getroffen. Ook werd een raard door het hemelvuur gedood. In het dorp zijn vele lichtleidingen en radiotoestel len onklaar geraakt. De ramp van Coblenz. Honderden nieuwsgierigen hebben gisteren den ganschen dag te Coblenz vertoefd in de nabijheid van de plaats van de vreeselijke ramp, die zoo plotseling een einde aan de groote bevrijdingsfeesten heeft gemaakt. De overblijfselen van de brug zijn thans uit het deel gehad de laatste maanden dat is een feit Dr. Harding, met zijn rug geleund tegen den schoorsteenmantel in den salon op de Hall, keek met een ernstig gezicht naar An- stice, die tegenover hem stond. „Het is de eene tragedie na de andere geweest. Maar we moeten niet vergeten, dat noch de dood van haar tante, noch die van uw broer, haar een grooten schok kan hebben gegeven." „Neen dat is zoo. Haar tante was vrijwel een vreemde voor haar en het komt me voor dat de dood een verlossing moet zijn ge weest voor het arme schepsel. En Luke was heelemaal een vreemde voor Hilary. Ze heeft hem maar één keer gezien Op den dag dat hij ziek is geworden. Maar dat neemt toch niet weg dat ze de laatste maanden in een atmosfeer van dood en rouw heeft geleefd." „Ik ben heel blij dat ze nu weer bij u is." „Ze is dadelijk na de begrafenis van haar tante teruggekomen. Ik had overigens nooit gedacht, dat zoo'n jong meisje zóó'n sterk karakter kon hebben en dat een oudere er zooveel steun aan kon hebben. U weet dat Luke en Hilary's tante in denzelfden nacht gestorven zijn een eigenaardige coïnciden tie, vindt u niet Hilary is gisteren terug gekomen." „Zoo gauw het maar eenigszins mogelijk is, moet u hier allebei vandaan", besliste Har ding. „u hebt behoefte aan alfeiding en vol komen rust. Het is een ellendige tijd dien u achter den rug hebt." „Daar hebt u gelijk in".° Anstice's antw.oord kwam langzaam en het viel den dokter op dat er donkere kringen onder haar oogen water gehaald en door deskundigen onder zocht. Dezen hebben geen spoor van fouten in het materiaal kunnen ontdekken. Een dui ker heeft gisteren om elf uur het lijk gevon den van de diocese, die met een aantal leer lingen eener kostschool aan de feestelijkhe den had deelgenomen. Zij is niet, zooals eerst werd vermoed, gered kunnen worden. Een of twee slachtoffers zijn nog zoek. In alle kringen wordt er thans ijverig over gediscussieerd, wie aansprakelijk voor deze catastrophe dient te worden gesteld. Met de offiqieele verklaring zeggend, dat men hier met 'n ongelukkigen samenloop van omstan digheden te doen heeft gehad, stelt zich te Coblenz niemand tevreden. Een vertegen woordiger van het rijksdepartement van ver keerswezen is te Coblenz aangekomen. Hij zal in overleg met de bevoegde autoriteiten de werkelijke oorzaak van de ramp vaststel len. De meeste bladen zijn van meening, dat als de gemeentelijke autoriteiten wat voor zichtiger te werk waren gegaan, de ramp had kunnen worden vermeden. De controle op de brug, alsook het toezicht op het algemeene verkeer, heeft op den feestavond heel wat te wenschen gelaten. De typhoonramp in Ja pan. Het Japansche ministerie van bui- tenlandsche zaken heeft thans de definitieve verlieslijsten betreffende de typhoonramp gepubliceerd. In totaal werden er 396 perso nen gedood, terwijl er ongeveer 20.000 perso nen deels zwaar, deels licht gewond werden. Er werden 8405 huizen volkomen verwoest. Op het schiereiland Kiutschiu, ten Z.O. van Japan, werden 82 personen gedood en 400 gewond 16890 huizen werden geheel ver woest en 20.786 werden beschadigd. Kerel, wat zie je er beroerd uit Ik slaap geen nacht meer, morgen ver valt een wissel. Drommels, waarom heb je mij dat niet eerder gezegd Kan je mij dan het geld geven Neen, dat niet, maar wel een slaapmid del. OP REIS NAAR HET ZUIDEN Door het Oude Gebergte. De veeltalige Zigeuner. De stad met de véle advocaten. (Van onzen reizenden correspondent), Sofia, 7 Juli. Dwars door Bulgarije, van het Westen naar het Oosten, strekt zich de machtige bergketen uit, die aan het geheele Balkan-schiereiland haar naam heeft gegeven. Het Balkan-ge bergte, dat in het Bulgaarsch Stara Pijanina (Oud Gebergte) heet, verheft zich tot meer dan twee duizend meter en heel lang gold het als een zekere schutswal tegen vijanden, die van het Noorden konden komen. Onmo gelijk, zoo meende men, was het met een leger door dit gebergte te trekken en toen in 1877 Rusland den oorlog verklaarde aan Turkije (dat toen nog meester was van Bulgarije;, maakte de Turksche generale staf zich niet al te ongerust over de Russische massa's, d»e van het Noorden opmarcheerden om een einde te maken aan de bloedige onderdruk king, waaronder de Slavische bevolking van Bulgarije leed. Het bleek echter, dat deze machtige bergketen voor de Russische troe pen geen onoverkomelijke hinderpaal vorm de en door enkele défilé's stortten de Rus sische legers zich op de verraste Turken. Met den spoorweg, die Zuidelijk van de Stara Planina in Zuid-westelijke richting loopt, was ik van Sofia vertrokkenmet den spoorweg, die Noordelijk van de Stara Planina de verbinding vormt tusschen de Zwarte Zee haven Warnt en de Bulgaarsche hoofdstad, wilde ik er fcerugkeeren en daarvoor moest ik van Kazanlik eerst weder met het locaal- spoortje naar Toelovo om daar den trein te nemen, die, gaande naar het Noorden, de vroegere Bulgaarsche hoofdstad Tirnovo pas seert en dan over te stappen te Gornar Oré- gowits in den trein naar Sofia. Deze reis zou me voeren door het hart van het Balkan-ge bergte, de Stara Planina. en trekken van vermoeidheid om haar mond lagen. „En", vervolgde ze aarzelend, „bij alle ellende komt nog iets, waarover ik aan het tobben ben geraakt. Tijdens de ziekte van mijn broer, had ik voortdurend het gevoel dat hij mij iets wilde zeggen, maar dat hij niet bij machte was om mij duidelijk te maken wat hij bedoelde. Zijn oogen volgden mij voortdurend met een gejaagde uitdruk king er in. Het was alsof zij steeds maar weer een vraag stelden of mij smeekten aan een verzoek te voldoenen ik had er geen flauw vermoeden van wat hij bedoelde. O, ik kan u gewoonweg niet zeggen, hoe de herin nering aan die angstige, gejaagde oogen mij vervolgtik heb me suf gedacht wat hij toch verlangd kan hebben." „Hetgeen u zegt versterkt mij in de over tuiging, dat hoe eerder u van hier gaat, hoe beter het voor u is", verklaarde dr. Harding met nadruk. „Als het niet onbescheiden is, zou ik willen vragen of u verplicht bent nog lang hier te blijven Zijn er veel zakelijke aangelegenheden te regelen, waarbij uw te genwoordigheid vereischt Is „Neen ik erf 'een deel van de bezittingen, maar het landgoed en de titel komen aan een neef, een jongen neef, die daar zonder ook al zwemt in het geld." „Komt hij hier om bij de afwikkeling van de zaken te helpen „Voorloopig niethij is in Amerika. Hij heeft getelegrafeerd dat hij zoo spoedig mo gelijk zou overkomen. Zoolang hij er niet is, liggen de zaken eigenlijk min of meer stil." „Volgt u mijn raad dan en gaat u weg tij dens dezen stilstand" zei de dokter op een Van Kazanlik is dit geberg te tezien als 'n rij trotsche reuzen, die met hun geweldige mas sa's teeder beschermen de kleine rozen in het Rozendal. De treinreis door het Oude Gebergte is in vele opzichten belangwekkend en schoon. Voor mijn reis door een groot deel van Bul garije was mij, in mijn hoedanigheid van journalist, door de Bulgaarsche overheid een vrijkaart eerste klasse ter beschikking gesteld, maar wat heeft een journalist, die voor zijn beroep reist, te zoeken in een verlaten eerste klasse coupé Ik reisde dus ook nu derde klasse tusschen het zeer gemengde publiek, bestaande uit verschillende rassen, dat men hier (op den geheelen Balkan trouwens) aan treft Bulgaren (ze vormen ruim tachtig pro cent der geheele bevolking), Turken, Zigeu ners, Spaansche Joden, Roemenen, Arme niërs. Boeren waren er, kooplieden, kleine ambtenaren, een groepje muzikanten, een orthodoxe priester, vrouwen, kinderen, school knapen, twee studenten met roode petten. Allen kenden natuurlijk Bulgaarsch, maar spraken toch natuurlijk nog een of meer an dere talen en verbazingwekkend is het gemak, waarmede de menschen hier van de eene in de andere taal overgaan. Er bevond zich in den trein o.a. een nog niet dertigjarige, half- Europeesch en keurig gekleede Mohamedaan- sche Zigeuner (er zijn ook orthodoxe Zigeu ners), geboortig van Konstantinopel. Deze jonge man, slank, pezig, met gitzwart haar en verontrustend diepe oogen, tevens beleefd en bescheiden, had vijf jaar in het Fransche vreemdelingen-legioen gediend. Gedurende den wereldoorlog had hij te Konstantinopel van de Duitsche troepen Duitsch geleerd, vóór en na dien tijd had hij zich bij werk op schepen en bij het drijven van kleinen handel Engelsch eigen gemaakt en hij sprak vloeiend Fransch, Duitsch, Engelsch, Bulgaarsch, Turksch, Grieksch en Roemeensch. Hij was op weg naar Warna, een haven, doch tevens een groote badplaats. Daar ging hij werk zoeken, liefst als hotel-portier of iets derge lijks. Lukte dat niet, dan hoopte hij een plaats als stoker op een of ander schip te vinden. Hij was met mij zeer vertrouwelijk, omdat ik hem verteld had, dat ik in Afrika was geweest en daar de voor de Mohameda- nen heilige stad Keiroean had bezocht en zeer scheen lyj getroffen door mijn bewonde ring voor de moskeeën, welke ik er bezich tigde. Intusschen reed de trein te midden van het gebergte, nu en dan slingerend de wis- pelturigen loop van een riviertje volgend, dan weder ijlend door de duistenis van een tunnel, waarna het zonnige landschap nog schooner scheen. Telkens zagen we groote kudden schapen tegen de berghellingen, soms ook koeien in een dal, bewaakt door herders en honden, maar op vele plaatsen ook was de bodem bebouwd. Geheel verlaten was het landschap nergens, steeds waren er wel hier en daar bij een hoogen bergwand bescher ming zoekend, aardige, goed onderhouden boerenwoningen. Nu en dan hield de trein stil bij een dorp, een stadje en ook zag ik een mijnbedrijf, anfhracietAan vele stations stonden weder kooplieden, meest vrouwen en kinderen, met broodjes, melk, limonades, eieren, aardbeien, bloemen. Tirnovo, zoo had men mij gezegd, was een bijzondere stad, die ik niet verzuimen mocht te gaan zien. Kort voor de aankomst aan het station reed de trein door en tamelijk lan gen tunnel. De spoorlijn loopt hier onder de stad door, zooals ik later bemerkte, en maakt dan een groote bocht om de stad heen eer men komt aan het station, dat eenige kilo meters verwijderd ligt. Men had het station veel dichter bij, aan de andere zijde van Tir novo kunnen bouwen, doch dan zou men van het station naar de hoog gelegen stad onmo gelijk een weg hebben kunnen aanleggen, die bruikbaar was voor voertuigen. Daarvoor zijn aan de andere zijde de bergwanden te steil. Van het station naar de stad voert nu een langzaam stijgende weg met een lange brug hoog over de rivier de Yanfcra, een zijrivier van de Donau. Tirnovo ligt tegen een berg helling opgebouwd met wonderlijke oude hui zen en kerken. Het geheel doet denken aan een grootsch, fantastisch opera-decor. De straten stijgen, dalen, er zijn hier en daar trappen, maar men vindt er zeer fraaie win kels en de hoofdstraat maakt een modernen indruk. Toch tusschen de huizen door is nu toon van medische autoriteit, „zoowel ter- wille van u zelf als van Hilary maar voor al terwille van u zelf", voegde hij er halfluid aan toe en Anstice vroeg zich op dat oogen blik met verbazing af hoe zij de oogen van dezen man ooit had kunnen vergelijken met stukjes blauw metaal „We zouden kunnen weggaan tot Denis mijn neef er is", atwoordde ze met een lichte trilling in haar stem. Op hetzelfde moment ging de deur open en Hilary kwam de kamer binnen. „Dr. Harding dringt er op aan dat ik je mee hier vandaan neem", richtte Anstice zich tot het meisje. „Ik geloof dat u méér behoefte hebt aan verandering dan ik" antwoordde Hilary, „U ziet er doodmoe uit." „Ik ben meer afgetobd dan vermoeid", zei Anstice met een zucht. „En toch weet ik dat het onzin is te tobben over iets waaraan men niets meer veranderen kan. Wót Luke ook verlangd mag hebben, het is nu te laat om het hem te verschaffen. Maar ik vind het een vreeselijke gedachte dat iemand sterft, terwijl een wensch die hem na aan het hart ligt, onvervuld blyft. En ik weet zeker dat Luke ontzettend verlangde dat zijn onuitge sproken wensch vervuld zou worden. Hy be woog zyn handen alsof hy iets opeensloot en ik dacht dat hij bedoelde dat een van de la den in zyn kamer geopend moesten worden. Maar toen ik de eene na. de andere open maakte en uittrok keek hij alleen maar ont zettend teleurgesteld." (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1930 | | pagina 5